Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740251
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740251/1
Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2025
Geldend van 13-06-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2025Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
andere voorziening: een voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
- b.
budgetbeheerder: wettelijk vertegenwoordiger of gemachtigde van de budgethouder.
- c.
draagkracht: de normale, dagelijkse hulp die ouder(s) en/of andere huisgenoten vanuit eigen kracht elkaar onderling kunnen bieden. Ouder(s)/verzorger(s) moeten de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorgen, opvoeden en toezicht op hen houden. Ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Het betreft hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf;
- d.
draaglast: wanneer de draaglast groter wordt dan de draagkracht ontstaan problemen. De weegschaal slaat door naar één kant. Dit kan gebeuren doordat er bijvoorbeeld veel in korte tijd gebeurt of het heel druk is, waardoor de draaglast groter wordt (zwaarder). Maar het kan ook zijn dat iemand moe of ziek is, waardoor zijn draagkracht vermindert. Resultaat is dat de eisen die gesteld worden groter zijn dan wat de persoon aan kan of denkt aan te kunnen;
- e.
besluit: het Besluit Jeugdwet;
- f.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar;
- g.
hulpvraag: de behoefte van een jeugdige aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
- h.
iJw: door het Zorginstituut beheerde standaarden bestaande uit bedrijfsregels, berichtenstandaarden en berichtspecificaties.
- i.
individuele voorziening: een op de jeugdige toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of als pgb wordt verstrekt;
- j.
jeugdige: een jeugdige, als bedoeld in de Jeugdwet, of zijn ouder of ouders/verzorger(s), dan wel de jeugdige met zijn ouder(s) of verzorger(s) gezamenlijk;
- k.
overige voorziening: een algemene jeugdhulpvoorziening die voor de jeugdige toegankelijk is zonder tussenkomst van het college;
- l.
pgb: een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet;
- m.
pgb plan: het verplicht door of namens de jeugdige en/of ouders in te dienen plan dat de voorgenomen besteding van een aan te vragen persoonsgebonden budget beschrijft;
- n.
sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt;
- o.
wet: de Jeugdwet;
- a.
-
2. Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet.
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
-
1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:
Vrij toegankelijke voorzieningen:
- a.
informatie, consultatie, (opvoed)advies en -ondersteuning;
- b.
voorlichting, cursussen en trainingen;
- c.
jeugd/jongerenwerk;
- d.
maatschappelijk werk op school
- a.
-
2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
ambulante trajecten jeugd op het gebied van basis- en specialistische begeleiding en jeugd- en opvoedhulp;
- b.
ambulante trajecten jeugd op het gebied van behandeling, zoals basis- en specialistische jeugd ggz;
- c.
ambulante trajecten jeugd op het gebied van observatie en diagnostiek;
- d.
dagbesteding;
- e.
persoonlijke verzorging
- f.
pleegzorg;
- g.
residentiële en semi-residentiële jeugdhulp;
- h.
gesloten jeugdhulp;
- i.
preventieve jeugdbescherming en beschermingsmaatregelen door gecertificeerde instellingen;
- j.
crisisjeugdhulp;
- k.
vervoer: het, naar het oordeel van het college, noodzakelijke vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.
- a.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen over welke voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.
Artikel 3 Doelgroep
-
1. Een hulpvraag kan bij het college worden gemeld door:
- a.
een jeugdige die conform het woonplaatsbeginsel onder verantwoordelijkheid valt van de gemeente Zevenaar als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
- b.
een jeugdige, tevens vreemdeling, die rechtmatig verblijft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en die zijn woonplaats heeft in de gemeente Zevenaar, met inachtneming van artikel 1.2, vierde lid, van het besluit;
- c.
een jeugdige, tevens vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland maar verblijft in de gemeente Zevenaar met inachtneming van artikel 1.2, tweede en derde lid, van het besluit.
- a.
-
2. Een jeugdige en diens ouder(s)/verzorger(s) kan zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.
Artikel 4 Toegang
-
1. Het college verleent degene die op grond van artikel 3 een hulpvraag schriftelijk heeft gemeld een individuele voorziening wanneer het college de voorziening in het individuele geval noodzakelijk acht, gelet op het bepaalde in artikel 2.3 van de wet.
-
2. Ter beoordeling van de noodzaak om een individuele voorziening in te zetten onderzoekt het college:
- a.
de hulpvraag van de jeugdige en/of ouders/verzorgers;
- b.
of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, van psychische problemen, of van stoornissen, en zo ja: welke;
- c.
welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau en opvoedsituatie, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
- d.
in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of ouders/verzorgers en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te bieden, een en ander conform artikel 7;
- e.
de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening, en;
- f.
de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening.
- a.
-
3. Het college betrekt bij de bepaling van de in te zetten individuele voorziening onder meer de volgende factoren:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;
- b.
het gewenste resultaat van de jeugdhulp, en;
- c.
hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige.
- a.
-
4. Het college wijst op de mogelijkheid om gebruik te maken van een vertrouwenspersoon en gratis cliëntondersteuning.
-
5. Indien een familiegroepsplan wordt opgesteld, betrekt het college dit in het onderzoek en biedt waar nodig ondersteuning bij de opstelling van het plan.
-
6. Tenzij een spoedeisend belang zich daartegen verzet, onderzoekt het college de noodzaak tot het verlenen van een individuele voorziening in een gesprek.
-
7. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
-
8. Indien het college van oordeel is dat met het inzetten van een overige voorziening of een andere voorziening de noodzaak tot het verlenen van een individuele voorziening wordt weggenomen, en die overige of andere voorziening voor de jeugdige open staat, ziet het college af van het verlenen van een individuele voorziening.
-
9. Het college verstrekt geen voorziening voor hulp die voortkomt uit normale ontwikkeling van de jeugdige, tenzij er een geobjectiveerde problematiek is.
-
10. Van het onderzoek wordt een verslag gemaakt dat aan jeugdige en/of ouders wordt verstrekt.
-
11. Als een jeugdige en/of ouder(s) de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dan dient hij daartoe een pgb plan in.
-
12. Het college neemt de noodzaak tot het verlenen van een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid, in ieder geval aan:
- a.
wanneer een huisarts, medisch specialist of jeugdarts een verwijzing naar de individuele voorziening heeft afgegeven, of;
- b.
wanneer het verlenen van de individuele voorziening noodzakelijk wordt geacht als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b, van de wet.
- a.
Artikel 5 Deskundig oordeel, advies en voorbereiding van de besluitvorming
-
1. Het college wint, met in achtneming van artikel 2.1, van het Besluit Jeugdwet, een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
-
2. Het in het eerste lid bedoelde advies wordt uitgebracht door of onder verantwoordelijkheid van een adviseur die beschikt over een registratie als professional:
- a.
bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd in het kwaliteitsregister jeugd;
- b.
bij het Nederlands Instituut van Psychologen in het register Kinder- en Jeugdpsychologen; of
- c.
op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in het BIG-register.
- a.
-
3. Het college treft voorzieningen waarmee is gewaarborgd dat het onderzoek en de voorbereiding van de besluitvorming via de gemeente op zorgvuldige wijze plaatsvindt, in het bijzonder door te voorkomen dat (medewerkers van) de organisatie die de jeugdhulp biedt of mogelijk gaat bieden, ook het advies geeft over het al dan niet toekennen van jeugdhulp of het daarop betrekking hebbende besluit neemt.
Artikel 6 Jeugdwetvervoer
-
1. De jeugdige en/of ouders is/zijn zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar de jeugdhulplocatie waar de jeugdige de geïndiceerde jeugdhulp ontvangt en terug, en betrekt daarbij zo nodig de hulp van zijn sociaal netwerk.
-
2. Vervoer wordt alleen verstrekt als de eigen mogelijkheden of het probleemoplossend vermogen van ouders en het sociale netwerk ontoereikend zijn.
-
3. Indien naar het oordeel van het college het niet mogelijk is voor de jeugdige, het vervoer zoals bedoeld in het eerste lid te organiseren, dan kan het college jeugdwetvervoer verstrekken in het geval dat de jeugdige onvoldoende zelfredzaam is om zelfstandig te reizen of er een medische noodzaak voor (aangepast) vervoer is.
-
4. Indien er aanspraak bestaat op jeugdwetvervoer kan de jeugdige die gebruik maakt van eigen vervoersmogelijkheden, een kilometervergoeding ontvangen.
-
5. Het besluit tot verstrekking van jeugdwetvervoer wordt vastgelegd in een beschikking als bedoeld in artikel 10.
-
6. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 7 Draagkracht en draaglast
-
1. Een individuele voorziening wordt niet verstrekt als naar het oordeel van het college uit het onderzoek blijkt dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouder(s) toereikend zijn om binnen de eigen mogelijkheden, zo nodig met inzet van het sociale netwerk of met ondersteuning van andere (hulpverlenende) instellingen, de hulp te bieden die passend is bij de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder(s).
-
2. Tot het sociale netwerk behoren andere personen binnen de kring van familie, vrienden, kennissen en bekenden die van betekenis zijn voor – en bijdragen aan – het welzijn en welbevinden van de jeugdige of zijn ouder(s).
-
3. Tot de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen behoort in elk geval het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering als die is afgesloten.
-
4. Bij de beoordeling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen, bedoeld in het eerste lid, neemt het college, gelet op het bepaalde in de artikelen 82 en 247, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, tot uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen, ook als sprake is van psychische problemen of stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of beperkingen, allereerst bij de ouder(s) zelf ligt en dat de hulp die daarvoor nodig is in beginsel ook door hen geleverd kan worden. Uit het onderzoek kan evenwel blijken dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) tekortschiet, omdat sprake is van:
- a.
geobjectiveerde beperkingen om noodzakelijke hulp te bieden;
- b.
een gebrek aan kennis of vaardigheden om noodzakelijke hulp te bieden; of
- c.
overbelasting of dreigende overbelasting, waardoor geen noodzakelijke hulp kan worden verwacht totdat deze belasting of dreigende overbelasting is opgeheven.
- a.
-
5. Bij de beoordeling van het vierde lid, onder c, wordt ook vastgesteld welke mogelijkheden de ouder(s) hebben om de overbelasting of dreigende overbelasting op te heffen, waarbij redelijkerwijs verwacht mag worden dat de ouder(s) maatschappelijke activiteiten beperken en betaalde arbeid verminderen of anders organiseren om overbelasting of dreigende overbelasting op te heffen. Hierbij houdt het college ook rekening met:
- a.
de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige;
- b.
de duur van de inzet, waarbij als uitgangspunt geldt dat kortdurende inzet van niet langer dan 3 maanden in een jaar niet tot overbelasting leidt;
- c.
de planbaarheid van de hulp;
- d.
de benodigde ondersteuningsintensiteit;
- e.
de samenstelling van het gezin en de woonsituatie; en
- f.
de noodzaak van de ouder(s) om in een inkomen te voorzien.
- a.
Artikel 8 Regels voor pgb
-
1. Het college verleent met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.1.6 van de wet op verzoek van de jeugdige en/of ouders een pgb indien:
- a.
de jeugdige of zijn ouders/verzorgers zelf dan wel met hulp uit het sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is tot een redelijke waardering van de belangen, en in staat kan worden geacht om de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
- b.
naar het oordeel van het college voldoende is gemotiveerd dat een individuele voorziening in natura niet passend en toereikend te achten is;
- c.
gewaarborgd is dat de voorziening die met het pgb betaald wordt, van goede kwaliteit is; en
- d.
de budgethouder beschikt over een actuele verklaring omtrent het gedrag.
- a.
-
2. Als een jeugdige of zijn ouders in aanmerking komt voor een individuele voorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen met een pgb, dan toetst het college door middel van het pgb plan als genoemd in artikel 4, elfde lid, of voldaan wordt aan de in de wet opgenomen voorwaarden. In dit plan wordt daarnaast opgenomen wie de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening is, de wijze waarop de jeugdhulp uitgevoerd wordt en de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.
-
3. De volgende voorzieningen worden alleen in natura verleend en zijn derhalve uitgesloten voor pgb:
- a.
jeugdbescherming;
- b.
jeugdreclassering;
- c.
crisisjeugdhulp en spoedeisende zorg;
- d.
pleegzorg;
- e.
voortgezette diagnostiek;
- f.
gesloten jeugdhulp;
- g.
wonen met behandeling ggz en de zorgzwaartepakketten (licht)verstandelijk gehandicapten 4 en 5;
- h.
vervoer bij een voorziening die in natura wordt verleend;
- i.
landelijk gecontracteerde zorg;
- j.
dyslexiezorg.
- a.
-
4. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de jeugdige aan wie een pgb wordt verstrekt de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, op voorwaarde dat door de jeugdige voldoende gemotiveerd is dat dit tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan het betrekken van de jeugdhulp van een persoon buiten het sociale netwerk, gelet op:
- a.
de frequentie van de hulp;
- b.
het type hulp;
- c.
de aard van de hulpvraag waaraan met de verstrekking van het pgb tegemoet wordt gekomen;
- d.
de duur van die hulpvraag, en;
- e.
de mate van verplichting die voortvloeit uit het pgb en de daaraan verbonden voorwaarden voor de persoon van wie de jeugdhulp betrokken wordt.
- a.
-
5. Een pgb wordt niet besteed aan:
- a.
tussenpersonen en belangenbehartigers;
- b.
eenmalige uitkeringen;
- c.
feestdagenuitkeringen;
- d.
administratieve kosten van de zorgaanbieder;
- e.
zorg die zonder toestemming van het college daartoe in het buitenland wordt afgenomen.
- a.
-
6. Voor een pgb voor professionele hulp geldt dat de professional die de professionele hulp verleent voldoet aan de door Inkoop Sociaal Domein Centraal Gelderland gestelde eisen voor zorgaanbieders en de product specifieke eisen die aan de individuele voorziening gesteld worden. Deze eisen zijn te raadplegen op de website van Sociaal Domein Centraal Gelderland.
-
7. Een pgb door informele hulp, dat wil zeggen hulp die wordt geboden vanuit het sociale netwerk van de jeugdige, ook als dat personen zijn die voldoen aan de criteria als bedoeld in lid 6, wordt alleen verstrekt als:
- a.
de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt;
- b.
de geboden ondersteuning passend, adequaat en veilig is;
- c.
de persoon uit het sociale netwerk die de ondersteuning gaat verlenen, zich voldoende op de hoogte heeft gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van de ondersteuning verbonden zijn;
- d.
de persoon uit het sociale netwerk die de hulp gaat bieden niet dezelfde is als de persoon die het pgb beheert;
- e.
er bij de persoon uit het sociale netwerk die de hulp gaat bieden geen sprake is van overbelasting of dreiging daarvan;
- f.
de persoon uit het sociale netwerk op basis van opleiding en/of ervaring in staat moet zijn de in de individuele situatie vereiste dienstverlening te realiseren;
- g.
de persoon uit het sociale netwerk beschikt over een actuele verklaring omtrent het gedrag;
- h.
deze de Nederlandse taal spreekt en schrijft.
- a.
Artikel 9 De hoogte van een pgb
-
1. De hoogte van het pgb:
- a.
wordt gebaseerd op een door of namens de jeugdige opgesteld plan of het verslag als bedoeld in artikel 4, elfde lid, waarin de wijze van besteding van het pgb wordt toegelicht;
- b.
is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen en;
- c.
wordt bepaald op 90% van het laagst toepasselijke tarief voor een in de betreffende situatie goedkoopste, adequate en beschikbare individuele voorziening in natura die gecontracteerd is, tenzij op basis van het door de jeugdige en/ of zijn ouders ingediende pgb plan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht;
- a.
-
2. Het college kan een pgb weigeren voor zover de kosten van de met het pgb in te kopen individuele voorziening hoger zijn dan 90% van de kosten van dezelfde goedkoopste gecontracteerde voorziening in natura. Het verschil tussen deze kosten wordt geacht te worden betaald door jeugdige en/of ouders/verzorgers.
-
3. Een pgb voor formele hulp wordt jaarlijks vastgesteld waarbij, indien van toepassing, een indexering wordt toegepast gelijk aan de indexering voor de goedkoopst adequate voorziening in natura.
-
4. Voordat de berekening van het tarief als bedoeld in art. 7, eerste lid, onder c wordt toegepast, worden voor intramurale zorg de kosten van huisvesting en hotelmatige kosten in mindering gebracht op het tarief waarvoor de betreffende individuele voorziening in natura is gecontracteerd.
-
5. In afwijking van het tweede lid wordt de hoogte van het pgb-tarief voor jeugdhulp die wordt betrokken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de jeugdige bepaald op het bedrag genoemd in artikel 5.22, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg.
-
6. Indien de jeugdhulp wordt betrokken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk die de jeugdhulp bedrijfsmatig verleent, geldt het tarief als bedoeld in het eerste lid.
-
7. Jeugdhulp wordt bedrijfsmatig verleend door een persoon die behoort tot het sociale netwerk als bedoeld in het vijfde lid indien de betreffende persoon:
- a.
aantoonbaar gekwalificeerd is;
- b.
ingeschreven staat in een op de werkzaamheden betrekking hebbend kwaliteitsregister (SKJ of BIG), indien van toepassing, en;
- c.
de jeugdhulp verleent ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht.
- a.
-
8. Het college stelt in of bij nadere regels tarieven vast die voortvloeien uit dit artikel en die gehanteerd worden bij het vaststellen van een pgb.
Artikel 10 De inhoud van een beschikking
-
1. Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verstrekken van een individuele voorziening vast in een beschikking.
-
2. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in natura wordt vastgelegd:
- a.
welke individuele voorziening wordt verstrekt, wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
dat de voorziening in natura wordt verstrekt;
- c.
de ingangsdatum en de duur; en indien van toepassing;
- d.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
3. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in pgb wordt vastgelegd:
- a.
dat de voorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt, wat de hoogte is van het pgb en hoe deze is bepaald;
- b.
aan welk doel het pgb moet worden besteed;
- c.
de ingangsdatum en duur van de voorziening;
- d.
welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
- e.
hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden.
- a.
Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering
-
1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doet een jeugdige op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
-
2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige niet langer op de individuele voorziening is aangewezen;
- c.
de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige niet voldoet aan de voorwaarden van de individuele voorziening, of;
- e.
de jeugdige de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.
- a.
-
3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb terugvorderen.
-
4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden herzien of ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 3 maanden na uitbetaling niet of slechts ten dele is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
-
5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van de pgb's.
Artikel 12 Opschorting betaling uit het pgb
-
1. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
-
2. Het college stelt de jeugdige schriftelijk op de hoogte van het verzoek.
Artikel 13 Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van misbruik of oneigenlijk gebruik
-
1. Het college informeert de jeugdige over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik.
-
2. Het college kan onderzoek doen naar het gebruik van individuele en overige voorzieningen met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en de recht- en doelmatigheid.
-
3. Het college wijst ter uitvoering van het tweede lid een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.
-
4. Het college kan nadere regels vaststellen over de (reikwijdte van) taken en bevoegdheden van de gemeentelijke toezichthouder Jeugd (zie ook artikel 5:14 Awb). De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 tot en met 5:20 van de Awb.
- a.
Een jeugdhulpaanbieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
- b.
Bij schending van de meewerkplicht zoals bedoeld in het eerste lid is het college bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen.
- c.
Om oneigenlijk gebruik van de wet te voorkomen, controleert het college de rechtmatigheid van de verstrekte individuele voorziening en de besteding van het Pgb. Dit kan in de vorm van een steekproef.
- a.
-
5. Het college is gerechtigd tot het uitvoeren van controles waaronder materiële controle, calamiteiten- en fraudeonderzoek. Het college kan nadere regels ter uitwerking van deze verordening opstellen met betrekking tot de wijze waarop deze onderzoeken vorm worden gegeven.
-
6. Het college zoekt waar mogelijk samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;
-
7. Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaat-sturing en accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.
-
8. Het college draagt zorg voor een meldpunt waar signalen over oneigenlijk gebruik en fraude kunnen worden gemeld in het kader van uitvoering van de wet.
Artikel 14 Kwaliteitseisen jeugdhulp
-
1. Jeugdhulpaanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van jeugdhulp en eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen het volgende:
- a.
het afstemmen van jeugdhulp op de persoonlijke situatie van de jeugdige;
- b.
het afstemmen van jeugdhulp op andere vormen van zorg en ondersteuning aanwezig in het gezin;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van jeugdhulp handelen in overeenstemming met de professionele standaard;
- d.
voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de jeugdhulp en de deskundigheid van beroepskrachten ten minste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.
- a.
-
2. Een jeugdhulpaanbieder doet op grond van artikel 11 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) onverwijld melding bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) van:
- a.
iedere calamiteit die bij de zorgverlening heeft plaatsgevonden;
- b.
van geweld in de zorgrelatie;
- c.
of bij de opzegging, ontbinding of niet voortzetting van een overeenkomst met een zorgverlener op grond van zijn oordeel dat de zorgverlener ernstig is tekort geschoten in zijn functioneren.
- a.
-
3. De jeugdhulpaanbieder meldt de genoemde meldingen tevens onverwijld aan de met toezicht belaste ambtenaar.
-
4. Met een pgb bekostigde bedrijfsmatig verleende jeugdhulp moet aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als gecontracteerde jeugdhulp.
-
5. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de jeugdhulpaanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de jeugdige ter plaatse controleren van de geleverde jeugdhulp.
Artikel 15 Verhouding prijs en kwaliteit
-
1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.12 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit daarvan stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- 1°.
een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en
- 2°.
de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
- 1°.
- a.
-
2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.12 van de wet, en;
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 12.4, eerste lid onder a, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- a.
-
3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:
- a.
de kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
- d.
reis en opleidingskosten;
- e.
indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;
- f.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
-
4. Het college kan, onder verantwoording aan de gemeenteraad, het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid.
Artikel 16 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening indien onverkorte toepassing daarvan leidt tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid voor die jeugdige.
Artikel 17 Inspraak en medezeggenschap
-
1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval jeugdigen of hun vertegenwoordigers, onder andere via de Participatieraad Zevenaar, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
-
2. Het college stelt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval jeugdigen of hun vertegenwoordigers, onder andere via de Participatieraad Zevenaar, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Artikel 18 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
-
1. De Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2023 wordt ingetrokken per gelijke datum als bedoeld in artikel 19 eerste lid.
-
2. Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening (voor de afgegeven duur) verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2023, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
-
3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2023 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2025, worden afgehandeld krachtens de Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2025.
-
4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2023 wordt beslist met inachtneming van die verordening.
Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na datum bekendmaking.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Zevenaar 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar, gehouden op 21 mei 2025.
De plaatsvervangend griffier
Chiel Claassen
De burgemeester
Lucien van Riswijk
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl