Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740022
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR740022/1
Financieringsstatuut gemeente Nijkerk 2023
Geldend van 05-06-2025 t/m heden
Intitulé
Financieringsstatuut gemeente Nijkerk 2023Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk,
Besluit:
vast te stellen het Financieringsstatuut gemeente Nijkerk 2023
Artikel 1. Algemeen
-
1. De treasuryfunctie bestaat uit alle activiteiten die gericht zijn op: het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
-
2. De gemeentesecretaris en de ambtelijke organisatie voeren de treasuryfunctie uit. Bij het uitvoeren zijn kaderstellend: de Wet financiering decentrale overheden, de uitvoeringsregelingen bij deze wet en de actuele Financiële verordening van de gemeente Nijkerk.
-
3. De gemeente kan alleen voor de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten, garanties en leningen verstrekken.
Artikel 2. Doelstellingen
De treasuryfunctie heeft als doelstellingen:
- 1.
Ervoor zorgen dat benodigde geldmiddelen tijdig beschikbaar zijn, tegen acceptabele condities (beschikbaarheid);
- 2.
Het beheersen en bewaken van financiële risico’s zoals renterisico, koersrisico en debiteurenrisico (risicominimalisatie);
- 3.
Het optimaliseren van het rendement van beschikbare liquide middelen, en beperken van de rentekosten van leningen (renteoptimalisatie);
- 4.
Het minimaliseren van kosten bij het beheer van geldstromen en financiële posities (kostenminimalisatie).
Artikel 3. Richtlijnen en limieten bij het risicobeheer
Bij het risicobeheer gelden als uitgangspunten:
- 1.
De kasgeldlimiet van de Wet financiering decentrale overheden wordt niet overschreden.
- 2.
De renterisiconorm van de Wet financiering decentrale overheden wordt niet overschreden.
- 3.
Nieuwe leningen/uitzettingen/vervroegde aflossingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en liquiditeitenplanning.
- 4.
Het renteniveau en de rentevaste periode van een nieuwe lening/uitzetting worden bepaald door de actuele rentestand en de rentevisie.
- 5.
De gemeente streeft naar spreiding in rentevaste perioden van uitzettingen.
- 6.
De gemeente hanteert bij uitzettingen alleen producten waarvan de hoofdsom aan het einde van de looptijd in stand blijft.
- 7.
De gemeente zet alleen middelen uit bij tegenpartijen met hoge kredietwaardigheid, te weten:
- a.
de Nederlandse Staat (schatkistbankieren), decentrale overheden, gemeenschappelijke regelingen;
- b.
financiële ondernemingen met minimaal een “A” rating, gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie met minimaal een “AA” rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.
- a.
- 8.
De gemeente kan alleen aandelen houden voor de uitoefening van de publieke taak.
- 9.
Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten zoals bedoeld in de Wet financiering decentrale overheden.
Artikel 4. Financiering
-
1. Bij het aantrekken van langlopende financiering gelden als uitgangspunten:
-
Om het renteresultaat te optimaliseren wordt financiering met externe middelen beperkt door eerst de eigen liquide financieringsmiddelen te gebruiken.
-
2. Als de eigen financieringsmiddelen ontoereikend zijn dan kunnen er externe middelen worden aangetrokken.
-
3. De gemeente vraagt offertes op voordat externe financiering wordt aangetrokken. Dit gebeurt bij tenminste twee financiële ondernemingen. Het voorstel voor het leenbedrag, inclusief de onderbouwing wordt voorgelegd aan de financieringscommissie.
Artikel 5. Uitzettingen (beleggingen)
Bij het uitzetten van geldmiddelen gelden als uitgangspunten:
- 1.
De gemeente zet overtollige middelen uit bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren).
- 2.
In afwijking van lid 1. is het toegestaan om de volgende middelen buiten de schatkist uit te zetten:
- a.
een bedrag tot aan de drempel volgens de Regeling schatkistbankieren, gelijk aan 2% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt.
- b.
middelen aangehouden in de fondsen, bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer; middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004.
- c.
uitzettingen aan openbare lichamen.
- a.
Artikel 6. Garanties en leningen aan derden
-
1a. Een gemeentegarantie of –lening aan een derde (zoals een stichting of een vereniging) wordt alleen verstrekt in het kader van de publieke taak.
-
1b. bij het verstrekken van garanties worden indien mogelijk door het college zekerheden bedongen;
-
1c. In het besluit over de verstrekken garantie/lening wordt het publieke belang van de garantie/lening gemotiveerd.
-
2. Garanties uit hoofde van de publieke taak uitsluitend te verstrekken aan organisaties of instellingen zonder winstoogstmerk en toegelaten instellingen in de woningbouw.
Artikel 7. Geldstromenbeheer
-
1. Aan de hand van de liquiditeitenplanning worden de geldstromen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. De liquiditeitspositie moet voldoende zijn om te garanderen dat verplichtingen tijdig worden nagekomen.
-
2. Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk digitaal uitgevoerd door één bank.
Artikel 8. Relatiebeheer
-
1. De gemeente onderhoudt relaties met banken en financiële ondernemingen. Onder relatiebeheer wordt verstaan:
- -
het onderhouden van contacten met banken en financiële ondernemingen voor de toegang tot en kennis over de ontwikkelingen in de financiële markten;
- -
ervoor zorgen dat er voldoende kredietfaciliteit is bij banken;
- -
ervoor zorgen dat banken en financiële ondernemingen geïnformeerd zijn over de verdeling van bevoegdheden binnen de gemeente Nijkerk;
- -
het evalueren van (de condities van) het huisbankierschap.
- -
-
2. Tussenpersonen, niet zijnde brokers, moeten geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.
Artikel 9. Informatievoorziening
-
1. De concernmanagers zijn verantwoordelijk voor de tijdige en juiste aanlevering aan de medewerker treasurer van het team Financiën, van alle voor de feitelijke uitvoering van het financieringsbeleid benodigde informatie. Daarbij gaat het om informatie die betrekking heeft op de onder hun verantwoordelijkheid vallende teams en projecten.
-
2. De portefeuillehouder financiën en de gemeentesecretaris worden geïnformeerd over besluiten van aantrekken en wegzetten van geld. Bij bijzondere gebeurtenissen wordt het college onmiddellijk geïnformeerd.
-
3. Het college informeert de raad:
- -
in de paragraaf financiering van de begroting over de beleidsvoornemens op gebied van de treasuryfunctie;
- -
in de paragraaf financiering van het jaarverslag over de resultaten van de uitvoering in het verslagjaar.
- -
Artikel 10. Administratieve organisatie en interne controle
-
1. De uitvoering van de treasuryfunctie vindt plaats binnen het team Financiën.
-
2. Er is een financieringscommissie opgesteld ter advisering. Deze commissie bestaat in ieder geval uit:
- -
De concerncontroller;
- -
De teamleider die verantwoordelijk is voor Financiën;
- -
De medewerker die verantwoordelijk is voor treasury.
- -
-
3. Bij de uitvoering van de treasury activiteiten is functiescheiding doorgevoerd, met als belangrijkste voorwaarden:
- a.
elke transacties wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;
- b.
elke transactie wordt geregistreerd op een standaardformulier door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;
- c.
de uitvoering en de controle vindt plaats door afzonderlijke functionarissen;
- a.
-
4. De teamleider Financiën is tot en met een bedrag van € 5.000.000 zelfstandig bevoegd om in het kader van de uitvoering van het financieringsbeleid overeenkomsten te sluiten en deze te ondertekenen. Overeenkomsten boven dit bedrag moet de gemeentesecretaris ondertekenen. Dit is conform bijlage 2 bij het Algemeen bevoegdhedenbesluit.
-
5. De accountant toetst in het kader van zijn algemene controleopdracht de opzet en werking van de administratieve- en interne controlemaatregelen.
Artikel 11. Slotbepalingen
-
1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit statuut wordt het Financieringsstatuut 2010 ingetrokken.
-
2. Dit statuut treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.
-
3. Dit statuut wordt aangehaald als “Financieringsstatuut gemeente Nijkerk 2023”.
Ondertekening
Vastgesteld op 5 december 2023, Burgemeester en wethouders van Nijkerk,
de secretaris,
de heer drs. J.G. de Jager
de burgemeester,
de heer mr. drs. G.D. Renkema
Toelichting
Artikel 1 lid 1
Dit is de definitie zoals ook wordt genoemd in de Handreiking Treasury van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Artikel 1 lid 2
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen geven het bindende kader voor het uitvoeren van de treasuryfunctie door de gemeente. De bijbehorende regelingen zijn:
- •
de Regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden (Ruddo);
- •
het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden (Bldo);
- •
de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo);
- •
de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden (Skb).
Artikel 1 lid 3
Op grond van de Wet financiering decentrale overheden kan de gemeente alleen voor de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten, leningen en garanties verlenen. De wet geeft geen afbakening van wat er precies tot de publieke taak behoort maar laat dit over aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente. Een publieke taak is een taak die de markt of samenleving niet goed zelf kan organiseren.
De gemeente is op een aantal gebieden autonoom. Uiteindelijk gaat het om politieke keuzes of gemeentelijke activiteiten al dan niet de publieke taak dienen. Het primaat voor het afbakenen van de publieke taak ligt daarom bij de raad. De begroting en de begrotingswijzigingen geven het budgettaire kader voor het uitoefenen van de publieke taak.
Artikel 2 lid 1
De treasuryfunctie moet er voor zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De gemeente moet blijvend in staat zijn om de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken en/of haar overtollige middelen uit te zetten. De condities die we bedingen moeten tenminste marktconform zijn in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities.
Artikel 2 lid 2
Door haar treasury activiteiten loopt de gemeente financiële risico’s. Het is de taak van de treasuryfunctie om risico’s zo veel mogelijk te beheersen, te beperken en te spreiden. In artikel 3 wordt aangegeven hoe dit gebeurt.
Artikel 2 lid 3
De gemeente streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten en zo laag mogelijke rentekosten, zonder dat we daarbij overmatige risico’s lopen.
Artikel 2 lid 4
De kosten van het beheer van de geldstromen en financiële posities bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasuryfunctie om het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Artikel 3 algemeen
Met publieke middelen moet bedachtzaam worden omgegaan. Het is daarom belangrijk om risico’s te beheersen. Onder risicobeheer verstaan we alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico’s, zoals het renterisico, koersrisico en debiteurenrisico.
Artikel 3, lid 1 en 2
In de Wet financiering decentrale overheden zijn limieten opgenomen die ten doel hebben om de invloed van rentewijzigingen op financiële resultaten van de gemeente te beperken. Voor kortlopende schuld is dat de kasgeldlimiet, en voor langlopende schuld is dat de renterisiconorm. Deze limieten bevorderen de opbouw van een evenwichtige leningenportefeuille in relatie tot de rentestructuur en financieringsbehoefte.
De kasgeldlimiet stelt een grens aan de ruimte voor korte financiering met een rentetypische looptijd van maximaal 1 jaar (de vlottende of kortlopende schuld). De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Bij korte financiering kan het renterisico aanzienlijk zijn, omdat een wijziging in de rente direct een relatief grote invloed op de rentelasten van een lenende gemeente kan hebben.
De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Dit percentage is in de Uitvoeringsregeling Wet Financiering decentrale overheden bepaald op 8,5%. Wanneer de vlottende schuld de kasgeldlimiet overschrijdt, dan moet vlottende schuld worden omgezet naar langlopende schuld.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van renterisico’s op de schuld met een rentetypische looptijd vanaf 1 jaar (de vaste schuld), door spreiding aan te brengen in de looptijd van de leningen. Indien de leningenportefeuille van de gemeente gelijkmatig is opgebouwd, zal ook het renterisico over de vaste schuld gelijkmatig in de tijd zijn gespreid. Een verandering in de rente werkt zodoende vertraagd door op de rentelasten in enig jaar.
Op grond van de renterisiconorm mag jaarlijks een bedrag ter grootte van maximaal een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar worden vernieuwd via herfinanciering en/of renteherziening. Dit percentage is in de Uitvoeringsregeling Wet Financiering decentrale overheden vastgesteld op 20%.
Artikel 3, lid 3 en 4
De liquiditeitenplanning is een prognose van inkomende en uitgaande geldstromen, ingedeeld naar aard en tijdseenheid. Afstemmen op de liquiditeitenplanning heeft als doel om bedragen te lenen en uit te zetten voor de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
De rentevisie is een toekomstverwachting van de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.
Deze kan gebaseerd zijn op de renteverwachting van gezaghebbende instellingen, zoals bijvoorbeeld het CPB en de huisbankier.
Afstemmen op de rentevisie kan bijvoorbeeld inhouden dat een uitzetting met langere looptijd tijdelijk wordt uitgesteld op het moment dat een rentestijging wordt verwacht.
Artikel 3, lid 5
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (dat is de periode dat de rente van een uitzetting vast is), wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is alleen mogelijk als uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende langere periode beschikbaar zijn.
Artikel 3, lid 6
De Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden heeft als uitgangspunt dat gelden alleen mogen worden uitgezet in de vorm van hoofdsomgarantieproducten of vastrentende waarden. Hiermee wordt het risico tegengegaan dat financiële activa van de gemeente in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Met de huidige producten (rekening courant, deposito’s in de schatkist) loopt de gemeente geen koersrisico’s. De hoofdsom blijft in stand.
Artikel 3, lid 7
De Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden stelt kredietwaardigheidseisen in de vorm van ratingeisen:
- •
aan financiële ondernemingen waarmee bij uitzettingen zaken mogen worden gedaan: deze moeten tenminste een “A” rating hebben;
- •
en aan de landen waarin deze financiële ondernemingen zijn gevestigd: tenminste een “AA” rating.
“A” rating staat voor goede kwaliteit, en een “AA” rating voor uitstekende kwaliteit.
De ratingeisen zijn niet van toepassing op uitzettingen waarvoor een solvabiliteitsratio van 0% geldt. Hiertoe behoren uitzettingen bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) en openbare lichamen zoals provincies, waterschappen, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen.
Het uitzetten van middelen in de schatkist en bij decentrale overheden in Nederland wordt als zeer veilig beschouwd.
Voor zover de gemeente nog middelen buiten de schatkist om kan uitzetten (zie artikel 5) is in lijn met de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden als voorwaarde opgenomen dat een financiële onderneming in dat geval tenminste over een “A” rating dient te beschikken, en gevestigd moet zijn in een lidstaat van de Europese Unie die minimaal een “AA” rating heeft.
Artikel 3, lid 8
Het is de gemeente niet toegestaan om in aandelen te beleggen. Wel is toegestaan om aandelen te houden voor de uitoefening van de publieke taak. Een voorbeeld hiervan is de deelneming in waterbedrijf Vitens en energiebedrijf Alliander.
Artikel 3, lid 9
Aan het gebruik van derivaten kleven belangrijke nadelen die vooral terug te voeren zijn op de gecompliceerdheid, ondoorzichtigheid en het speculatief gehalte van deze producten. De werking van derivaten is lastig te doorgronden. Daarvoor is inhuur van specialistische expertise noodzakelijk. Verder zijn er in toenemende mate administratieve verplichtingen.
Derivaten zijn rente-instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Deze instrumenten worden onder meer gebruikt om
renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. In december 2014 is de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden aangescherpt en is bepaald dat derivaten door openbare lichamen uitsluitend nog mogen worden gebruikt om opwaartse renterisico’s mee af te dekken. Hierbij kan worden gedacht aan het afspreken van een renteplafond (een zogenaamde rentecap) waarmee een maximum kan worden gesteld aan een te betalen variabele rente, waarvoor een premie betaald moet worden vergelijkbaar met een verzekering.
Op grond van Europese wetgeving (EMIR), die rechtstreekse werking heeft in de lidstaten, zijn gemeenten vanaf 2014 verplicht om informatie over lopende derivaten te rapporteren aan een erkend Europees transactieregister (Trade Repository). Via dit register heeft de Autoriteit Financiële Markten toegang tot informatie over derivatenposities.
Artikel 4, lid 1 en 2
Zowel eigen als externe middelen worden gebruikt voor de financiering van de gemeentelijke uitgaven en investeringen. Om het renteresultaat te optimaliseren heeft financieren met eigen middelen de voorrang.
Externe financieringsmiddelen worden pas aangetrokken indien de totale financiële positie daartoe aanleiding geeft.
Artikel 4, lid 3
Deze richtlijnen hebben als doel om de marktconformiteit van financieringen te waarborgen voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete)clausules bij vervroegde aflossing etc. Met het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat we een objectief beeld hebben van de op dat moment gangbare tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Artikel 5, lid 1 en 2
In december 2013 is in de Wet financiering decentrale overheden de verplichting opgenomen om overtollige middelen in de schatkist van het Rijk aan te houden. Van deze wettelijke verplichting zijn enkele uitzonderingen mogelijk.
- •
Op grond van Schatkistbankieren mag er, gerekend over een kwartaal, gemiddeld een drempelbedrag gelijk aan 2% van het begrotingstotaal buiten de schatkist worden gehouden, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt.
-
In de jaarrekening moet gerapporteerd worden over het gebruik van de ruimte tot aan de drempel, gedurende de vier kwartalen van het jaar.
- •
Het onderling uitlenen van tijdelijk overtollige middelen tussen decentrale overheden is op grond van de Wet financiering decentrale overheden toegestaan, onder voorwaarde dat er tussen deze overheden geen sprake is van een toezichtrelatie.
Artikel 6, lid 1
Het verstrekken van een gemeentegarantie of -lening aan een derde is een van de mogelijkheden die de gemeente heeft om een gewenste voorziening (mede) tot stand te brengen of in stand te houden.
Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld: de voorziening zelf aanbieden, het verlenen van subsidie, het verlenen van ruimtelijke medewerking, de voorziening overlaten aan de samenleving.
De te financieren activiteit waarvoor een instelling (bijvoorbeeld een stichting of sportvereniging) een aanvraag indient moet passen binnen het gemeentelijk beleid en het openbaar belang dienen. Het college beoordeelt of dit het geval is.
De Wet financiering decentrale overheden stelt geen eisen aan de kredietwaardigheid van instellingen bij het verstrekken van leningen en garanties aan derden. Om het risico te verkleinen worden indien mogelijk zekerheden van de debiteur verlangd, zoals de vestiging van het hypotheekrecht.
Artikel 6, lid 2
De bevoegdheid van het college om te besluiten tot een rechtshandeling zoals het verstrekken van een gemeentegarantie kan in bepaalde gevallen ingrijpende gevolgen voor de gemeente hebben. Deze gevolgen kunnen bestuurlijk en/of financieel van aard zijn. In dat geval is artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet van toepassing. Dit artikel regelt dat het college in een dergelijke situatie pas een besluit neemt nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft gebracht. Volgens art. 7 lid 1c van de Financiële verordening wordt de raad geïnformeerd inzake het verstrekken van leningen anders dan ter uitvoering van de financieringsfunctie, waarborgen en garanties groter dan € 500.000.
Artikel 7
Tot het geldstromenbeheer behoort de zorg voor een efficiënt en tijdig betalingsverkeer, en het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (rekening- courant, bedrijfsspaarrekening) van de gemeente.
Geldstromen worden bijvoorbeeld op elkaar afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten, met behulp van de liquiditeitenplanning. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente middelen aan moet trekken om betalingen (tijdelijk) te financieren.
Het onderbrengen van het betalingsverkeer bij één bank (de huisbankier) is het meest efficiënt.
Artikel 8, lid 1
Het onderhouden van goede relaties met banken zorgt er onder meer voor dat de gemeente op de hoogte blijft van de ontwikkelingen op de financiële markten. Voor een efficiënte afhandeling van transacties is het van belang dat banken op de hoogte zijn van de verdeling van bevoegdheden bij de gemeente.
Artikel 8, lid 2
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties. Voor tussenpersonen gelden geen kredietwaardigheidseisen, zoals dat voor banken wel het geval is. Om dit te ondervangen stelt de gemeente als voorwaarde aan tussenpersonen dat zij onder toezicht staan van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), en daarvan een vergunning als makelaar hebben.
Artikel 9
Het college heeft bestuursbevoegdheden en legt daarover verantwoording af aan de raad. In de paragraaf financiering in de programmabegroting en –rekening gaat het college jaarlijks in op respectievelijk het treasurybeleid in het begrotingsjaar en de resultaten van de beleidsuitvoering in het verslagjaar.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl