Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740617
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740617/1
Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Tilburg
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 19-06-2025
Intitulé
Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente TilburgHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,
GEZIEN
het voorstel van de afdeling Ruimtelijke Uitvoering,
in samenwerking voorbereid met de afdeling Dienstverlening,
OVERWEGENDE DAT
het ten behoeve van de mobiliteit van inwoners die tevens houder zijn van een gehandicaptenparkeerkaart noodzakelijk kan zijn om een voertuig in de directe nabijheid van de woning te parkeren,
het voor het parkeren in de directe nabijheid van de woning noodzakelijk kan zijn om een parkeervak in de publieke ruimte voor dat doel aan te wijzen of in te richten,
voor de plaatsing van een verkeersteken dat een gehandicaptenparkeerplaats aanduidt, een verkeersbesluit genomen moet worden,
een gehandicaptenparkeerplaats, middels onderbord, gereserveerd kan worden voor een bepaald voertuig,
burgemeester en wethouders bevoegd zijn tot het nemen van een verkeersbesluit, inhoudende de plaatsing of verwijdering van verkeerstekens,
parkeervoorzieningen in aantal beperkt beschikbaar zijn, waardoor het noodzakelijk is om zorgvuldig de belangen af te wegen bij het voorbereiden van een verkeersbesluit die de plaatsing van een voor één voertuig gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats inhoudt,
het ter bevordering van de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid wenselijk is om beleidsregels vast te stellen,
GELET OP
artikelen 4:81, eerste lid, en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
artikelen 15 en 18, eerste lid aanhef en onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994,
artikel 26, eerste lid aanhef en onderdeel c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en
artikelen 12, aanhef en onderdeel a sub I, en 29 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer,
BESLUIT
vast te stellen de Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Tilburg.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Algemene bepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
aanvrager: degene die de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aanvraagt of namens wie de aanvraag wordt ingediend;
- b.
APV: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg;
- c.
BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;
- d.
brommobiel: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;
- e.
college: burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;
- f.
gehandicaptenparkeerplaats op kenteken: een parkeerplaats langs de weg, aangeduid met verkeersteken E6 van bijlage 1 van het RVV 1990 met onderbord waarop een kenteken vermeld staat;
- g.
parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;
- h.
personenauto: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;
- i.
RGpg: Regeling gehandicaptenparkeerkaart;
- j.
RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- k.
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, aanhef en onderdeel b, van de WVW 1994;
- l.
WVW 1994: Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 1:2 Reikwijdte
Deze beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid van het college om een verkeersbesluit te nemen waarbij een parkeerplaats wordt aangewezen als gehandicaptenparkeerplaats met vermelding van een kenteken.
Hoofdstuk 2 Aanvraag en beoordelingscriteria
Artikel 2:1 indiening
-
1. Het college draagt er zorg voor dat een formulier voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats met vermelding van een kenteken beschikbaar is op www.tilburg.nl.
-
2. Het college stelt de aanvraag buiten behandeling indien de voor de behandeling verschuldigde leges niet zijn voldaan.
Artikel 2:2 beoordeling van de aanvraag
-
1. Het college beoordeelt of de aanvrager aan de volgende criteria voldoet.
- a.
De aanvrager betreft een natuurlijk persoon.
- b.
De aanvrager staat met woonadres in de basisregistratie personen ingeschreven op een adres in de gemeente Tilburg.
- c.
De aanvrager beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van het BABW, met aanduiding van hoofdletter B, al dan niet in combinatie met hoofdletter P, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het RGpg. In afwijking van de vorige volzin kan een gehandicaptenparkeerkaart met aanduiding van de hoofdletter P zonder combinatie met hoofdletter B worden aangenomen, indien de aanvrager minderjarig is.
- d.
Het erf van het woonadres als bedoeld in onderdeel b voorziet niet in de mogelijkheid, en kan na een toegestane aanpassing door of in opdracht van de aanvrager niet voorzien in de mogelijkheid, om op dat erf het voertuig uit het tweede lid te parkeren. Het criterium uit de vorige volzin vindt geen toepassing als de aanvrager, niet op een acceptabele wijze in en uit het voertuig kan komen of naar verwachting zal kunnen komen als het voertuig aldaar geparkeerd is.
- a.
-
2. Het college beoordeelt of het voertuig, waarvan het kenteken op de aanvraag staat vermeld, aan de volgende criteria voldoet.
- a.
Het voertuig betreft een personenauto of een brommobiel.
- b.
De kentekenhouder staat met woonadres in de basisregistratie personen ingeschreven op het adres als bedoeld in het eerste lid onderdeel b.
- c.
Indien een niet-natuurlijke persoon als kentekenhouder geregistreerd staat, toont de aanvrager middels schriftelijke stukken het verband tussen hem en de niet-natuurlijke persoon aan. De vorige volzin is eveneens van toepassing indien de kentekenhouder een natuurlijke persoon betreft die een eenmanszaak voert.
- d.
Het parkeren van het voertuig is, gelet op het voertuigtype en de omvang, niet in strijd of kan, zonder gewijzigde omstandigheid aan het voertuig, niet in strijd komen met een bepaling uit de APV.
- a.
-
3. Het college beoordeelt de mogelijkheid van het aanwijzen van een parkeerplaats als gehandicaptenparkeerplaats aan de hand van de volgende criteria.
- a.
Binnen een straal van honderd meter, gemeten vanaf de voordeur van het woonadres uit het eerste lid onderdeel b, bevindt zich aan de weg een parkeervoorziening die niet ongeschikt is om aan te wijzen als gehandicaptenparkeerplaats met vermelding van een kenteken. Indien er zich binnen een straal van honderd meter geheel geen parkeerplaats bevindt, wordt de beoordeling uit de vorige volzin herhaald, doch binnen een straal van driehonderd meter.
- b.
De verkeersveiligheid, de bereikbaarheid of de doorstroming van het verkeer komen, naar oordeel van het college, door de inrichting van de parkeerplaats als bedoeld in onderdeel a als gehandicaptenparkeerplaats niet in het gedrang.
- c.
Voor een ander voertuig van de aanvrager of een van zijn medebewoners op hetzelfde woonadres is geen gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gerealiseerd.
- a.
-
4. De aanvraag die niet voldoet aan een van de criteria uit de vorige leden, wordt afgewezen. Indien op het moment van de aanvraag nog geen kenteken opgegeven kan worden, wordt de aanvraag wel behandeld, met dien verstande dat de toetsing aan de criteria uit het tweede lid niet eerder uitgevoerd kan worden dan nadat de aanvraag is aangevuld met het kenteken. Afwijzing van de aanvraag volgt alsnog als niet binnen acht weken na de indiening van de aanvraag de aanvulling wordt ontvangen.
Hoofdstuk 3 Toekenning, aanleg en parkeerregulering
Artikel 3:1 Verkeersbesluit
De aanvraag die voldoet aan de criteria uit artikel 2:2 leidt tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994. Van de vorige volzin kan worden afgeweken als de toepassing van de opheffingsgrond uit artikel 5:1, derde lid, binnen zes maanden voorzienbaar is.
Artikel 3:2 Aanleg en leges
-
1. De gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangelegd door de daarvoor niet ongeschikt bevonden parkeerplaats als bedoeld in artikel 2:2, derde lid onderdeel a, te voorzien van het verkeersteken E6 van bijlage 1 van het RVV 1990 met een onderbord, als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel d sub 1 tweede zinsdeel, van het BABW, met vermelding van het kenteken van het voertuig dat voldoet aan de criteria van artikel 2:2, tweede lid. Indien het voor de afbakening van de parkeerplaats noodzakelijk is, wordt tevens belijning aangebracht.
-
2. De aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats uit het vorige lid, vindt niet eerder toepassing dan nadat de daarvoor verplichte leges door het college zijn ontvangen.
Artikel 3:3 Parkeerregulering
Indien een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangelegd op een plaats waar een belasting als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van de Gemeentewet wordt geheven, wordt die heffing beëindigd vanaf de dag dat de gehandicaptenparkeerplaats is aangelegd. De heffing wordt hervat nadat toepassing is gegeven aan een van de opheffingsgronden uit artikel 5:1.
Hoofdstuk 4 Wijziging
Artikel 4:1 Kentekenwijziging
-
1. De aanvrager als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, kan een aanvraag indienen om het kenteken op het onderbord als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, te wijzigen.
-
2. Het college stelt de aanvraag uit het vorige lid buiten behandeling indien de voor de behandeling verschuldigde leges niet zijn voldaan.
-
3. Het college beoordeelt de aanvraag uit het eerste lid aan de hand van de criteria uit artikel 2:2, tweede lid.
-
4. Artikel 2:2, vierde lid eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4:2 Adreswijziging
-
1. De aanvrager als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, kan een aanvraag indienen om de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te verplaatsen, indien zijn woonadres gewijzigd is in de basisregistratie personen.
-
2. Het college stelt de aanvraag uit het vorige lid buiten behandeling indien de voor de behandeling verschuldigde leges niet zijn voldaan.
-
3. Het college beoordeelt de aanvraag uit het eerste lid aan de hand van de criteria uit artikel 2:2, eerste lid onderdeel d en derde lid.
-
4. Artikel 2:2, vierde lid eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 5 Opheffing
Artikel 5:1 Opheffingsgronden
-
1. Het college heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op, indien de aanvrager als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid:
- a.
is overleden,
- b.
is verhuisd zonder dat hij tijdig, doch uiterlijk binnen acht weken na verwerking van de adreswijziging in de basisregistratie personen, een aanvraag als bedoeld in artikel 4:2, eerste lid, heeft ingediend,
- c.
is verhuisd, een aanvraag als bedoeld in artikel 4:2, eerste lid heeft ingediend, maar niet voldaan of kan worden voldaan aan de in artikel 4;2, derde lid, genoemde criteria.
- d.
niet meer voldoet aan het criterium uit artikel 2:2, eerste lid onderdeel c, of
- e.
om opheffing verzoekt.
- a.
-
2. Het college heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op, indien het voertuig niet meer voldoet aan het criterium uit artikel 2:2, tweede lid onderdeel b.
-
3. Voorts kan het college beslissen om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op te heffen, indien gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen de instandhouding van de gehandicaptenparkeerplaats.
Artikel 5:2 Uitstel van opheffing
-
1. Het college geeft niet eerder toepassing aan de opheffingsgrond uit het vorige artikel, eerste lid onderdeel a, dan acht weken na de dag van overlijden.
-
2. Het college stelt de toepassing van de opheffingsgrond uit het vorige artikel, eerste lid onderdeel d, uit als de aanvrager als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart heeft ingediend en in afwachting verblijft van de beslissing op die aanvraag.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:1 Overgangsrecht
Op gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken, die gerealiseerd zijn voordat deze beleidsregels in werking traden, zijn de artikelen 3:3, 4:1, 4:2 en 5:1 van toepassing.
Artikel 6:2 Slotbepalingen
-
1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Tilburg.
-
2. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de publicatie in het Gemeenteblad.
Ondertekening
Aldus besloten op 10 juni 2025,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,
mr. A. van Berckel, MBA,
gemeentesecretaris
drs. TH.L.N. Weterings,
burgemeester
Toelichting
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De definitie van aanvrager beperkt zich niet tot degene die feitelijk de aanvraag indient. Ook als een ander de aanvraag indient – zoals een gemachtigde, een gevolmachtigde, een curator, gezaghouder of voogd – de aanvraag indient, wordt in deze beleidsregels degene voor wie de aanvraag ingediend is de aanvrager genoemd. Met de reikwijdte is beoogd om aan te geven dat deze beleidsregels niet van toepassing zijn op verzoeken tot het plaatsen van gehandicaptenparkeervakken met een algemene bestemming bij, bijvoorbeeld, winkelcentra, instellingen en bedrijven.
Hoofdstuk 2 Aanvraag en beoordelingscriteria
In dit hoofdstuk staat de aanvraagprocedure en de beoordeling van de aanvraag beschreven, voor zover dit niet in de Algemene wet bestuursrecht is geregeld. De aanvrager verzoekt, gelet op artikel 1:3 lid 3 Algemene wet bestuursrecht, aan het college om een besluit te nemen om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te plaatsen. Gelet op artikel 15 lid 1 WVW 1994 en artikel 12 aanhef onderdeel a lid I BABW betreft het besluit waarom verzocht wordt een verkeersbesluit. Voor de behandeling van de aanvraag zijn leges verschuldigd; de hoogte van deze leges worden jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld in de Verordening op de heffing en invordering van leges. In artikel 2:2 staat een drietal hoofdcriteria genoemd waar de aanvraag aan getoetst wordt. Ten eerste wordt getoetst of de aanvrager beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders. Indien de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd, maar de aanvrager is minderjarig, dan kan een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers ook worden geaccepteerd. Het uitgangspunt voor de toekenning van het aangevraagde is dat een aanvrager niet op eigen terrein zijn voertuig kan parkeren. Indien er aanpassingen nodig zijn om dat mogelijk te maken, dan zijn deze voorliggend aan de toekenning van de gehandicaptenparkeerplaats. Tot die aanpassingen moet de aanvrager wel bevoegd zijn. Het is, bijvoorbeeld, niet toegestaan om zelf een uitweg van het erf naar de weg te maken of om een houtopstand te vellen als daarvoor een omgevingsvergunning vereist is; tot dergelijke aanpassingen wordt een aanvrager niet verplicht. Het verbreden van een eigen oprit op het eigen erf en het verwijderen van beplanting is, in beginsel, wel toegestaan; dergelijke aanpassingen kunnen dan ook verlangd worden van de aanvrager. Ten tweede wordt het voertuig beoordeeld. Het voertuig moet in relatie staan tot de aanvrager. In beginsel moet de aanvrager tevens de kentekenhouder zijn of, als hij niet de kentekenhouder is, de kentekenhouder moet woonachtig zijn op hetzelfde adres als de aanvrager. Daarvan kan afgeweken worden, indien het voertuig op naam staat van een niet-natuurlijk persoon. Te denken valt aan een leaseauto of een auto van een werkgever. Indien de werkgever een eenmanszaak voert, dan kan het voertuig ook op naam van die werkgever staan. De aanvrager kan door middel van verklaringen, overeenkomsten en uittreksels uit het handelsregister – het is afhankelijk van de casuïstiek welke documenten noodzakelijk zijn – aantonen dat hij een direct belang heeft bij het voertuig. Het voertuigtype en de omvang worden tevens getoetst, zodat voorkomen wordt dat een voertuig wordt toegekend dat in strijd komt met de bepalingen van de APV; het voertuig mag niet de maximale afmetingen voor voertuigen uit de APV overschrijden en het voertuig mag niet onder een niet toegestane voertuigcategorie vallen. Ten derde wordt onderzocht of in de directe nabijheid van het woonadres een parkeerplaats geschikt wordt bevonden als gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. In beginsel wordt gezocht naar een parkeergelegenheid die zich niet verder dan honderd meter van het woonadres bevindt. Het is echter niet ondenkbaar dat zich binnen die afstand geheel geen parkeerplaats bevindt; vanwege de bepalingen in de Nota Parkeernormen kan het zich namelijk voordoen dat de dichtstbijzijnde parkeervoorziening zich op driehonderd meter afstand van de woning bevindt. Als dat het geval is, wordt gezocht naar een geschikte parkeerplaats binnen de afstand van driehonderd meter. Voorts zijn de belangen van de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid en de doorstroming van het verkeer van algemeen belang. Deze belangen overstijgen de individuele belangen van de verzoeker. Tenslotte geldt als criterium dat per adres niet meer dan één gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangelegd.
Hoofdstuk 3 Toekenning, aanleg en parkeerregulering
In beginsel leidt het voldoen aan de criteria uit hoofdstuk 2 tot het nemen van het verkeersbesluit. Als echter voorzienbaar is dat de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken binnen zes maanden al moet verdwijnen, bijvoorbeeld doordat er plannen zijn voor herinrichting, dan kan van dit beginsel afgeweken worden. Een korte tijd na de aanleg zou dan immers de opheffingsgrond uit artikel 5:1 lid 3 toegepast worden. De aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt pas uitgevoerd nadat het college de hiervoor verschuldigde leges heeft ontvangen. Als een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd op een plaats waar parkeerregulering geldt, dus waar betaald moet worden om te parkeren, dan vervalt deze parkeerbelasting voor dat specifieke parkeervak vanaf het moment dat het verkeersteken is geplaatst. Op grond van artikel 26 lid 1 aanhef en sub c juncto artikel 92 lid 1 RVV 1990 geldt er dan immers een parkeerverbod en in artikel 225 lid 2 Gemeentewet is bepaald dat dan geen parkeerbelasting kan worden geheven.
Hoofdstuk 4 Wijzigingen
Een wijziging van een gehandicaptenparkeervak op kenteken kan noodzakelijk zijn als het voertuig vervangen is. In dat geval kan een aanvraag worden ingediend voor het wijzigen van het kenteken op het onderbord. Het voertuig wordt getoetst aan dezelfde criteria uit hoofdstuk 2. Een adreswijziging kan tevens een aanleiding zijn voor een wijziging; in praktische zin betreft het een verplaatsing van de gehandicaptenparkeerplaats, vanwege de verhuizing van de belanghebbende. Voor de verplaatsing wordt de nieuwe plaats getoetst aan de criteria uit hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 5 Opheffing
De mogelijkheid tot opheffing van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is noodzakelijk om de parkeervoorzieningen zo efficiënt mogelijk beschikbaar te houden voor de weggebruikers. Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt opgeheven op verzoek van de belanghebbende of om de andere redenen die in artikel 5:1 staan vermeld. De opheffing wordt tot voor acht weken na overlijden uitgesteld, om de nabestaanden de tijd te geven om een bestemming voor het voertuig te vinden. Indien de gehandicaptenparkeerkaart van de belanghebbende aan de gehandicaptenparkeerplaats verlopen is, dan kan de gehandicaptenparkeerplaats opgeheven worden. Als er echter al een aanvraag is ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart dan wordt, gedurende de behandeltermijn van die aanvraag, de gehandicaptenparkeerplaats niet opgeheven.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Op gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken die zijn afgegeven voordat deze beleidsregels in werking traden, zijn bepaalde artikelen wel van toepassing. Dat betekent dat een aanvraag tot een wijziging van een eerdere gehandicaptenparkeerplaats wel getoetst wordt aan deze beleidsregels en dat de opheffingsgronden ook van toepassing zijn op deze gehandicaptenparkeerplaatsen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl