Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740917
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740917/1
Algemeen ondermandaatbesluit en vervangingsregeling Amsterdam – Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie
Geldend van 25-06-2025 t/m heden
Intitulé
Algemeen ondermandaatbesluit en vervangingsregeling Amsterdam – Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en EnergieDe (waarnemend) directeur Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie,
gelet op artikel 5 en artikel 6, eerste lid, en artikel 8, tweede lid, van het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam,
besluit de volgende regeling vast te stellen:
Algemeen ondermandaatbesluit en vervangingsregeling Amsterdam – Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie
Artikel 1 Definitiebepaling
In dit besluit wordt verstaan onder:
- a.
Afdelingsmanager / afdelingshoofd: afdelingsmanager werkzaam binnen de ambtelijke organisatie van de directie;
- b.
APV: Algemene Plaatselijke Verordening 2008;
- c.
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
- d.
burgemeester: de burgemeester van de gemeente;
- e.
cluster: een groep directies waarvan de directeuren worden aangestuurd door een stedelijk directeur;
- f.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;
- g.
directeur: de directeur Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie;
- h.
directie: de directie Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie;
- i.
gemeente: de gemeente Amsterdam;
- j.
machtiging: de bevoegdheid om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;
- k.
mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen, als bedoeld in artikel 10:1 van de Awb;
- l.
stedelijk directeur: de directeur van een cluster;
- m.
teammanagers: teammanagers werkzaam binnen de ambtelijke organisatie van de directie;
- n.
volmacht: de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
- o.
Woo: Wet open overheid.
Artikel 2 Mandaatverlening voor bevoegdheden uit het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam
-
1. Ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging worden verleend tot het uitoefenen van de bevoegdheden van de directeur in het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam aan functionarissen, zoals weergegeven in het mandatenregister in de bijlage bij dit besluit.
-
2. Gemandateerden, gevolmachtigden en gemachtigden oefenen de bevoegdheden uit onder voorwaarde van de in de bijlage genoemde bepalingen en beperkingen.
-
3. Aan de teammanagers van de directie worden mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het uitoefenen van bevoegdheden zoals genoemd in bijlage 5 bij het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam.
Artikel 3 Vervangingsregeling
-
1. De Afdelingsmanager Staf Financiën en Projectcontrol en de Afdelingsmanager Staf Organisatie, Kwaliteit en Facilitering worden aangewezen om de directeur te vervangen in de uitoefening van de aan deze gemandateerde bevoegdheden indien deze meer dan 2 werkdagen afwezig is of indien deze afwezig is en er sprake is van onverwijlde spoed.
-
2. Bij afwezigheid van de directeur in een van de situaties zoals omschreven in het eerste lid, wordt deze vervangen door de Afdelingsmanager Staf Financiën en Projectcontrol.
-
3. Bij afwezigheid van de directeur in een van de situaties zoals omschreven in het eerste lid, en bij afwezigheid van de Afdelingsmanager Staf Financiën en Projectcontrol, wordt de directeur vervangen door de Afdelingsmanager Staf Organisatie, Kwaliteit en Facilitering.
Artikel 4 Wijze van ondertekening
-
1. Ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging op grond van dit besluit, behelst ook de ondertekening van stukken.
-
2. In geval van het uitoefenen van een gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde bevoegdheid worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:
-
Namens de burgemeester van Amsterdam / het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
-
-
[handtekening]
-
[voor- en achternaam gemandateerde], [functieaanduiding]
-
3. Een besluit dat niet in mandaat, volmacht of machtiging wordt genomen, maar wel wordt ondertekend in mandaat, volmacht of machtiging wordt als volgt ondertekend:
-
De burgemeester van Amsterdam / het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
-
-
ondertekend namens deze / dezen,
-
-
[handtekening]
-
-
[voor- en achternaam gemandateerde]
-
[functieaanduiding]
-
4. In het geval er wordt ondertekend door een vervanger als bedoeld in artikel 3 dan wordt bij de ondertekeningsinstructie in het tweede en derde lid de voor- en achternaam van de gemandateerde en de functieaanduiding vervangen door:
-
[functieaanduiding gemandateerde (lid 2) / tekenbevoegde (lid 3)]
-
-
bij afwezigheid,
-
-
[handtekening]
-
-
[voor- en achternaam plaatsvervanger]
-
[functieaanduiding]
Artikel 5 Intrekken eerder mandaatbesluit
De ondermandaat- en vervangingsregeling Bijzondere Projecten wordt ingetrokken.
Artikel 6 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van bekendmaking.
Artikel 7 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Algemeen ondermandaatbesluit en vervangingsregeling Amsterdam –Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie.
Ondertekening
Aldus vastgesteld op 16 juni 2025.
De (waarnemend) directeur Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie.
Jan-Willem Flohil
Bijlage: Mandaten voor bevoegdheden uit het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam
Nr. |
Betreffend onderdeel van het Algemeen mandaatbesluitAmsterdam |
Omschrijving bevoegdheid |
Grondslag genoemd in het Algemeen mandaat-besluit Amsterdam |
Bevoegd bestuurs-orgaan |
Bijzonderheden en beperkingen op basis van het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam |
Ondermandaat/ ondervolmacht/ ondermachtiging verleend aan |
1. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4, onder 10 en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 1 |
Het verwerven en vervreemden van onroerende zaken in verband met de opdracht aan de directie Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie |
Artikel 160, eerste lid, onder d, Gemeentewet |
College |
Positief advies van het Commissariaat Fysieke Domein indien dat op grond van het Reglement Commissariaat Fysieke Domein nodig is |
Neen |
2. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4, onder 10 en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 2 |
Het uitoefenen van alle overige taken en bevoegdheden in het kader van de opdracht aan de directie Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie |
Bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 2 |
College |
Positief advies van het Commissariaat Fysieke Domein indien dat op grond van het Reglement Commissariaat Fysieke Domein nodig is |
Neen |
3. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4, onder 10 en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 3 |
Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris in de zin van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet |
Artikel 171, eerste lid, Gemeentewet Bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 3 |
Burgemeester |
Neen |
Neen |
4. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4, onder 10 en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 4 |
Het wijzigen van grenzen van een interferentiegebied en/of de aanwijzing van nieuwe interferentiegebieden op grond van artikel 2 van de Verordening interferentiegebieden bodemenergie-systemen 2014 |
Artikel 160, eerste lid, onder d, Gemeentewet Bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder4 |
College |
Neen |
Afdelingsmanager Energie voor de Stad |
5. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4, onder 10 en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 5 |
Het vaststellen van beleidsregels voor de vergunning verlening van bodemenergie-systemen binnen een interferentiegebied op grond van artikel 9.220 van het Omgevingsplan gemeente Amsterdam, juncto artikel 5:8 Omgevingswet |
Artikel 160, eerste lid, onder d, Gemeentewet Bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 5 |
College |
Dit mandaat geldt niet in het geval van vaststelling van definitieve beleidsregels waartegen een of meerdere zienswijzen zijn ingediend of er een negatief advies vanuit het betrokken stadsdeel wordt gegeven op grond van de Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022 |
Afdelingsmanager Energie voor de Stad |
6. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4, onder 10 en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 6 |
Het instemmen met de ontwerpbesluiten van de besluiten bedoeld onder nummer 4 en nummer 5 |
Artikel 160, eerste lid, onder d, Gemeentewet Bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, onder 6 |
College |
Neen |
Afdelingsmanager Energie voor de Stad |
7. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 1, in samenhang met bijlage 1, hoofdstuk 1, nummer 2, onder a en in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder a |
Het op grond van artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen in verband met aangaan, aanpassen, beëindigen en uitvoeren van arbeids-overeenkomsten van medewerkers met wie de gemeente een arbeids-overeenkomst heeft, heeft gehad of zal aangaan op grond van artikel 160 van de Gemeentewet en de daarmee verband houdende rechtshandelingen |
Artikel 160, eerste lid, onder d van de Gemeentewet, in samenhang met artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en in samenhang met artikel 671b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek |
College |
Met uitzondering van hetgeen is opgenomen in bijlage 1, hoofdstuk 1, onder 2, sub a, toevoegingen a tot en met d |
Neen |
8. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11 en in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 1 en in samenhang met bijlage 1, hoofdstuk 1, nummer 2, onder b |
Het besluiten tot het aangaan van een beëindigings-overeenkomst in de zin van artikel 670b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en titel 15 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover het bedrag aan extra tegemoet-komingen, uitstijgt boven € 75.000,- bruto |
Artikel 670b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en in samenhang met titel 15 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek |
College |
Beperkt tot € 75.000,-. |
Neen |
9. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11 en in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 1 en in samenhang met bijlage 1, hoofdstuk 1, nummer 2, onder c |
Rechts-handelingen waarbij de gemeente-secretaris belanghebbende is |
Artikel 160, eerste lid, onder d van de Gemeentewet |
College |
Neen |
Neen |
10. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11 en in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 1 en in samenhang met bijlage 1, hoofdstuk 1, nummer 2, onder d |
In een individueel geval in het voordeel van de werknemer afwijken van de Cao Gemeenten als naar het oordeel van de werkgever toepassing ervan leidt tot onevenredig nadeel van de werknemer bedoeld in artikel 1.7 van de Cao Gemeenten en artikel 0.5 van de Cao Amsterdam |
Artikel 1.7 van de Cao Gemeen-ten en in samenhang met artikel 0.5 van de Cao Amsterdam |
College |
Voor zover het hiermee gemoeide bedrag uitstijgt boven € 75.000,- bruto |
Neen |
11. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11, in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 1, in samenhang met bijlage 1, hoofdstuk 1, nummer 3 en in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder a |
Het nemen van besluiten over het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen op grond van de Gemeentewet |
Artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeente-wet en in samenhang met de Budgethou-dersregeling Amsterdam 2023 |
College |
Op voorwaarde dat: a. zij geen betrekking hebben op onderwerpen die politiek of bestuurlijk gevoelig zijn; b. zij geen betrekking hebben op: i. de oprichting van of deelneming in een rechtspersoon; ii. het lenen of uitlenen van geld; iii. borg-stelling of garantstelling voor schulden van derden; of iv. andere arbeidsrechtelijke bevoegdheden anders dan genoemd in randnummer 2 hoofdstuk 1, bijlage 1 ; en c. de desbetreffende rechtshandeling plaatsvindt binnen de door college en raad vastgestelde beleidskaders zoals het Inkoop- en Aanbestedings-beleid van de gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde werkinstructies, de ‘Notitie 10 Wegen naar een innovatiever aanbestedingsbeleid en een professioneler opdrachtgever-schap’, de ‘Notitie Samen Inkopen’, de ‘Notitie Doelgericht op afstand 2’, het ‘Lening- en garantiebeleid van de gemeente Amsterdam’ en het gemeentelijk integriteitsbeleid |
|
12. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11 en in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 2 |
De bevoegd-heden en feitelijke handelingen op grond van de Algemene Verordening Gegevens-bescherming: a. die verband houden met de uitoefening van de rechten van betrokkene als bedoeld in hoofdstuk III van de Algemene Verordening Gegevens-bescherming, artikelen 12 tot en met 23; b. die verband houden met een melding van een inbreuk in verband met persoons-gegevens aan de betrokkene in de zin van artikel 34 van de Algemene Verordening Gegevens-bescherming; c. die verband houden met de voorafgaande raadpleging bij de Autoriteit Persoons-gegevens in de zin van artikel 36 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming |
Algemene Verordening Gegevens-bescherming |
College |
Neen |
Neen |
13. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11 en in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 3 |
Het beslissen op een aanvraag om nadeel-compensatie |
Algemene wet bestuursrecht artikel 4:126, lid 1 |
College |
De beslissing is in overeenstemming met het uitgebracht advies van de adviescommissie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening Nadeelcompensatie 2022 dan wel in overeenstemming is met het conceptbesluit, zoals door het Schadeloket Algemene Nadeelcompensatie is vastgesteld |
Neen |
14. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11 en in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 4 |
Het verlenen van goedkeuring van de met de schade-beperkende maatregelen gemoeide kosten |
Algemene wet bestuursrecht artikel 4:129 aanhef en onder a. |
College |
Neen |
Neen |
15. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4 aanhef, onder 11 en in samenhang bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 5 |
Het beslissen op een aanvraag om een voorschot te verlenen |
Verordening Nadeel-compensatie Amsterdam 2022 artikel 7 lid 1 |
College |
Neen |
Neen |
16. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 4, hoofdstuk 4, aanhef en onder 11 en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 0, paragraaf 1, onder 6 |
De volgende bevoegdheden op grond van de Archiefwet 1995, Archiefbesluit 1995 en Besluit informatiebeheer 2010 na overleg met en instemming van de conform artikel 32, derde lid, van de Archiefwet 1995 door burgemeester en wethouders benoemde functionaris (de gemeente-archivaris): a. het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, teneinde de aldus vervangen bescheiden te vernietigen in de zin van artikel 7 van de Archiefwet 1995 en artikel 6 van het Archiefbesluit 1995; b. het opmaken van een verklaring van vervanging van archiefbescheiden door reproducties in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995; c. het vervreemden van archiefbescheiden in de zin van artikel 8, eerste en tweede lid, van de Archiefwet 1995 en artikel 7 en 8 van het Archiefbesluit 1995; d. het opmaken van een verklaring van vervreemding van archiefbescheiden in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995; e. het overbrengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaar-plaats (artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995 en artikel 9 van het Archiefbesluit 1995); f. het vervroegd overbrengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (directie Stadsarchief Amsterdam) in de zin van artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995; g. het verzoeken om het verlenen van een machtiging door Gedeputeerde Staten tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaar-plaats (directie Stadsarchief Amsterdam) in de zin van artikel 13, derde en vierde lid, van de Archiefwet 1995; h. het opmaken van een verklaring van overbrenging van archiefbescheiden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (directie Stadsarchief Amsterdam) in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995; i. het opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden in de zin van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995; j. het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden in de zin van artikel 15, eerste en tweede lid, en artikel 16, tweede lid, van de Archiefwet 1995 en artikel 10 Archiefbesluit 1995; k. het overdragen van informatie (archiefbescheiden) van een organisatieonderdeel aan een ander organisatieonderdeel in de zin van artikel 4, onder d van het Besluit informatiebeheer 2010; l. het beslissen inzake verzoeken tot het opvragen of hergebruiken van gemeentelijke databanken in de zin van artikel 2 Databankenverordening Amsterdam |
Archiefwet 1995, Archiefbesluit 1995 en Besluit informatie-beheer 2010 |
College |
Neen |
Afdelingsmanager Staf Organisatie, Kwaliteit en Facilitering |
17. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder a |
Het nemen van alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht en bezit, behalve beslaglegging, als bedoeld in artikel 160, derde lid, van de Gemeentewet |
Gemeente-wet |
College |
Neen |
Neen |
18. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder d |
Het kennis geven van de verdaging van een beslissing op een aanvraag, als bedoeld in artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
19. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder e en in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder a |
In het geval van niet tijdig beslissen de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vaststellen, als bedoeld in artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
20. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder g |
Het nemen van beslissingen inzake verrekening, als bedoeld in artikel 4:93 van de Algemene wet bestuursrecht |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
21. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder k |
Het bij beschikking vaststellen van de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 4:99 van de Algemene wet bestuursrecht |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
22. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder l |
Het geheel of gedeeltelijk verlenen van kwijtschelding |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
23. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder m |
Het aanmanen van de schuldenaar die in verzuim is, als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
24. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder n |
Het uitvaardigen van een dwangbevel om de betaling van een geldsom af te dwingen, als bedoeld in de artikelen 4:114 en 4:115 van de Algemene wet bestuursrecht |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
25. |
Artikel 5, tweede lid, in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder o |
Het beslissen tot het nemen van executiemaatregelen ter uitvoering van dwangbevelen |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
26. |
Artikel 5, tweede lid, en in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder a en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder q |
Het behandelen en afdoen van klachten met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht |
Algemene wet bestuursrecht |
College |
Neen |
Neen |
27. |
Artikel 5, tweede lid, en in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder a en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder r |
Het beslissen op verzoeken om verstrekking van informatie met betrekking tot publieke informatie, als bedoeld in hoofdstuk 4 Wet open overheid |
Wet open overheid |
College |
Neen |
Neen |
28. |
Artikel 5, tweede lid, en in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder a en in samenhang met bijlage 2, hoofdstuk 4 aanhef en in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder s |
Het beslissen inzake de actieve openbaarmaking van informatie, als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet open overheid |
Wet open overheid |
College |
Neen |
Neen |
Toelichting
Algemeen deel
Het ondermandaatbesluit heeft tot doel om de ambtelijke organisatie van de directie goed te laten functioneren en om te voorkomen dat de directeur alle door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester gemandateerde, bevoegdheden, en de bevoegdheden waarvoor deze is gevolmachtigd of gemachtigd, in eigen persoon dient uit te oefenen.
Op het ondermandaatbesluit zijn de algemene regels ten aanzien van mandaat in de Algemene wet bestuursrecht van toepassing: de directeur is bevoegd om per geval of in het algemeen instructies te geven over de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, de gemandateerde functionarissen geven op verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, de directeur blijft bevoegd om de gemandateerde bevoegdheden zelf uit te oefenen en deze kan een mandaat altijd intrekken.
In het ondermandaatbesluit is niet bepaald dat de gemandateerden weer op hun beurt ondermandaat, ondervolmacht of ondermachtiging kunnen verlenen aan andere functionarissen voor het uitoefenen van een bevoegdheid. Het verlenen van verder ondermandaat door gemandateerden is dus niet toegestaan. Enkel de directeur kan ondermandaat verlenen door die functionarissen op te nemen in dit ondermandaatbesluit.
Artikelsgewijs deel
Artikel 1:
De voor dit besluit relevante begrippen zijn gedefinieerd.
Artikel 2:
Regelt aan welke functionarissen (onder)mandaat, (onder)volmacht en (onder)machtiging wordt verleend en welke bevoegdheden het betreft.
Artikel 3:
De vervanging van de directeur eindigt op het moment dat die weer (volgens diens normale arbeidsuren) aanwezig is. De vervanging zoals omschreven in de situatie in het derde lid eindigt in het geval de vervanger bedoeld in het tweede lid weer aanwezig is.
Zoals bepaald in het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam wijzen afdelingshoofden en teammanagers in het geval van afwezigheid een ander afdelingshoofd respectievelijk een andere teammanager binnen de directie aan als plaatsvervanger en stellen de directie Personeel en Organisatie daarvan in kennis.
Artikel 4:
Schrijft voor hoe stukken moeten worden ondertekend.
Artikel 5:
Regelt de intrekking van de ondermandaat- en vervangingsregeling Bijzondere Projecten.
Artikel 6:
Bepaalt wanneer deze regeling in werking treedt.
Artikel 7:
Schrijft voor hoe deze regeling moet worden aangehaald.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl