Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740679
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740679/1
Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2025 (nieuw)
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 20-06-2025
Intitulé
Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2025 (nieuw)Burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;
Gelet op het bepaalde in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Breda 2025;
Besluit vast te stellen de Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2025 (nieuw)
Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2025 (nieuw)
HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
De begripsbepalingen die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Regeling Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Breda 2025. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
College: college van burgemeester en wethouders.
- b.
DSM: meest actuele versie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders.
- c.
Gemeente: de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Breda.
- d.
Verordening: Verordening Jeugdhulp Gemeente Breda 2025.
HOOFDSTUK 2: INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
Artikel 2.1 Ambulante behandeling
-
1. Ambulante behandeling wordt alleen verstrekt voor de behandeling van:
- a.
Ontwikkelingsproblematiek; of
- b.
Problematiek in relatie tot een (licht) verstandelijke beperking; of
- c.
Psychische, psychosociale dan wel psychiatrische problematiek; of
- d.
Gedragsproblematiek.
- a.
-
2. Ambulante behandeling van de in lid 1 sub a en b genoemde problematieken is gericht op het herstellen of het op gang brengen van een vastgelopen of verstoorde ontwikkeling en het versterken van de opvoedingskracht van het gezin, en wordt alleen verstrekt met als doel:
- a.
Gezond en veilig opgroeien;
- b.
Groeien naar zelfstandigheid, en
- c.
Voldoende zelfredzaam zijn om te participeren in het maatschappelijk verkeer, rekening houdend met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de jeugdige.
- a.
-
3. Ambulante behandeling van de in lid 1 sub c genoemde problematieken is gericht op het aanpakken, herstellen, opheffen of stabiliseren van psychische of psychiatrische aandoeningen bij jeugdigen, en wordt alleen verstrekt als sprake is van een DSM-benoemde stoornis of een sterk vermoeden daarvan.
-
4. Ambulante behandeling van de in lid 1 sub a tot en met c genoemde problematieken gedurende onderwijstijd vindt alleen plaats:
- a.
Als met betrekking tot de jeugdige een vrijstelling van onderwijs geldt in de zin van artikel 5 van de Leerplichtwet 1969, of;
- b.
Voor maximaal een dagdeel per week gedurende een periode van maximaal een halfjaar als hierover afstemming heeft plaatsgevonden tussen de jeugdige en/of zijn ouders, het regionaal bureau leerplicht, het samenwerkingsverband passend onderwijs van de school waar de jeugdige staat ingeschreven en het college en die afstemming tot overeenstemming heeft geleid.
- a.
Artikel 2.2 Specialistische ambulante behandeling (SGGZ)
-
1. Specialistische ambulante behandeling is gericht op het aanpakken, herstellen, opheffen of stabiliseren van psychische of psychiatrische aandoeningen bij jeugdigen en is bedoeld voor de jeugdige en zijn gezinssysteem voor wie gestelde doelen als gevolg van matige tot zeer ernstige psychische of psychiatrische problematiek niet zelfstandig haalbaar zijn en de ondersteuning daarin vanuit het gezin en het eigen netwerk niet toereikend is. Na behandeling zal bij blijvende beperkingen soms begeleiding nodig zijn, waarbij het gaat om het toepassen, oefenen en blijven trainen van vaardigheden in het dagelijkse functioneren.
-
2. Specialistische ambulante behandeling kan alleen worden ingezet wanneer er sprake is van een (vermoeden van een) DSM-benoemde stoornis. Blijkt tijdens het traject dat hiervan geen sprake is, dan wordt de behandeling stopgezet en de jeugdige waar nodig verwezen naar andere jeugdhulpvormen.
-
3. Specialistische ambulante behandeling kan alleen worden verstrekt als het tot doel heeft om voor de jeugdige en zijn gezinssysteem een haalbaar niveau van zelfredzaamheid te bereiken. Daarbij dient het gedrag van de jeugdige en zijn gezinssysteem passend te zijn bij de ontwikkelingsmogelijkheden en om adequaat te functioneren binnen het gezin en op de relevante leefgebieden in de maatschappij.
-
4. Specialistische ambulante behandeling kan alleen worden verstrekt als het is gericht op het aanleren en oefenen van nieuwe (inter)persoonlijke vaardigheden en gedrag voor het adequaat functioneren op verschillende leefgebieden.
-
5. Psychofarmaca medicatiecontrole kan enkel worden geboden door de kinder- en jeugdpsychiater en de verpleegkundig specialist GGZ.
Artikel 2.3 Vaktherapie
-
1. Vaktherapie is gericht op het aanpakken, herstellen, opheffen of stabiliseren van psychische problematiek bij jeugdigen door middel van ervaringsgericht leren.
-
2. Vaktherapie wordt alleen verstrekt als het als doel heeft:
- a.
De zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn gezin te vergroten; en/of
- b.
Het adequaat functioneren van de jeugdige in de maatschappij op relevante leefgebieden te versterken.
- a.
-
3. Vaktherapie wordt alleen verstrekt ter behandeling van ontwikkelingsproblematiek. Vaktherapie wordt verder alleen verstrekt als:
- a.
Er geen andere vormen van ambulante behandeling zijn ingezet; en
- b.
Er geen vermoeden bestaat van een DSM-benoemde stoornis; en
- c.
De vaktherapie uitsluitend gericht is op de doelstellingen genoemd in lid 2 en
- d.
De vaktherapie individueel wordt geboden aan de jeugdige en/of zijn gezin.
- a.
Artikel 2.4 Dyslexie
-
1. Diagnostiek en behandeling in relatie tot dyslexie is gericht op het aanpakken, herstellen, opheffen of stabiliseren van leerachterstanden die veroorzaakt worden door ernstige en enkelvoudige dyslexie, en heeft als doel het behalen van een functioneel niveau van technisch lezen en spellen.
-
2. Diagnostiek in relatie tot dyslexie wordt alleen verstrekt als er een schoolanamnese rapport en leerlingdossier beschikbaar is dat voldoet aan de eisen uit paragraaf 2.4.1 van (de meest recente versie van) het Protocol Dyslexie Diagnose & Behandeling 3.0.
-
3. Behandeling in relatie tot dyslexie wordt alleen verstrekt als:
- a.
Het is gericht op de problematiek en het doel zoals genoemd in lid 1 en
- b.
Door middel van een onderzoek, dat is uitgevoerd overeenkomstig de eisen uit hoofdstuk 2 van (de meest recente versie van) het Protocol Dyslexie Diagnose & Behandeling 3.0, het bestaan van ernstige en enkelvoudige dyslexie is aangetoond; en
- c.
De dyslexieproblematiek leidt dan wel redelijkerwijs kan leiden tot een significante leerachterstand, en
- d.
De op grond van de Wet passend onderwijs verleende ondersteuning aantoonbaar ontoereikend is en het redelijkerwijs niet valt te verwachten dat de inzet van aanvullende ondersteuning op grond van de Wet passend onderwijs gaat leiden tot het behalen van een functioneel niveau van technisch lezen en spellen.
- a.
Artikel 2.5 Begeleiding bij het dagelijkse leven
-
1. Begeleiding bij het dagelijks leven wordt verstrekt in de vorm van individuele begeleiding of groepsbegeleiding, waarbij:
- a.
Individuele begeleiding in één op één contact aan de jeugdige en zijn gezin wordt aangeboden. Uitgangspunt is dat dit contact fysiek plaatsvindt. Digitaal contact is toegestaan voor zover dit aantoonbaar aansluit bij de hulpvraag en de behoefte van de jeugdige. Er kan niet worden volstaan met uitsluitend digitaal contact.
- b.
Groepsbegeleiding wordt aangeboden in groepsverband. De groepsgrootte betreft het maximaal aantal jeugdigen per groep dat voor de jeugdige gezien zijn problematiek hanteerbaar is.
- a.
-
2. Begeleiding bij het dagelijkse leven is gericht op het bevorderen, het behouden of het compenseren van zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van jeugdigen met ernstige opgroeiproblematiek, een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking dan wel een psychiatrische of somatische aandoening. Begeleiding bij het dagelijkse leven heeft als doel:
- a.
De jeugdige en zijn gezin in staat te stellen om dagelijkse handelingen en vaardigheden uit te voeren, hier regie op te voeren, en waar relevant de geboden hulp en ondersteuning effectief te coördineren.
- b.
Het gezin in staat te stellen om de jeugdige de juiste ondersteuning te geven en om nieuwe vaardigheden verder zelfstandig te ontwikkelen.
- c.
De veiligheid van de jeugdige te borgen.
- a.
-
3. Begeleiding bij het dagelijkse leven wordt alleen verstrekt:
- a.
Voor de jeugdige en zijn gezin voor wie de in lid 2 vermelde doelen als gevolg van een gebrek aan zelfredzaamheid of verlies aan regie bij het opgroeien en opvoeden niet zelfstandig haalbaar zijn; en
- b.
Als dagbesteding zoals bedoeld in art. 2.7 niet passend is.
- a.
-
4. Individuele begeleiding zoals bedoeld in lid 1 sub a wordt voorts alleen vertrekt als groepsbegeleiding zoals bedoeld in lid 1 sub b gezien de problematiek van de jeugdige niet passend is.
Artikel 2.6 Persoonlijke verzorging
-
1. Persoonlijke verzorging kan uitsluitend worden verstrekt als deze is gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.
Artikel 2.7 Dagbesteding, dagbehandeling en logeeropvang (respijtzorg)
-
1. Dagbesteding kan uitsluitend worden verstrekt als deze is gericht op het bieden van een zinvolle invulling van en structuur aan de dag voor jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, en ondersteunt in het zo lang mogelijk behouden van dagelijkse handelingen en vaardigheden.
-
2. Dagbesteding kan ook worden verstrekt ter ontlasting van het gezinssysteem, waar dit door de problematiek van de jeugdige in het sociale netwerk én binnen de overige voorzieningen onvoldoende mogelijk is.
-
3. Dagbesteding wordt verstrekt buiten schooltijden, in weekenden, en tijdens schoolvakanties en andere schoolvrije dagen. Dagbesteding wordt niet verstrekt gedurende onderwijstijd, tenzij met betrekking tot de jeugdige een vrijstelling van onderwijs geldt in de zin van artikel 5 van de Leerplichtwet 1969.
-
4. Dagbehandeling kan uitsluitend worden verstrekt als het is gericht op het herstellen of het op gang brengen van een ernstig vastgelopen of verstoorde ontwikkeling en het versterken van de opvoedingskracht van het gezin en waar nodig de betrokken (jeugd-)professional.
-
5. Dagbehandeling kan alleen worden verstrekt als het tot doel heeft om voor de jeugdige en zijn gezinssysteem een haalbaar niveau van zelfredzaamheid te bereiken. Daarbij dient het gedrag van de jeugdige en zijn gezinssysteem passend te zijn bij de ontwikkelingsmogelijkheden en om adequaat te functioneren binnen het gezin en op de relevante leefgebieden in de maatschappij.
-
6. Dagbehandeling kan uitsluitend worden verstrekt als het gericht is op het aanleren en oefenen van nieuwe (inter)persoonlijke vaardigheden aan de jeugdigen en het gezinssysteem in het dagelijks functioneren en opvoeden. Daarbij is een nauwe samenwerking met het onderwijs, het gezin en hun eventuele netwerk en de betrokken (jeugd)professional vereist.
-
7. Dagbehandeling is niet bedoeld ter vervanging van onderwijs; er moet bij dagbehandeling altijd primair sprake zijn van een behandeldoel. De inzet van dagbehandeling gedurende onderwijstijd moet altijd afgestemd zijn met leerplicht, het samenwerkingsverband passend onderwijs en de gemeentelijke toegang en gericht zijn op terugkeer/instroom in het onderwijs.
-
8. Logeeropvang is gericht op ontlasting van het gezinssysteem van de jeugdige wanneer het daarvoor nodig is dat de jeugdige naast dagbesteding ook op sommige avonden en nachten op een andere dan de thuislocatie, verblijft. Logeeropvang wordt alleen verstrekt in aanvulling op dagbesteding zoals bedoeld in lid 1.
Artikel 2.8 Behandeling met verblijf
-
1. Behandeling met verblijf kan uitsluitend worden verstrekt als dit is gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige.
-
2. Behandeling met verblijf wordt dag en nacht (24-uursvoorziening) aangeboden buiten de eigen omgeving van de jeugdige op een locatie waar hij passende behandeling krijgt aangeboden.
-
3. Behandeling met verblijf wordt verstrekt op vrijwillige of gedwongen basis.
Artikel 2.9 JeugdzorgPlus
-
1. JeugdzorgPlus kan uitsluitend worden verstrekt als deze is gericht op de intensieve behandeling van jeugdigen met ernstige gedragsproblemen.
-
2. JeugdzorgPlus wordt dag en nacht (24 uurs-voorziening) aangeboden buiten de eigen omgeving van de jeugdige op een locatie waar hij passende hulpverlening en/of behandeling krijgt aangeboden.
-
3. JeugdzorgPlus wordt verstrekt op basis van een machtiging als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
Artikel 2.10 Pleegzorg en gezinshuiszorg
-
1. Pleegzorg kan uitsluitend worden verstrekt als deze is gericht op het bieden van een vervangende opvoed- en verzorgingsomgeving waarbij de jeugdige geplaatst wordt in een vervangende gezinssituatie in de vorm van een pleeggezin.
-
2. Gezinshuiszorg kan uitsluitend worden verstrekt als deze is gericht op het bieden van een vervangende opvoed- en verzorgingsomgeving onder professionele begeleiding waarbij de jeugdige geplaatst wordt in een vervangende gezinssituatie in de vorm van een gezinshuis.
-
3. Pleegzorg en gezinshuiszorg worden uitsluitend verstrekt als de ouders tijdelijk of permanent pedagogisch onmachtig zijn om veiligheidsrisico’s veroorzaakt door kind-eigen of gezinsproblematiek weg te nemen.
-
4. Pleegzorg en gezinshuiszorg kunnen uitsluitend worden verstrekt als deze gericht zijn op een of meer van de in artikel 2.1 lid 1 genoemde doelstellingen.
-
5. Pleegzorg en gezinshuiszorg kunnen ook worden ingezet als de jeugdige de leeftijd van 18 jaar maar nog niet die van 21 jaar heeft bereikt, mits de jeugdige aangeeft in het pleeggezin of gezinshuis te willen blijven wonen en nog steeds aan de voorwaarden uit lid 1 tot en met 4 wordt voldaan.
Artikel 2.11 Crisiszorg
-
1. Crisiszorg kan uitsluitend worden verstrekt als deze is gericht op het bieden van kortdurende (verblijfs)zorg als sprake is van een crisissituatie.
-
2. Crisiszorg wordt alleen verstrekt om de veiligheid van de jeugdige en zijn omgeving te waarborgen en/of om de situatie te stabiliseren.
-
3. Crisiszorg kan zowel worden verstrekt in de vorm van verblijfszorg als in de vorm van ambulante jeugdhulp.
Artikel 2.12 Verhouding met het Stevig Lokaal Team
-
1. Voor zover de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1 tot en met 2.11 onderdeel uitmaken van het aanbod van het Stevig Lokaal Team, geldt dat deze uitsluitend als individuele voorziening kunnen worden toegekend als is voldaan aan de voorwaarden zoals die voor de betreffende voorzieningen voortvloeien uit artikel 2.1 tot en met 2.12 en naar het oordeel van het college ondersteuning van de betreffende jeugdige binnen het Stevig Sociaal Team niet leidt tot een passende ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3 van de wet.
HOOFDSTUK 3: PROCEDURE TOEGANG JEUGDHULP VIA DE GEMEENTE
Artikel 3.1 Verplicht gebruik van een formulier voor het indienen van een aanvraag
-
1. Jeugdigen of hun ouders moeten voor het indienen van een aanvraag en voor het in dat kader verstrekken van noodzakelijke gegevens gebruikmaken van het formulier als bedoeld in bijlage A bij de nadere regels.
Artikel 3.2 Gegevens verzamelen
-
1. Het college of het Stevig Lokaal Team verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Het college of het Stevig Lokaal Team maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met de jeugdige en/of zijn ouders een afspraak voor het gesprek als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 of 2 van de verordening.
-
2. De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen voorafgaand aan het gesprek als bedoeld in lid 1 alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college of het Stevig Lokaal Team voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
-
3. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
-
4. Het college of het Stevig Lokaal Team informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
-
5. Het college of het Stevig Lokaal Team kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.1 lid 1 en 2 van de verordening, gemotiveerd afzien van een gesprek, tenzij de jeugdige en/of zijn ouders aangeven een gesprek te willen.
Artikel 3.3 Gezinsplan
-
1. In het gezinsplan worden de onderwerpen van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.1 lid 3 respectievelijk lid 4 en 5 opgenomen, voor zover van toepassing.
-
2. In spoedeisende gevallen kan het college of het Stevig Lokaal Team afzien van het opstellen van een gezinsplan of afwijken van de verplichte inhoud van het gezinsplan als bedoeld in lid 1.
Artikel 3.4 Inhoud beschikking
-
1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
Welke de te verstrekken jeugdhulp is, en;
- b.
Voor welke duur en frequentie de jeugdhulp wordt verstrekt, en;
- c.
Wat het beoogde resultaat van de jeugdhulp is, en;
- d.
Wat de ingangsdatum en duur van de beschikking is, en;
- e.
Indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:
- a.
Voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend, en;
- b.
Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb, waaronder in ieder geval de kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 5.4 van de verordening, en;
- c.
Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen, en;
- d.
Welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn, en;
- e.
Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en;
- f.
De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
-
3. Het gezinsplan is een onlosmakelijk onderdeel van de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening.
-
4. Bij een beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een pgb, is het budget- en motivatieplan, in aanvulling op lid 3, een onlosmakelijk onderdeel van de beschikking.
-
5. In de beschikking staat beschreven op welke wijze de jeugdige of zijn ouders tegen de beschikking in bezwaar kunnen gaan.
Artikel 3.5 Evaluatie van de jeugdhulp
-
1. In het kader van een evaluatie van de geleverde jeugdhulp als bedoeld in artikel 4.7 lid 1 van de verordening, voor zover om verlenging van de jeugdhulp wordt gevraagd, en artikel 4.7 lid 2 van de verordening moet door de jeugdige of de ouders een deugdelijk evaluatieverslag worden verstrekt aan het college of, voor zover het een jeugdige of zijn ouders betreft die wonen in het aangewezen gebied Stevig Lokaal Team, het Stevig Lokaal Team.
-
2. Het evaluatieverslag als bedoeld in lid 1 bevat de volgende informatie:
- a.
Welke jeugdhulp is geleverd;
- b.
Aan welke doelen is gewerkt;
- c.
Welke activiteiten en inspanningen er door de jeugdige, de ouders en de jeugdhulpaanbieder zijn verricht om de beoogde resultaten te bereiken;
- d.
Welke resultaten zijn behaald;
- e.
Op welke manier is gewerkt aan een afbouw van de jeugdhulp naar een overige voorziening of de eigen kracht van de jeugdige en/of zijn ouders;
- f.
De redenen waarom in voorkomend geval de resultaten niet of niet geheel zijn behaald;
- g.
Welke inspanning nodig is om de niet behaalde resultaten alsnog te behalen;
- h.
De overige door het college of het Stevig Lokaal Team in het kader van de evaluatie noodzakelijke geachte informatie.
- a.
-
3. De jeugdhulpaanbieder of de derde waarvan op grond van een pgb de jeugdhulp wordt betrokken verleent aan de jeugdige of zijn ouders alle noodzakelijke medewerking die is vereist voor het kunnen opstellen van het evaluatieverslag als bedoeld in lid 1 en 2.
Artikel 3.6 Medewerkingsplicht
-
1. De jeugdige en zijn ouders verlenen hun medewerking aan het onderzoek als bedoeld in artikel 4.1 van de verordening om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening.
-
2. De jeugdige en zijn ouders verlenen hun medewerking aan een evaluatie van de ingezette jeugdhulp als bedoeld in artikel 4.7 van de verordening. De jeugdige en zijn ouders verlenen, indien het college hierom verzoekt, eveneens hun medewerking aan een evaluatie van de door het Stevig Lokaal Team geleverde vrij toegankelijke jeugdhulp.
-
3. De jeugdige en zijn ouders verschaffen aan het college in het kader van een onderzoek als bedoeld in lid 1 of een evaluatie als bedoeld in lid 2 alle gegevens en bescheiden, die daarvoor naar het oordeel van het college nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
-
4. De jeugdige en zijn ouders informeren het college in ieder geval uit eigen beweging:
- a.
Wanneer er wijzigingen plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een verhuizing naar een andere gemeente, die het recht op jeugdhulp kunnen beïnvloeden;
- b.
Als de ingezette jeugdhulp niet (meer) passend is, en waarom deze jeugdhulp niet of niet meer passend is;
- c.
Als de jeugdige niet meer is aangewezen op een individuele voorziening of een pgb en waarom de jeugdige daarop niet meer is aangewezen;
- d.
Overige feiten en omstandigheden waarvan de jeugdige of de ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of een pgb.
- a.
HOOFDSTUK 4. INDIVIDUELE VOORZIENING IN DE VORM VAN EEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 4.1 Regels persoonsgebonden budget
-
1. Jeugdigen en hun ouders moeten voor het indienen van het budget- en motivatieplan als bedoeld in artikel 5.1 van de verordening en voor het in dat kader verstrekken van noodzakelijke gegevens gebruikmaken van het formulier als bedoeld in bijlage B bij de nadere regels.
-
2. Een beschikking voor een pgb wordt voor de duur van maximaal 2 jaar verstrekt.
-
3. Het college maakt geen gebruik van een verantwoordingsvrij bedrag als bedoeld in artikel 8c van de Regeling Jeugdwet.
-
4. Een pgb mag in beginsel uitsluitend worden aangewend voor het betrekken van de jeugdhulp die in Nederland wordt geleverd. Het college kan echter schriftelijk toestemming verlenen voor het aanwenden van het pgb voor in het buitenland geleverde jeugdhulp als deze jeugdhulp volgens het college een bijzondere bijdrage levert aan het behalen van het beoogde resultaat. Jeugdhulp buiten Nederland kan bovendien alleen worden verleend door een derde als deze werkt als onderaannemer van een door de gemeente gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder.
-
5. Het is niet toegestaan een pgb te besteden voor de kosten van door een derde verleende jeugdhulp als in de daartoe gesloten overeenkomst het bieden van de jeugdhulp mede afhankelijk is gesteld van het betrekken van woonruimte die door dezelfde derde of door een aan die derde gelieerde (rechts)persoon wordt geboden, tenzij het wonen (verblijf) onderdeel is van de individuele voorziening.
Artikel 4.2 Tarieven persoonsgebonden budget diensten
De tarieven als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, van de verordening zijn opgenomen in bijlage C van deze nadere regels.
Artikel 4.3 Kwaliteit
-
1. De kwaliteitseisen die gelden voor de door het college gecontracteerde aanbieders zijn ook van toepassing op de derde aan wie het pgb bestemd voor formele hulp wordt besteed. In bijlage D is per individuele voorziening bepaald welke eisen daarop van toepassing zijn en in welke documenten die eisen zijn opgenomen.
-
2. Op de uitvoerder van een pgb bestemd voor informele hulp respectievelijk bestemd om te worden besteed aan een persoon die behoort tot het sociale netwerk, zijn de in bijlage D bedoelde kwaliteitseisen uitsluitend van toepassing voor zover dat in die bijlage staat aangegeven.
HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 5.1 Hardheidsclausule
-
1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in de nadere regels, als de toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 5.2 Overgangsrecht
-
1. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Breda 2020 waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening Jeugdhulp gemeente Breda 2025, worden afgehandeld met inachtneming van deze nadere regels.
-
2. Bezwaarschriften gericht tegen besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van de Verordening Jeugdhulp gemeente Breda 2025, worden behandeld met inachtneming van de Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2025 die ten aanzien van de betreffende zaak hun rechtskracht behouden. Hier kan ten gunste van de jeugdige of zijn ouders van worden afgeweken als heroverweging op grond van deze nadere regels leidt tot een gunstiger uitkomst.
Artikel 5.3 Intrekking
-
1. De nadere regels jeugdhulp Breda 2025 worden ingetrokken.
Artikel 5.4 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 juni 2025.
-
2. Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2025 (nieuw).
Ondertekening
Aldus besloten op 10 juni 2025.
, burgemeester,
, gemeentesecretaris,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl