Verordening Reinigingsrechten gemeente Medemblik 2025

Geldend van 12-06-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening Reinigingsrechten gemeente Medemblik 2025

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, met uitzondering van gevaarlijke afvalstoffen en nog niet ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;

  • c.

    zorginstelling: instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven voor het door of vanwege het gemeentebestuur verstrekken van de dienst die bestaat uit het periodiek of incidenteel verwijderen van bedrijfsafval.

  • 2. De reinigingsrechten bestaan uit:

    • a.

      een vast bedrag per perceel ten behoeve waarvan de dienst wordt verricht;

    • b.

      vermeerderd met een gedifferentieerd bedrag per keer dat bedrijfsafvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. Het vaste belastingtarief bedraagt per perceel per belastingjaar € 287,42 excl. BTW

  • 2. Het gedifferentieerde tarief bedraagt: € 3.17 per zak excl. BTW

    • a.

      bij percelen in of rondom het centrum waar wordt ingezameld via een minicontainer, per aanbieding: € 70,00 excl. BTW;

    • b.

      bij percelen buiten het centrumgebied, per aanbieding: € 90,00 excl. BTW.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt het gedifferentieerde tarief bij zorginstellingen,

    per aanbieding van een 140 liter minicontainer : € 9,46 excl. BTW

    per aanbieding van een 240 liter minicontainer : € 12.81 excl. BTW

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De rechten, bedoeld in artikel 4, worden bij wege van aanslag via een factuur geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten, bedoeld in artikel 4, zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht

  • 2. ls de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen wordt betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reinigingsrechten kan kwijtschelding worden verleend tot maximaal 100% van de aanslag voor het vaste tarief, vermeerderd met:

  • a.

    maximaal 32 maal het tarief voor het aanbieden van een zak in de container voor restafval in het centrumgebied; of

  • b.

    maximaal 10 maal het tarief voor het aanbieden van een zak buiten het centrumgebied.

Artikel 10 Delegatie tarieven en uitvoeringsregels

  • 1. Het college is bevoegd om de tarieven, bedoeld in artikel 4, eerste tot en met derde lid, jaarlijks aan te passen.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de heffing en invordering van de reinigingsrechten.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2025.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Reinigingsrechten 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik van 22 mei 2025.

De griffier,

De voorzitter,

TOELICHTING

Algemeen

Reinigingsrechten zijn een belasting die wordt geheven voor het inzamelen van bedrijfsafval dat door of vanwege de gemeente wordt ingezameld. Deze verordening bevat de grondslag voor de reinigingsrechten. Reinigingsrechten worden geheven op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet.

Anders dan voor de inzameling van huishoudelijk afval, heeft de gemeente geen inzamelplicht voor bedrijfsafval. Er bestaat enkel een belastingplicht wanneer er sprake is van een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het daadwerkelijk inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, ook wel een genot-retributie genoemd. Hieruit volgt dat er geen reinigingsrechten verschuldigd zijn wanneer de belastingplichtige geen gebruik maakt van de door de gemeente aangewezen inzameldienst.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Voor de definitie van bedrijfsafvalstoffen is aangesloten bij het begrip uit het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit is afval dat niet afkomstig is uit particuliere huishoudens. Onder bedrijfsafval vallen, naast afvalstoffen van bedrijven, ook afvalstoffen afkomstig van overheden, non-profitinstellingen, zelfstandige beroepsbeoefenaren en culturele instellingen. Het gaat bijvoorbeeld om kantineafval of bouw- en sloopafval. Op het moment dat huishoudelijke afvalstoffen zijn ingezameld of afgegeven vallen deze afvalstoffen ook onder bedrijfsafvalstoffen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Het belastbare feit is het door of vanwege het gemeentebestuur verwijderen van bedrijfsafval. Deze heffing is een genot-retributie. Dit brengt met zich mee dat er geen reinigingsrechten verschuldigd zijn van de belastingplichtige, als er geen gebruik wordt gemaakt van de door de gemeente aangewezen inzameldienst.

Artikel 3 Belastingplicht

Dit artikel wijst de belastingplichtige aan. Belastingplichtig is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht. Dit betekent dat er zowel van degene die de dienst aanvraagt als degene ten behoeve van wie de dienst wordt verricht belasting kan worden geheven. De ruime omschrijving van de belastingplicht heeft als doel, om te waarborgen dat er in alle gevallen wanneer een dienst wordt verricht er ook een belastingplichtige kan worden aangewezen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De reinigingsrechten mogen maximaal kostendekkend zijn voor de verleende dienst. Er geldt voor de reinigingsrechten een vast tarief, vermeerder met een gedifferentieerd belastingtarief. Hierbij zijn drie verschillende gedifferentieerde belastingtarieven onderscheiden:

  • 1.

    een tarief per aanbieding in een (ondergrondse) container in het centrumgebied van Medemblik;

  • 2.

    een tarief per aanbieding buiten het centrumgebied;

  • 3.

    een apart tarief voor aanbiedingen vanuit zorginstellingen.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Eerste lid

Het eerste lid bepaalt het moment van het ontstaan van de materiële belastingschuld en legt deze bij de aanvang van het belastingjaar of bij de aanvang van de belastingplicht. De reinigingsrechten zijn verschuldigd bij het begin van het belasting jaar, tenzij de belastingplicht later aanvangt. Dan geldt dat de rechten verschuldigd zijn op het moment dat deze belastingplicht aanvangt (bijvoorbeeld bij vestiging van een nieuw bedrijf, dat voor het eerst bedrijfsafval aanbiedt).

Tweede en derde lid

Het tweede en derde lid regelt de berekening van de verschuldigde rechten voor de gevallen wanneer gedurende het belastingjaar de belastingplicht begint of eindigt. De berekening gaat uit van een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld, waarbij de belastingplicht per maand in aanmerking is genomen.

Vierde lid

Het vierde lid regelt dat het tweede en derde lid niet van toepassing zijn wanneer de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt. In dat geval wordt een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld achterwegen gelaten. Grond hiervoor is dat een herleiding in dat geval alleen om formele redenen zou plaatsvinden, omdat er geen materiële wijziging in de belastingschuld zal plaatsvinden vanwege de verhuizing. Anders gezegd, het is vanwege uitvoeringstechnische redenen niet wenselijk dat er bij elke binnenstedelijke verhuizing een restitutie en nieuwe aanslag moet volgen.

Voorwaarde voor de toepassing van het vierde lid is dat de belastingplichtige die het perceel verlaat een ander perceel in gebruik neemt. Het vierde lid is dan ook niet van toepassing is wanneer een belastingplichtige een tweede perceel feitelijk in gebruik neemt. In dat geval is het bepaalde in het tweede lid van toepassing.