Beleidsregels Inburgering gemeente De Ronde Venen 2024

Geldend van 23-06-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2024

Intitulé

Beleidsregels Inburgering gemeente De Ronde Venen 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen overwegende dat het vast stellen van beleidsregels bijdraagt aan uniformiteit daar waar het kan en maatwerk daar waar nodig;

Besluit vast te stellen de:

Beleidsregels Inburgering gemeente De Ronde Venen 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Asielstatushouder: inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • b.

      AZC: Asielzoekerscentrum;

    • c.

      Besluit: het besluit Inburgering 2021;

    • d.

      Brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021;

    • e.

      BRP: Basisregistratie Personen;

    • f.

      COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

    • g.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;

    • h.

      Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten: hieronder worden verstaan apparatuur (wasmachine, koelkast, laptop etc.), stoffering (vloerbedekking en gordijnen) en overige inrichtingskosten (meubels, keukenspullen, beddengoed etc.);

    • i.

      DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

    • j.

      Gezinshereniging: de gezinsleden van een asielstatushouder met een verblijfsvergunning mogen naar Nederland komen;

    • k.

      Gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, als bedoeld in artikel 13 eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

    • l.

      Inburgeringsplichtige: persoon die op grond van artikel 3 eerste lid van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • m.

      Inburgeringsplicht: het traject dat is gericht op het afronden van het participatieverklaringstraject, het afronden van de Module Arbeidsmarkt en Participatie en het behalen van het inburgeringsexamen, de onderwijsroute of de zelfredzaamheidsroute en/of werk als bedoeld in artikel 6 van de Wet inburgering 2021;

    • n.

      Ketenpartners: de samenwerkende organisaties die de inburgeringsplichtige ondersteunen bij het doorlopen van het inburgeringstraject;

    • o.

      Leerbaarheidstoets: toets als bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef en onder b, van de Wet inburgering 2021;

    • p.

      Leerroute: B1-route als bedoeld in artikel 7, onderwijsroute als bedoeld in artikel 8 en zelfredzaamheidsroute als bedoeld in artikel 9 van de Wet inburgering 2021;

    • q.

      Maatschappelijke begeleiding: begeleiding van asielstatushouders als geregeld in artikel 13 van de Wet inburgering 2021;

    • r.

      MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, van de Wet inburgering 2021;

    • s.

      PW: Participatiewet;

    • t.

      PIP: het persoonlijk Plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • u.

      PVT: het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

    • v.

      TVS: Taakstellingvolgsysteem, waarin het COA en gemeenten informatie delen over asielstatushouders;

    • w.

      Wet: de Wet inburgering 2021 zoals die luidt op 1 januari 2022.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Regeling en de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

Het college heeft een centrale rol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Hierbij gelden de volgende kernpunten:

  • a.

    Het college bevordert dat de inburgeringsplichtige tijdig kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start);

  • b.

    De inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af. Het college let erop dat het traject niet langer duurt dan nodig is (snelheid);

  • c.

    Het college stelt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk);

  • d.

    De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij (dualiteit);

  • e.

    Het college stelt eisen aan de kwaliteit van het aanbod en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is (kwaliteit).

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

    • a.

      de wettelijke rechten en plichten op grond van de Wet inburgering 2021 en de PW;

    • b.

      de aanspraak op ondersteuning en begeleiding; en

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat asielstatushouders op adequate wijze informatie ontvangen over de maatschappelijke begeleiding.

Artikel 4. Brede intake

  • 1. Het college neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt het college een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. Het college geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject;

  • 2. Het college neemt de brede intake zo vroeg mogelijk af, bij voorkeur zodra de inburgeringsplichtige bekend is bij het college. Voor asielstatushouders is dit bij voorkeur het moment van koppeling aan de gemeente, voor gezinsmigranten en overige migranten is dit het moment van inschrijving in de BRP.

  • 3. Het college organiseert waar mogelijk een warme overdracht van de asielgerechtigde inburgeringsplichtige tussen het COA en het college in de vorm van een driegesprek;

  • 4. De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets. DUO is verantwoordelijk voor de inhoud van deze toets. Het college zorgt voor het inplannen van de afname van de leerbaarheidstoets, het beschikbaar stellen van de afnamelocaties en de begeleiding bij de afname van de leerbaarheidstoets door gecertificeerde (toets)begeleiders.

    • e.

      Het college brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

      • a.

        het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

      • b.

        de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

      • c.

        de mate van zelfredzaamheid; en

      • d.

        de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

  • 5. Het college legt de uitkomsten van de brede intake schriftelijk in een intern rapportage vast.

Artikel 5. Werkwijze Brede intake

  • 1. Het college nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt het college behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen te voeren of met aanwezigheid van een onafhankelijk ondersteuner; en

    • c.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2. Tussen de uitnodiging voor de brede intake en de intake zelf zitten maximaal 10 werkdagen. Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit het college op grond van artikel 14 tweede lid, van de Wet de brede intake, in afwezigheid van de inburgeringsplichtige de intake. In dat geval onderzoekt het college de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens waarover het college wel kan beschikken, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt);

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het TVS;

    • c.

      informatie uit het PW-dossier.

Artikel 6. persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP)

  • 1. Na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie stelt het college, in overeenstemming met het gestelde in artikel 15 van de Wet, het PIP op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige.

  • 2. Het college nodigt de inburgeringsplichtige binnen 10 werkdagen na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het inburgeringstraject;

    • f.

      de rol van het college bij dit traject; en

    • g.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 3. In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het PIP geeft een compleet beeld van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject.

  • 4. Het college stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

  • 5. Het PIP heeft de vorm van een officieel besluit (beschikking). Hierin staat vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is (en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan);

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids)participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie;

    • e.

      welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject;

    • g.

      het meewerken aan voortgangsgesprekken gedurende het traject; en

    • h.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een PW-uitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en het financieel ontzorgen (voor asielstatushouders) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

  • 6. Het college stelt het PIP vast uiterlijk binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de BRP.

  • 7. Wanneer de inburgeringsplichtige, voor wie de leerroute al door een andere gemeente is vastgesteld, verhuist naar de gemeente De Ronde Venen stelt het college het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in de BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door het college van vertrek is vastgesteld.

Artikel 7. Leerroutes

  • 1. Het college bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk:

    • a.

      de B1-route, zoals beschreven in art. 7 van de wet;

    • b.

      de onderwijsroute, zoals beschreven in art. 8 van de wet, of;

    • c.

      de zelfredzaamheidsroute (Z-route), zoals beschreven in art. 9 van de wet.

  • 2. De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau afrondt; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

Artikel 8. Inhoud van de leerroutes

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

  • 2. Om de leerroutes zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt het college voor een gevarieerd aanbod aan instrumenten en activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van de inburgering.

  • 3. Het college werkt op regionaal niveau samen om een gevarieerd aanbod te kunnen doen.

Artikel 9. Participatieverklaringstraject (PVT)

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat aan de inburgeringsplichtige het PVT wordt aangeboden in overeenstemming met het gestelde in art. 3.1 van het Besluit en art. 2.7.2.1 van de Memorie van toelichting wetsvoorstel Wet inburgering 2021.

  • 2. Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

    • a.

      Individualisme en groepsculturen;

    • b.

      Individualisme in de praktijk;

    • c.

      Machtafstand, gelijkheid, man/vrouw verhouding, LHBTIQ-personen;

    • d.

      Gelijkheid en solidariteit in een zorgende cultuur;

    • e.

      Solidariteit in een Participatiesamenleving;

    • f.

      Vrijheid in Nederland.

  • 3. Het college stemt het PVT naast de wettelijke onderdelen af op de lokale situatie en op de specifieke behoefte van de inburgeringsplichtige. Het staat het college vrij om de inhoud van het PVT aan te passen binnen de kaders van het gestelde in lid 1 van dit artikel.

  • 4. Het college registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

Artikel 10. Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP)

  • 1. Het college biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan in overeenstemming met het gestelde in art. 3.2 van het Besluit, art. 3.1 van de Regeling en art. 2.7.2.2 van de Memorie van toelichting wetsvoorstel Wet inburgering 2021.

  • 2. Het doel van de MAP is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      voorbereid wordt op het vinden van (betaalt)werk.

  • 3. Het college houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogenscapaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 4. Het college legt de deelneming aan de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 5. De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 6. De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en het college. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 7. Het college beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. Het college houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteitenvermogens van de inburgeringsplichtige.

Artikel 11. Inburgeringsaanbod asielstatushouders

  • 1. Het college biedt de asielstatushouder zo spoedig mogelijk na vaststelling van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee de asielstatushouder kan voldoen aan de vastgestelde leerroute.

  • 2. Met het inburgeringsaanbod kan de asielstatushouder:

    • a.

      de Nederlandse taal leren op een zo hoogst mogelijke niveau;

    • b.

      kennis opdoen over de Nederlandse maatschappij, zoals over normen en waarden, omgangsregels, de Nederlandse geschiedenis, het onderwijssysteem en de gezondheidszorg;

    • c.

      zich voorbereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het inburgeringsaanbod sluit aan bij de capaciteiten en persoonlijke omstandigheden van de asielstatushouder.

Artikel 12. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1. Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Het college zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. Het college zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet.

  • 2. Het college monitort de kwaliteit van het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders en de leerroutes. Indien daar aanleiding toe bestaat wordt het aanbod bijgesteld en zal het college in gesprek gaan met de aanbieder van de leerroutes.

Artikel 13. Voortgang inburgering

  • 1. Het college volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. Het college voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt.

  • Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op het niveau van de inburgeringsplichtige (maatwerk).

  • 2. Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn vinden minimaal twee voortgangsgesprekken plaats.

  • 3. Ter voorbereiding op deze gesprekken wint het college, bij de organisaties die bij het inburgeringstraject betrokken zijn, informatie in die relevant is om zicht te houden op de in het eerste lid bedoelde voortgang.

  • 4. Tijdens het gesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten;

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige; en

    • f.

      voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt: of het taalniveau van deze leerroute voldoende aansluit.

  • 5. Het college kan een andere leerroute vaststellen als sinds de start van de inburgeringstermijn, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de wet, nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden die de inburgeringsplichtige betreffen kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 6. Op basis van de uitkomst van een voortgangsgesprek kan het college voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt, bepalen dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd. Dit kan alleen wanneer de inburgeringsplichtige:

    • a.

      ten minste zeshonderd uren taalles heeft gevolgd bij een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 32 van de wet; en

    • b.

      zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen. Hierover wordt informatie opgevraagd bij de cursusinstelling die de taallessen verzorgt voordat een besluit wordt genomen.

  • 7. Het college maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek. Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past het college zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

Artikel 14. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt, zoals opgenomen in artikel 13 van de Wet. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om de zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2. De maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      een kennismaking met de woonomgeving;

    • c.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • d.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 3. Het college zorgt dat de asielstatushouder voor maximaal 18 maanden maatschappelijke begeleiding krijgt aangeboden. De asielstatushouder krijgt waar mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 4. De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de BRP staat ingeschreven en daadwerkelijk in de gemeente woont. Na 18 maanden wordt de maatschappelijke begeleiding afgerond en kan de asielstatushouder indien nodig terecht bij het servicepunt in de gemeente.

  • 5. Het college draagt er zorg voor dat de inhoud en duur van de maatschappelijke begeleiding wordt afgestemd op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Artikel 15. Handhaving

  • 1. Het handhavingsproces is gericht op het bevorderen van naleving van de afspraken, en bij het uitblijven van naleving handhaving van de afspraken. De inburgeringsplichtige is verplicht om:

    • a.

      na de oproep te verschijnen bij de brede intake (inclusief de leerbaarheidstoets) en hieraan mee te werken; en

    • b.

      de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 2. De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de gevolgde leerroute

  • 3. Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft het college een schriftelijke waarschuwing. Het college wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige bij het opnieuw niet verschijnen na een oproep of op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. Het college nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen binnen 10 werkdagen.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige na deze volgende oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, legt het college de inburgeringsplichtige een boete op. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1 van het Besluit.

  • 5. Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het college de gelegenheid om de zienswijze binnen 5 werkdagen per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 6. Het college legt geen boete op als blijkt dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 7. Het college legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1 lid 6 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 8. In de beschikking waarmee de boete wordt opgelegd, nodigt het college de inburgeringsplichtige opnieuw uit om binnen 10 werkdagen alsnog te verschijnen of mee te werken. Wanneer de inburgeringsplichtige hieraan niet voldoet, legt het college weer een boete op met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

Artikel 16. Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1. Het college legt een boete op als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2. Het college legt een boete op als de asielstatushouder verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3. Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het college de gelegenheid om de zienswijze binnen 5 werkdagen per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 4. Op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel de schriftelijke zienswijze bepaalt het college de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt het college de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 5. Het college legt geen boete als blijkt dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 17. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1. Wanneer een inburgeringsplichtige een PW uitkering ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. Het college legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de wet op.

  • 2. Wanneer een inburgeringsplichtige die een PW-uitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt het college bij voorkeur een boete op grond van de wet op. Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de PW-uitkering niet op grond van de PW.

  • 3. Bij de keuze tussen enerzijds handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en anderzijds handhaving op grond van de wet via een boete weegt het college ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4. Wanneer een gedraging leidt tot een overtreding van de Participatiewet en artikel 18 of 18 b van de Participatiewet geeft het college geen ruimte om af te zien van verlaging van de PW-uitkering, dan legt het college een maatregel op en geen boete op grond van de wet.

  • 5. In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de PW uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

Artikel 18. Verrekening boete met bijstandsuitkering

  • 1. Het college kan de bestuurlijke boete die op grond van de wet aan de inburgeringsplichtige is opgelegd, verrekenen met de PW uitkering, waarbij het college rekening houdt met de beslagvrije voet. Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan, verrekenen zoals geregeld in artikel 4.93 van de Awb.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: “Beleidsregel inburgering gemeente De Ronde Venen 2024”.

  • 2. Deze beleidsregel treedt inwerking vanaf 1 februari 2024.

Ondertekening

Mijdrecht. 6 februari 2024

Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,

de gemeentesecretaris,

Marco Vonk

de burgemeester,

Maarten Divendal