Beleid BOPA met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving

Geldend van 06-06-2025 t/m heden

Intitulé

Beleid BOPA met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad,

Gelet op:

  • Artikel 2.34a van de Verordening op de heffing en invordering van Leges Zaanstad 2025

  • Artikel 7.207b. (omgevingsplanactiviteit) van de Omgevingsregeling

Besluit vast te stellen Beleid BOPA met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving.

Achtergrond en nut en noodzaak beleidsregel ‘BOPA met een beperkte invloed op de Fysieke Leefomgeving’

In de Legesverordening Zaanstad 2025 (verder: Legesverordening) is een post opgenomen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) waarvan in het omgevingsplan dan wel beleidsmatig is bepaald dat deze een beperkte invloed hebben op de fysieke leefomgeving. (Verordening op de heffing en invordering van Leges Zaanstad 2025 | Lokale wet- en regelgeving)1. In de legesverordening is verder geen definitie opgenomen van de BOPA met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving. Daarom wordt in deze beleidsregel nader geduid wanneer sprake is van een BOPA met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving.

Ook in het geval van de vraag of er een uitgebreide ETFAL-onderbouwing moet worden opgevraagd van de initiatiefnemer speelt een BOPA met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving een rol. Als er kan worden gesproken over een BOPA met een beperkte invloed op de fysieke omgeving, is het over het algemeen niet nodig om een uitgebreide ETFAL-onderbouwing van de initiatiefnemer op te vragen.

Er kunnen zich altijd situaties voordoen waarin ondanks het voldoen aan de in deze beleidslijn geformuleerde definitie, toch een ETFAL-document vanuit de initiatiefnemer nodig is. Een ETFAL-document kan dus ook worden gevraagd aan de initiatiefnemer zelfs al voldoet het wel aan onderstaande definiëring. Of van een dergelijke situatie sprake is, hangt af van de aard en omvang van de ontwikkeling en wordt per geval beoordeeld.2

Gezien het feit dat de term ‘een BOPA met een beperkte invloed’ in de Legesverordening Zaanstad 2025 en in het Omgevingsplan Zaanstad en mogelijk ook in ander gemeentelijk beleid wordt genoemd, is het belangrijk om één definitie aan te houden.

Deze definiëring is bedoeld om een algemeen kader te schetsen. Het is dus van belang dat altijd per geval wordt gekeken of sprake is van een uitzondering.

Beleidslijn

Artikel 1:

Als buitenplanse omgevingsplanactiviteit met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving, worden aangemerkt:

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 150 m2;

  • 2.

    een bouwwerk ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 5 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • 3.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 10 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • 4.

    een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;

  • 5.

    een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;

  • 6.

    een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998 en eventuele rechtsopvolgende regelingen;

  • 7.

    een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en eventuele rechtsopvolgende regelingen; aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;

  • 8.

    het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;

  • 9.

    het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;

  • 10.

    ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 9, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Artikel 2

In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt niet als buitenplanse omgevingsplanactiviteit met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving aangemerkt:

  • 1.

    De gevallen opgenomen in artikel 1, voor zover het aantal woningen toeneemt, met uitzondering van de onderdelen 9 en 10, alsmede, onderdeel 1, voor zover het bij dit laatste onderdeel gaat om huisvesting in verband met mantelzorg.

  • 2.

    De gevallen opgenomen in artikel 1, onderdelen 9 en 10, voor zover het een activiteit als bedoeld in bijlage V van het Omgevingsbesluit betreft.

Artikel 3

Bij de toepassing van artikel 1 en 2 wordt aangesloten bij de begripsbepalingen van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Toelichting

WABO

Onder de Wabo was er al een regime dat betrekking had op buitenplanse afwijkingen van het bestemmingsplan die een beperkte invloed hadden op de fysieke leefomgeving. De zogenoemde 'kruimelgevallen-regeling'. Dit betrof een groep kleinere buitenplanse afwijkingen van het bestemmingsplan. De kruimelgevallen waren aangewezen in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Zowel de kruimelgevallen als grotere buitenplanse afwijkingen konden worden vergund met een Wabo-afwijkvergunning. Voor de kruimelgevallen verliep dit in twee opzichten gemakkelijker dan voor de niet-kruimelgevallen:

  • 1.

    Voor de kruimelgevallen werd de kortere reguliere procedure van 8 weken toegepast, terwijl voor de niet-kruimelgevallen de langere uitgebreide procedure van 6 maanden moest worden doorlopen.

  • 2.

    Voor de kruimelgevallen kon volstaan worden met een lichtere motivering, terwijl voor de niet-kruimelgevallen een zogenoemde 'goede ruimtelijke onderbouwing' geleverd moest worden, met de daarbij behorende onderzoeken.

Onder de Omgevingswet is de reguliere procedure de hoofdregel voor alle buitenplanse afwijkingen van het omgevingsplan. Ook regelt de Omgevingswet dat voor de kleinere BOPA-gevallen kan worden volstaan met een relatief lichte onderbouwing. Daardoor is een aparte, landelijke kruimelgevallenregeling dus niet meer nodig.

De kruimelregeling als zodanig bestaat niet meer. Maar de inhoud van de regeling is nog altijd relevant. Ook de rechtspraak die in de afgelopen jaren is ontstaan over de kruimelgevallen is nog relevant. Mede hierom sluit deze beleidsregel inhoudelijk aan bij de kruimelgevallenregeling.

Artikel 1 van deze beleidsregel kan worden vergeleken met artikel 4 van bijlage II van het Bor, zoals deze luidde tot 1 januari 2024. Artikel 2 kan worden vergeleken met artikel 5 van bijlage II van het Bor. Artikel 3 zorgt ervoor dat voor zover het Besluit bouwwerken leefomgeving verandering heeft willen aanbrengen dit ook wordt gevolgd.

Hetgeen tot 1 januari 2024 was opgenomen in artikel 4, lid 10 van bijlage II van het Bor, ten aanzien van het gebruiken van recreatiewoningen voor permanente bewoning, wordt hier niet overgenomen. Dit vanwege het persoonsgebonden karakter van de regelgeving en door de verschillende aspecten die van geval tot geval moeten worden meegewogen. Dit brengt met zich mee dat op voorhand niet op basis van algemene kaders kan worden bepaald of permanente bewoning in een recreatiewoning een beperkte of juist een grote impact op de fysieke leefomgeving heeft. Dergelijke initiatieven zullen van geval tot geval worden beoordeeld.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Zaanstad, 27-05-2025,

drs. J. Hamming, burgemeester

drs. G. Blom, gemeentesecretaris


Noot
1

Zie artikel 2.34a onder 4 van de Legesverordening Zaanstad 2025.

Noot
2

De grondslag voor het opvragen van een ETFAL-document wordt geboden door artikel 7.207b, lid 2, sub a van de Omgevingsregeling.