Beleidsregel lokaal eigendom en participatie bij duurzame energie

Geldend van 02-06-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel lokaal eigendom en participatie bij duurzame energie

1 Inleiding

1.1 Context

Het Gelders Programma Klimaat 2021-2030 vormt de basis voor de provinciale inzet voor het realiseren van de een duurzame en toekomstbestendige energievoorziening. Met de beleidsregel ‘Lokaal eigendom en participatie bij duurzame energie’ leveren we een bijdrage aan de doelen uit dit programma, gericht op een klimaatneutraal Gelderland in 2050. Deze beleidsregel heeft betrekking op de opwekking en benutting van duurzame energie, zoals waterkrachtenergie, windenergie, zonne-energie, groen gas en kernenergie. Deze beleidsregel draagt bij aan de energietransitie door kaders te bieden voor lokaal eigendom en participatie, zodat inwoners van Gelderland actief kunnen bijdragen aan en profiteren van duurzame energieprojecten.

1.2 Aanleiding

De aanleiding voor deze beleidsregel is motie 24M59´Lokaal lossen we het op´. Hierin wordt gevraagd om een beleids- en toetsingskader op te stellen voor lokaal eigendom en participatie bij duurzame energie en daarin onder andere aan te geven hoe het streven naar 50% lokaal eigendom plaatsvindt. De provincie Gelderland vindt het belangrijk dat de lusten en de lasten van een duurzaam energieproject eerlijk verdeeld worden onder de omgeving. We zetten in op zeggenschap door en eigenaarschap van de omgeving. Bij het ontwikkelen van duurzame energieprojecten heeft een commerciële ontwikkelaar doorgaans een voorsprong op omwonenden, door ingenomen grondposities en professionele kennis en ervaring met het ontwikkelen van duurzame energieprojecten Met dit kader willen we stimuleren dat inwoners als gelijkwaardige partner kunnen deelnemen aan alle fasen van een duurzaam energieproject. Zij hebben kennis van en inzicht in de lokale omgeving. Dit is complementair aan de ervaring van ontwikkelaars. Hiermee onderschrijven wij het belang van zorgvuldige participatie, zoals ook beschreven in het Klimaatakkoord:

“Participatie en acceptatie zijn van groot belang voor de ruimtelijke inpassing van de energietransitie en daarmee voor de uitvoerbaarheid. Participatie ziet toe op en bevordert de uitwerking van het motto ‘iedereen kan meedoen’. […] Om de projecten voor de bouw en exploitatie van hernieuwbaar op land in de energietransitie te laten slagen, gaan in gebieden met mogelijkheden en ambities voor hernieuwbare opwekking, partijen gelijkwaardig samenwerken in de ontwikkeling, bouw en exploitatie.” (Klimaatakkoord, 2019).

1.3 Doelstellingen

De beleidsregel heeft de volgende doelstellingen:

  • Participatie bevorderen: Iedereen in de omgeving van een duurzaam energieproject krijgt de kans om mee te doen en mee te profiteren van de opbrengst.

  • Zeggenschap waarborgen: De omgeving heeft gedurende alle fasen van het project een duidelijke stem in de planvorming.

  • Lokaal eigendom stimuleren: Het streven naar minimaal 50% lokaal eigendom wordt gehanteerd als uitgangspunt.

  • Inclusiviteit bevorderen: Ook huishoudens met beperkte financiële middelen kunnen medezeggenschap krijgen en meeprofiteren van duurzame energieprojecten.

1.4 Reikwijdte

1.4.1 Positionering ten opzichte van andere wetgeving, beleid en eerdere afspraken

Landelijk beleid

Het Klimaatakkoord is een overeenkomst tussen Nederlandse overheden, organisaties en bedrijven waarin is opgenomen dat er bij elk grootschalig energieproject gestreefd wordt naar 50% lokaal eigendom. Onder andere de branchevereniging voor windenergie, de landelijke koepel van energiecoöperaties en de provincie Gelderland onderschrijven de afspraken uit dit akkoord. Met dit beleid sluiten we daar expliciet bij aan. De Klimaatwet stelt de nationale klimaatdoelen vast; deze beleidsregel draagt bij aan het bereiken daarvan door kaders te bieden voor duurzame energie in Gelderland.

Deze beleidsregel geeft invulling aan de participatieplicht uit de Omgevingswet. Het zorgt ervoor dat initiatiefnemers van duurzame energieprojecten, waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn, in gesprek moeten gaan met de omgeving over wenselijke en haalbare vormen van lokaal eigendom, bewonersparticipatie en inclusiviteit.

De Energiewet biedt de provincie de instructieregels over de motivering van het percentage lokaal eigendom van een producent bij de aanleg of uitbreiding van een installatie voor de productie van energie uit duurzame bronnen.

Provinciaal beleid

In de Provinciale Omgevingsverordening staan regels die betrekking hebben op ruimtelijke ordening.

De Participatieverordening Meedoen met Gelderland vormt een kader voor het betrekken van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding en uitvoering van provinciale besluiten. Deze beleidsregel sluit hierop aan en geeft specifiek invulling aan participatie en lokaal eigendom bij duurzame energieprojecten.

De Beleidsregel windenergie beschrijft hoe en waar wij windturbines gerealiseerd willen zien en de hiervoor geldende provinciale benadering.

De Regionale Energiestrategieën 1.0 onderschrijven het streven naar 50% lokaal eigendom zoals beschreven in het Klimaatakkoord. Met dit beleid sluiten we daar expliciet bij aan.

1.4.2 Toepassingsbereik van deze regel

  • 1. Deze beleidsregel geeft een definitie van lokaal eigendom, inclusief enkele uitgangspunten voor lokaal eigendom en participatie voor duurzame energieprojecten waar de provincie het bevoegd gezag is. Binnen deze beleidsregel wordt onder duurzame energie de opwekking en benutting van energie afkomstig van waterkracht, groen gas, kernenergie, wind en zon verstaan.

  • 2. Als het bevoegd gezag wordt overgedragen, volgens onze Windladder, bespreken we de uitgangspunten van deze beleidsregel met de betreffende gemeente. Het gemeentelijk beleid is dan uitgangspunt. Een gemeente kan onze beleidsregel wel gebruiken, als de gemeente (nog) niet zelf beleid heeft vastgesteld over financiële participatie.

Het voldoen aan de uitgangspunten zoals beschreven in deze beleidsregel stellen we als voorwaarde voor het benutten van provinciale ondersteuning bij duurzame energieprojecten.

2 Participatie

Dit hoofdstuk beschrijft de verwachtingen van de provincie Gelderland voor participatie bij een duurzaam energieproject. Het gaat over zowel procesparticipatie als financiële participatie bij de voorbereiding, ontwikkeling en exploitatie van een project. Bij de aanleg of uitbreiding van een duurzaam energieproject wordt door de producent, gestreefd naar minimaal 50% lokaal eigendom.

In paragraaf 2.1 geven we onze definitie van lokaal eigendom. We gaan in op wat lokaal is en wat we verwachten van lokaal eigendom. Lokaal eigendom is één vorm van participatie. Er zijn meerdere vormen. Hiervoor hanteren we verschillende eisen, afhankelijk van de doelgroep. Welke vormen van proces- en financiële participatie wij in elk geval onderscheiden en welke verwachtingen we daarbij hebben, is opgenomen in paragraaf 2.2.

2.1 Wat verstaan wij onder lokaal eigendom

De Participatiewaaier, een uitwerking van afspraken over participatie uit het Klimaatakkoord, onderscheidt verschillende vormen van (financiële) participatie bij energieprojecten (zie figuur 1).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: Participatiewaaier Klimaatakkoord1

Het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NPRES) hanteert de volgende definitie van lokaal eigendom: het eigendom van lokale partijen, waarbij:

  • lokaal = partijen gevestigd in de lokale omgeving van het project; en

  • eigendom = het juridische en economische eigendom

Deze definitie wordt wijd gebruikt in Nederland. Wij hanteren deze definitie ook, maar voegen in paragraaf 2.1.1 en 2.1.2 toe wat wij zien als de lokale omgeving van het project en hoe wij verwachten dat mede-eigenaarschap vorm krijgt. Een belangrijk onderdeel van lokaal eigendom is dat je zeggenschap hebt. Met zeggenschap wordt bedoeld de invloed die inwoners, lokaal gewortelde MKB's en/of lokaal verankerde maatschappelijke organisaties, die geen initiatiefnemer zijn, kunnen uitoefenen op de realisatie en de besteding van de opbrengsten van het duurzaam energieproject.

Lokaal eigendom wordt verdeeld over meerdere inwoners/partijen, daarom moet minimaal één deel van het lokale eigendom gedeelte in handen zijn van inwoners, bijvoorbeeld via een energiecoöperatie of een vergelijkbare participatiestructuur. Dit voorkomt dat één enkele lokale initiatiefnemer het volledige lokale eigendom opeist.

In een omgevingsovereenkomst wordt vastgelegd hoe de verdeling van lokaal eigendom plaatsvindt, inclusief een overzicht van de betrokken partijen en hun eigendomspercentages.

Individuele inwoners, waaronder omwonenden, kunnen mede-eigenaar of volledig eigenaar worden van een duurzaam energieproject. Dit kan met een lokaal initiatief, bijvoorbeeld een coöperatie maar ook met het initiatief van een landelijk opererende ontwikkelaar. Mede-eigenaarschap vergt wel mee-investeren, voor-investeren in onderzoeken en dus financieel risico lopen.

2.1.1 Richtlijn participatie inzet

Wat de lokale omgeving van een project is, hangt af van de manier waarop de effecten van een duurzaam energieproject door de omgeving worden ervaren. Zo kan een project hoorbaar of zichtbaar zijn, wat invloed heeft op de reikwijdte van betrokkenheid. Daarom maken we onderscheid in verschillende groepen:

  • Directe omgeving: Alle omwonenden en lokaal verankerde MKB’s en/of maatschappelijke organisaties gevestigd binnen een indicatieve straal van 750 meter rondom de plangrenzen van het project. De project specifieke straal wordt bepaald in overleg met het bevoegd gezag.

  • Omgeving in de invloedssfeer: ten minste alle omwonenden en lokaal verankerde MKB’s en/of lokaal verankerde maatschappelijke organisaties gevestigd binnen een met het bevoegd gezag te bepalen straal (afhankelijk van het project en de omvang) rondom de plangrenzen van het project en bij windenergie in het gebied met een straal van 10x de tiphoogte van de windturbines. Deze afstand wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gehanteerd als de grens waarbuiten geen sprake zal zijn van gevolgen van enige betekenis.

  • Breder publiek: Minimaal de betreffende gemeente en aangrenzende gemeenten.

Voor lokaal eigendom geldt dat minimaal 50% van de deelnemers aan een coöperatie moet vallen binnen de drie genoemde categorieën (directe omgeving, invloedssfeer, breder publiek). Daarbij geldt voor eigendom dat het breder publiek beperkt blijft tot de betreffende gemeente en aangrenzende gemeenten.

Voor informatievoorziening en algemene participatieprocessen worden minimaal de betreffende gemeente en aangrenzende gemeenten betrokken. De keus ligt bij de initiatiefnemer hoe breed gecommuniceerd wordt, waarbij dit minimum in ieder geval gehanteerd wordt.

De directe omgeving moet door de initiatiefnemer bij alle vormen van participatie (zie paragraaf 2.2) actief worden betrokken. De omgeving in de invloedssfeer en het bredere publiek worden op maat, maar minder intensief betrokken. Tijdens het participatieproces met de directe omgeving kan worden bepaald of de afstanden in specifieke gevallen ruimer moeten worden genomen. Bijvoorbeeld als de indicatieve afstandsgrens van 750 meter een woonkern zou doorkruisen, waardoor er een ongelijk niveau van betrokkenheid ontstaat tussen direct omwonenden.

2.1.2 Eigendom

Voor verduidelijking van de term eigendom gaan we in op drie onderdelen:

  • Coöperatieve principes;

  • Maatschappelijk lokaal eigendom;

  • Het betrekken van lokaal eigendom op de hele businesscase.

Coöperatieve principe2

We verwachten dat het lokale eigenaarschap wordt ingevuld met collectief eigenaarschap volgens drie coöperatieve principes, zoals gehanteerd door de Europese Commissie:

  • 1.

    open en vrijwillig lidmaatschap;

  • 2.

    democratische controle door de leden; en

  • 3.

    economische participatie door de leden.

Binnen deze principes zijn er verschillende vormen van eigenaarschap mogelijk (coöperatief, publiek of privaat), zolang de gekozen vorm open en vrijwillig lidmaatschap kent en er democratische zeggenschap is bij de leden. In de praktijk zal dit vaak een energiecoöperatie zijn. Daarom verwijzen we in deze beleidsregel regelmatig naar een coöperatie als partij die invulling geeft aan het lokaal eigendom. Als in de omgeving van een project geen lokale energiecoöperatie actief is, neemt de initiatiefnemer in overleg met het bevoegd gezag en de koepel van energiecoöperaties het initiatief om een onafhankelijke lokale coöperatie op te richten.

De coöperatie die invulling geeft aan het lokaal eigendom, is een groep van lokale bewoners die samen hun stad, dorp of wijk willen verduurzamen of bij willen dragen aan de lokale energie opwek. Daarnaast is het belangrijk dat deze groep onafhankelijk is van andere organisaties. In sommige gevallen kan de lokale coöperatie ondersteuning krijgen van een regionale, provinciale of landelijke organisatie (bijvoorbeeld een koepelcoöperatie). Ook kan een publieke organisatie zoals een gemeente, waterschap of lokaal verankerde MKB de coöperatie (financieel) ondersteunen en zo bijdragen aan de invulling van het lokaal eigendom.

Maatschappelijk lokaal eigendom

Bij maatschappelijk lokaal eigendom laat de coöperatie de opbrengsten van het duurzame energieproject ten goede komen aan de lokale samenleving en omgeving. We noemen het daarom maatschappelijk lokaal eigendom. Zo kunnen ook degenen uit de directe (of: lokale) omgeving zonder mogelijkheid om te investeren, meeprofiteren.

Lokaal eigendom heeft betrekking op de hele businesscase

Tot slot is het belangrijk dat het eigendom betrekking heeft op alle aspecten van de businesscase en alle fasen in het project. De coöperatie heeft dus (ook) zeggenschap over de elektriciteitsproductie van het deel waar het de eigenaar van is, ofwel zeggenschap over de Power Purchase Agreement (PPA): het langdurig contract tussen degene die de elektriciteit produceert en degene die dit koopt

Toelichting PPA

Een PPA biedt de producent zekerheid over afname van de stroom, waardoor investeren minder risicovol wordt. De afnemer krijgt de garantie dat de ingekochte stroom duurzaam is en een stabiele prijs over een langere periode. Door duurzame stroom af te nemen via een PPA, of door een contract bij een energieleverancier die dit heeft afgesloten financier je duurzame energieprojecten. Het is belangrijk om zowel de duurzame stroom als een gelijke hoeveelheid certificaten te hebben, omdat het anders niet als groene stroom verkocht kan worden. Bovendien hebben de certificaten ook een financiële waarde.

2.2 Proces- en financiële participatie met bijbehorende eisen

De verschillende doelgroepen bij een duurzaam energieproject hebben elk verschillende mogelijkheden voor proces- en financiële participatie. Hieronder is per doelgroep aangegeven welke mate van participatie de initiatiefnemer hen moet bieden met betrekking tot het duurzaam energieproject. De doelgroepen maken onderling en met de initiatiefnemer afspraken over hoe zij invulling willen geven aan deze mogelijkheden. Waar een ‘V’ staat, moet de doelgroep in ieder geval op de aangegeven manier betrokken worden. Partijen op grotere afstanden van het project kunnen betrokken worden bij de verschillende onderdelen als daar lokaal behoefte aan is. Hier kunnen per project afspraken over gemaakt worden met het bevoegd gezag. Dit is van toepassing waar een ‘O’ staat in onderstaande tabel.

Proces- en financiële participatie per doelgroep

Directe omgeving

Omgeving binnen invloedssfeer

Breder publiek

a. Financiële deelneming

V

V

O

b. Geïnformeerd over project

V

V

V

c. Zeggenschap via coöperatie (o.a. over mogelijke winsten)

V

V

O

d. Invloed door omgeving (bijv. via omgevingsraad)

V

V

O

e. Zeggenschap over omgevingsfonds (bijv. via lokale stichting)

V*

V*

O

f. Omwonendenregeling

V*

O

O

g. Gesocialiseerde grondvergoedingen

V*

O

O

Tabel. Proces- en financiële participatiemogelijkheden voor verschillende doelgroepen rondom het windpark.

V = deze doelgroep dient in ieder geval de kans te krijgen tot de activiteit.

O = in het participatieproces kunnen hier afspraken over gemaakt worden. De doelgroep wordt niet per se uitgesloten.

* = in ieder geval van toepassing bij windenergieprojecten.

Hieronder wordt per participatievorm, zoals genoemd in bovenstaande tabel, aangegeven wat wij van de initiatiefnemer verwachten over hoe de participatie minimaal moet worden ingevuld:

a. Financiële deelneming

De initiatiefnemer gaat met elke doelgroep in gesprek over de mogelijkheid om financieel bij te dragen aan het duurzame energieproject. Wie financieel bijdraagt, ontvangt rendement op de inleg en loopt het daarbij behorende risico. Qua financiering van het project moet eerst in de directe omgeving worden gezocht, zodat direct omwonenden als eerste de mogelijkheid krijgen om deel te nemen. Als het niet lukt om voldoende financiering op te halen, kan de volgende doelgroep ‘binnen de invloedssfeer’ gevraagd worden om in te stappen. Hierbij kan gekeken worden naar manieren om aanvullend financiering op te halen zonder of met minder zeggenschap voor het breder publiek (bijvoorbeeld via obligaties) zodat de zeggenschap grotendeels geborgd blijft in de lokale omgeving.

b. Geïnformeerd over project

Elke doelgroep wordt geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom het duurzaam energieproject en de mogelijkheid om hieraan mee te doen. De twee doelgroepen die zich het dichtst bij het project bevinden, worden actief benaderd door de initiatiefnemer om deel te nemen aan de verschillende participatiemogelijkheden rondom het project. Deze doelgroepen moeten vroegtijdig, via toegankelijke communicatie, geïnformeerd en betrokken worden, zodat zij actief kunnen meedenken en bijdragen. De initiatiefnemer bespreekt met de doelgroepen op welk niveau zij betrokken kunnen worden in de verschillende fasen van het project (dit kan variëren van informeren tot aan meebeslissen). Daarnaast maakt de initiatiefnemer afspraken met hen over onder andere de uitvoering van het project, de ruimtelijke inpassing en over het verminderen van overlast (waaronder aandacht voor gezondheid).

c. Zeggenschap via coöperatie (o.a. over mogelijke winsten)

Leden van de coöperatie stemmen op de algemene ledenvergadering over de invulling van het duurzame energieproject, waaronder mogelijke winsten (of mogelijk verlies). Mogelijke winsten die overblijven na aftrek van de rendementen, zoals afgesproken met investeerders in de participatie- of obligatieovereenkomsten, komen hiermee ten goede aan lokale maatschappelijke doelen.

d. Invloed door omgeving

De initiatiefnemer moet ook inwoners of MKB’s van de dichtstbijzijnde doelgroepen, die geen lid willen worden van de coöperatie, de mogelijkheid bieden om mee te denken over de invulling van het project. Dit kan bijvoorbeeld georganiseerd worden met een omgevingsraad.

e. Zeggenschap over omgevingsfonds (bijv. via lokale stichting)

Een bestuur waarin de omgeving is vertegenwoordigd, besluit over de bestemming van de middelen uit dit fonds. De initiatiefnemer doet een bijdrage aan een lokaal fonds. In ieder geval €0,40 à €0,50 per MWh conform de gedragscode Wind op Land³.

f. Omwonendenregeling

De directe omgeving komt in aanmerking voor een omwonendenregeling. Deze regeling wordt door initiatiefnemer in samenspraak met de directe omgeving vormgegeven conform de gedragscode Wind op Land3.

g. Gesocialiseerde grondvergoedingen

Grondeigenaren die grond inbrengen voor het voorgenomen windpark, worden door de initiatiefnemer benaderd om onderling afspraken te maken over het verdelen van de grondvergoedingen. Met de aanbeveling om dit vroegtijdig in toegankelijke communicatie uit te voeren.

3 Uitgangspunten bij projectfases

In het vorige hoofdstuk staan de minimale inspanningen en onze verwachtingen bij een duurzaam energieproject voor wat betreft participatie. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de samenwerking tussen initiatiefnemer en het bevoegde gezag. Er is opgenomen hoe een initiatiefnemer inzicht moet geven in de inspanningen die gedaan zijn en wat de initiatiefnemer van ons kan verwachten. Dit hebben we inzichtelijk gemaakt aan de hand van verschillende fases waarin een duurzaam energieproject zich bevindt. De initiatiefnemer kan een energiecoöperatie zijn of een samenwerking van verschillende initiatiefnemers.

Fase 1. Samenwerking in het gebied borgen (voorafgaand aan de vergunningaanvraag)

De inspanningen, zoals die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven, legt initiatiefnemer vast in een (participatie)rapportage. Afspraken die voort zijn gekomen uit het overleg tussen de initiatiefnemer en de directe omgeving, worden vastgelegd in een omgevingsovereenkomst. Als er meerdere initiatiefnemers zijn in het gebied, werken ze samen aan één rapportage en één omgevingsovereenkomst. De provincie ziet erop toe dat de juiste partijen benaderd worden. Initiatiefnemer betrekt daarvoor provincie Gelderland in dit proces vanaf het startoverleg, en rapporteert de voortgang tijdens de project overleggen.

In de omgevingsovereenkomst wordt minimaal opgenomen:

  • een projectstructuurbeschrijving, waarin de financiële- en eigendomsstructuur van het project wordt toegelicht;

  • een overzicht van de verdeling van eigendom en zeggenschap binnen het project;

  • een overzicht van de taakverdeling tussen betrokken partijen;

  • het overeengekomen en behaalde percentage lokaal eigendom; en

  • een onderbouwing als minder dan 50% lokaal eigendom is gerealiseerd.

Daarnaast bevat de rapportage een beschrijving van:

  • de gebruikte communicatiemethoden om het project onder de aandacht te brengen;

  • welke informatie is gedeeld en op welke wijze deze toegankelijk is gemaakt;

  • de betrokkenheid van verschillende doelgroepen, inclusief:

    • hoe en op welke wijze zij zijn benaderd en betrokken;

    • hoe hun wensen en belangen zijn geïnventariseerd; en

    • hoe zij de mogelijkheid hebben gekregen om te participeren.

Fase 1 wordt afgerond met het indienen van de rapportage en omgevingsovereenkomst door initiatiefnemers en toetsing hiervan door het bevoegd gezag van het energieproject. Het bevoegd gezag gaat pas aan de slag met de vergunningaanvraag na goedkeuring van de rapportage en omgevingsovereenkomst.

Het niet behalen van 50% lokaal eigendom wordt in ieder geval niet als gegrond beschouwd wanneer:

  • er geen aantoonbaar en verifieerbaar contact is geweest met relevante doelgroepen;

  • er slechts één bijeenkomst heeft plaatsgevonden waarin de mogelijkheden voor lokaal eigendom zijn voorgelegd of verkend;

  • de voorstellen voor lokaal eigendom onrealistisch, niet haalbaar of niet serieus zijn geweest.

Fase 2. Uitwerken van ruimtelijke aspecten door de initiatiefnemer (tijdens het omgevingsproces)

Tijdens deze fase werkt de initiatiefnemer de ruimtelijke aspecten uit, rekening houdend met de afspraken uit de omgevingsovereenkomst. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de participatie, de provincie Gelderland controleert of stappen goed genomen worden en de omgevingsovereenkomst wordt uitgevoerd.

Fase 3. Uitvoering van het project

In deze fase wordt het project in uitvoering gebracht. De initiatiefnemer heeft de leiding om het duurzame energieproject te realiseren volgens de afspraken uit de omgevingsovereenkomst en de vergunde plannen. De provincie Gelderland heeft een controlerende rol tijdens deze fase.

Fase 4. Evaluatie

Na een jaar na de bouw van het project voert initiatiefnemer een evaluatie uit. Hierin wordt beoordeeld in hoeverre de doelen van deze beleidsregel zijn behaald. Door middel van enquêtes, interviews en data-analyse worden de ervaringen van alle partijen (omwonenden, coöperaties, bevoegd gezag en initiatiefnemer zelf) verzameld. De resultaten en leerpunten worden gerapporteerd aan provincie Gelderland. Het bevoegd gezag zal de resultaten ter informatie aan Provinciale Staten sturen. De resultaten gebruikt provincie Gelderland om eventueel deze beleidsregel aan te passen.

Ondertekening

Bijlage 1. Definities

bevoegd gezag: bestuursorgaan dat een vergunningaanvraag behandelt en/of het projectbesluit vaststelt en bevoegd is voor toezicht en handhaving;

duurzameenergieprojecten: initiatieven die energie produceren uit hernieuwbare, niet-fossiele bronnen;

energiecoöperatie: collectief van burgers of ondernemers die zich verenigd hebben om zelf aan de slag te gaan met duurzame energieprojecten, een warmtenet voor de wijk of energiebesparing; een coöperatie is een open en democratische vereniging die sterk lokaal verankerd is.

initiatiefnemer: persoon, onderneming of organisatie, bijvoorbeeld een energiecoöperatie of een samenwerking tussen een commerciële ontwikkelaar, grondeigenaren en een energiecoöperatie, die het initiatief neemt om een project te ontwikkelen en een aanvraag indient voor de benodigde omgevingsvergunning(en) of het benodigde projectbesluit.


Noot
1

Klimaatakkoord, Participatiewaaier: Opties voor projectparticipatie bij zon- en windprojecten op land, 18 november 2019.

Noot
2

Europese Commissie, Verordening (EG) nr. 1435/2003: Europese coöperatieve vennootschap (SCE)

Noot
3

Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land, oktober 2020.