Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom inhoudende Beleid Gevaarlijke honden Bergen op Zoom

Geldend van 03-06-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom inhoudende Beleid Gevaarlijke honden Bergen op Zoom

afbeelding binnen de regeling

1 Inleiding

1.1 De aanpak van gevaarlijke honden

De openbare ruimte in Bergen op Zoom wordt gedeeld met veel mensen en dieren. Agressieve honden mogen geen gevaar vormen. Vanuit oogpunt van veiligheid en welzijn van mensen en dieren is het gewenst dat wordt ingegrepen bij gevaarlijke en agressieve honden.

In de gemeente hebben meerdere bijtincidenten met honden plaatsgevonden. Het is gewenst om beleid vast te stellen waarin maatregelen worden beschreven die genomen worden bij bijtincidenten.

Voorliggend beleidsdocument, Beleid Gevaarlijke honden Bergen op Zoom, voorziet hierin. Dit beleid vormt een uitwerking van de (college)bevoegdheid van artikel 2:59 (gevaarlijke of hinderlijke honden) Algemene Plaatselijke Verordening Bergen op Zoom (APV).

Van gevaarlijke honden is (binnen dit uitvoeringsbeleid) sprake als het honden betreft die (dreigen te) bijten. In het beleid Gevaarlijke honden is vastgelegd hoe in het algemeen wordt ingegrepen bij bijtincidenten. Dit betekent echter niet dat anderszins hinderlijke honden geen maatregel opgelegd kunnen krijgen als bedoeld in artikel 2.59 APV.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat bij overlast door honden zowel strafrechtelijk optreden mogelijk is door de politie/Openbaar Ministerie als bestuursrechtelijk optreden door de gemeente. Dit beleid ziet uitsluitend op de bestuursrechtelijke verantwoordelijkheden van de gemeente.

Daarnaast heeft de burgemeester de mogelijkheid om in onvoorziene acute situaties op te treden door middel van de lichte bevelsbevoegdheid als bedoeld in artikel 172 lid 3 Gemeentewet. Het spoedkarakter van die bevoegdheid verdraagt zich niet met het opstellen van beleid voor die bevoegdheid. Het beleid beperkt zich daarom tot de bestuursrechtelijke bevoegdheden van de burgemeester.

2 Doel

Het beleid Gevaarlijke honden beoogt duidelijkheid te geven over de wijze waarop wordt ingegrepen na een bijtincident of na een dreigend bijtincident. De maatregelen worden beschreven en met de registratie van incidenten kan het aantal incidenten inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij wordt opgemerkt dat het beleid Gevaarlijke honden zich beperkt tot honden die (dreigen te) bijten. Dit betekent echter niet dat anderszins hinderlijke honden geen maatregel opgelegd kunnen krijgen als bedoeld in artikel 2.59 APV. In het beleid Gevaarlijke honden is vastgelegd hoe in het algemeen wordt ingegrepen bij bijtincidenten. De incidenten zijn veelal afhankelijk van de specifieke situatie en omstandigheden. In voorkomende gevallen kan de burgemeester afwijken van het algemene beleid. De burgemeester kan hierbij zowel zwaardere maatregelen als lichtere maatregelen opleggen.

3 Bevoegd gezag

De burgemeester is, op grond van artikel 2:59 APV, bevoegd de eigenaar of houder van een hond te verbieden de hond uit te laten in openbaar gebied tenzij de hond kort is aangelijnd of kort is aangelijnd en gemuilkorfd als de burgemeester het gedrag van de hond hinderlijk of gevaarlijk acht en dit aan de eigenaar of houder van de hond is bekendgemaakt.

Bij (dreigende) overtreding van het kortaanlijn- en/of muilkorfgebod van artikel 2:59 APV, heeft de burgemeester de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang (LOB) of een last onder dwangsom (LOD) op te leggen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

4 Registratie en beoordeling

Bij het bijtincident met een hond kunnen inwoners of andere betrokkenen daarvan melding doen bij de politie via het algemene nummer 0900-8844 of 112 indien er gevaar is ontstaan (bijvoorbeeld wanneer de hond nog losloopt of er sprake is van ernstig letsel).

De politie registreert de melding. In de registratie wordt tenminste vastgelegd:

• Personalia eigenaar/houder

• Personalia benadeelde partij

• Personalia eventuele getuigen

• Gegevens van de bijtende hond met vermelding van ras, chipnummer, roepnaam en kopie paspoort;

• Gegevens van de gebeten hond met vermelding van ras, chipnummer, roepnaam en kopie paspoort;

• Context van het bijtincident

• Gegevens van slachtoffer

• Aard en omvang van letsel en schade;

• Als er sprake is van een huisartsenbezoek of dierenartsbezoek, dan worden hiervan gegevens (facturen, verklaringen, e.d.) toegevoegd.

• Andere of ‘oudere’ meldingen.

Het bijtincident wordt beoordeeld en gekwalificeerd. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in ‘lichte’ en ‘ernstige’ bijtincidenten.

4.1 Lichte bijtincidenten

• Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is, of zou zijn geweest.

4.2 Ernstige bijtincidenten

Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:

• Wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

• Wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon of dier en medische behandeling nodig is;

• Wanneer er sprake is van meerdere bijtwonden met meer dan gering letsel.

• Wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;

• Als er sprake is van een bijtincident door een hond die wordt gedefinieerd als hoog risico hond4;

• In ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

5 Maatregelen

Na de registratie en beoordeling van een bijtincident zijn de volgende maatregelen mogelijk.

5.1 Waarschuwingsbrief

Indien er sprake is van een licht bijtincident, dan wordt een waarschuwingsbrief verzonden aan de eigenaar/houder van de hond. In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel is dat een mens of dier gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen en wordt gewezen op mogelijke maatregelen die hij/zij zou kunnen nemen om een volgend incident te voorkomen, zoals bijvoorbeeld:

• De hond aan te lijnen en te muilkorven in openbaar gebied,

• Veiligheidsmaatregelen in en rond de woning, zodat voorkomen wordt dat de hond zonder begeleiding het huis of tuin kan verlaten;

• Het raadplegen van een gedragsdeskundige.

De waarschuwing wordt vastgelegd, maar is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hiertegen staat geen bezwaar of beroep open. De melder van het bijtincident wordt op de hoogte gebracht van de afhandeling.

5.2 Gedragstest/risico-assessment

Is de houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gedragstest wordt afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar en heeft hiervoor de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.

Als de gedragstest wordt uitgevoerd, dan dient de houder of eigenaar van de hond de rekening voorafgaand aan de test te voldoen. In overleg met de onderzoeker en de houder of eigenaar wordt een datum, tijdstip en locatie afgesproken waarop de test kan worden afgenomen. Binnen drie weken na afname van de test ontvangt de gemeente van de onderzoeker een advies over het gedrag van de hond. De gemeente neemt in beginsel het advies van de onderzoeker over in het definitieve besluit aan de houder/eigenaar.

5.3 Besluit tot opleggen van (kort)aanlijn- en-of muilkorfgebod

Het opleggen van een (kort)aanlijn- en/of muilkorfgebod op grond van 2:59 APV is een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Het besluit kan een (kort)aanlijngebod of een (kort)aanlijn- en muilkorfgebod voor onbepaalde tijd zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen (kort) worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen.

5.3.1 Zienswijze

Binnen 14 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van 14 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht.

5.3.2 Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder kan binnen 6 weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit. De bezwaarprocedure schorst de werking van het besluit echter niet op.

5.4 Besluit (kort)aanlijn- en-of muilkorfgebod met preventieve LOD/LOB

In het bijzondere geval dat het zeer waarschijnlijk wordt geacht dat de eigenaar/houder zich niet aan het kortaanlijn- en/of muilkorfgebod zal houden, kan tegelijkertijd een preventieve last onder dwangsom of bestuursdwang worden opgelegd. Dit is een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep openstaat.

5.4.1 Zienswijze

Binnen 14 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van 14 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht.

5.4.2 Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder kan binnen 6 weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit. De bezwaarprocedure schorst de werking van het besluit echter niet op.

5.5 Intrekken of wijzingen (kort)aanlijn- en-of muilkorfgebod

Is de houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gedragstest wordt afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar en heeft hiervoor de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.

Als de gedragstest wordt uitgevoerd, dan dient de houder of eigenaar van de hond de rekening voorafgaand aan de test te voldoen. In overleg met de onderzoeker en de houder of eigenaar wordt een datum, tijdstip en locatie afgesproken waarop de test kan worden afgenomen. Binnen drie weken na afname van de test ontvangt de gemeente van de onderzoeker een advies over het gedrag van de hond. De gemeente neemt in beginsel het advies van de onderzoeker over in het definitieve besluit aan de houder/eigenaar.

6 Handhaving en sancties

6.1 Boete

Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2:59 van de APV en het gebod is opgelegd, zal worden toegezien op het naleven van het opgelegde (kort)aanlijn- en/of muilkorfgebod. Het overtreden van het (kort)aanlijn- en/of muilkorfgebod is strafbaar gesteld in de APV van Bergen op Zoom. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als Buitengewone opsporingsambtenaren (Boa’s) een bestuurlijke strafbeschikking mogen opleggen. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en wordt de overtreder bestraft.

6.2 Opleggen last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

De burgemeester kan een last onder dwangsom of bestuursdwang opleggen indien het kortaanlijn- en-of muilkorfgebod is overtreden. Het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang is gericht op herstel door het ongedaan maken, beëindigen en voorkomen van de overtreding.

6.2.1 Last onder dwangsom

Indien niet aan de last onder dwangsom wordt voldaan, verbeurd de eigenaar/houder een geldbedrag (de dwangsom) per overtreding.

6.2.2 Last onder bestuursdwang

Indien niet aan een last onder bestuursdwang wordt voldaan, wordt bestuursdwang toegepast en zal de hond in beslaggenomen worden, daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en wordt herhaling voorkomen. De kosten die gepaard gaan met het toepassen van bestuursdwang zijn voor rekening van de eigenaar/houder.

6.3 Lichte bevelsbevoegdheid

In uitzonderlijke gevallen kan artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet (Lichte bevelsbevoegdheid) toegepast kunnen worden door burgemeester. Bij een ernstig bijtincident, waarbij de openbare orde wordt verstoord dan wel ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd om, ter afwending van het gevaar, de hond in beslag te nemen. Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt als sprake is van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde.

Bedreigingen of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet allen bij de hond ligt.

In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende vertreding, zal na inbeslagname nader onderzoek (gedragstest) gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. De kosten die gepaard gaan met de inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet kunnen niet verhaald worden.

6.4 Incident op eigen (privé) terrein

Voor incidenten begaan op eigen terrein gelden in principe dezelfde regels als voor incidenten begaan op openbaar terrein. Het gebod geldt, in gevolge van 2:59a in APV van de gemeente Bergen op Zoom, echter niet op eigen terrein als:

a. Op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

b. Het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

c. Het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

7 Afwijken van beleid

In dit beleid is vastgelegd hoe de burgemeester omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding. Indien de burgemeester besluit om af te wijken van het beleid zal dit altijd worden gemotiveerd.

8 Overige trajecten

Naast bestuursrechtelijk optreden, bestaat er ook de mogelijkheid, dat na aanleiding van een incident, een strafrechtelijk (OM) en/of civielrechtelijk (Slachtoffer) traject wordt gevolgd.

8.1 Strafrechtelijk traject

8.1.1 Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, lid 1 en 2, Wetboek van Strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de Officier van Justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.

8.1.2 Strafrechtelijke overtreding van een (kort)aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding van het (kort)aanlijn- en/of muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de Officier van Justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. De Officier van Justitie mag het laten inslapen van een gevaarlijke hond pas toestaan nadat er een gedragsonderzoek is afgenomen. Hiervoor werkt de politie samen met de universiteit in Utrecht. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurd onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.

8.2 Civielrechtelijk traject

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen. Er wordt van het incident door de politie echter wel een registratie opgemaakt, dit in verband met eventuele herhaling/tweede bijtincident.

Ondertekening