Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740274
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740274/1
Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 16-06-2025
Intitulé
Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025De raad van de gemeente Vlissingen
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 april 2025,
gelet op artikelen 147, 149, 149a en 156, derde lid, van de Gemeentewet,
gehoord het advies van de afdeling Port Operations,
Gezien de reactie zienswijze consultatie “Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025”,
gehoord het advies van de raadscommissie Ruimte van,
besluit de volgende verordening vast te stellen:
Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:
- ADN: Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren (Accord européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par voies de navigation intérieures);
- bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer wordt gegeven:
a. een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg, of;
b. een inlichting, aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;
- binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;
- binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in het ADN in ladingtanks;
- boeienspan: ligplaats met het kenmerk dat het schip vanaf het voor- of achterschip op of tussen één of meer daarvoor bestemde boeien of palen kan afmeren, waarbij het schip afgemeerd ligt zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen.
- bootliedenorganisatie: een organisatie van bootlieden die activiteiten verricht ter waarborging van de vakbekwaamheid van bootlieden en zorgdraagt voor het vereiste materieel;
- bootman: degene die in de uitoefening van zijn beroep een zeeschip vast- of losmaakt;
- brandbare vloeistof: vloeistof waarvan brandbaarheid de enige gevaarlijke eigenschap is;
- bunkeren: het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron of hulpstof die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;
- bunkerschip: schip gebruikt voor het bunkeren;
- bunkervergunning: vergunning voor het leveren of debunkeren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;
- college: college van burgemeester en wethouders;
- Bijzondere operatie: hieronder worden onder meer verstaan de navolgende met een schip uit te voeren operaties:
a. Omhoog brengen;
b. Float-on, float-off;
c. Load-in, load-out;
d. Afmeren in de laag;
e. Bollardpull testen;
- combinatietankschip: zeeschip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of bulklading in vaste vorm of droge lading te kunnen vervoeren;
- controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;
- damp: de atmosfeer die boven een vloeibare stof aanwezig is als gevolg van een bepaalde druk van die vloeibare stof;
- dampretourleiding: (dampdrukvereffenings)systeem tussen de bij de directe overslag betrokken ladingtanks waardoor de overslag emissieloos plaatsvindt;
- debunkeren: het terugleveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron of hulpstof die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen;
- dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening aan schepen, die onder meer verband houden met dan wel behoren tot:
a. het repareren of reinigen;
b. het schoonmaken zowel open, gesloten als anderszins;
c. het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen;
d. het inzamelen van scheepsafvalstoffen, of;
e. het inspecteren van de scheepshuid;
f. het vervoer van personeel van en naar zeeschepen;
g. de bootliedenorganisatie;
h. de loodsdienstverlenende organisatie;
- exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;
- gasdeskundige: deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid ‘Gasdeskundige’ als bedoeld in artikel 3.5h, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
- gesloten schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat tijdens de handeling geen emissie naar de atmosfeer plaatsvindt, waaronder ook het gebruik maken van een ontgasvoorziening;
- gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling (kunnen) opleveren, zoals vermeld in:
a. de IBC Code;
b. de IGC Code;
c. de IMDG Code;
d. de IMSBC Code, of;
e. het ADN;
- haven: wateren, havens of vaarwegen alsmede alle tot deze wateren behorende kunstwerken, scheepshellingen, dokken, scheepswerven en los- en laadplaatsen binnen de gemeente {Borsele, Terneuzen, Vlissingen} die voor de scheepvaart openstaan zoals aangegeven op de kaarten in bijlage 1 bij deze verordening en welke in beheer zijn van North Sea Port Netherlands N.V.
- havenmeester: havenmeester North Sea Port Netherlands als bedoeld in artikel 2.1;
- hulpbedrijf: machines, apparaten of installaties op een schip die de voortstuwing ondersteunen of de energievoorziening verzorgen;
- hulpstoffen: stoffen, niet zijnde brandstoffen, die aan boord van een schip nodig zijn voor de werking van de voortstuwing of het hulpbedrijf;
- IBC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO;
- IGC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO;
- IMDG Code: International Maritime Dangerous Goods Code;
- IMO: Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties;
- IMSBC Code: International Maritime Solid Bulk Cargoes Code ;
- inerte atmosfeer: een atmosfeer in een ladingtank of sloptank waarin het zuurstofgehalte is verminderd tot ten hoogste 8 volume procent door het toevoegen van een inert gas onder positieve druk;
- infrastructuur: het geheel van plaatsgebonden, duurzame investeringsgoederen, zoals:
a. waterwegen, bruggen, tunnels, kades (incl. talud en glooiing), sluizen en zeehavens;
b. bovengrondse masten en kabels voor elektriciteit en telecommunicatie, of;
c. ondergrondse (of onderzeese) pijpleidingen voor water, gas en olie, rioleringen, kabels voor telecommunicatie e.d.
- ISGINTT: International Safety Guide for Inland Navigation Tank-barges and Terminals;
- ISGOTT: International Safety Guide for Oiltankers and Terminals;
- kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;
- ladingresiduen: de restanten van lading die na het laden of lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;
- ladingtank leeg en schoon: Een ladingtank die na het lossen geen ladingresiduen meer bevat, maar mogelijk niet gasvrij is.
- MARPOL: International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, as amended;
- ontgasvoorziening: vaste of mobiele voorziening, anders dan een dampretourleiding, om dampen van lading te ontvangen tijdens het gasvrij of dampvrij maken van lege of geloste tanks en daarop aangesloten laad- en losleidingen, of tijdens de overslag van gevaarlijke of schadelijke stoffen.
- Ontsmetten (fumigeren): behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan;
- ontvangst van scheepsafvalstoffen: de ontvangst van scheepsafvalstoffen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen als omschreven in Richtlijn 2019/883/EG van het Europees Parlement en de Raad , of zoals nadien gewijzigd of herzien;
- ontvangstvoorziening: voorziening voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen
- open schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat een emissie naar de atmosfeer kan plaatsvinden;
- open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk aan of hoger is dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;
- operationele ruimte: in lengte, breedte, diepte of hoogte begrensd gebied, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te oefenen;
- overslag: laden of lossen van lading in of uit een schip;
- palenligplaats: ligplaats waartegen een schip kan afmeren zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;
- passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd voor of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoeren van meer dan twaalf personen buiten de bemanning;
- plaatsgebonden risico: risico buiten de begrenzing van een locatie waar een activiteit wordt verricht, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
- petroleumhaven (petroleumhavengebied): gebied ingericht voor de afhandeling van een tankschip met gevaarlijke stoffen;
- pleziervaartuig: schip of andersoortig vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;
- rechthebbende: iemand die rechten op het schip kan doen gelden, als rechtmatig gebruiker (eigenaar/huurder) dan wel gemachtigde is of anderszins rechten kan doen gelden op het schip;
- schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;
- scheepsafvalstoffen: al het afval van het schip, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een zeeschip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;
- schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;
- schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;
- sloptank: tank aan boord van een schip, bestemd voor het houden van al dan niet met water vermengde ladingrestanten van schadelijke, brandbare of andere gevaarlijke vloeistoffen (slops);
- StSTGP: Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases;
- tankschip: binnentankschip of zeetankschip;
- toestemming: vergunning, ontheffing, erkenning, vrijstelling of aanwijzing;
- veiligheidscontour: veiligheidscontour zoals vastgesteld in het Vaststellingsbesluit Veiligheidscontour industrieterrein Vlissingen-Oost gelegen in de gemeenten Borsele en Vlissingen;
- ventileren: het drogen van geopende ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze zijn schoongemaakt waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen in het uitgeblazen mengsel op de plaats van uittreding:
a. niet meer dan 10% van de onderste explosiegrens bedraagt , of
b. zich onder de grenswaarde bevindt, als bedoeld in artikel 4.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit voor stoffen als bedoeld in het ADN waarbij in kolom 18 van tabel C een giftigheidsmeter wordt vereist;
- vlampunt: de laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij de damp daarvan met lucht een ontvlambaar mengsel vormt;
- vluchtige organische stoffen: organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 293,15 K een dampspanning heeft van 1 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft;
- werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de infrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;
- Zeer kwetsbare gebouwen en locaties: gebouwen en locaties als bedoeld in bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
- zeeschip: schip dat volgens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart op zee;
- zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in de IGC-Code in zijn ladingtanks.
Artikel 1.2 Waar gelden deze regels
Het bepaalde bij of krachtens deze verordening is van toepassing in de haven.
Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing
- 1.
De kapitein of de schipper is verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
- 2.
Als een kapitein of een schipper niet op het schip aanwezig is, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
Artikel 1.4 Beslistermijn toestemming
- 1.
Het college beslist op een aanvraag voor een toestemming binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
- 2.
Het college kan de termijn met ten hoogste acht weken verlengen.
Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen
- 1.
Het college kan aan een toestemming, aanwijzing of maatregel voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming, aanwijzing of maatregel.
- 2.
Degene aan wie een toestemming, aanwijzing of maatregel is gegeven, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.
Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming
- A.
Het college kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:
- a.
bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, het efficiënt gebruik van de haven, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede kwaliteit van de dienstverlening;
- c.
de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn, of;
- e.
de houder van de toestemming dit verzoekt.
- a.
Artikel 1.7 Geldigheidsduur
- 1.
De toestemming geldt voor maximaal 5 jaar.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan door het college:
- a.
een erkenning voor onbepaalde duur worden verleend;
- b.
de vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 of artikel 8.5 voor een afwijkende maximale geldigheidsduur worden verleend.
- a.
Artikel 1.8 Verplichtingen aan boord houden van toestemmingen
- 1.
De toestemming of een (digitale) kopie daarvan, die op een schip betrekking heeft bevindt zich aan boord van het schip.
- 2.
Dit artikel is niet van toepassing op een duwbak.
Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden
- 1.
Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.
- 2.
Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:
- a.
daardoor het efficiënt gebruik van de haven, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven niet worden geschaad, en;
- b.
de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a ten minste even goed worden gediend.
- a.
Artikel 1.10 Melding aan de havenmeester
Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding, vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze of tijdstip, waarbij de havenmeester tevens de door te geven gegevens kan bepalen.
Paragraaf 2 Havenmeester
Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester
Het college wijst de havenmeester aan.
Paragraaf 3 Efficiënt gebruik van de haven
Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken
- 1.
Het college kan verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en het Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.
- 2.
Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.
- 3.
Wat in het eerste en tweede lid staat, is van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.
Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen
- 1.
Het college kan gebieden aanwijzen waar:
- a.
bepaalde categorieën van schepen zich wel of niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van een ligplaats, dan wel:
- b.
bepaalde activiteiten wel of niet zijn toegestaan.
- a.
- 2.
Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.
Artikel 3.3 Nemen van een ligplaats
- 1.
Een schip mag alleen ligplaats nemen als dit gebeurt:
- a.
in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen die daar zijn aangebracht;
- b.
in overeenstemming met een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;
- c.
op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, behalve als het college het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van een efficiënt gebruik van de haven, veiligheid of milieu;
- d.
voor tankschepen, zoals vermeld in artikel 6.1 of;
- e.
met een verleende ligplaatsvergunning.
- a.
Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren
- 1.
Een schip wordt deugdelijk en veilig afgemeerd.
- 2.
Als een zeeschip ligplaats heeft ingenomen in de lengterichting ten opzichte van een ander afgemeerd schip, houdt het zeeschip, met de hieronder aangegeven lengte, de volgende onderlinge afstand aan:
- a.
tot en met 120 meter; 0,1 x de lengte van het zeeschip met een minimum van 10 meter, of;
- b.
langer dan 120 meter lengte; 0,1 x de lengte van het zeeschip met een minimum van 15 meter.
- a.
Artikel 3.5 Bijzondere operatie
Een bijzondere operatie met een schip mag uitsluitend met een vergunning van het college worden uitgevoerd op basis van een vooraf in te dienen plan van aanpak.
Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven
- 1.
Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:
- a.
het aan de grond zit, of;
- b.
het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt, of;
- c.
de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren, of;
- d.
het op korte afstand van de kade of oever gaande wordt gehouden;
- e.
dit schade kan toebrengen aan de infrastructuur.
- a.
- 2.
Wat in het eerste lid, onder b staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.
- 3.
Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.
- 4.
Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:
- a.
afmeert of ontmeert;
- b.
een lengte van maximaal 35 meter heeft;
- c.
op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en;
- d.
één bemanningslid, zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.
- a.
Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen
- 1.
Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt:
- a.
in door het college aangewezen gebieden;
- b.
in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of met een besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;
- c.
als het gebruik geen schade toebrengt of schade kan toebrengen aan infrastructuur, in de onderwaterbodem aangebrachte ondergrondse infrastructuur of oeverbeschermingswerken.
- a.
- 2.
Als een anker of een spudpaal in een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt gebruikt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
- 3.
Wat in het eerste lid staat, geldt niet voor een anker als dit wordt gebruikt door een zeeschip op advies van een loods:
- a.
bij het afmeren, of;
- b.
ter voorkoming van een aanvaring.
- a.
- 4.
Als een anker of een spudpaal in een situatie als bedoeld in het derde lid, wordt gebruikt, wordt dit achteraf gemeld aan de havenmeester.
Artikel 3.8 Rechthebbenden
Alleen rechthebbenden mogen een schip vasthouden, zich daarop bevinden of een schip losmaken.
Artikel 3.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek, schade of aanvaring
Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, dan wel een aanvaring worden direct aan de havenmeester gemeld.
Artikel 3.10 Meldplicht zeeschepen
1. De kapitein, de exploitant of de agent van een zeeschip dat behoort tot een door het college vast te stellen categorie van zeeschepen en dat op weg is van of naar een binnen de haven gelegen ligplaats, meldt aan de havenmeester de door het college vast te stellen gegevens omtrent:
a. de aankomst;
b. het vertrek;
c. het verhalen;
d. de positie van het schip;
e. de gegevens met betrekking tot de te gebruiken nautische dienstverleners en de scheepsagent;
f. de gegevens met betrekking tot het schip;
g. de daarmee vervoerde lading, en;
h. de uit te voeren reis.
2. Wat in het eerste lid staat geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart en/of het Binnenvaartpolitiereglement of het Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen.
Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen
- 1.
Het college kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.
- 2.
Het college kan aanvullende regels stellen met betrekking tot het nautisch gebruik van de operationele ruimte.
- 3.
De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening van de ligplaats mag schepen alleen ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.
- 4.
Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na een melding aan de havenmeester, tenzij het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders bepaalt.
Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer
- 1.
Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen dan wel het belang van een efficiënt beheer van de haven, aan een schip, als:
- a.
dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;
- b.
beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;
- c.
dat schip is opgelegd, of;
- d.
dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer.
- a.
Artikel 3.13 Vast- en losmaken van zeeschepen
- 1.
Het is eenieder verboden de diensten van bootman te verrichten ten behoeve van een zeeschip:
- a.
met een lengte van meer dan 80 meter;
- b.
met een lengte van 80 meter of minder dat is gebouwd of wordt gebezigd voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg en schoon is gemaakt van die stoffen.
- a.
- 2.
Het eerste lid geldt niet indien:
- a.
wordt gehandeld door een bootman die aangesloten is bij een door het college erkende bootliedenorganisatie;
- b.
een zeeschip met een lengte minder of gelijk aan 160 meter (LOA) wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen;
- c.
een zeeschip met een lengte groter dan 160 meter (LOA) dat wordt verhaald langs een kade over een lengte kleiner dan de eigen scheepslengte, zonder daarvan volledig los te komen;
- d.
de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding, Bootman, onder verantwoordelijkheid van een bootman als bedoeld in onderdeel b;
- e.
het marineschepen betreft en de kapitein aan de havenmeester meldt dat van de dienst van een bootman geen gebruik wordt gemaakt.
- a.
- 3.
Van het niet gebruiken van een bootman als bedoeld in het tweede lid, onder a. wordt voor het vast-, losmaken of verhalen langs de kade melding gedaan aan de havenmeester. De havenmeester kan het gebruikmaken van een bootman als bedoeld in het tweede lid onder
- a.
verplicht stellen.
- a.
Artikel 3.14 Erkenning bootliedenorganisatie
Het college kan bootliedenorganisaties erkennen.
Artikel 3.15 Eisen erkenning bootliedenorganisatie
- 1.
Het college verleent een erkenning voor een bootliedenorganisatie, als deze:
- a.
voorzien is van een geldig ISO 9001 of daarmee vergelijkbaar certificaat;
- b.
beschikt over ten minste één continu bereikbaar meldpunt waar bootlieden kunnen worden besteld;
- c.
aantoont dat regelmatig overleg plaatsvindt met nautische dienstverleners in de haven omtrent de werkwijze en procedures bij meren en ontmeren;
- d.
aantoont dat, om de continuïteit van de adequate dienstverlening te waarborgen, wordt voldaan aan de mogelijkheid om in volcontinudienst, per uur, ten minste 3 zeeschepen afzonderlijk, in verschillende situaties wat afmeting, scheepstype en locatie betreft, te kunnen meren of ontmeren, met behulp van daartoe gekwalificeerd personeel; en
- e.
aan de bootlieden een legitimatiebewijs verstrekt dat is voorzien van een goedgelijkende pasfoto en dat ten minste vermeldt:
- a.
- 2.
1°. de naam, geboorteplaats en geboortedatum van de bootman;
- 3.
2°. de met goed gevolg behaalde opleiding Bootman, bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, onder a, met vermelding van de datum van diplomaverstrekking; en
- 4.
3°. de naam van de bootliedenorganisatie waarbij de bootman is aangesloten of werkzaam is.
Artikel 3.16 Beroep en verplichtingen bootman
- 1.
Het beroep van bootman wordt uitsluitend uitgeoefend door degene die:
- a.
de opleiding Bootman, als opgenomen in het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld dossier, onder toekenning van daarbij behorende registratiecode, met goed gevolg heeft afgesloten;
- b.
in een andere lidstaat van de Europese Unie met goed gevolg een opleiding tot bootman heeft afgesloten die gelijkwaardig is aan de opleiding Bootman, mits diegene de Nederlandse taal voldoende machtig is; of
- c.
in de zeven aansluitende kalenderjaren voorafgaand aan de uitoefening van het beroep van bootman ten minste vier jaar ervaring heeft opgedaan als zelfstandig bevoegd bootman in een of meer havens binnen de Europese Unie, en diegene
- i.
1°. in een haven die met de Vlissingse dan wel Terneuzense havensituatie te vergelijken is, ervaring heeft met het meren en ontmeren op boeien, op ruim water met hoge golfslag en op sterk stromend getijdenwater;
- ii.
2°. de Nederlandse taal voldoende machtig is; en
- iii.
3°. naar het oordeel van de erkende bootliedenorganisatie waar hij te werk gesteld wordt of werkzaam is, een gelijkwaardig niveau van kennis en vaardigheden zeker is gesteld;
- i.
- d.
en is aangesloten bij een erkende bootliedenorganisatie als bedoeld in artikel 3.15.
- a.
- 2.
De bootman is tijdens de werkzaamheden voorzien van een geldig legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 3.15, onderdeel e, en toont het op verzoek van personen of bedrijven die van zijn diensten gebruik maken.
Artikel 3.17 Vervoer van personen
- 1.
Het is verboden zonder vergunning bedrijfsmatig dan wel tegen vergoeding personen van en naar schepen te vervoeren, tenzij:
- a.
het geschiedt met een sleepboot die bij aankomst of vertrek een zeeschip assisteert;
- b.
het een schip betreft van een erkende bootliedenorganisatie of het Loodswezen.
- a.
- 2.
Het bedrijfsmatig vervoeren van personen moet voldoen aan de minimale veiligheids- en milieuregels.
- 3.
Het college kan regels stellen met betrekking tot het vervoeren van personen van en naar schepen.
Artikel 3.18 Pleziervaart en zeilvaart in de haven
- 1.
Het is verboden zich met een pleziervaartuig, al dan niet bedrijfsmatig, in de haven te bevinden met uitzondering van een pleziervaartuig onderweg naar een jachthaven.
- 2.
Het is verboden met een schip dat uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen te varen in de haven, voor zover deze haven onder invloed staat van getijdenbeweging.
Artikel 3.19 Vissen in de havens
- 1.
Met inachtneming van hetgeen bepaald bij of krachtens de Visserijwet 1963 is het tevens verboden te rapen of te vissen op vis, schaal- en schelpdieren met hengel(s), spieringtuig(en), peur(en) in de havens die onder invloed staan van de getijdebeweging.
- 2.
Het college kan gebieden aanwijzen waar het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is.
Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven
Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen
- 1.
Het is verboden:
- a.
stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, of;
- b.
in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.
- a.
Artikel 4.2 Verbod gebruik generator, hoofd- en hulpmotor
- 1.
Het college kan gebieden aanwijzen waarin het verboden is aan boord van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor te gebruiken.
- 2.
Het is toegestaan om direct voor het vertrek en direct na aankomst van een schip in een aangewezen gebied aan boord van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor in werking te hebben.
Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen
- 1.
Het college kan als naar diens oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van het efficiënt gebruik van de haven in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:
- a.
een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;
- b.
mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.
- a.
Artikel 4.4 Veilige toegang
- 1.
Een afgemeerd schip beschikt over een veilige toegang.
- 2.
Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:
- a.
de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen, of;
- b.
het afmeren van korte duur is.
- a.
Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden
- 1.
Eenieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:
- a.
het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan, of;
- b.
werkzaamheden:
- a.
-
1°. Plaatsvinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden;
-
2°. geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;
-
3°. ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;
-
4°. worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn, en;
-
5°. geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken als het schip in een petroleumhaven ligt.
- 2.
Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:
- a.
een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of;
- b.
is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.
- a.
- 3.
Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen voor installaties waaraan aan boord van een schip geen werkzaamheden mogen worden verricht door eenieder, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.
- 4.
Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.
- 5.
Een schip dat gebruikt wordt bij het duiken of dat een duiker beneden heeft moet als bijkomend teken de internationale seinvlag «A» dan wel een replica daarvan voeren, vervaardigd van niet buigzaam materiaal en op een zodanige hoogte en wijze dat deze van alle zijden zichtbaar is. 's Nachts moet dit teken zodanig zijn verlicht, dat het duidelijk zichtbaar is. Als de duikwerkzaamheden aan of vanaf de wal uitgevoerd worden, dient dit bijkomend teken aan de wal nabij de duiklocatie getoond te worden.
- 6.
Van de werkzaamheden aan een schip als bedoeld in het eerste lid, onder b, en het tweede en vijfde lid wordt bij begin en beëindiging van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.
Artikel 4.6 Ontsmetten (fumigeren)
Het college kan ligplaatsen aanwijzen waar het is toegestaan met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmetten.
Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet
- 1.
Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading is ontsmet, mag zich op een ligplaats bevinden, als:
- a.
tijdens en na het afmeren geen operationele handelingen worden uitgevoerd;
- b.
de ruimen en ventilatieopeningen van de ruimen gesloten zijn, en;
- c.
de nautische en operationele afwikkeling van het schip plaatsvindt overeenkomstig het plan van aanpak.
- a.
- 2.
Het plan van aanpak wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Eenieder is verplicht zich te houden aan het vastgestelde plan van aanpak.
Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen
De ontvangst van scheepsafvalstoffen van zeeschepen mag alleen als de ontvangstvoorziening beschikt over een vergunning van het college.
Artikel 4.9 Minimumeisen vergunning ontvangst afval zeeschepen
- 1.
Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunninghouder en de vergunning voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen.
- 2.
Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:
- a.
de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;
- b.
de financiële draagkracht van de vergunninghouder;
- c.
de uitrusting die nodig is om scheepsafvalstoffen in normale en veilige omstandigheden in ontvangst te nemen en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;
- d.
de beschikbaarheid om scheepsafvalstoffen in ontvangst te nemen voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;
- e.
de naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;
- f.
de naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, of;
- g.
de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.
- a.
Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening
- 1.
Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.
- 2.
Direct voorafgaand aan en direct na afloop van het gesloten schoonmaken van ladingtanks via een mobiele ontgasvoorziening wordt een melding gedaan aan de havenmeester, tenzij het schoonmaken plaatsvindt op een locatie waar deze activiteit is toegestaan.
Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
- 1.
Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:
- a.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;
- b.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;
- c.
een gevaarlijke of schadelijke stof die conform het ADN CMR eigenschappen is toebedeeld (ADN, kolom 5 van tabel C), of;
- d.
een vloeistof als bedoeld in bijlage 2, of;
- e.
een vluchtige organische stof.
- a.
- 2.
Ladingtanks of sloptanks van een tankschip, leeg van andere stoffen dan bedoeld in het eerste lid mogen open worden schoongemaakt op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.
- 3.
Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:
- a.
op een locatie waar deze schoonmaakactiviteiten zijn toegestaan, en;
- b.
op een locatie waar de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst worden genomen.
- a.
- 4.
Het ventileren van ladingtanks of sloptanks welke resten en/of dampen van de in lid 1 onder a. t/m e. bevatten mogen niet worden geventileerd. Voor de overige stoffen kan de havenmeester locaties aanwijzen, ventileren is alleen toegestaan op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.
- 5.
Wat in het tweede en vierde lid staat geldt niet voor de stoffen die zijn genoemd in bijlage 2.
- 6.
Het college kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade of (stank)hinder ontstaat of kan ontstaan.
- 7.
Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.
Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van zeetankschepen
- 1.
Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of leeg daarvan zijn en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:
- a.
één zeetankschip, of;
- b.
maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd, liggen.
- a.
Artikel 4.13 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal
- 1.
Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:
- a.
over te slaan;
- b.
als brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 8.1, tweede lid, of artikel 8.5, tweede lid, of;
- c.
als scheepsafvalstoffen in te zamelen;
- a.
-
tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.
- 2.
In afwijking van het eerste lid, onder c, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.
Paragraaf 5 Petroleumhavens
Artikel 5.1 Petroleumhavens
Het college kan petroleumhavens aanwijzen.
Artikel 5.2 Toegelaten schepen in de petroleumhaven
- 1.
Een schip mag zich alleen in een petroleumhaven bevinden als:
- a.
het een tankschip is;
- b.
het schip van de infrastructuur gebruikt maakt, heeft gemaakt of zal maken tijdens, kort voor of kort na het lossen, het laden, het schoonmaken van ladingtanks of sloptanks of te bunkeren.
- c.
het een roei- of motorboot is die niet door een benzinemotor wordt voortbewogen en die tot de uitrusting van een schip als bedoeld in onderdeel a of b behoort, en:
- a.
1°. gebruikt wordt voor het vervoeren van opvarenden naar en van een schip, of;
2°. waarvan de werking van de motor, de davit of de vrije val-installatie wordt getest;
- d.
de aanwezigheid van dat schip in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, noodzakelijk is;
- e.
het schip werkzaam is voor een publiekrechtelijk lichaam of het schip van de havenbeheerder is;
- f.
het schip rechtstreeks en zonder onderbreking vaart naar of van infrastructuur buiten de petroleumhaven;
- g.
het een dienstverlenend schip is;
- h.
het een schip betreft dat baggerwerkzaamheden uitvoert;
- i.
het een werkschip is, of;
- j.
het een bunkerschip is.
- 2.
Het is verboden zich met een pleziervaartuig of passagiersschip in een petroleumhaven te bevinden.
Artikel 5.3 Verbod open vuur, roken en vonkvorming
- 1.
Het is eenieder verboden om in een petroleumhaven of aan boord van een zich aldaar bevindend schip:
- a.
open vuur te gebruiken;
- b.
in de buitenlucht te roken;
- c.
in het schip te roken tenzij dit plaatsvindt in een ruimte die niet rechtstreeks van buiten toegankelijk is, gesloten is, dan wel deze ruimte (woning of dienstruimte), voldoet aan nationale of internationale wetgeving, of;
- d.
activiteiten te ondernemen waardoor vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden.
- a.
- 2.
Het is verboden om zich met een schip in een petroleumhaven te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding.
Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen zich alleen op een ligplaats bevinden in een petroleumhaven of op door het college aangewezen ligplaatsen buiten een petroleumhaven.
- 2.
Tankschepen mogen zich ook op ligplaatsen bevinden buiten een petroleumhaven als de lading- of sloptanks:
- a.
alleen gevaarlijke stoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:
- a.
-
1°. met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger, of;
-
2°. een inerte atmosfeer bevatten, of;
-
3°. maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven, of;
- b.
alleen de in bijlage 4 genoemde stoffen of residuen daarvan bevatten of leeg daarvan zijn.
- b.
Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen
In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip zich buiten een petroleumhaven op een ligplaats bevinden als:
a. kortstondig ligplaats wordt genomen:
1°. op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;
2°. op een locatie waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan, of;
3°. bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater, of;
4. als het schip een ontvangstvoorziening is dat ter plaatse uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de ontvangst van scheepsafvalstoffen.
Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
als een zeetankschip, als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, onderdeel a, subonderdelen 2° en 3°, zich op een ligplaats buiten een petroleumhaven bevindt:
- a.
wordt het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ afgegeven, en;
- b.
blijven ladingtanks of sloptanks gesloten, en;
- c.
vinden er geen handelingen met gevaarlijke stoffen plaats.
- a.
- 2.
Wanneer een zeetankschip, zoals bedoeld in het eerste lid, buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
Artikel 5.7 Combinatietankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een combinatietankschip zich op een ligplaats buiten een petroleumhaven ligplaats bevinden als:
- a.
het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ is afgegeven;
- b.
het geladen is of wordt met losgestorte bulklading in vaste vorm;
- c.
alle overige tanks, met uitzondering van bunkertanks, en ruimten vrij zijn van brandbare vloeistoffen met een vlampunt dat lager ligt of gelijk is aan 55 graden Celsius of residuen daarvan;
- d.
er geen handelingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen, en;
- e.
de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten een inerte atmosfeer hebben, of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.
- a.
- 2.
Wanneer een combinatietankschip buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
Artikel 5.8 Bouw- en uitrustingsvoorschriften dienstverlenend- of werkschip
- 1.
Een dienstverlenend schip of een werkschip dat in een petroleumhaven verblijft, heeft:
- a.
een scheepsromp die volledig uit onbrandbaar materiaal bestaat;
- b.
tijdens het verblijf in de petroleumhaven een in werking zijnde marifooninstallatie, waarop voortdurend op het betreffende VHF havenkanaal wordt uitgeluisterd;
- c.
een elektrische installatie die voldoet aan minimaal de voorschriften overeenkomstig Atex zone 2 van Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999, dan wel zoals nadien gewijzigd;
- d.
indien aanwezig, een verblijfsruimte, stuurhuis, machinekamer of controleruimte die voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van gevaarlijke gassen en dampen;
- e.
indien aanwezig, een verwarmings-, kook- of koeltoestel dat werkt op elektriciteit of een brandbare vloeistof met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger dan wel zijn deze toestellen uitgeschakeld, en;
- f.
een afgeschermde motor die niet als ontstekingsbron kan dienen.
- a.
Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
Artikel 6.1 Aanwijzing ligplaats tankschepen
- 1.
Het college kan ligplaatsen aanwijzen die buiten de reikwijdte van de Omgevingswet/het Besluit activiteiten leefomgeving vallen, waar tankschepen geladen met of leeg van vloeibare, gevaarlijke of schadelijke stoffen mogen afmeren.
- 2.
Het college kan aan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden aan de aard en hoeveelheid van de lading en de uit te voeren activiteiten door de schepen voor zover het Besluit activiteiten leefomgeving daaraan geen voorwaarden verbindt.
- 3.
Als aan een ligplaats als bedoeld in het eerste lid een tankschip met gevaarlijke stoffen ligt zijn in een strook water van 25 meter rondom alle direct of indirect afgemeerde schepen de regels van toepassing zoals deze gelden in de petroleumhaven. Dit geldt niet als het tankschip een lading of residu daarvan aan boord heeft overeenkomstig artikel 5.4, tweede lid.
Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
- 1.
De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een zeetankschip en een locatie waar deze activiteit is toegestaan mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT overeenkomstig het bepaalde in de hiervoor bedoelde controlelijst door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.
- 2.
De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst.
Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk
- 1.
Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:
- a.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding,
- b.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden,
- c.
een vloeistof als bedoeld in bijlage 2,
- d.
een vluchtige organische stof,
- a.
wordt gebruik gemaakt van een:
1°. tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of;
-
2°. ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.
- 2.
Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.
- 3.
Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.
- 4.
Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepspomp gebruikt.
- 5.
Een schip dat vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, overslaat, mag aan beide zijden één schip afgemeerd hebben.
- 6.
In geval van een situatie als bedoeld in lid 5 is het hierbij voor één enkel dienstverlenend schip toegestaan af te meren buiten de ladingzones van het tankschip.
- 7.
Het is niet toegestaan te bunkeren indien de laad- losslangen zijn aangekoppeld.
Artikel 6.4 Overslag van gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN
Overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling is verboden, met uitzondering van gebieden aangewezen door het college.
Artikel 6.5 Langszij afmeren bij overslag van gas
Het is verboden af te meren langszij een schip dat betrokken is bij de overslag van een gas zoals bedoeld in de IGC Code of het ADN.
Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking
Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen in verpakking
1. Een schip dat geladen is met een in bijlage 3 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen ligplaats nemen binnen een in bijlage 3 genoemde afstand van de stuwpositie van de gevaarlijke stof tot zeer kwetsbare gebouwen als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 3 opgenomen bepalingen.
2. Het ligplaats nemen wordt uiterlijk 3 uur van tevoren gemeld aan de havenmeester.
Paragraaf 8 Bunkeren, debunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen
Artikel 8.1 Bunkeren
- 1.
Door het college aangewezen brandstoffen of energiebronnen mogen door eenieder alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd worden.
- 2.
Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het:
- a.
verboden is te bunkeren of te debunkeren;
- b.
bunkeren of debunkeren is toegestaan, of;
- c.
bunkeren of debunkeren volgens het bepaalde in het eerste lid slechts voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen is toegestaan.
- a.
- 3.
Het college kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.
- 4.
Een vergunning is niet nodig als het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een bedrijf waar die activiteiten zijn toegestaan.
- 5.
Het college kan brandstoffen of energiebronnen die één of meerdere eigenschappen van een gevaarlijke stof bevatten aanwijzen waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren van deze brandstoffen of energiebronnen zijn toegestaan.
Artikel 8.2 Minimumeisen aan een bunkervergunning
- 1.
Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunning en de vergunninghouder van de bunkervergunning.
- 2.
Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:
- a.
de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;
- b.
de financiële draagkracht van de vergunninghouder;
- c.
de uitrusting die nodig is om het bunkeren in normale en veilige omstandigheden uit te voeren en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;
- d.
de beschikbaarheid van de vergunninghouder om te bunkeren of te debunkeren, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;
- e.
naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;
- f.
naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, en;
- g.
de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.
- a.
Artikel 8.3 Invulling minimumeisen aan bunkervergunning
- 1.
Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overgelegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.
- 2.
Het college kan bepalen dat voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen voor de aanvraag voor de vergunning aanvullende gegevens worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de bunker- of debunkeractiviteiten die het bedrijf uitvoert.
- 3.
Aan de vergunning kunnen onder andere voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:
- a.
de locatie waar het bunkeren of debunkeren uitgevoerd mag worden en de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het bunkeren of debunkeren;
- b.
de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het bunkeren of debunkeren, alsmede het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig met het bunkeren of debunkeren plaatsvinden;
- c.
de nautische veiligheid;
- d.
de externe veiligheid;
- e.
het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het bunkeren of debunkeren, en;
- f.
de onderwerpen als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid.
- a.
Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren
Het college kan brandstoffen en energiebronnen aanwijzen waarbij beperkingen gelden aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met deze brandstoffen of energiebronnen.
Artikel 8.5 Hulpstoffenvergunning
- 1.
Door het college aangewezen hulpstoffen mogen door eenieder alleen met een vergunning van het college van of aan boord van een schip worden gebracht.
- 2.
Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar :
- a.
hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;
- b.
hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht, of;
- c.
alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.
- a.
- 3.
Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt op een locatie waar de activiteiten zijn toegestaan.
Artikel 8.6 Eisen aan hulpstoffenvergunning
- 1.
Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overlegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.
- 2.
Het college kan bepalen dat voor bepaalde hulpstoffen voor de aanvraag van de vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de activiteiten die het bedrijf uitvoert voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.
- 3.
Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die onder meer betrekking hebben op:
- a.
de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het van of aan boord van schepen brengen van de hulpstoffen;
- b.
de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen, alsmede het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden met het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;
- c.
de nautische veiligheid;
- d.
de externe veiligheid, en;
- e.
het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen.
- a.
Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen
- 1.
Het college kan controlelijsten vaststellen voor het bunkeren of het debunkeren of voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.
- 2.
Het college kan brandstoffen, energiebronnen en hulpstoffen alsmede categorieën van schepen aanwijzen waarbij voor het bunkeren of het debunkeren hiervan een controlelijst geldt.
- 3.
Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.
Artikel 8.8 Overige regels bunkeren
- 1.
Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen waarvoor tijdens het bunkeren of debunkeren een door het college te bepalen teken geldt.
- 2.
Het college kan voor elk van de aangewezen brandstoffen als bedoeld in het eerste lid een minimale passeerafstand voor schepen ten opzichte van de bunkeractiviteit vaststellen.
Artikel 8.9 Meldingen
Het college wijst brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aan waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of aan of van boord brengen van hulpstoffen:
a. door of namens de houder van de bunkervergunning, of;
b. indien er geen houder van de bunkervergunning is, het te bunkeren schip.
Paragraaf 9 Exploitatie van een boeienspan of een palenligplaats
Artikel 9.1 Exploitatie van een boeienspan of een palenligplaats
Het is de exploitant van een boeienspan of een palenligplaats verboden op deze boeienspan of deze palenligplaats gevaarlijke stoffen over te slaan, over te laten slaan, te behandelen of te laten behandelen, tenzij:
a. als gevolg van deze overslag of die behandeling het plaatsgebonden risico op de veiligheidscontour niet komt te liggen boven 10-6;
b. door de exploitant is vastgesteld dat door deze overslag of die behandeling het plaatsgebonden risico op de veiligheidscontour niet komt te liggen boven 10-6, en;
c. door de exploitant aan de schipper of kapitein van het schip dat de gevaarlijke stoffen overslaat of behandelt, is aangegeven:
1°. de stof die mag worden overgeslagen of behandeld;
2°. de hoeveelheid van die stof die maximaal mag worden overgeslagen of behandeld.
Paragraaf 10 Handhaving
Artikel 10.1 Verplichting om regels na te leven
De bij of krachtens deze verordening gestelde regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.
Artikel 10.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 10.3 Toezichthoudende ambtenaren
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.
Artikel 10.4 Betreden van woonruimten
Zij die zijn belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd een woning binnen te treden, zonder toestemming van de bewoner.
Paragraaf 11 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 11.1 Overgangsrecht
- 1.
Toestemmingen of besluiten of erkenningen die zijn verleend bij of krachtens één van de in artikel 11.2 ingetrokken regelingen en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van de verordening worden aangemerkt als toestemmingen, of besluiten of erkenningen bij of krachtens deze verordening.
- 2.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om toestemming of besluit of erkenning op grond van één van de in artikel 11.2 ingetrokken regelingen is ingediend waarop nog niet is beslist wordt daarop deze verordening toegepast.
- 3.
Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om toestemming of besluit of erkenning krachtens de in artikel 11.2 ingetrokken regelingen wordt beslist met toepassing van deze verordening.
Artikel 11.2 Intrekking oude regelgeving
De Havenverordening North Sea Port Netherlands 2019 wordt ingetrokken.
Artikel 11.3 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.
Artikel 11.4 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als:
Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025.
Ondertekening
Griffier, mr F. Vermeulen
Voorzitter, drs. A.R.B. van den Tillaar
Bijlage 1, kaarten havens North Sea Port Netherlands
Bijlage 2, behorende bij artikel 4.11 en artikel 6.3, van de Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025
De in artikel 4.11 en artikel 6.3, bedoelde vloeistoffen zijn:
Stofnaam |
V.N.-nummer |
benzeen |
1114 |
benzeenhoudende mengsels met meer dan 10% benzeen |
meerdere V.N.- nummers mogelijk |
ethylacrylaat |
1917 |
formaldehyde solution |
1198 of 2209 |
iso-butylacrylaat |
2527 |
iso-butyraldehyde |
2045 |
iso-propylamine |
1221 |
methylacrylaat |
1919 |
n-butylacrylaat |
2348 |
n-butyraldehyde |
1129 |
propylene oxide |
1280 |
styrene |
2055 |
terpentijn |
1299 |
Bijlage 3, behorende bij artikel 7.1 van de Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025
Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025
IMDG Klasse |
Zone A Zeeschepen/Binnenschepen 0-100 m tot zeer kwetsbare gebouwen |
Zone B Zeeschepen 100-300 m tot zeer kwetsbare gebouwen |
Zone C Zeeschepen 300-500 m tot zeer kwetsbare gebouwen |
Zone D Zeeschepen 500-800 m tot zeer kwetsbare gebouwen |
Zone E Zeeschepen >800 m tot zeer kwetsbare gebouwen |
1.1 (NEM) |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 25 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 1.500 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 12.000 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 50.000 kg Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
1.2 (NEM) |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 25 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 5.000 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 12.000 kg Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
1.3 (NEM) |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 5.000 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 12.000 kg Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
1.4 (NEM) |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
1.5 (NEM) |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 25 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 1.500 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 12.000 kg Overig: onbeperkt |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 50.000 kg Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
1.6 (NEM) |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
2.1 |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 10.000 kg Overig: onbeperkt |
Verboden in verpakking met een lading > 13.000 kg voor de UN-nummers: 1032, 1036, 1041, 1061, 1083 Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
2.2 |
Verboden in verpakking met een lading > 13.000 kg voor UN-nummer: 2451 Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
2.3 |
Verboden |
Verboden voor UN-nummers: 1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083 Onbeperkt voor UN-nummers: 1008, 1016, 1023, 1045, 1071, 1612, 1660, 1859, 1911, 1953, 1955, 2190, 2198, 2417, 2451, 2600, 3303, 3304, 3305, 3306 Overig: onbeperkt |
Verboden in verpakking met een lading > 13.000 kg voor de UN-nummers: 1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083 Overig: onbeperkt |
Verboden in verpakking met een lading > voor de UN-nummers: 1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083 Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
3 |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 10.000 kg |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
4.1 |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
4.2 |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
4.3 |
Verboden voor UN-nummer: 1295 Verboden voor: Totale hoeveelheid > 10.000 kg voor UN-nummer: 1242 Overig: onbeperkt |
Verboden voor UN-nummer: 1295 Overig: onbeperkt |
Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor het UN-nummer: 1295 Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
5.1 |
Verboden voor UN-nummer: 1745 Verboden voor: Totale hoeveelheid > 10.000 kg voor UN-nummers: 1745 en 2495 Overig: onbeperkt |
Verboden voor UN-nummer: 1745 Overig: onbeperkt |
Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor het UN-nummer: 1745 Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
5.2 |
Verboden voor: Totale hoeveelheid > 10.000 kg |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
6.1 |
Verboden voor de UN-nummers: 1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249 Overige UN-nummers verboden voor: totale hoeveelheid >10.000 kg |
Verboden voor de UN-nummers: 1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249 Overig: onbeperkt |
Verboden in tankcontainers met een lading >13.000 kg voor de UN-nummers: 1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249 Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
6.2 |
|
|
|
|
|
7 |
|
|
|
|
|
8 |
Verboden voor de UN-nummers: 1052, 1744, 1786, 1790, 1818 Overige stoffen verboden voor: totale hoeveelheid > 10.000 kg |
Verboden voor de UN-nummers: 1052, 1744, 1786, 1790, 1818 Overig: onbeperkt |
Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor de UN-nummers: 1052, 1744, 1786, 1790, 1818 Overig: onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
9 |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Onbeperkt |
Gewichten in deze bijlage gelden voor de stoffen en de verpakking, containergewicht wordt buiten beschouwing gelaten. De totale hoeveelheden van klasse 1 mogen de hoeveelheden zoals genoemd in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen niet worden overschreden en zijn in Netto Explosieve Massa (NEM).
Bijlage , behorende bij artikel 5.4 van de Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025
De in artikel 5.4 van Havenverordening North Sea Port Netherlands 2025 bedoelde stoffen zijn:
Stofnaam |
V.N.-nummer |
|
1814 |
|
1824 |
|
1805 |
Stoffen genoemd in de IBC-code met indicatie S/P en notatie ‘Toxic Vapour detection:
- acid oil mixture from soyabean, corn, (maize) and sunflower oil refining
- camelina oil
- cashew nut shell oil (untreated)
- castor oil
- cocoa butter
- coconut oil
- coconut oil fatty acid
- corn oil
- cotton seed oil
- fatty acids (C12+)
- fish oil
- grapeseed oil
- lard
- non-edible industrial grade palm oil
- olive oil
- palm acid oil
- palm fatty acid destillate
- palm kernel acid oil
- palm kernel fatty acid distillate
- palm kernel oil
- rice bran oil
- saffloweroil
- sheabutter
- soyabeanoil
- sunflowerseed oil
- tungoil
- used cooking oil (Triglycerides., C16-18 and C18 unsaturated)
- vegetable acid oils (m)
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl