Algemene subsidieverordening Terschelling 2025

Geldend van 06-06-2025 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Terschelling 2025

De raad van de gemeente Terschelling;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling (hierna: het college);

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Terschelling 2025.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Algemeen

  • a.

    activiteitenplan: overzicht van de geplande activiteiten van de subsidieontvanger, voor zover mogelijk vertaald naar meetbare resultaten;

  • b.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • c.

    subsidiejaarprogramma: een jaarlijks overzicht van te verlenen subsidies, waarbij de bedragen, doelstellingen, te organiseren activiteiten en prestatie-indicatoren worden vermeld;

  • d.

    subsidieregeling: nadere regeling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze verordening;

  • e.

    vaststellingsbeschikking: de beschikking waarin het definitieve bedrag van de subsidie vastgesteld wordt. De vaststellingsbeschikking geeft de ontvanger een onvoorwaardelijke aanspraak op uitbetaling van dat definitieve bedrag.

  • f.

    verdrag: het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

  • g.

    verleningsbeschikking: de beschikking die voorafgaand aan de subsidiabele activiteit wordt gegeven. De verleningsbeschikking houdt in dat de aanvrager het in de beschikking omschreven subsidiebedrag zal ontvangen, indien hij de in de beschikking omschreven activiteiten verricht en de subsidieverplichtingen nakomt.

  • h.

    wet: de Awb.

Europees

  • i.

    de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • j.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

Financieel

  • k.

    bestemmingsreserve: specifieke reserve om (in de toekomst) uitgaven voor bepaalde doeleinden te dekken;

  • l.

    boekjaar: kalenderjaar van 1 januari tot en met 31 december;

  • m.

    reserve: uit het exploitatieoverschot gevormde (algemene) reserve die is bedoeld om in de toekomst exploitatietekorten op te vangen dan wel bij afbouw van de subsidie frictiekosten op te vangen;

  • n.

    voorziening: een voorziening als bedoel in artikel 374 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor uitgaven met het oog op de toekomstige risico’s of verplichtingen die vanuit het verleden zijn ontstaan;

Soorten subsidies

  • o.

    boekjaarsubsidie: een subsidie die voor een of meerdere boekjaren aan een organisatie wordt verstrekt voor de uitvoering van meerdere samenhangende activiteiten met een voortdurend karakter, voor maximaal 4 boekjaren ineens;

  • p.

    projectsubsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere projecten of activiteiten die niet structureel van aard zijn;

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van:

  • 1.
    • a.

      subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, tenzij daarin deze verordening van toepassing is verklaard; en

    • b.

      subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is bevoegd om te besluiten over het verstrekken van subsidies.

  • 2. Het college kan subsidieregelingen vaststellen.

  • 3. Het college kan een subsidiejaarprogramma vaststellen.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 3. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Niet-subsidiabele kosten

Niet-subsidiabel zijn in ieder geval:

  • a.

    kosten die niet in redelijke verhouding staan tot de gestelde doelen of redelijkerwijs te verwachten resultaten van de activiteit;

  • b.

    de aan de subsidie-aanvrager in rekening gebrachte btw die door hem kan worden teruggevorderd of op enigerlei wijze aan hem kan worden terugbetaald of gecompenseerd;

  • c.

    boetes en financiële sancties.

Artikel 7. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Het college kan regels vaststellen omtrent het toepassen van uniforme kostenbegrippen en berekeningswijze van uurtarieven.

  • 2. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 8. Indexering

  • 1. Het college kan bij subsidieverlening voor een meerjarige boekjaarsubsidie beslissen dat jaarlijks indexering van een subsidiebedrag plaatsvindt.

  • 2. Wanneer subsidiebedragen worden geïndexeerd, gebeurt dit op basis van de nationale consumentenprijsindex (cpi) van het Centraal Planbureau, waarbij wordt uitgegaan van de voorspelling voor het komende jaar in het Centraal economisch plan (CEP) en de nacalculatie van de twee jaren daaraan voorafgaand.

  • 3. Van het bepaalde in het tweede lid kan worden afgeweken wanneer hierover met de subsidie-aanvrager eerder afspraken zijn gemaakt.

Hoofdstuk 2. Subsidieverlening

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Hiervoor wordt het vastgestelde aanvraagformulier gebruikt, tenzij in een nadere regeling anders is bepaald.

  • 2. Bij de aanvraag om subsidie legt de subsidie-aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een activiteitenplan en de met dat plan nagestreefde doelstellingen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een begroting van de aan de activiteiten verbonden inkomsten en benodigde uitgaven, voorzien van een toelichting. Als de subsidie-aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag/aanvragen.

  • 3. Bij een aanvraag om een boekjaarsubsidie legt de aanvrager in aanvulling op het tweede lid tevens de volgende gegevens over:

    • a.

      de omvang van de reserve, indien van toepassing;

    • b.

      als voor het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen subsidie werd aangevraagd:

      • I.

        een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

      • II.

        de laatst opgemaakte jaarstukken.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

  • 5. Als het college het voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag nodig acht, kunnen aanvullende gegevens opgevraagd worden.

Artikel 10. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een projectsubsidie kan het hele jaar worden ingediend, tenzij het college bij subsidieregeling anders heeft bepaald.

  • 2. Een aanvraag om een boekjaarsubsidie kan worden ingediend tussen 1 maart en 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, tenzij het college bij subsidieregeling anders heeft bepaald.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie wordt in ieder geval ingediend voordat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn begonnen, tenzij het college bij subsidieregeling anders heeft bepaald.

Artikel 11. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie binnen 13 weken nadat de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een boekjaarsubsidie uiterlijk op 31 december van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waar de subsidie betrekking op heeft.

  • 3. De termijnen genoemd in het eerste en tweede lid kunnen met maximaal 6 weken worden verlengd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere beslistermijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd tot de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 12. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet, weigert het college de subsidie:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden weigert het college de subsidie verder:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

    • b.

      als de kosten naar het oordeel van het college te hoog zijn in verhouding tot de activiteit of het verwachte resultaat;

    • c.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd;

    • d.

      als niet voldaan wordt aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

    • g.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • h.

      als de te subsidiëren activiteiten een overwegend politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

    • i.

      de aanvrager met winstoogmerk werkzaam is;

    • j.

      de activiteiten door een reeds gesubsidieerde instelling (zouden kunnen) worden ondernomen;

    • k.

      in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders wordt voorzien.

  • 4. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie weigeren als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

Artikel 13. De subsidieverlening

  • 1. Een boekjaarsubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. Het college kan in één verleningsbeschikking een subsidie verlenen voor een periode van maximaal vier opeenvolgende jaren.

  • 3. Wanneer van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de verleningsbeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor elk jaar of gedurende de subsidieperiode aanspraak kan maken. Wanneer geen bedrag kan worden genoemd, wordt in de verleningsbeschikking de wijze aangegeven waarop het bedrag wordt bepaald.

  • 4. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt in de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 14. Bevoorschotting

  • 1. Bij de verlening van een subsidie tot en met € 10.000, -- wordt het gehele subsidiebedrag als voorschot uitgekeerd.

  • 2. Bij de verlening van een subsidie van meer dan € 10.000, -- kan het college een lager voorschot bepalen dan het gehele subsidiebedrag en kan het college besluiten het voorschot in meerdere termijnen uit te keren.

  • 3. Bij subsidieregeling kan voor projectsubsidies een andere bevoorschotting worden bepaald.

  • 4. Het college geeft in de verleningsbeschikking de termijnen en de hoogte van de bevoorschotting aan.

Hoofdstuk 3. Verplichtingen

Artikel 15. Administratie

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2. De subsidieontvanger bewaart de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende vijf jaren vanaf de dag van bekendmaking van de subsidievaststelling.

  • 3. Aan de hand van informatie zoals bedoeld in lid 1 en/of 2 van dit artikel, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 4. Als blijkt dat niet is voldaan aan de verplichtingen zoals bedoeld in lid 1 en/of 2 van dit artikel, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

Artikel 16. Meldingsplicht subsidieontvanger

Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk:

  • a.

    als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • b.

    indien gedurende het kalenderjaar waarvoor een boekjaarsubsidie is verstrekt aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de in de subsidieaanvraag begrote uitgaven en inkomsten en vermeldt de oorzaak van de verschillen;

  • c.

    over beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

  • d.

    bij het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling;

  • e.

    over het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • f.

    over relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden, waaronder:

    • I.

      het aangaan van kredietovereenkomsten;

    • II.

      het aangaan van overeenkomsten van geldlening;

    • III.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden, of;

    • IV.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.

  • g.

    over wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon;

  • h.

    indien na het indienen van de subsidieaanvraag voor dezelfde activiteit subsidie wordt verstrekt door een ander bestuursorgaan of de Europese Commissie.

Artikel 17. Toestemming

  • 1. De subsidieontvanger van een boekjaarsubsidie heeft toestemming nodig voor:

    • a.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • b.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie.

  • 2. Het college beslist binnen zes weken omtrent de toestemming.

  • 3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 18. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, lid 1, van de wet worden opgelegd voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, lid 2, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 19. Reserves en voorzieningen

Het college kan voor boekjaarsubsidies regels stellen over de vorming van een reserve, een bestemmingsreserve en een voorziening, de maximale omvang hiervan en de uitgaven die met gebruikmaking hiervan kunnen worden gedaan.

Hoofdstuk 4. Vaststelling en verantwoording

Artikel 20. Vaststelling subsidies tot en met €10.000

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000 kan het college direct vaststellen of verlenen en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vaststellen.

  • 2. Als bij verleningsbeschikking de subsidie-aanvrager wordt verplicht op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 21. Vaststelling subsidies tussen € 10.000 en € 50.000

  • 1. Bij subsidie van meer dan € 10.000 en ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een boekjaarsubsidie, vóór 1 mei in het jaar na afloop van het boekjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten waaruit de daarmee verbonden uitgaven en inkomsten blijken.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht, aan de verplichtingen is voldaan en hoe over de uitgaven en inkomsten moet worden gerapporteerd.

  • 4. In aanvulling op het tweede lid kan het college in bijzondere gevallen bepalen dat de aanvraag geen financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten bevat.

  • 5. In aanvulling op het tweede lid kan het college aanvullende gegevens opvragen.

Artikel 22. Vaststelling subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een boekjaarsubsidie, uiterlijk vóór 1 september in het jaar na afloop van het boekjaar waar de subsidie betrekking op heeft;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht met een toelichting op eventuele verschillen en in hoeverre aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening), en;

    • c.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij verleningsbeschikking of subsidieregeling kan worden bepaald dat voor de in het tweede lid onder c genoemde verklaring aan een door het college vastgesteld controleprotocol wordt voldaan.

  • 4. Bij een subsidie hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Deze verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 5. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 23. Beslistermijn vaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Het college stelt een subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verlengd.

  • 3. Als een aanvraag tot een subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 21 en 22 van deze verordening, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze nieuwe termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 5. Bijzondere bepalingen

Artikel 24. Toezicht

  • 1. Het college kan voor boekjaarsubsidies regels stellen over het toezicht op organisaties uit oogpunt van financiële en organisatorische gezondheid.

  • 2. Het college kan de in artikel 15 genoemde administratie controleren en hiervoor regels stellen.

  • 3. Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de wet aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de bij of krachtens deze verordening gestelde regels.

Artikel 25. Bijzondere afwijkingsbevoegdheid

Het college kan naast de in de voorgaande artikelen van deze verordening genoemde mogelijkheden ook afwijken van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening:

  • a.

    als subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt en de bepalingen daarbij afwijken van de voorgaande artikelen;

  • b.

    bij de verstrekking van subsidies uit gelden, die door het Rijk of de provincie aan de gemeente beschikbaar zijn gesteld voor specifiek aangewezen activiteiten en de bepalingen daarbij afwijken van de voorgaande artikelen;

  • c.

    voor zover dit voor subsidieverstrekking noodzakelijk is gelet op:

    • I.

      een wet of een daarop gebaseerde regeling;

    • II.

      bepalingen inzake Europese cofinanciering.

Artikel 26. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening of krachtens nadere regels als bedoeld in artikel 3, tweede lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 27. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Terschelling 2011 wordt ingetrokken op de dag dat deze verordening in werking treedt.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend en subsidies die zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening gemeente Terschelling 2011 van toepassing.

  • 4. Verwijzingen in subsidieregelingen en- verordeningen naar de artikelen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Terschelling 2011 of eerdere versies worden geacht te verwijzen naar artikelen van deze verordening waarin hetzelfde onderwerp wordt geregeld.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Terschelling 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 26 maart 2025,

T.D. de Jong,

griffier

mr. R.S. Cazemier,

voorzitter