Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740335
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740335/1
Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld
Geldend van 13-06-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening jeugdhulp gemeente BarneveldDe raad van de gemeente Barneveld;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 4017;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- -
gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 8;
- -
gemeentelijke vangnetvoorziening: een individuele voorziening, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, die door het college ten behoeve van een persoon op basis van een individuele beoordeling wordt verstrekt;
- -
hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
- -
voorliggende voorziening: een voorziening op basis van een andere wet dan de Jeugdwet, waarmee aan de ondersteuningsvraag wordt tegemoetgekomen;
- -
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;
- -
melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;
- -
algemene voorziening: een (voorliggende) voorziening die niet specifiek bestemd is voor jeugdigen en/of ouders, maar die door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure;
- -
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp van derden te betrekken;
- -
wet: Jeugdwet
- -
familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale netwerk van de jeugdige behoren;
- -
sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige en/of zijn ouders een sociale relatie onderhouden;
- -
huiselijke kring: een familielid, een huisgenoot, de echtgenoot of voormalig echtgenoot of een mantelzorger.
- -
eigen kracht: De eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en de ouder(s) zelf of met behulp van het sociale netwerk om te voorzien in of bij te dragen aan het oplossen van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
- -
dagdeel: een periode van minimaal vier aaneengesloten uren; in het kader van deze verordening wordt uitsluitend dagopvang in dagdelen geïndiceerd;
- -
etmaal: een periode van vierentwintig aangesloten uren.
- -
fraude: handelen dat opzettelijk in strijd is met de regels, gericht op eigen of andermans (financieel) gewin, waaronder valsheid in geschrifte, bedrog, benadeling van rechthebbenden of verduistering plegen of trachten te plegen ten nadele van de gemeente en/of haar inwoners, met het doel een betaling of ander voordeel te verkrijgen waarop men geen recht heeft of kan hebben;
- -
pgb-aanbieder: een aanbieder die via een persoonsgebonden budget jeugdhulp verleent;
- -
gezinsplan: het plan waarin alle informatie over het gezin staat, welke doelen zijn gesteld en welke afspraken zijn gemaakt.
Hoofdstuk 2 Vormen van Jeugdhulp
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
-
1. In bijlage 1, categorie A staan de algemene voorzieningen die in ieder geval beschikbaar zijn.
-
2. In bijlage 1, categorie B staan de individuele voorzieningen die in ieder geval beschikbaar zijn.
-
3. De individuele voorzieningen zijn regionaal ingekocht. In de met de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders afgesloten deelovereenkomsten Jeugd Foodvalley ambulant, verblijf en veiligheid staan de individuelen voorzieningen uitgewerkt op de volgende elementen:
- a.
Beschrijving;
- b.
Doelgroep;
- c.
Doel;
- d.
Duur en intensiteit;
- e.
Kwaliteit.
- a.
-
4. De deelovereenkomsten Jeugd Foodvalley ambulant, verblijf en veiligheid zijn te vinden op: https://www.jeugdfv.nl/aanbieders/inkoop.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen: toegang, onderzoek en beoordeling
Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
-
1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.
-
2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding.
-
3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
-
4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
-
1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
-
2. Het college maakt afspraken met de huisarts, medisch specialist en jeugdarts over samenwerking om de jeugdige zo goed mogelijk te kunnen helpen, ieder vanuit zijn eigen rol.
-
3. Ter waarborging van een deskundige en juiste bepaling van de in te zetten individuele voorziening door een jeugdhulpaanbieder na een medische verwijzing stellen de gemeenten van de Jeugdhulpregio FoodValley een protocol “Jeugdhulp na verwijzing door huisarts, medisch specialist en jeugdarts” op, waaraan de jeugdhulpaanbieder gehouden is. Dit protocol is onderdeel van de gesloten overeenkomst met de jeugdhulpaanbieder en is te vinden op: https://www.jeugdfv.nl/aanbieders/documenten-en-downloads.
-
4. Het protocol, bedoeld in het derde lid, behelst in ieder geval een beschrijving van de stappen die de jeugdhulpaanbieder met de benodigde zorgvuldigheid en deskundigheid dient te doorlopen. De door de jeugdhulpaanbieder te doorlopen stappen zijn de volgende:
- a.
stel de hulpvraag van de jeugdige of de ouder(s) vast;
- b.
stel vast of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en, zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;
- c.
bepaal welke hulp, naar aard en omvang, nodig is; en
- d.
onderzoek of en in hoeverre er mogelijkheden zijn om, geheel dan wel gedeeltelijk:
- i.
op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
- ii.
met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;
- iii.
met gebruikmaking van een algemene voorziening te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;
- iv.
om door middel van een voorliggende voorziening te komen tot een oplossing voor de hulpvraag.
- i.
- a.
-
5. Voor het bepalen van de individuele voorziening hanteert de jeugdhulpaanbieder het principe van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening.
-
6. Het college is bij een verwijzing zoals bedoeld in het eerste lid niet verplicht jeugdhulp te vergoeden geleverd door een jeugdhulpaanbieder waarmee de gemeente geen contractrelatie heeft, tenzij het college met de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet in staat is de bij de verwijzing passende jeugdhulp te laten leveren.
-
7. Het bepaalde in het derde en vierde lid is ook van toepassing in geval van verwijzing naar een niet-gecontracteerde aanbieder, die op basis van het zesde lid alsnog een overeenkomst met de gemeente sluit.
Artikel 5. Toegang jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering
-
1. Het college zorgt voor de inzet van de jeugdhulp die:
- a.
de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en/of
- b.
de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
- a.
-
2. Bij de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht is jeugdhulp van een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder voorliggend aan jeugdhulp van een niet gecontracteerde jeugdhulpaanbieder.
Artikel 6. Cliëntondersteuning
-
1. Het college zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de jeugdige en/of zijn ouders het uitgangspunt is.
-
2. Het college wijst degene die een hulpvraag meldt erop dat de jeugdige en/of zijn ouders zich gedurende de procedure desgewenst kunnen laten bijstaan door een cliëntondersteuner.
Artikel 7. Vooronderzoek
-
1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 8, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
-
2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
-
3. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 8 Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte (het gesprek)
-
1. Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk na ontvangst van de melding:
- a.
de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;
- b.
of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja welke problemen of stoornissen dat zijn;
- c.
welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
- d.
of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;
- e.
voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening of overige voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;
- f.
voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen en de mogelijkheid tot inzet van een andere voorziening of voorliggende voorziening ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;
- g.
hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de behoeften, persoonskenmerken, de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;
- h.
indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;
- a.
-
2. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.
-
3. Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.
-
4. Bij het onderzoek informeert het college de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. Het college licht de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen in over de gevolgen van die keuze.
-
5. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
Artikel 9. Onderzoek naar draagkracht en draaglast (eigen kracht)
-
1. Een individuele voorziening voor jeugdhulp wordt niet verstrekt als uit het onderzoek blijkt dat de jeugdige en de ouders op eigen kracht kunnen voorzien in of bijdragen aan het oplossen van opgroei-en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
-
2. Om te bepalen wat de jeugdige en de ouders op eigen kracht kunnen oplossen, beoordeelt het college in ieder geval:
- a.
De behoeften en mogelijkheden van de jeugdige;
- b.
De voor de jeugdige benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan;
- c.
De mogelijkheden, de draagkracht en de belastbaarheid van de ouders;
- d.
De samenstelling van het gezin en de woonsituatie;
- e.
Het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen, waarbij geen financiële draagkrachtmeting wordt gedaan;
- f.
De mogelijkheden van het sociale netwerk om de jeugdige en de ouders te ondersteunen;
- g.
De mogelijkheid om gebruik te maken van voorliggende (wettelijke) voorzieningen;
- h.
Overige relevante omstandigheden van de jeugdige en de ouders die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op de mogelijkheid om de benodigde hulp zelf te bieden.
- a.
-
2. Een gezonde draagkracht betekent dat ouders of andere huisgenoten onderling zorg kunnen dragen voor normale, dagelijkse hulp. Ouder(s) zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking. Voor zover het van toepassing is en tot de mogelijkheden behoort dat ouders hun kinderen zelf hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent het college geen individuele voorziening jeugdhulp toe.
-
3. Als de noodzakelijke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van ouders voor hun kinderen voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen zwaarder is dan de zorg die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben, neemt het college in haar onderzoek (als bedoeld in artikel 8) de balans tussen draaglast en draagkracht mee. Het college bepaalt of de draagkracht van het gezin om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden in overeenstemming is met de draaglast, op basis van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders, samen met de personen die tot hun sociale omgeving behoren en beschikbare voorliggende voorzieningen.
-
4. Het college maakt voor wat betreft het vaststellen van de balans tussen draagkracht als bedoeld in het eerste lid en draaglast als bedoeld in het tweede lid een onderscheid in kortdurende en langdurende situaties: - Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar. - Langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig zal zijn of meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.
-
5. In kortdurende situaties neemt het college aan dat draagkracht en draaglast in balans zijn en bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht. In langdurende situaties bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf als het college op basis van algemeen aanvaarde maatstaven vaststelt dat draaglast en draagkracht in balans zijn, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht.
-
6. Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouder(s) aan kinderen is tot en met de leeftijd van 17 jaar in principe gebruikelijke zorg, zowel in kortdurende als langdurende situaties.
-
7. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het onderzoek naar de balans tussen draagkracht en draaglast en de uitwerking daarvan.
Artikel 10. Verslag
-
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 8.
-
2. Na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige en/of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
-
3. Het college stelt de jeugdige en/of zijn ouders in de gelegenheid om binnen 7 dagen aanpassingen en/of aanvullingen op het verslag te verzoeken.
Artikel 11. Aanvraag
-
1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag voor een gemeentelijke vangnetvoorziening schriftelijk indienen bij het college.
-
2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het verslag of gezinsplan hebben aangegeven.
Artikel 12 Advisering
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie (medisch adviseur) om advies vragen indien het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een gemeentelijke vangnetvoorziening. Het college betrekt de cliënt en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan.
Artikel 13 Deskundig onderzoek, deskundige toeleiding en beoordeling
-
1. Het college zet voor het onderzoek naar aanleiding van een aanvraag voor jeugdhulp de daarvoor benodigde specifieke deskundigheid in en zorgt ervoor dat de deskundigheid bekend is bij de aanvrager.
-
2. Het onderzoek vindt plaats door of onder verantwoordelijkheid van SKJ- of BIG-geregistreerde professionals. Als dat noodzakelijk is, wordt extern (medisch) advies gevraagd.
-
3. De uitvoeringstaken in het kader van de Jeugdwet kunnen extern zijn belegd of de besluitvorming op aanvragen voor jeugdhulp kan zijn gemandateerd aan andere bestuursorganen of aanbieders. In die gevallen draagt het college zorg voor het voorkomen van een rolvermenging bij advisering, gemandateerde besluitvorming en levering van individuele voorzieningen door deze partijen.
-
4. Het gestelde in de voorgaande leden is ook van toepassing op heronderzoek als bedoeld in artikel 8.1.3 Jeugdwet.
Artikel 14. Criteria voor een gemeentelijke vangnetvoorziening
-
1. Het college neemt het gezinsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een gemeentelijke vangnetvoorziening.
-
2. Een jeugdige en/of zijn ouders komt voor een gemeentelijke vangnetvoorziening in aanmerking als het noodzakelijk is:
- 1°.
de zelfredzaamheid of participatiemogelijkheden van de jeugdige te versterken, te stabiliseren of te behoeden voor achteruitgang en het college ook mogelijkheden aanwezig acht dat de jeugdige met de gemeentelijke vangnetvoorziening zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
- 2°.
de jeugdige opvang te bieden; en
- b.
er geen of onvoldoende mogelijkheden zijn om in de behoefte aan ondersteuning te voorzien door de versterking van de eigen kracht van de jeugdige en/of zijn ouders, met medische zorg, mantelzorg of hulp vanuit het sociaal netwerk, de inzet van algemeen gebruikelijke of voorliggende voorzieningen.
- 1°.
-
3. Als een gemeentelijke vangnetvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
Hoofdstuk 4 Afbakening andere wetten
Artikel 15. Afbakening Jeugdwet met andere wetten
Op grond van artikel 1.2 lid 1 sub b van de Jeugdwet treft het college geen voorziening als naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling, zoals de Wet op passend onderwijs, Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Participatiewet.
Artikel 16. Afbakening Jeugdwet en Wet op passend onderwijs
-
1. Ondersteuning gericht op het doorlopen van het onderwijsprogramma die primair gericht is op het leerproces, het behalen van onderwijsdoelen of om de jeugdige verder te helpen in de onderwijsontwikkeling, valt onder de zorgplicht van de Wet passend onderwijs.
-
2. Indien een jeugdige recht heeft op ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs gaat deze wet in rangorde voor op de Jeugdwet en treft het college geen individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.
-
3. Als de verstrekte ondersteuning als bedoeld in het eerste en tweede lid mogelijk ook een bijdrage levert aan de ontwikkeling op andere leefgebieden, blijft het onderwijs verantwoordelijk voor de ondersteuning.
-
4. Als de jeugdige naast het behalen van onderwijsdoelen begeleiding en/of persoonlijke verzorging nodig heeft op school in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen, valt de ondersteuning – voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan - onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet.
-
5. Als op basis van wettelijke bepalingen onduidelijk is of de hulpvraag valt onder de Wet passend onderwijs of onder de Jeugdwet, dan rust op het college de verplichting om in samenwerking met het onderwijs met behulp van het onderzoeksverslag en het ontwikkelperspectief tot een passende oplossing te komen voor de hulpvraag.
Artikel 17. Afbakening Jeugdwet en de Wet langdurige zorg
-
1. Als een jeugdige recht heeft op ondersteuning vanuit de Wlz zoals genoemd in het tweede en vierde lid van dit artikel, die overeenkomt met de aangevraagde ondersteuning op grond van de Jeugdwet, gaat de Wlz in rangorde voor op de Jeugdwet en treft het college geen individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.
-
2. Ondersteuning valt onder de Wlz als de jeugdige vanwege een somatische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking een blijvende behoefte heeft aan:
- a.
permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde jeugdige of;
- b.
24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat de jeugdige zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en de jeugdige, om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen,
- i.
door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of;
- ii.
door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
- i.
- a.
-
3. Een uitzondering op het eerste lid is wanneer er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problemen van de jeugdige en er daardoor recht is op een soortgelijke voorziening op grond van zowel de Jeugdwet als de Wlz. In dat geval is het college gehouden een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet te treffen voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan.
-
4. Ondersteuning die onder de Wlz zorg valt, zijn onder andere:
- a.
logeeropvang voor jeugdigen met een Wlz-indicatie;
- b.
verblijf in een Wlz-instelling;
- c.
vervoer naar een Wlz-locatie;
- d.
begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging;
- e.
behandeling van psychische stoornissen, mits deze een integraal onderdeel uitmaakt van de behandeling die vanuit de Wlz geboden wordt.
- a.
-
5. Wanneer de jeugdige en/of de ouder(s) weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een indicatiebesluit Wlz terwijl er gegronde redenen zijn die aannemelijk maken dat de jeugdige een indicatie voor Wlz-zorg zou kunnen krijgen, weigert het college een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.
-
6. Als de jeugdige een Wlz-indicatie heeft en daarnaast een behandeling nodig heeft voor een psychische stoornis, valt deze behandeling – voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan - onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet, tenzij de behandeling integraal onderdeel uitmaakt van de geboden behandeling vanuit de Wlz.
-
7. Als het college een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet wil beëindigen omdat de Wlz van toepassing is, ligt de bewijslast bij het college. In de argumentatie moeten in ieder geval onderstaande zaken onderbouwd worden:
- a.
waarom er op dit moment 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig is;
- b.
waarom er op termijn geen verbetering te verwachten is.
- a.
Artikel 18. Afbakening Jeugdwet en Zorgverzekeringswet
-
1. Als de jeugdige medisch noodzakelijke zorg nodig heeft die niet is gericht op psychische problemen en stoornissen of psychosociale problemen, dan valt dit niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet en is er geen recht op een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet, behoudens het bepaalde in artikel 1.1 Jeugdwet. Voorbeelden van zorg op basis van de Zvw zijn:
- a.
hulpmiddelenzorg;
- b.
ziekenvervoer;
- c.
zintuiglijke gehandicaptenzorg.
- a.
-
2. Een uitzondering op het eerste lid is wanneer er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problemen van jeugdige en er daardoor recht is op een soortgelijke voorziening op grond van zowel de Jeugdwet als de Zvw. In dat geval is het college gehouden een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet te treffen voor zover aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan.
-
3. Persoonlijke verzorging voor jeugdigen tot 18 jaar kan zowel onder de Jeugdwet als onder de Zvw vallen. Daarbij geldt:
- a.
persoonlijke verzorging valt onder de Zvw als het nodig is in verband met een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop;
- b.
persoonlijke verzorging valt onder de Jeugdwet als het gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen.
- a.
Artikel 19. Afbakening Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Als naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dan verleent het college geen voorziening op grond van de Jeugdwet. Het betreft dan bijvoorbeeld:
- a.
voorzieningen in de vorm van hulpmiddelen, woningaanpassingen en een gebarentolk;
- b.
een vervoersvoorziening om te kunnen reizen naar verschillende locaties, zoals sportvereniging en recreatieplekken;
- c.
een maatwerkvoorziening voor opvang, indien jeugdige met ouder(s) meekomt als ouder de thuissituatie moet verlaten, vanwege bijvoorbeeld huiselijk geweld, mishandeling of een huisuitzetting.
Hoofdstuk 5 Beschikking
Artikel 20. Inhoud beschikking
-
1. Bij het verstrekken van een gemeentelijke vangnetvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
wat de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en, indien aan de orde, duur van de verstrekking is;
- c.
welke aanbieder de hulp gaat leveren;
- d.
hoe bezwaar kan worden gemaakt
- e.
dat het gezinsplan (waarin ook de omvang van de indicatie is opgenomen) onderdeel uitmaakt van de beschikking.
- a.
-
2. Bij het verstrekken van een gemeentelijke vangnetvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
- e.
hoe bezwaar kan worden gemaakt.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een gemeentelijke vangnetvoorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige en/of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd.
Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget
Artikel 21. Algemene criteria voor verstrekken pgb
-
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet en beoordeelt of de jeugdige of zijn ouders:
- a.
Op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van zijn/haar belangen en in staat zijn de aan de pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;
- b.
Zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat Zorg in Natura (ZIN) niet passend is;
- c.
De jeugdhulp van goede kwaliteit is.
- a.
-
2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de exacte criteria voor het verstrekken van een pgb.
Artikel 22. Niet verstrekken pgb
-
1. Het college verstrekt geen pgb:
- a.
als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 3 lid 3 Jeugdwet, dan wel ondersteuning die ambtshalve wordt verleend.
- b.
als uit onderzoek is gebleken dat de cliënt een eerder pgb niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet,
- c.
voor ondersteuning van een aanbieder die fraude heeft gepleegd in de 4 jaren voorafgaand aan de aanvraag.
- d.
voor ondersteuning van een pgb-aanbieder indien er twijfels zijn over de integriteit van de pgb-aanbieder, wat zich in ieder geval voordoet indien de pgb-aanbieder:
- •
betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;
- •
verdacht is geweest van strafbare feiten dan wel daarvoor veroordeeld is geweest;
- •
bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;
- •
bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;
- •
doet vermoeden op basis van feiten en omstandigheden dat de pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;
- •
op grond van de Wet Bibob een gevaarconclusie wordt getrokken vanuit een eigen onderzoek door de gemeente, een onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob of een registratie in het Bibob-register.
- •
zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is onder andere sprake indien de pgb-aanbieder zich intimiderend opstelt, geen voorbeeldfunctie toont of incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie.
- •
- a.
Artikel 23. Onderscheid professionele aanbieder en informele aanbieder
-
1. Van een professionele aanbieder is sprake indien de hulp verleend wordt door één van de onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
- a.
Personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante zorg gerelateerde diploma’s en een recent afgegeven VOG die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- b.
Personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP). Daarnaast moeten deze personen ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante zorg gerelateerde diploma’s en recente VOG die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- c.
Personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp (SKJ-register), of;
- d.
Personen die niet zijn ingeschreven in het BIG -of SKJ-register, maar vanwege de aard van de werkzaamheden verantwoorde jeugdhulp kunnen verlenen, passend binnen het Kwaliteitskader Jeugd (Norm verantwoorde werktoedeling).
- a.
-
2. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is er altijd sprake van een informele aanbieder.
-
3. Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b, c of d is sprake van informele aanbieder.
Artikel 24. Voorwaarden voor ondersteuning door een professionele aanbieder
-
1. De kwaliteit van de met het pgb ingekochte professionele ondersteuning, voldoet minimaal aan dezelfde eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren. Deze eisen zijn vastgelegd in de Deelovereenkomsten van de Foodvalley: www.jeugdfv.nl/aanbieders/inkoop (laatste versie).
-
2. Naar de in het eerste lid genoemde (inkoop)eisen moet de professionele aanbieder ook voldoen aan de wettelijke eisen als genoemd in de hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.
Artikel 25. Voorwaarden ondersteuning door een informele aanbieder
-
1. Er wordt geen Pgb verstrekt wanneer het gebruikelijk is dat de activiteiten door de wettelijke vertegenwoordigers dan wel het sociaal netwerk worden verricht gelet op de leeftijd van de jeugdige, zoals:
- a.
(sociale) Activiteiten ondernemen met de jeugdige;
- b.
Toezicht houden bij jeugdigen tot 12 jaar;
- c.
Toezien op inname van medicijnen;
- d.
1 à 2 dagen per week oppassen door een familielid zoals opa of oma;
- e.
Het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met specialisten;
- f.
Vervoer naar afspraken met specialisten;
- g.
Vervoer naar school bij jeugdigen tot 12 jaar.
- a.
-
2. Een jeugdige en/ of ouder(s) hebben de mogelijkheid om dienstverlening te betrekken van een persoon behorende tot het sociale netwerk:
- a.
Als een gelijkwaardig of beter resultaat kan worden behaald dan door een formele aanbieder en;
- b.
Als dit leidt tot gelijkwaardige dienstverlening die veilig, doeltreffend en doelmatig is en;
- c.
Als het niet gaat om ggz-behandeling.
- a.
Artikel 26. Hoogte van het pgb en declaratie
-
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
-
2. De hoogte van een pgb, geleverd door een professional, bedraagt maximaal 90 procent van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate gemeentelijke vangnetvoorziening in natura.
-
3. Onverminderd het tweede lid, wordt voor de bepaling van de omvang van het persoonsgebonden budget dat wordt uitbetaald aan een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de jeugdige en/of zijn ouders en de persoon die niet als jeugdprofessional wordt aangemerkt, aangesloten bij de Wet minimumloon. Hierbij wordt de toepasselijke norm, geldend per 1 januari 2025, vermeerderd met het geschatte indexatiepercentage voor een periode van 4 jaar. Dit betekent dat:
- a.
voor de hulp die in uren wordt geïndiceerd, €21,15 per uur wordt vergoed;
- b.
voor hulp die in dagdelen wordt geïndiceerd -waarbij er van wordt uitgegaan dat per dagdeel 1,5 uur aan feitelijke werkuren worden geleverd- € 31,73 per dagdeel wordt vergoed;
- c.
voor hulp die in etmalen wordt geïndiceerd -waarbij er van wordt uitgegaan dat per etmaal 2 uur aan feitelijke werkuren worden geleverd- € 42,30 per etmaal wordt vergoed;
- d.
de aanwezigheids-en/of bereikbaarheidsuren niet onder feitelijke werkuren vallen en derhalve niet in aanmerking komen voor vergoeding;
- e.
deze bepaling (derde lid) wordt geëvalueerd voor het verstrijken van de periode van 4 jaar (1 januari 2029) en zo nodig aangepast naar de dan geldende wettelijke norm voor minimumloon.
- a.
-
4. Het college kan van het bepaalde in het derde lid afwijken wanneer de dienstverlener aantoont dat het pgb niet toereikend is.
-
5. Het college bepaalt bij nadere regels onder welke voorwaarden de jeugdige en/of zijn ouders, aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
-
6. Het pgb wordt uitbetaald op basis van declaratie van het aantal geleverde uren of dagdelen.
-
7. Uitbetaling in de vorm van maandloon is niet toegestaan, tenzij de voorziening als een maand -of jaarbudget wordt verstrekt;
-
8. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de toekenning van een pgb wordt beoordeeld;
-
9. Een pgb kan ook worden verstrekt indien de kostprijs van de gemeentelijke vangnetvoorziening van de door de jeugdige gewenste aanbieder hoger is dan de kostprijs van de voorziening in natura. De hoogte van het pgb is dan gelijk aan het bepaalde in het tweede lid.
Artikel 27. Opschorting pgb
-
1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat de cliënt:
- a.
onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
niet voldoet aan de individuele voorziening of het pgb verbonden voorwaarden;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.
- a.
-
2. Als de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.
-
3. Het college stelt de persoon aan wie een pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Artikel 28. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
-
1. Het college treft de nodige maatregelen om misbruik of het oneigenlijk gebruik van individuele voorzieningen tegen te gaan. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:
- a.
het zoeken naar mogelijk samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en misbruik op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;
- b.
het maken van afspraken met jeugdhulpaanbieders over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontrole en productieverantwoordingen, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties;
- c.
het periodiek onderzoeken, al dan niet steekproefsgewijs, van het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan;
- d.
het beperken van de looptijd van de indicaties of periodiek uitvoeren van controles bij langlopende indicaties;
- e.
het uitvoeren van een grondige toets aan de voorkant bij de verstrekking van een pgb op:
- i.
de regiemogelijkheden van de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger;
- ii.
de kwaliteit van de invulling van de individuele voorziening door de pgb-aanbieder mede met het oog op de te bereiken resultaten.
- i.
- f.
het monitoren van het gebruik van het pgb en de behaalde resultaten in relatie tot de gestelde doelen;
- g.
informeren van de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet.
- a.
-
2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
-
3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb;
- e.
de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd; of
- f.
de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.
- a.
-
4. Indien het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
-
5. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 29. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
-
1. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.
-
2. Het college wijst één of meerdere toezichthouders aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van een rechtmatige en doelmatige uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de wet en deze verordening, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de wet en de verordening.
-
3. Voor zover de toezichthoudende ambtenaar door inzage in bescheiden bij de vervulling van zijn taak dan wel door verstrekking van gegevens in het kader van een melding gegevens, daaronder begrepen bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming, heeft verkregen, ter zake waarvan de beroepskracht uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de toezichthoudende ambtenaar.
-
4. Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel van dit beleid is dat het college cliënten en betrokken derden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik daarvan.
-
5. De aanvrager en ontvanger van de individuele voorziening en eventueel betrokken derden verstrekken aan het college alle medewerking en informatie die benodigd is voor het onderzoek als bedoeld in het eerste lid voor zover de medewerking redelijkerwijs gevorderd kan worden.
-
6. Het college kan onderzoek doen naar de reden van de beëindiging van de aanspraak op een voorziening en op basis daarvan besluiten nemen met betrekking tot de rechtmatigheid van de voorziening en de wederzijds tussen het college en de jeugdige of zijn ouder resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
-
7. Het college kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen.
Artikel 30. Toezichthouder
-
2. De toezichthouder, bedoeld in artikel 29, functioneert onafhankelijk.
-
2. De toezichthouder is belast met:
- a.
de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen, waaronder van de politie en de belastingdienst;
- b.
de bevoegdheid om de (cliënten)administratie te vorderen bij de jeugdhulpaanbieder;
- c.
de bevoegdheid om de administratie te vorderen van de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger;
- d.
het vorderen van identificatie;
- e.
de inzage van documenten en toegang tot gegevens;
- f.
het betreden van plaatsen, met uitzondering van woningen;
- g.
het controleren of de jeugdhulpaanbieder de verplichtingen uit de toekenningsbeschikking of de raamovereenkomst of uitvoeringsovereenkomst met het college naleeft;
- h.
het ondersteuningsinhoudelijk controleren van de overeenkomsten die de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger heeft gesloten; voldoen deze aan bij de aanvraag geleverde gegevens en informatie;
- i.
het controleren of de individuele voorziening veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt uitgevoerd.
- a.
-
3. De toezichthouder maakt zijn onderzoeksrapport actief openbaar en neemt daarbij de regels uit de Wet open overheid (Woo) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in acht.
Artikel 31. Maatregelen bij onrechtmatigheid
-
1. Als uit onderzoek van de toezichthouder blijkt dat de ondersteuning niet conform de gestelde (kwaliteits-) eisen is geleverd of onrechtmatig is gedeclareerd dan handelt het college conform artikel 18 van de regionale procesovereenkomst (https://www.jeugdfv.nl/fileadmin/jeugd_foodvalley/Procesovereenkomsten/Procesovereenkomst_1_januari_2025__CS_.pdf).
-
2. Bij de te nemen maatregelen worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:
- a.
handhaven geschiedt op basis van risico’s;
- b.
maatregelen zijn doelgericht, proportioneel en subsidiair;
- c.
lichte maatregelen worden getroffen waar het kan en zware maatregelen waar nodig;
- d.
handhaving is maatwerk waarbij iedere situatie apart wordt afgewogen;
- e.
het belang van jeugdigen en zijn ouders staat voorop.
- a.
-
3. De jeugdhulpaanbieder verliest bij fraude het recht op vergoeding uit hoofde van de overeenkomst voor dat deel van de levering van jeugdhulp waarbij fraude is vastgesteld, onverminderd zijn verplichting jeugdhulp te blijven leveren.
-
4. De Opdrachtgever meldt fraude en overtredingen van de Jeugdwet bij de IGJ en het Openbaar Ministerie.
Artikel 32. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
kosten van beroepskrachten (cliëntgebonden en niet-cliëntgebonden);
- b.
cliëntgebonden kosten anders dan van beroepskrachten;
- c.
overheadkosten;
- d.
kosten voor indexering.
Artikel 33. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
-
1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
-
2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
-
3. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 34. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders afwijken van deze Verordening als toepassing daarvan leidt tot een onaanvaardbare situatie.
Artikel 35. Overgangsbepaling
-
1. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening, genoemd in artikel 36, tweede lid, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
-
2. Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening genoemd in artikel 36, tweede lid, en waarop nog niet is beslist bij het inwerkingtreden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening, tenzij dit nadelige gevolgen heeft voor de cliënt.
-
3. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening genoemd in artikel 36, tweede lid, wordt beslist met inachtneming van die verordening.
Artikel 36. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van de bekendmaking en wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Barneveld.
-
2. Op dezelfde datum wordt de Verordening Jeugdhulp gemeente Barneveld, vastgesteld op 11 december 2019, ingetrokken.
Ondertekening
Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 mei 2025.
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Bijlage 1: SOORTEN VOORZIENINGEN
Categorie A - soorten overige voorzieningen
Universele preventie |
Lezingen / voorlichting Folders Welzijn nieuwe stijl Vrijwilligerscircuit |
|
|
Selectieve preventie |
Zelfhulpgroepen Themagroepen Ouderavonden Jongerenwerk Eén gesprek Jongerenwerk Telefonisch advies |
|
|
Lichte ondersteuning |
Vraagverheldering Toeleiding naar ondersteuning Aantal gesprekken (ongeveer 5) + follow up na 5 maanden Korte individuele training/cursus en andere kortdurende interventies Langdurige ondersteuning door vrijwilligers Generalistische training voor groepen ouders Generalistische training voor groepen jeugdigen |
Categorie B - soorten individuele voorzieningen
Ambulant |
Jeugd GGZ Ernstige Dyslexie Curatieve kindergeneeskunde Begeleiding individueel Groep Begeleiding op locatie reguliere kinderopvang Vervoer (icm begeleiding groep) Persoonlijke verzorging Behandeling Crisis |
|
|
Verblijf |
Kortdurend verblijf Pleegzorg Jeugdhulpverblijf GGZ klinisch verblijf Jeugdzorgplus Crisisverblijf |
|
|
Veiligheid |
Preventieve jeugdbescherming Jeugdbescherming en -reclassering |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl