Verordening Ondergrondse Infrastructuur Amersfoort

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 21-06-2025

Intitulé

Verordening Ondergrondse Infrastructuur Amersfoort

De raad van de gemeente Amersfoort;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 maart 2025 2012605;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Ondergrondse Infrastructuur Amersfoort

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • -

    kunstwerken: bruggen, tunnels, viaducten en specifiek voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan leidingentunnels en leidingenviaducten en in infrastructuur aanwezige voorzieningen ten behoeve van de geleiding van leidingen;

  • -

    kabels en leidingen: buizen bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of kabels bestemd voor het transport van elektrisch vermogen of informatieve data, gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals transformatorstations, mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten waarmee een algemeen belang wordt gediend of die gedoogd moeten worden;

  • -

    leidingexploitant: natuurlijk persoon of rechtspersoon door wie of onder wiens verantwoordelijkheid een kabel of leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een vergunning voor een kabel of leiding heeft aangevraagd;

  • -

    openbare gronden: openbare gronden als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet, voor zover de gemeente (mede)eigenaar of beheerder van die gronden is, of in de nabije toekomst zal worden;

  • -

    uitvoering van werken: de (her-)inrichting van openbare gronden, waaronder mede begrepen de uitvoering van werkzaamheden, de oprichting van gebouwen, de realisatie van een werk, of de aanleg van groenvoorzieningen door de gemeente of derden;

  • -

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard: aangesloten wordt bij wat hieronder wordt verstaan in de Telecommunicatieverordening Amersfoort 2009;

  • -

    huisaansluiting: aangesloten wordt bij wat hieronder wordt verstaan in de lokale Telecommunicatieverordening Amersfoort 2009.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op het aanleggen, houden, onderhouden, exploiteren en verwijderen van kabels en leidingen in openbare gronden.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op kabels als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet en op situaties die onder de verantwoordelijkheid van een andere bevoegde instantie of rechthebbende vallen.

  • 3. De artikelen 2, 3 en 4 van de Telecommunicatieverordening Amersfoort 2009 zijn van overeenkomstige toepassing op kabels en leidingen in de zin van deze verordening.

Artikel 3 Nadere regels kabels en leidingen

Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen, waarin het volgende kan worden geregeld:

  • a.

    de voorschriften ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of verwijdering van kabels en leidingen;

  • b.

    de coördinatie, planning en ordening in verband met de aanleg, het hebben en houden, de instandhouding of de verwijdering van kabels en leidingen;

  • c.

    de omgang met kabels en leidingen in verontreinigde gronden, rond watergangen en stedelijk groen, en op verhardingen boven kabels en leidingen;

  • d.

    het uitwisselen van informatie tussen het college en de leidingexploitant;

  • e.

    de vorm en frequentie van overleg tussen het college en de leidingexploitant;

  • f.

    het onderzoek naar nut en noodzaak van een aanpassing, verlegging of verwijdering van een kabel of leiding;

  • g.

    een breekverbod;

  • h.

    het aanwijzen van gebieden of stroken die worden vrijgehouden voor toekomstige bestemmingen, zoals voorzieningen ten behoeve van de energietransitie of groenvoorzieningen;

  • i.

    voorschriften ter voorkoming van schade aan en ter bescherming van de gebruiksmogelijkheden van gemeentelijke eigendommen, waaronder begrepen stedelijke groenvoorzieningen.

Artikel 4 Vergunningstelsel

  • 1. Het is verboden om zonder vergunning van het college kabels en leidingen in, op of boven de openbare gronden:

    • a.

      aan te leggen;

    • b.

      te houden;

    • c.

      te onderhouden;

    • d.

      te exploiteren;

    • e.

      te verwijderen.

  • 2. Het is verboden om zonder, of in afwijking van, een vergunning van het college bestaande kabels en leidingen:

    • a.

      te wijzigen;

    • b.

      te verplaatsen;

    • c.

      een andere functie te geven dan die in de vergunning is omschreven.

Artikel 5 Vergunningsprocedure

  • 1. Voor het indienen van een aanvraag voor een vergunning wordt gebruik gemaakt van een daartoe door het college vastgesteld digitaal formulier.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag. Deze termijn kan eenmalig met zes weken worden verlengd.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4.

Artikel 6 Karakter van de vergunning

  • 1. De vergunning, bedoeld in artikel 4, is zaaksgebonden. De leidingexploitant draagt er zorg voor dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

  • 2. Indien de kabel of leiding waarvoor een vergunning is verleend, wordt overgedragen of de leidingexploitant in een andere rechtsvorm wordt omgezet, dan melden de oude en de nieuwe leidingexploitant dan wel de nieuwe natuurlijk persoon of rechtspersoon dit onverwijld aan het college.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan het college in de vergunning bepalen dat de vergunning persoonsgebonden is.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de veiligheid;

    • c.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • d.

      het voorkomen van schade aan en de bescherming van de gebruiksmogelijkheden van gemeentelijke eigendommen, waaronder begrepen stedelijke groenvoorzieningen;

    • e.

      de bereikbaarheid van gronden en gebouwen;

    • f.

      de ondergrondse ordening;

    • g.

      de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van de energietransitie, waaronder in ieder geval (doch niet uitsluitend) begrepen de realisatie van gemeentelijk beleid gericht op het aardgasvrij maken van een gebied;

    • h.

      een gecoördineerde samenloop met werkzaamheden of activiteiten van de gemeente of derden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kan de vergunning worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 8 Voorschriften

  • 1. Het college kan aan de vergunning voorschriften verbinden.

  • 2. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de bescherming van de openbare orde;

    • b.

      de bescherming van de bodem en het oppervlaktewater;

    • c.

      de bescherming van de volksgezondheid;

    • d.

      het voorkomen van gevaar, schade of hinder;

    • e.

      de verkeersveiligheid en de goede doorstroming van het verkeer;

    • f.

      het verschaffen van nadere informatie door de vergunninghouder;

    • g.

      de bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige kabels en leidingen;

    • h.

      de afstemming met andere werken;

    • i.

      de verzekering van de toestand waarin het tracé na voltooiing van het werk moet worden opgeleverd;

    • j.

      het behoud van de integriteit van de kabel of leiding;

    • k.

      de bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke werkzaamheden mogen of moeten beginnen;

    • l.

      de vaststelling van het in te dienen werkplan en de termijn waarbinnen het plan moet zijn ingediend;

    • m.

      het tijdschema voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de kabel of leiding;

    • n.

      de voorwaarden waaronder afwijking van het werkplan of het tijdschema is toegestaan;

    • o.

      de bepaling van onderhoudsverplichtingen;

    • p.

      het tracé waar de kabel of leiding moet worden gelegd en gehouden;

    • q.

      de bescherming van het historisch en archeologisch erfgoed;

    • r.

      een effectief en efficiënt gebruik van de ondergrond, waaronder in ieder geval wordt verstaan de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van de energietransitie;

    • s.

      het bevorderen van het medegebruik van de voorziening.

Artikel 9 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1. De verleende vergunning komt van rechtswege te vervallen indien de leidingexploitant niet binnen twaalf maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning de werkzaamheden als omschreven in de vergunning heeft uitgevoerd en voltooid. Het college kan hiervan afwijken in het besluit tot verlening van de vergunning.

  • 2. Het college kan op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de leidingexploitant de termijn van twaalf maanden met een door het college te bepalen termijn verlengen.

  • 3. Het college kan de vergunning intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      de leidingexploitant de exploitatie of het onderhoud van de kabel of leiding gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vierentwintig maanden staakt, dan wel de kabel of leiding anderszins gedurende een periode van ten minste vierentwintig maanden niet in gebruik is of niet onderhouden;

    • b.

      blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

    • c.

      de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

    • d.

      de leidingexploitant het bepaalde bij of krachtens deze verordening niet naleeft;

    • e.

      na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en dit door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden opgelost;

    • f.

      dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is vanwege het belang van het ontwikkelen, gebruiken en beheren van de fysieke leefomgeving.

  • 4. Het college kan een verleende vergunning wijzigen met het oog op de belangen, bedoeld in artikel 8, tweede lid.

  • 5. Indien er sprake is van een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van dit artikel of op grond van artikel 10 van deze verordening, en een kabel of leiding verlegd of verwijderd moet worden dan voert de leidingexploitant op aanwijzing van het college, en binnen de door het college gestelde termijn, de in de aanwijzing omschreven werkzaamheden uit.

  • 6. Het college kan voorschriften verbinden aan de aanwijzing tot verlegging of verwijdering die volgt uit de intrekking of wijziging van een vergunning zoals bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 10 Wijziging en intrekking vergunning op verzoek

  • 1. Het college wijzigt of trekt de vergunning in, indien de leidingexploitant schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken, dan wel de kabel of leiding wenst over te dragen.

  • 2. De leidingexploitant die schriftelijk heeft verklaard dat hij geen gebruik meer van de vergunning wil maken, blijft gedurende de tijd dat de kabel of leiding na opzegging in de openbare gronden aanwezig is, verantwoordelijk voor deze kabel of leiding.

  • 3. De leidingexploitant die schriftelijk heeft verklaard dat hij een kabel of leiding aan een andere natuurlijk persoon of rechtspersoon wenst over te dragen blijft verantwoordelijk tot het moment dat aan de andere natuurlijk persoon of rechtspersoon een vergunning voor deze kabel of leiding is verleend.

  • 4. In geval van een persoonsgebonden vergunning als bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt de vergunninghouder als leidingexploitant beschouwd en blijft deze verantwoordelijk voor de kabel of leiding tot het moment dat deze verwijderd is.

Artikel 11 Nadeelcompensatie

  • 1. Aan een leidingexploitant die als gevolg van een besluit van het college tot intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9, derde lid, onderdeel f, of vierde lid, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale maatschappelijke risico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, wordt op aanvraag een vergoeding voor de geleden schade toegekend.

  • 2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de aanspraak op nadeelcompensatie vast. Daarin worden in ieder geval regels gegeven betreffende:

    • a.

      de bepaling van de hoogte van de vergoeding;

    • b.

      de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen;

    • c.

      de procedure om in aanmerking te komen voor vergoeding;

    • d.

      de uitbetaling van de nadeelcompensatie.

  • 3. De Verordening nadeelcompensatie Amersfoort is niet van toepassing op schade die wordt geleden ten gevolge van een intrekking of wijziging van de vergunning op grond van artikel 9, derde lid, onderdeel f, of vierde lid.

Artikel 12 Meldingsplicht, onderzoek, opschorting exploitatie

  • 1. De leidingexploitant is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onverwijld aan het college te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.

  • 2. Het college kan de leidingexploitant opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan bij de exploitatie van de kabel of leiding.

  • 3. Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende kabel of leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende kabels en leidingen, van laatstgenoemde kabels en leidingen.

Artikel 13 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 14 Overgangsrecht kabels en leidingen

  • 1. Een vergunning met betrekking tot kabel(s) en leiding(en), welke krachtens de reeds vervallen artikelen 2.1.5.2. of 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort of artikel 5.5 van de Verordening fysieke leefomgeving Amersfoort is verleend, geldt als een vergunning verleend krachtens deze verordening.

  • 2. Als een vergunning verleend krachtens deze verordening geldt de voor inwerkingtreding van deze verordening:

    • a.

      door de gemeente Amersfoort gegeven civielrechtelijke toestemming een kabel of leiding in de openbare gronden te mogen hebben en houden;

    • b.

      door het college verleende vergunning een kabel of leiding in de grond te hebben op een andere publiekrechtelijke grondslag dan de reeds vervallen artikelen 2.1.5.2. of 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort of artikel 5.5 van de Verordening fysieke leefomgeving Amersfoort.

  • 3. Als niet duidelijk is op welke grondslag een kabel of leiding ligt, wordt deze tevens geacht met een vergunning krachtens deze verordening te liggen, als de leidingexploitant aannemelijk maakt dat de kabel of leiding rechtmatig in de openbare gronden ligt.

  • 4. Indien het college van oordeel is dat een kabel of leiding waarbij sprake is van een situatie als omschreven in het eerste, tweede of derde lid niet voldoet aan de voorschriften krachtens deze verordening, dan kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen nadere informatie over de kabel of leiding moet worden verschaft, of alsnog een aanvraag voor een vergunning moet worden ingediend. Het college kan met inachtneming van een redelijke termijn besluiten de bestaande vergunning in te trekken of te wijzigen.

  • 5. Een aanvraag voor een vergunning op grond van artikel 5.5 van de Verordening fysieke leefomgeving Amersfoort, met betrekking tot kabel(s) of leiding(en), die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, valt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, onder de bepalingen van deze verordening.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Ondergrondse Infrastructuur Amersfoort.

Ondertekening

TOELICHTING

Algemeen

De komende jaren zal, mede in het licht van de Energietransitie, de ondergrond volop in beweging blijven. De vergunningverlening voor kabels en leidingen die niet onder de reikwijdte van de Telecommunicatiewet valt vindt nu nog plaats door toepassing van artikel 5.5 van de Verordening fysieke leefomgeving Amersfoort. Door de elkaar snel opvolgende technologische ontwikkelingen, de schaars beschikbare ondergrond en de behoefte als gemeente snel te kunnen ingrijpen bij ontwikkelingen die mogelijkerwijs een impact op een effectief en efficiënt gebruik van de ondergrond kunnen hebben is besloten de vergunningverlening voor de ondergrondse infrastructuur een meer prominente plaats in een aparte verordening te geven en nader uit te werken. Deze verordening maakt het bovendien mogelijk voor het college om nadere regels vast te stellen en aan te passen als daartoe een noodzaak bestaat.

Juridische basis

Het leggen, houden, onderhouden, exploiteren en verwijderen van kabels en leidingen wordt door middel van deze verordening publiekrechtelijk vergund. Deze vergunningen werden voor het in werking treden van deze verordening afgegeven op grond van de reeds vervallen artikel 2.1.5.2. of artikel 2:11 van de vigerende Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort en later op grond van artikel 5.5 van de Verordening fysieke leefomgeving Amersfoort. Voor het leggen en houden van telecomkabels is de Telecommunicatieverordening Amersfoort 2009 de juridische basis.

Deze verordening is gebaseerd op de verordenende bevoegdheid uit artikel 149 van de Gemeentewet en beoogt een uitputtende publiekrechtelijke regeling in het leven te roepen. Kernartikel van de verordening is artikel 4. Op grond van artikel 4 is het verboden in de openbare gronden een kabel of leiding aan te leggen, te houden, te onderhouden te exploiteren en te verwijderen zonder een vergunning van het college.

Kernpunten van deze verordening en de daaraan gekoppelde vergunningen zijn:

  • de veiligheid van de kabels en leidingen;

  • het minimaliseren van de risico’s voor het milieu en de gezondheid van mens en dier;

  • te stellen eisen aan ordening en allocatie van kabels en leidingen;

  • te stellen eisen aan exploitatie en onderhoud;

  • te stellen eisen aan wijzigingen van leidingentracé ’s en verwijdering van kabels en leidingen.

Deze verordening geeft in artikel 3 het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van deze verordening. Deze nadere regels worden neergelegd in de ‘Nadere regels betreffende het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen Amersfoort’, en bevatten voornamelijk technische eisen alsmede (procesmatige) eisen waaraan bijvoorbeeld een aanvraag moet voldoen. Deze opzet is gekozen om het college in staat te stellen flexibel te reageren op nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied.

Daarnaast geeft deze verordening in artikel 11, tweede lid, het college de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels die zien op het toekennen van nadeelcompensatie. Deze worden vastgelegd in de ‘Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Amersfoort’.

In sommige gevallen zullen behalve een vergunning op basis van deze verordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat deze verordening de afgifte van eventuele milieu- en omgevingsvergunningen onverlet. Ook kunnen vergunningen van andere dan de gemeentelijke organisatie nodig zijn, zoals vergunningen van waterschappen, de Provincie, Rijkswaterstaat of ProRail.

Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op alle kabels en leidingen die zich bevinden in openbare gronden binnen de gemeente Amersfoort en bevat daarvoor een uitputtende publiekrechtelijke regeling. Het begrip ‘openbare gronden’ moet breed worden opgevat en daarom is aangesloten bij de definitie van openbare gronden in de zin van de Telecommunicatiewet. Het begrip ‘openbare gronden’ bevat in beginsel alle openbare ruimte die al dan niet met enige beperking algemeen toegankelijk is en waarvan de gemeente minimaal mede-eigenaar is of naar verwachting in de nabije toekomst zal worden.

Deze verordening is niet van toepassing op kabels als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet en op situaties die onder de verantwoordelijkheid van een andere bevoegde instantie of rechthebbende vallen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd. Van belang is op te merken dat in beginsel alle (horizontale maar ook verticale) kabels en leidingen in de openbare gronden binnen de gemeente Amersfoort onder de reikwijdte van deze verordening vallen.

Een aantal categorieën zijn echter van de werkingssfeer van deze verordening uitgezonderd. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2. Het bereik van deze verordening is niet beperkt tot kabels en leidingen die in de grond liggen: ook kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen die (deels) bovengronds liggen, en/of die door of over zogeheten kunstwerken zijn gelegd vallen onder de reikwijdte van deze verordening. Met de toevoeging “waarmee een algemeen belang wordt gediend of die gedoogd moeten worden” aan de definitie van het begrip kabels en leidingen toe te voegen wordt bewerkstelligd dat particuliere kabels en leidingen die uitsluitend of voornamelijk een persoonlijk belang dienen uit de schaarse openbare gronden geweerd (kunnen) worden.

Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor kabels en leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een natuurlijke barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij zij gedacht aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd.

Met het begrip leidingexploitant wordt in eerste instantie bedoeld de natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens opdracht de kabel of leiding bedrijfsmatig wordt aangelegd. Leidingexploitanten zijn met name de netbeheerders van nutsvoorzieningen als gas, water en elektriciteit. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als leidingexploitant aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in dat geval nog geen kabel of leiding aanwezig die wordt geëxploiteerd). Nadat de kabel of leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de kabel of leiding worden beschouwd als leidingexploitant. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de kabel of leiding is aangelegd, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn omdat de kabel of leiding ook kan worden overgedragen waarna de nieuwe vergunninghouder de leidingexploitant wordt.

Een aantal begrippen die in het kader van de Telecommunicatieverordening reeds zijn ingevuld worden overeenkomstig uitgelegd in deze verordening.

Artikel 2 Toepassingsbereik

In dit artikel wordt het toepassingsbereik van deze verordening weergegeven. Telecomkabels vallende onder de Telecommunicatiewet en kabels en leidingen die volledig in gronden van een andere bevoegde instantie (denk bijvoorbeeld aan het Waterschap, de Provincie, Rijkswaterstaat of ProRail) of een andere rechthebbende dan de gemeente (met name gronden van particulieren) worden gelegd vallen buiten het bereik van deze verordening.

Het in het vierde lid van overeenkomstige toepassing verklaren van de artikelen 2, 3 en 4 uit de Telecommunicatieverordening heeft tot doel dat de procedures voor het doen van een melding en het verhelpen van storingen en het aanleveren voor de bij die procedures benodigde gegevens ook gelden voor kabels en leidingen in de zin van deze verordening

Artikel 3 Nadere regels kabels en leidingen

Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering van deze verordening nadere regels vast te stellen over het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen.

Zo geven de onderdelen b, d en e van dit artikel mede in het licht gezien van artikel 7 van deze verordening het college de mogelijkheid nadere regels vast te stellen waarbij het een leidingexploitant door middel van een besluit, kan verzoeken binnen een bepaalde termijn, op de door het college voorgeschreven wijze, informatie te geven welke het college nodig acht voor een goed beheer van de openbare gronden. Hieronder wordt mede begrepen informatie over toekomstige werkzaamheden, en informatie over mogelijke toekomstige uitbreidingen of aanpassingen van een netwerk.

Artikel 4 Vergunningstelsel

Dit artikel vormt de kern van het vergunningstelsel. Het is verboden om een kabel of leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij hiervoor een vergunning is verleend.

Artikel 5 Vergunningprocedure

Dit artikel regelt de procedurele aspecten van de vergunningverlening. Degene die een kabel of leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etc.) dient daartoe een aanvraag in bij het college. Dit kan door het invullen van een digitaal aanvraagformulier.

Het tweede lid van dit artikel regelt de beslistermijn en het derde lid bepaalt dat de lex silencio positivo niet van toepassing is op aanvragen. Dit houdt in dat er bij het niet halen van de beslistermijn er niet automatisch een vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Karakter van de vergunning

De vergunning is zaaksgebonden en ‘volgt’ het object. Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijv. verkoop) van een kabel of leiding de vergunning die op die kabel of leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaan op de nieuwe leidingexploitant. Indien wijziging van leidingexploitant plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) moeten zowel de oude als de nieuwe leidingexploitant hiervan melding doen aan het college. De tenaamstelling van de vergunning kan vervolgens worden gewijzigd waarbij de naam van de nieuwe leidingexploitant op de vergunning komt te staan. Vanzelfsprekend dient de nieuwe leidingexploitant zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften.

Artikel 7 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden dienen ter bescherming van gemeentelijke en maatschappelijke belangen. Speciale aandacht verdient de weigeringsgrond in het belang van de bescherming van de ondergrondse ordening. Als gevolg van de opgave in het kader van de energietransitie zal gas bijvoorbeeld vervangen gaan worden door warmteleidingen. Voor deze warmteleidingen zal derhalve ruimte moeten worden gereserveerd zodat in voorkomende gevallen aanvragen om een vergunning geweigerd kunnen worden als verlening van die vergunning inhoudt dat er geen ruimte meer overblijft voor een beoogde warmteleiding.

De weigeringsgrond die spreekt van coördinatie is in het belang van het voorkomen of beperken van overlast (geen twee partijen op zelfde moment in hetzelfde tracé) en de samenloop met bijvoorbeeld een project van de gemeente of een andere partij.

Artikel 8 Voorschriften

Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorschriften te verbinden. Deze verordening en de nadere regels vormen daarvoor gezamenlijk het kader.

In het tweede lid staat een limitatieve lijst van belangen waartoe de voorwaarden en beperkingen kunnen strekken.

Artikel 9 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden

In het eerste lid is bepaald dat de geldigheid van een verleende vergunning van rechtswege komt te vervallen indien de leidingexploitant niet binnen twaalf maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning de werkzaamheden heeft afgerond. Op die manier is het niet noodzakelijk een verleende vergunning actief in te trekken indien niet tijdig gebruik wordt gemaakt van die vergunning. De vergunning komt overigens niet van rechtswege te vervallen indien het college dat in een specifiek geval uitdrukkelijk bepaalt. Het niet tijdig aanvangen van de werkzaamheden is immers redelijkerwijs niet altijd aan de leidingexploitant te wijten.

Daarnaast geeft dit artikel het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het derde lid genoemde gronden. De belangrijkste grond betreft het intrekken indien de leidingexploitant de voorschriften van de verordening, de nadere regels of de vergunning niet naleeft. Onderdeel e is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor gezondheid en milieu dreigen als gevolg van het in standhouden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen. Onderdeel f betreft de situatie waarin er werken ter plaatse moeten worden uitgevoerd die redelijkerwijs noodzakelijk zijn vanwege het belang van het ontwikkelen, gebruiken en beheren van de fysieke leefomgeving, waardoor een vergunde kabel of leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast.

Het vierde lid biedt de basis voor het college om na afgifte uit eigen beweging een vergunning te wijzigen of aan te vullen.

Het vijfde lid bepaald dat indien er sprake is van een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9 of 10 van deze verordening, en een kabel of leiding verlegd of verwijderd moet worden, het college aan deze intrekking of wijziging middels een aanwijzing de verplichting kan verbinden om de betreffende leiding(en) binnen een bepaalde termijn aan te passen (verleggen) of te verwijderen.

Het zesde lid bepaald dat het college voorschriften kan verbinden aan de aanwijzing tot aanpassing, verlegging of verwijdering die volgt uit de intrekking of wijziging van een vergunning zoals bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 10 Wijziging en intrekking vergunning op verzoek

In geval de leidingexploitant niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, kan hij hiervan schriftelijk mededeling doen aan het college. Met het afstand doen van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan. De leidingexploitant kan vervolgens verplicht worden de kabel of leiding te verwijderen (artikel 9, vijfde lid). Om te voorkomen dat een leidingexploitant door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat de opzegger nog steeds wordt beschouwd als leidingexploitant in de zin van deze verordening. De verwijderingsplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de kabel of leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt de nieuwe eigenaar, nadat aan hem vergunning is overgedragen, als leidingexploitant beschouwd. Uit oogpunt van een effectieve handhaving is het derde lid opgenomen waarin staat aangegeven dat in geval van een persoonsgebonden vergunning (conform artikel 6, derde lid) de vergunninghouder te allen tijde als leidingexploitant wordt beschouwd. Dit is alleen anders wanneer hij schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te maken, de exploitatie van de kabel of leiding staakt of de kabel of leiding verwijdert.

Artikel 11 Nadeelcompensatie

Op basis van artikel 9, derde lid, sub f kan het college een vergunning intrekken of wijzigen indien ter plaatse werken moeten worden uitgevoerd die redelijkerwijs noodzakelijk zijn vanwege het belang van het ontwikkelen, gebruiken en beheren van de fysieke leefomgeving. Op basis van artikel 9, vierde lid, kan de vergunning worden gewijzigd door het college wanneer dit vanwege de bescherming van bepaalde belangen noodzakelijk is.

Voor zover de leidingexploitant daarbij schade lijdt die niet tot het normale maatschappelijke risico behoort en niet (voldoende) is verzekerd, zal het college hem op verzoek een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie). Het college stelt nadere regels vast die de behandeling van verzoeken tot nadeelcompensatie verder uitwerken.

Artikel 12 Meldingsplicht, onderzoek, opschorting exploitatie

Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de leidingexploitant in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de kabel of leiding die gevaar, hinder of verontreiniging veroorzaakt, maar ook – indien noodzakelijk – ten aanzien van de naburige kabels en leidingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de leidingexploitant.

Artikel 13 Toezicht

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 14 Overgangsrecht kabels en leidingen

Deze bepaling regelt het overgangsrecht in verschillende situaties. Het op grond van het derde lid aannemelijk maken dat een kabel of leiding rechtmatig in de openbare gronden ligt zal in de praktijk, vanwege de bewijsproblematiek rondom mondelinge afspraken en toezeggingen, veelal door middel van een schriftelijk document plaatsvinden. Indien eenmaal is vastgesteld dat de kabel of leiding rechtmatig in de openbare gronden ligt, kan het college vervolgens voor de vraag gesteld worden of het de ongestoorde ligging van die kabel of leiding nog verder wil toestaan. Daarbij zal het college naar de specifieke omstandigheden van het geval kijken om dit te beoordelen. Aspecten die bij deze afweging onder andere een rol kunnen spelen zijn of het om een particuliere kabel of leiding gaat, wat voor soort kabel of leiding het betreft, of de kabel of leiding al dan niet in gebruik is, welke (bedrijfs)belangen ermee worden gediend en welke impact de aanwezigheid van de kabel of leiding in de schaarse ondergrond voor toekomstige ontwikkelingen in het gebied kan hebben.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze bepaling behoeft geen toelichting.