Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740685
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740685/1
Openstelling GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Groningen zomer 2025
Geldend van 01-07-2025 t/m heden
Intitulé
Openstelling GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Groningen zomer 2025GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN
Openstelling GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Groningen zomer 2025
overwegende dat Gedeputeerde Staten bij de Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023–2027 zijn aangewezen als intermediaire instantie als bedoeld in artikel 123, vierde lid, van verordening 2021/2115;
gelet op
- -
Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
- -
artikel 3, derde lid van de Kaderverordening provincie Groningen 2017;
- -
de Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;
- -
artikel 1.2 en paragraaf 4 van de Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Groningen;
BESLUITEN:
tot openstellen van paragraaf 4 Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Niet-productieve investeringen in watersystemen Groningen zomer 2025
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
- a.
KRW: Kaderrichtlijn Water, de Europese richtlijn 2000/60/EG die tot doel heeft uiterlijk in 2027 een goede chemische en ecologische waterkwaliteit te bereiken in alle Europese oppervlaktewateren en grondwateren en de lidstaten verplicht de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen;
- b.
KRW-doelen: de provinciale doelstellingen voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater die zijn opgenomen in het landelijke KRW-portaal: https://waterkwaliteitsportaal.nl/;
- c.
KRW-maatregelen: maatregelen die bijdragen aan de realisatie van de KRW-doelen;
- d.
SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
- e.
Regeling: Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Groningen;
Artikel 2 Openstellingsperiode
-
1. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend vanaf dinsdag 1 juli 2025 9:00 uur tot en met dinsdag 30 september 2025 17:00 uur.
-
2. aanvragen kunnen worden ingediend bij SNN via het daarvoor ontwikkelde webportaal: http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27
Artikel 3 Doelgroep
In afwijking op artikel 2.4.2 van de Regeling kan subsidie worden verstrekt aan:
- a.
waterschappen;
- b.
provincies;
- c.
provinciale uitvoeringsorganisaties voor het landelijk gebied.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
-
1. In afwijking van artikel 2.4.1 van de regeling kan subsidie worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in watersystemen voor activiteiten die bijdragen aan minimaal één van de volgende doelen:
- a.
een duurzame en klimaatadaptieve inrichting van watersystemen;
- b.
het bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;
- c.
het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.
- a.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 4 kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten voor niet-productieve investeringen die worden uitgevoerd in de provincie Groningen en het deel van het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest, gelegen in Fryslân. Zie bijlage 1 voor de geografische begrenzing.
Artikel 5 Subsidiabele kosten
-
1. Kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a, b en e, van de Regeling komen voor subsidie in aanmerking.
-
2. De subsidiabele kosten worden berekend volgens de in artikel 1.9b of in artikel 1.9c, eerste lid, onder a en het tweede lid van de Regeling genoemde berekeningswijze.
Artikel 6 Niet-subsidiabele kosten
Op basis van artikel 2.4.4 van de Regeling komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 7 Subsidieplafond
Het subsidieplafond voor deze openstelling bedraagt € 6.337.340,-- en bestaat uit Europese middelen (ELFPO).
Artikel 8 Hoogte subsidie
-
1. De subsidie voor niet-productieve investeringen onder artikel 4 voor natuur, landschap en biodiversiteit bedragen 100% van de subsidiabele kosten.
-
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor investeringen die alleen gericht zijn op waterkwantiteit 70% van de subsidiabele kosten.
-
3. De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 300.000,--.
Artikel 9 Subsidievereisten van de aanvraag
Onverminderd artikel 1.6 van de Regeling en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de Regeling wordt een aanvraag voor subsidie ingediend met gebruikmaking van een volledig, door SNN verstrekt, ingevuld projectplan format, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. In aanvulling op artikel 1.6 van de Regeling bevat de aanvraag in elk geval:
- 1.
Een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- 2.
Een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- 3.
Een toelichting of onderbouwing op de begroting, bijvoorbeeld door middel van één of meerdere offertes of een SSK-raming
- 4.
Een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit, met inbegrip van een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
- 5.
Een kaart met daarop aangegeven de locatie of locaties waar de activiteit wordt uitgevoerd of, indien deze locatie of locaties nog niet exact bekend is, een zoekgebiedenkaart voor de activiteit;
- 6.
Indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar waarschijnlijkheid leidt tot negatieve omgevingseffecten, bevat de subsidieaanvraag een omschrijving van de benodigde vergunningen, waarin deze omgevingseffecten worden getoetst, die voor de uitvoering dienen te worden verkregen.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
-
1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de regeling geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende criteria:
- a.
de mate van effectiviteit van de activiteit;
- b.
de haalbaarheid van de activiteit;
- c.
de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit;
- d.
de mate van urgentie.
- a.
-
2. Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.
-
3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:
- a.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 4;
- b.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 3;
- c.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 2;
- d.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 1.
- a.
-
4. Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.
-
5. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
-
6. Indien de aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
-
7. Indien de aanvragen, bedoeld in het zesde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel c.
-
8. Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
Artikel 11 Bevoorschotting en deelbetaling
-
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.17 van de Regeling is bevoorschotting mogelijk. Het voorschot bedraagt 50% van de verleende subsidie.
-
2. Een deelbetaling kan één keer per kalenderjaar worden aangevraagd en wordt verstrekt op basis van gemaakte kosten en betalingen.
-
3. Voorschotten als bedoeld in artikel 1.17 van de regeling en deelbetalingen als bedoeld in artikel 1.18 lid 2 en 3 van de regeling bedragen overeenkomstig artikel 1.18 vijfde lid van de regeling tezamen niet meer dan 90% van de verleende subsidie.
Artikel 12 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de Regeling wordt subsidie geweigerd indien:
- 1.
niet wordt voldaan aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 1.6 van de Regeling of artikel 9 van dit openstellingsbesluit;
- 2.
de aanvraag wordt ontvangen buiten de openstellingsperiode als aangegeven in artikel 2 van dit openstellingsbesluit;
- 3.
de aanvrager niet voldoet aan artikel 3 van dit openstellingsbesluit;
- 4.
de subsidiehoogte in een subsidieaanvraag na beoordeling minder bedraagt dan € 300.000,-
- 5.
indien een subsidieaanvraag minder dan 30 punten heeft behaald als bedoeld in artikel 10 van dit openstellingsbesluit;
- 6.
een subsidieaanvraag niet aansluit op de artikelen 4 en 5 van dit openstellingsbesluit.
Artikel 13 Verplichtingen
-
1. In aanvulling op artikel 1.15 van de Regeling is de subsidieontvanger verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling binnen twee jaar na datum van subsidieverlening in te dienen en uiterlijk op 30 juni 2028.
-
2. In aanvulling op artikel 1.15 derde lid onder d van de regeling is subsidieontvanger verplicht de niet productieve investering in stand te houden voor vijf jaar, tenzij sprake is van een investering door een mkb-onderneming of sprake is van een investering die leidt tot door een mkb-onderneming gecreëerde banen, in welk geval de instandhoudingsverplichting drie jaar bedraagt overeenkomstig artikel 65 van verordening 2021/1060.
Artikel 14 Activiteiten die leiden tot een significante toename van stikstofdepositie
Als de subsidiabele activiteiten op zichzelf of als onderdeel van een groter project leiden tot een significante depositietoename op een stikstofgevoelig habitattype of leefgebiedtype waar de kritische depositiewaarde wordt overschreden, dan wordt de subsidie alleen verleend als:
- 1.
De subsidieaanvrager in het bezit is van een natuurvergunning op grond waarvan de subsidiabele activiteiten kunnen worden uitgevoerd, of
- 2.
als de aanvrager kan aantonen dat een natuurvergunning niet nodig is.
Artikel 15 Slotbepalingen
-
1. Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
-
2. De bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit openstellingsbesluit.
Artikel 16 Citeertitel
Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Groningen zomer 2025.
Ondertekening
Groningen, 27 mei 2025
Gedeputeerde Staten van Groningen:
René Paas, voorzitter
Hans Schrikkema, secretaris
BIJLAGE 1: kaart behorende bij artikel 4, lid 2
Toelichting Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven
Algemeen
Dit openstellingsbesluit is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van het landelijk gebied. Op basis van de opgave voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie ligt er een opgave om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, de waterkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te verhogen. Daarnaast is in de aanpak Landbouwbodems afgesproken de bodemkwaliteit te verbeteren en speelt de adaptatie aan klimaatverandering een belangrijke rol. Met dit openstellingsbesluit wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die hieraan bijdragen.
Artikel 5 Subsidiabele kosten
Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e, van de regeling, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, en andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.
Om de administratieve lastendruk te verlagen, wordt gebruik gemaakt van een vereenvoudigde kostenoptie voor het berekenen van de arbeidskosten of de overige subsidiabele kosten (artikel 1.9b van de regeling). Dit volgt uit Europese regelgeving, genoemd in artikel 83 van Regeling 2021/2115 en de artikelen 54 en 55 van Regeling 2021/1060.
Artikel 8 Hoogte subsidie
Voorbeelden van investeringen gericht op alleen de waterkwantiteit zijn het verbreden van watergangen zonder dat de waterkwaliteit of biodiversiteit wordt verbeterd, de aanleg van drainage systemen anders dan onderwaterdrainage om bodemdaling tegen te gaan en de aanleg van drainagepoelen.
Er geldt een ondergrens van € 300.000,-- aan subsidiabele kosten voor subsidietoekenning. Projecten waarvoor de subsidiabele kosten van de subsidieaanvraag lager uitvalt dan deze ondergrens, komen niet voor subsidie in aanmerking. Met deze bepaling wil de provincie de ontwikkeling bevorderen van grote, robuuste projecten waarmee in de praktijk meters worden gemaakt.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 10 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.
Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.
De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit en de urgentie.
De mate van effectiviteit
Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Is het plan uitgevoerd in een van de gebieden zoals die artikel 5.1 zijn opgenomen. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend:
0 punten als er een zeer geringe bijdrage is. Van een zeer geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als door de activiteit de waterkwaliteit in het gehele gebied/peil vak niet verbetert, of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zelden optreedt op een zeer beperkt aantal hectaren.
1 punt als er een geringe bijdrage is. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit betrekking heeft op het voorkomen van afspoeling van nutriënten, maar de afspoeling nog substantieel blijft. Van een geringe bijdrage is eveneens bijvoorbeeld sprake als de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zeer lokaal tot enige overlast leidt.
2 punten als er een matige bijdrage is. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit een lokaal effect heeft. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een waterlichaam wel verbetert, maar dat het waterlichaam niet rechtstreeks in verbinding staat met een KRW-waterlichaam. Van een matige bijdrage is eveneens sprake als de wateroverlast in een gebied wordt voorkomen, maar wordt afgewenteld op een ander water.
3 punten als er een voldoende bijdrage is. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit effect heeft op een KRW-waterlichaam (het waterlichaam waarop de activiteit betrekking heeft, staat rechtstreeks in verbinding met een KRW-waterlichaam). Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit.
4 punten als er een goede bijdrage is. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam wordt verbeterd of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan/ voorkomen zeer frequent optreedt in een groot gebied. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.
5 punten als er een zeer goede bijdrage is. Van een zeer goede bijdrage is sprake als het effect van de activiteit groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een KRW-waterlichaam aanzienlijk wordt verbeterd en daarnaast bijvoorbeeld ook zeer frequente wateroverlast in een groot gebied wordt tegengegaan. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.
Haalbaarheid
Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Voor de haalbaarheid worden de volgende aspecten in samenhang bezien: Kent het project een realistische planning, opzet en begroting (is er draagvlak, zijn de eventueel benodigde gronden al verworven, zijn benodigde vergunningen al verleend); De kwaliteit van het projectplan. Een kwalitatief goed projectplan is een plan dat realistisch is, waarin alle mogelijke risico’s zijn geïdentificeerd en beheersbaar zijn gemaakt en zijn gereduceerd; Zijn de relevante partijen bij de investering betrokken; Beschikt de ontvanger over een financiële buffer om eventuele financiële tegenvallers in het project op te kunnen vangen.
Er kunnen maximaal 2 punten worden toegekend wanneer een natuurvergunning dan wel een toelichting waarom in dit geval geen natuurvergunning nodig is ontbreekt voor subsidiabele activiteiten die op zichzelf of als onderdeel van een groter project leiden tot een significante depositietoename op een stikstofgevoelig habitattype of leefgebiedtype waar de kritische depositiewaarde wordt overschreden.
Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:
0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd.
1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd.
2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden.
3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt.
4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt.
5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.
De mate van efficiëntie
Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten- feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:
0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde project kosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;
1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;
2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output;
3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project;
4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;
5 punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.
Urgentie
Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Daarnaast wordt urgentie beoordeeld op basis van de termijn die door de Europese Commissie is gesteld realisatie van KRW-doelen. (eind 2027). Het klimaat robuust maken van het watersysteem en het vergroten van de waterbeschikbaarheid heeft in de genoemde gebieden urgentie door de toenemende weersextremen (droogte en wateroverlast) en de gevolgen daarvan voor het regionale watersysteem en de landbouw en andere functies. Bij het criterium ‘urgentie’ worden de scores op de volgende manier uitgewerkt:
0 punten worden toegekend als de activiteit ook niet op de lange termijn noodzakelijk is.
1 punt wordt toegekend als de activiteit niet op de middellange maar wel op de lange termijn noodzakelijk is;
2 punten worden toegekend als de activiteit op de middellange termijn noodzakelijk is;
3 punten worden toegekend als de activiteit op korte termijn noodzakelijk is;
4 punten worden toegekend als de activiteit op zeer korte termijn noodzakelijk is;
5 punten worden toegekend wanneer langer wachten met het uitvoeren van de activiteit echt niet langer verantwoord is, er is gelijk actie noodzakelijk (zeer dringende urgentie) (KRW of grote kwaliteitsachterstand landschap ten opzichte van historie); (KRW of grote kwaliteitsachterstand landschap ten opzichte van historie)
Wegingsfactoren
Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft de hoogste wegingsfactor (4), dit criterium wordt namelijk als belangrijkste criterium gezien. De effectiefste activiteiten dragen het meest bij aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het criterium haalbaarheid heeft de een na hoogste wegingsfactor (3). Het is namelijk, naast dat een activiteit effectief is, ook van belang dat de activiteit uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden. Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor 2. Bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zal naar verwachting, tussen de verschillende aanvragen niet veel verschil zitten in het efficiënt gebruik van middelen. Dit criterium heeft dan ook een minder groot onderscheidend vermogen. Het criterium urgentie heeft de wegingsfactor 1. Het criterium is het minst belangrijk voor de bijdrage aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het is echter wel een extra onderscheidend criterium, zodat de beste en urgentste activiteiten als hoogst gerangschikt worden.
Artikel 14 Activiteiten die leiden tot een significante toename van stikstofdepositie
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 18 december 2024 is intern salderen niet meer mogelijk. Dit betekent dat voor sommige subsidiabele activiteiten geldt dat een natuurvergunning moet worden verkregen voor activiteiten die voorheen zonder vergunning op basis van intern salderen uitgevoerd konden worden.
Indien een natuurvergunning noodzakelijk is, maar nog niet is verleend, wordt de verlening van de subsidie uitgesteld.
Niet in alle gevallen is een natuurvergunning nodig: als er bijvoorbeeld gebruik gemaakt kan worden van emissieloze apparatuur, zodat er geen of minder stikstof wordt uitgestoten, kan met een AERIUS-berekening worden berekend of de beoogde situatie een depositietoename tot gevolg heeft. Als blijkt uit de AERIUS-berekening (waarin dus geen referentiesituatie betrokken mag worden in de voortoets) dat de depositietoename op 0,00 mol/ha/jaar wordt berekend, kan de subsidiabele activiteit worden uitgevoerd.
Bij tijdelijke en (zeer) beperkte deposities kan een ecologisch deskundig bureau bij wijze van ecologische voortoets mogelijk al vaststellen dat er geen significante effecten optreden. Ook dan kan de subsidiabele activiteit worden uitgevoerd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl