Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739900
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739900/1
Besluit van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester van de gemeente Den Helder, houdende regels over het vergoeden van tijdelijke schade bij rechtmatig overheidshandelen (Beleidsregels nadeelcompensatie Den Helder 2025)
Geldend van 03-06-2025 t/m heden
Intitulé
Besluit van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester van de gemeente Den Helder, houdende regels over het vergoeden van tijdelijke schade bij rechtmatig overheidshandelen (Beleidsregels nadeelcompensatie Den Helder 2025)Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Den Helder, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
gelet op de artikelen 4:81 en 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluiten:
de volgende beleidsregels vast te stellen.
Beleidsregels nadeelcompensatie Den Helder 2025
Artikel 1 Definities
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- -
burgemeester: burgemeester van Den Helder;
- -
college: college van burgemeester en wethouders van Den Helder;
- -
economische activiteit: elke activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden;
- -
normomzet: gemiddelde omzet op jaarbasis, bepaald op grond van de jaarrekeningen van (zo mogelijk) de drie jaren voorafgaand aan het schadejaar, onder toepassing van een inflatiecorrectie en indien hiertoe aanleiding bestaat een branchecorrectie of een trendcorrectie;
- -
normkosten: gemiddelde kosten op jaarbasis, bepaald op grond van de jaarrekeningen van (zo mogelijk) de drie jaren voorafgaand aan het schadejaar, onder toepassing van een inflatiecorrectie en indien hiertoe aanleiding bestaat een branchecorrectie of een trendcorrectie;
- -
onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitvoert, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering;
- -
schadejaar: kalenderjaar waarin de schadeperiode aanvangt;
- -
schadeperiode: periode waarbinnen de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt;
- -
wet: Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Toepassingsbereik
-
1. Deze beleidsregels hebben betrekking op aanvragen als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de wet om vergoeding van tijdelijke schade waarvan de aanvrager stelt dat die is veroorzaakt door het college of door de burgemeester.
-
2. In afwijking van het eerste lid hebben deze beleidsregels geen betrekking op:
- a.
aanvragen als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet;
- b.
aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.
- a.
Artikel 3 Normaal maatschappelijk risico
-
1. Schade die valt binnen het normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de wet komt niet voor vergoeding in aanmerking.
-
2. Binnen het normaal maatschappelijk risico valt in ieder geval:
- a.
voor een particulier: schade die minder bedraagt dan € 500,- dan wel minder dan 2% van het bruto jaarinkomen van het jaar voorafgaand aan het schadejaar;
- b.
voor een onderneming: schade die minder bedraagt dan € 1.500,- (exclusief BTW) dan wel minder dan 2% van de jaaromzet van het jaar voorafgaand aan het schadejaar;
- c.
voor een onderneming: schade die het gevolg is van een omzetdaling die niet uitkomt boven de drempelwaarde van 8% van de normomzet;
- d.
voor een onderneming: schade die het gevolg is van een kostenverhoging die niet uitkomt boven de drempelwaarde van 6% van de normkosten.
- a.
-
3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, sub c en d, geldt er, indien de schadeperiode korter duurt dan zes aaneengesloten maanden, een drempelwaarde van 6% dan wel 4% van de normomzet respectievelijk de normkosten.
-
4. Indien de schadeperiode langer duurt dan twee aaneengesloten jaren, kan het college of de burgemeester met ingang van het derde jaar een lagere drempelwaarde hanteren dan genoemd in het tweede lid, sub c en d.
-
5. Bij een in economische en/of juridische zin onzelfstandige onderneming die onderdeel is van een keten of concern worden de drempelwaarden als bedoeld in dit artikel bepaald op grond van de normomzet respectievelijk normkosten van de economische en/of juridische eenheid waar de onderneming die de schade lijdt deel van uitmaakt.
Artikel 4 Wijze van schadeberekening
-
1. Wanneer de schade het gevolg is van een omzetdaling dan wel kostenverhoging, dan wordt de omvang daarvan bepaald door de normomzet dan wel de normkosten te vergelijken met de omzet respectievelijk de kosten in het jaar waarin de schade is geleden. Daarbij wordt een inflatiecorrectie toegepast en indien hiertoe aanleiding bestaat een branchecorrectie of een trendcorrectie.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de omvang van de schade worden bepaald aan de hand van een vergelijking met een andere omzet- of kostenperiode dan de drie jaren voorafgaand aan het schadejaar. Hiervoor is aanleiding als de normomzet of de normkosten onvoldoende representatief zijn voor het jaar waarin de schade is geleden.
-
3. Van de vastgestelde omzetdaling worden afgetrokken de kosten van het product of de dienst alsmede de kosten die ten gevolge van de omzetdaling bespaard zijn of redelijkerwijs bespaard hadden kunnen worden.
-
4. Wanneer er gedurende de schadeperiode sprake is van verplaatsing van omzet of kosten binnen een onderneming, dan wordt dit bij de vaststelling van de omzetdaling dan wel kostenstijging in aanmerking genomen.
Artikel 5 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels nadeelcompensatie Den Helder 2025.
Artikel 6 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die waarop het is bekendgemaakt in het elektronisch Gemeenteblad.
Ondertekening
Aldus besloten in de collegevergadering van 27 mei 2025.
J.A. (Jan) de Boer MSc.
burgemeester
K. (Koen) van Veen
secretaris
Aldus besloten op 27 mei 2025.
burgemeester,
J.A. (Jan) de Boer MSc.
Toelichting bij Beleidsregels nadeelcompensatie Den Helder 2025
Algemeen
Bij de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak door het college of de burgemeester kan schade ontstaan voor derden. Hierbij valt onder andere te denken aan winst- of inkomstenderving en verhoging van (bedrijfs)kosten. Op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan iemand die door rechtmatig overheidshandelen schade lijdt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft, aan het betreffende bestuursorgaan een schadevergoeding vragen (nadeelcompensatie).
Nadeelcompensatie kan aan de orde zijn bij schade als gevolg van een besluit, zoals de verlening of intrekking van een vergunning, of als gevolg van feitelijk handelen, zoals het opbreken van straten of het afsluiten van bruggen of wegen. Het betreft hier rechtmatige besluiten of handelingen die worden geacht te worden verricht met het oog op het openbaar belang. Bij dit rechtmatig overheidshandelen gaat het in de regel om normale maatschappelijke ontwikkelingen die van tijd tot tijd kunnen plaatsvinden en die soms nadeel voor burgers en bedrijven tot gevolg kunnen hebben. Een ieder moet hier rekening mee houden, ook al bestaat er geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen aan de orde zijn. Ook is vaak niet bekend welk specifiek nadeel daaruit voortvloeit. Dit wordt het normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico genoemd. In deze beleidsregels wordt voor beide termen de term normaal maatschappelijk risico gehanteerd.
Bedrijven en particulieren mogen niet verwachten dat overheidsmaatregelen in geen enkel geval negatief voor hen zullen uitpakken. In zeer veel gevallen zal eventuele schade niet vergoed hoeven te worden, omdat deze behoort tot het normaal maatschappelijk risico. Bij bedrijven is het uitgangspunt dat elke ondernemer zijn onderneming drijft voor eigen risico en ook zelf verantwoordelijk is voor zijn beslissingen, waaronder zijn investeringsbeslissingen. Ook wanneer een ondernemer zelf geen mogelijkheden heeft om te voorkomen dat hij schade lijdt door een overheidsmaatregel, betekent dit niet dat hij zijn schade altijd op de overheid kan afwentelen. Er zijn immers tal van factoren – zoals weersgesteldheid, invloed van de seizoenen, ziekte van werknemers, stakingen, normale omzetschommelingen, economische recessie – die van negatieve invloed kunnen zijn op het bedrijfsresultaat. Fluctuaties in de omzet zijn inherent aan elk bedrijf en de daardoor geleden schade behoort in beginsel tot het normaal maatschappelijk risico. Wanneer echter een bedrijf verhoudingsgewijs erg zwaar wordt getroffen, dan kan wel recht op nadeelcompensatie ontstaan.
Uit artikel 4:126 Awb volgt dat er pas aanspraak kan bestaan op nadeelcompensatie indien voldaan wordt aan de volgende vereisten:
- a.
De gestelde schadeoorzaak kan (op zichzelf) als een rechtmatig overheidshandelen gekwalificeerd worden en valt binnen de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak;
- b.
Er dient een causaal verband te zijn tussen de geleden schade en het rechtmatige overheidshandelen;
- c.
De schade moet boven het normaal maatschappelijk risico uitgaan (het vereiste van de abnormale last);
- d.
De schade moet een bepaalde groep burgers of ondernemingen in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treffen (het vereiste van de speciale last);
- e.
Er mag geen sprake zijn van risicoaanvaarding;
- f.
De aanvrager heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht;
- g.
De schade is niet het gevolg van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend;
- h.
De vergoeding van de schade is niet anderszins verzekerd.
In artikel 4:126 Awb is verder bepaald dat indien de aanvrager niet alleen nadeel, maar ook voordeel heeft ondervonden van de schadeoorzaak, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade wordt verrekend.
De overheid is niet verplicht is om de volledige schade te vergoeden. Alleen de onevenredige schade, dus de schade die uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico, hoeft te worden vergoed. De vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico is in de eerste plaats aan het bestuursorgaan. Deze heeft daarbij beoordelingsvrijheid. Het bestuursorgaan moet de vaststelling wel naar behoren motiveren.
De Beleidsregels nadeelcompensatie Den Helder 2025 geven aan wat in bepaalde gevallen onder het normaal maatschappelijk risico moet worden verstaan en hoe de omvang van de schade moet worden berekend. In de Verordening procedure nadeelcompensatie gemeente Den Helder 2022 zijn de procedureregels voor een aanvraag om nadeelcompensatie vastgelegd.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Definities
Voor de definities van ‘economische activiteit’ en ‘onderneming’ is aangesloten bij de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Een onderneming kan zowel een bedrijf zonder rechtspersoonlijkheid zijn, zoals een éénmanszaak of een ZZP’er, als een bedrijf met rechtspersoonlijkheid.
De normomzet is de gemiddelde omzet op jaarbasis. Deze wordt bepaald op grond van de jaarrekeningen van de drie jaren voorafgaand aan het schadejaar. Daarbij wordt een inflatiecorrectie toegepast en indien hiertoe aanleiding bestaat een branchecorrectie of een trendcorrectie. Als de onderneming korter bestaat dan drie jaar, dan zal van een kortere periode moeten worden uitgegaan. De normomzet kan gezien worden als de omzet op jaarbasis die naar redelijke verwachting behaald zou zijn als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden.
De normkosten zijn de gemiddelde bedrijfskosten op jaarbasis, bepaald op grond van de jaarrekeningen van de drie jaren voorafgaand aan het schadejaar. Daarbij wordt een inflatiecorrectie toegepast en indien hiertoe aanleiding bestaat een branchecorrectie of een trendcorrectie. Als de onderneming korter bestaat dan drie jaar, dan zal van een kortere periode moeten worden uitgegaan. De normkosten kunnen gezien worden als de kosten op jaarbasis die naar redelijke verwachting gemaakt zouden zijn als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden.
Een schadeperiode is de periode waarbinnen de schadeveroorzakende gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, Awb plaatsvindt. Het kan dus bijvoorbeeld gaan om de periode gedurende welke er werkzaamheden aan infrastructuur worden uitgevoerd of de periode waarbinnen een besluit met een tijdelijke werking, zoals een evenementenvergunning of een tijdelijk verkeersbesluit, gelding heeft.
Het kan voorkomen dat de schade niet direct beëindigd is zodra de schadeperiode voorbij is. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als klanten niet direct terugkomen nadat een wegafsluiting heeft plaatsgevonden. Consumenten reageren immers over het algemeen met een zekere vertraging op de verbeterde bereikbaarheid van een onderneming. Dit is de zogenaamde na-ijlperiode en de schade die in deze periode wordt geleden heet ook wel na-ijlschade. De na-ijlperiode wordt niet meegeteld bij het bepalen van de lengte van de schadeperiode.
Artikel 2 Toepassingsbereik
Deze beleidsregels hebben betrekking op aanvragen om vergoeding van tijdelijke schade waarvan de aanvrager stelt dat die is veroorzaakt door rechtmatig feitelijk handelen of rechtmatige besluitvorming van het college of de burgemeester. Bij tijdelijke schade gaat het om schade die gedurende een afgebakende periode wordt geleden. Dit betreft met name schade als gevolg van tijdelijke infrastructurele maatregelen of schade als gevolg van besluiten met een tijdelijk effect, zoals een evenementenvergunning of een tijdelijk verkeersbesluit. Voor aanvragen voor vergoeding van schade die niet als tijdelijk is aan te merken, zal de beoordeling per specifiek geval moeten plaatsvinden. De in de beleidsregels opgenomen rekenmethoden zijn bedoeld voor tijdelijke schade en lenen zich niet goed om permanente schade te beoordelen.
In afdeling 15.1 van de Omgevingswet is een specifiek op het omgevingsrecht toegesneden nadeelcompensatieregeling opgenomen die enkele aanvullende regels bevat ten opzichte van de algemene regeling over nadeelcompensatie in de Awb. Zo is in artikel 15.7 Omgevingswet het normaal maatschappelijk risico bij schade die bestaat uit waardevermindering van een onroerende zaak wettelijk bepaald op 4% van de waarde van die onroerende zaak. Deze regel uit de Omgevingswet heeft voorrang boven de regels uit de Awb. In artikel 15.1 Omgevingswet staat een limitatieve, exclusieve opsomming van omgevingsrechtelijke schadeoorzaken. Als een schadeoorzaak binnen het omgevingsrecht hier niet onder valt, kan niet alsnog via de Awb om schadevergoeding worden verzocht.
Het schadevergoedingsstelsel in de Omgevingswet ziet op andersoortige schadeveroorzakende gebeurtenissen dan in deze beleidsregels is bedoeld. Zij leiden veelal niet tot tijdelijke, maar tot permanente schade. Daarom zijn deze beleidsregels niet van toepassing op aanvragen als bedoeld in afdeling 15.1 van de Omgevingswet.
Deze beleidsregels hebben ook geen betrekking op aanvragen om vergoeding van schade waarop een bijzondere regeling van toepassing is. Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een nadeelcompensatieregeling zijn voor een specifiek onderwerp, zoals werkzaamheden aan kabels en leidingen, of voor een specifiek project.
Artikel 3 Normaal maatschappelijk risico
Schade die binnen het normaal maatschappelijk risico valt, wordt niet vergoed. Of sprake is van normaal maatschappelijk risico, is afhankelijk van alle relevante omstandigheden van het geval. Van belang zijn onder meer de aard van de schadeveroorzakende maatregel (tijd, duur, plaats, ontstaanswijze en andere relevante omstandigheden), de ernst en omvang van de schade, de aard van het getroffen belang, de voorzienbaarheid van de handeling en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, het bestaan van gerechtvaardigde verwachtingen, de eventuele voordelige positie van benadeelde als gevolg van overheidshandelen en de vraag of de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag.
In het tweede lid zijn onder a en b drempelwaarden voor bagatelschades opgenomen. Het is in de rechtspraktijk algemeen geaccepteerd dat dergelijke, relatief geringe schades in ieder geval tot het normaal maatschappelijk risico worden gerekend. Door hiervoor een concreet bedrag/percentage vast te stellen, ontstaat duidelijkheid voor alle betrokken partijen. De bagateldrempel is voor een particulier € 500,- dan wel 2% van het bruto jaarinkomen van het jaar voorafgaand aan het schadejaar. Het jaarinkomen wordt bepaald op basis van de aangifte inkomstenbelasting.
Voor een onderneming is de bagateldrempel € 1.500,- (excl. btw) dan wel 2% van de jaaromzet van het jaar voorafgaand aan het schadejaar. Zoals volgt uit de begripsbepalingen kan een onderneming zowel een bedrijf zonder rechtspersoonlijkheid zijn, zoals een éénmanszaak of een ZZP’er, als een bedrijf met rechtspersoonlijkheid, zoals een bv.
Onder c en d zijn drempelwaarden opgenomen die zijn gerelateerd aan de omzet respectievelijk de kosten. Schade kan immers geleden worden door zowel een omzetdaling als door een stijging van de kosten, bijvoorbeeld als een bedrijf als gevolg van een verkeersmaatregel lange tijd ver moet omrijden.
Het is algemeen aanvaardbaar om de omvang van het normaal maatschappelijk risico uit te drukken in een drempelpercentage van de jaarlijkse omzet of kosten. Volgens vaste rechtspraak mag de drempel, indien de schadeoorzaak als een normaal maatschappelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt, op 8% van de jaarlijkse omzet worden vastgesteld. Er geldt dan geen verhoogde motiveringsplicht.
Bij schade als gevolg van kostenverhoging is de drempel vastgesteld op 6%. Dit percentage wordt door meer gemeenten gehanteerd en is het gemiddelde van de drempelpercentages die in de Handleiding nadeelcompensatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden voorgesteld.
Zowel de aanvrager als het bevoegd gezag kan doorgaans zelf beoordelen of de omzetdaling of kostenverhoging de omzet- of kostendrempel overstijgt. Een voordeel van het hanteren van drempelwaardes is dan ook dat sneller duidelijk is of een aanvraag kansrijk is en inschakeling van onafhankelijke deskundigen minder gauw aan de orde is.
Hier zij opgemerkt dat een omzetdaling of kostenverhoging niet gelijk is aan de daadwerkelijk geleden schade. Vaak gaat een omzetdaling gepaard met een kostendaling, waardoor de daadwerkelijke schade lager is. Een deel van een kostenverhoging zal in veel gevallen kunnen worden doorberekend aan de klant. Bij de toepassing van de omzet- en kostendrempel wordt eerst gekeken naar de omzetdaling of kostenverhoging op zich. Pas als de omzetdaling of kostenverhoging de omzet- respectievelijk kostendrempel overstijgt, wordt voor de bepaling van het te vergoeden schadebedrag gekeken naar de daadwerkelijk geleden schade als gevolg van de omzetdaling of kostenverhoging. Dit gebeurt op de wijze zoals beschreven in artikel 4.
In het derde lid is bepaald dat indien de schadeperiode korter duurt dan zes aaneengesloten maanden, een drempelwaarde geldt van 6% dan wel 4% van de gemiddelde normomzet respectievelijk normkosten in plaats van 8% onderscheidenlijk 6%. Het onverkort toepassen van een vaste drempelwaarde op jaarbasis kan namelijk onredelijk uitpakken als de schadeperiode relatief kort is. Indien er bijvoorbeeld sprake is van een schadeperiode van 4 maanden en er wordt een jaardrempel van 8% gehanteerd, dan is de effectieve drempel (over deze 4 maanden) 24%. Immers, pas als de schade in de schadeperiode groter is dan 24%, overstijgt deze op jaarbasis de 8%. Een rekenvoorbeeld kan dit illustreren: stel een onderneming heeft een gemiddelde jaaromzet van € 400.000,-. De gemiddelde omzet per periode van 4 maanden is dan € 133.333,-. Als een drempelwaarde wordt gehanteerd van 8% van de jaarlijkse omzet, dan is de drempelwaarde op jaarbasis € 32.000,-. Dit is 24% van € 133.333,- (de gemiddelde omzet per periode van vier maanden). De ondernemer moet dus bij een korte schadeperiode relatief meer schade zelf dragen. Dit kan ondervangen worden door bij kortere schadeperiodes een lagere drempelwaarde te hanteren. Dan wordt de effectieve drempel meer gelijk wordt getrokken. Om te voorkomen dat er een te groot verschil ontstaat tussen het absolute drempelbedrag bij een schadeperiode van maximaal 6 maanden en het absolute drempelbedrag bij een langere schadeperiode, is gekozen voor een vermindering van de drempels met twee procent.
In het vierde lid is geregeld dat indien de schadeperiode langer duurt dan twee jaar, het college of de burgemeester met ingang van het derde jaar een lagere drempelwaarde kan hanteren dan genoemd in het tweede lid, onder c en d. Het betreft hier uitzonderlijke situaties waarin het blijven toepassen van de vaste drempelwaarde van 8 of 6 procent onevenredige schade kan toebrengen aan een onderneming.
Uit lid 5 volgt dat indien een onderneming die schade lijdt deel uitmaakt van een grotere economische en/of juridische eenheid, de drempelwaarden worden bepaald op grond van de gemiddelde omzet/kosten van die grotere economische en/of juridische eenheid (de moedermaatschappij). In dit verband maakt het geen verschil of die eenheid een landelijk opererende keten is of een regionaal bedrijf. De schade dient dus niet op filiaalniveau te worden bekeken, maar op het niveau van het moederbedrijf.
Artikel 4 Wijze van schadeberekening
De omzetdaling wordt berekend door een vergelijking met de normomzet, oftewel het gemiddelde van de jaaromzetten in een periode van zo mogelijk drie jaar voorafgaand aan het jaar waarin de schade is geleden. Dit is de referentieperiode en heeft als doel om een vergelijking te kunnen maken met een representatieve periode, waarin zowel positieve als negatieve omstandigheden op jaarbasis zijn verdisconteerd. Bij het berekenen van de schade wordt dus de werkelijk behaalde omzet vergeleken met een berekende omzet die de aanvrager zonder de schadeoorzaak redelijkerwijs behaald had kunnen hebben. Deze vergelijking moet laten zien of de omzet vóór de schadeperiode beduidend afwijkt van de omzet in de schadeperiode. Het doel van deze methode is om te trachten een zo objectief mogelijk beeld te krijgen van de schade en het vereiste causale verband.
Voor de bepaling van de kostenverhoging geldt mutatis mutandis hetzelfde.
Bij de berekening vindt een inflatiecorrectie plaats, met behulp waarvan de in het verleden gerealiseerde omzetten/gemaakte kosten worden omgerekend naar een peildatum, gelegen 12 maanden voor het einde van het eerste schadejaar. Het prijsindexcijfer dat voor de inflatiecorrectie wordt gebruikt, is de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Als er aanleiding toe is, dan wordt ook een branche- of trendcorrectie toegepast om de normomzet/ normkosten te bepalen. Het toepassen van een branchecorrectie heeft de voorkeur, maar wanneer de trend van een bedrijf duidelijk afwijkt van de branche, bijvoorbeeld door structureel beter of slechter dan de branche te presteren, dan kan er voor worden gekozen om een trendcorrectie toe te passen voor het bepalen van de normomzet/normkosten. Er wordt dus niet tot middeling van de jaaromzetten overgegaan als de omzet van de aanvrager in één of meerdere jaren voorafgaand aan het schadejaar, vanwege evidente maatschappelijke en/of economische ontwikkelingen en/of omstandigheden, een bestendige, autonome daling dan wel stijging heeft laten zien. Immers, in het geval dat er sprake is van een autonome, bestendige daling van de omzet in de jaren voorafgaande aan het schadejaar, kan het niet zo zijn dat een deel van deze daling door het middelen van deze jaren alsnog vergoed wordt. Anderzijds is het zo dat een ondernemer tekort gedaan zou worden als voorbij gegaan wordt aan het feit dat er in de jaren voorafgaande aan het schadejaar sprake was van een bestendige, autonome stijging van de omzet.
Als de drie voorafgaande jaren geen representatieve jaren zijn, kan ook van een langere of kortere periode worden uitgegaan. Lid 2 van dit artikel biedt daar ruimte voor.
Ten behoeve van het realiseren van omzet worden kosten gemaakt, zoals inkoopkosten, personeelskosten, huisvestingskosten, verkoopkosten etc. Een deel van deze bedrijfskosten is verbonden met het verloop van de omzet. Met andere woorden, indien de omzet stijgt zullen bepaalde bedrijfskosten (deels) meestijgen. Als de omzet daalt, zullen bepaalde bedrijfskosten (deels) meedalen. Om de geleden schade te berekenen, worden de niet gemaakte kosten van de omzetdaling afgetrokken.
Ook worden de kosten die ten gevolge van de omzetdaling redelijkerwijs bespaard hadden kunnen worden, bijvoorbeeld door tijdelijk minder personeel in te zetten, afgetrokken van de omzetdaling. Van belang hierbij is dat volgens vaste jurisprudentie een benadeelde ondernemer schadevoorkomend dan wel schadebeperkend moet handelen.
Wanneer er sprake is van verplaatsing van omzet of kosten binnen een onderneming, dan wordt dit bij de vaststelling van de omzetdaling/kostenverhoging in aanmerking genomen. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat een onderneming meerdere filialen heeft en dat er door de schadeveroorzakende gebeurtenis minder omzet in het ene filiaal wordt behaald, maar juist meer in een ander filiaal. Of dat er door de schadeveroorzakende gebeurtenis meer bedrijfskosten zijn voor het ene filiaal, maar minder voor een ander filiaal. Deze omzet- of kostenverplaatsing dient dan te worden verrekend.
Rekenvoorbeelden
NB: aan onderstaande voorbeelden kunnen geen rechten worden ontleend. Het betreft hier algemene rekenvoorbeelden waarbij geen rekening is gehouden met specifieke omstandigheden, terwijl daar bij een concreet verzoek om nadeelcompensatie wel naar gekeken moet worden. De voorbeelden dienen slechts ter illustratie van de wijze waarop de berekening normaliter plaatsvindt.
Nadeelcompensatie particulier
Voorbeeld 1
Door een wegafsluiting in 2024 moet particulier A 26 weken lang drie dagen per week 10 kilometer omrijden naar zijn werk. Zijn schade hierdoor is, uitgaande van een kilometerprijs van € 0,23:
26 X 3 X 10 X € 0,23 = € 179,40.
Dit bedrag ligt onder de absolute drempel van € 500,-. Particulier A heeft geen recht op nadeelcompensatie.
Voorbeeld 2
Door een wegafsluiting in 2024 moet particulier B 26 weken lang vier dagen per week 40 kilometer omrijden naar zijn werk. Zijn schade hierdoor is, uitgaande van een kilometerprijs van € 0,23:
26 X 4 X 40 X € 0,23 = € 956,80.
Dit ligt boven de absolute drempel van € 500,-. Nu moet gekeken worden naar het bruto jaarinkomen van het jaar voorafgaand aan het schadejaar. Het bruto jaarinkomen van B over het jaar 2023 is
€ 20.000,-. Twee procent hiervan = € 400,-. Dit bedrag ligt onder de absolute drempel van € 500,-. In dat geval wordt de absolute drempel aangehouden. Particulier B krijgt € 456,80 vergoed (€ 956,80 minus € 500,-).
Voorbeeld 3
Door een wegafsluiting in 2024 moet particulier C 26 weken lang vier dagen per week 40 kilometer omrijden naar zijn werk. Zijn schade hierdoor is, uitgaande van een kilometerprijs van € 0,23:
26 X 4 X 40 X € 0,23 = € 956,80.
Dit ligt boven de absolute drempel van € 500,-. Nu moet gekeken worden naar het bruto jaarinkomen van het jaar voorafgaand aan het schadejaar. Het bruto jaarinkomen van C over het jaar 2023 is
€ 40.000,-. Twee procent hiervan = € 800,-. Dit bedrag ligt boven de absolute drempel van € 500,-. In dat geval wordt de drempelwaarde aangehouden die is gerelateerd aan het bruto jaarinkomen. Particulier C krijgt € 156,80 vergoed (€ 956,80 minus € 800,-).
Voorbeeld 4
Door een wegafsluiting in 2024 moet particulier D 26 weken lang vier dagen per week 40 kilometer omrijden naar zijn werk. Zijn schade hierdoor is, uitgaande van een kilometerprijs van € 0,23:
26 X 4 X 40 X € 0,23 = € 956,80.
Dit ligt boven de absolute drempel van € 500,-. Nu moet gekeken worden naar het bruto jaarinkomen van het jaar voorafgaand aan het schadejaar. Het bruto jaarinkomen van D over het jaar 2023 is
€ 80.000,-. Twee procent hiervan = € 1.600,-. Dit bedrag ligt boven de absolute drempel van € 500,-. In dat geval wordt de drempelwaarde aangehouden die is gerelateerd aan het bruto jaarinkomen. Particulier D heeft geen recht op nadeelcompensatie omdat de schade (€ 956,80) minder is dan 2% van zijn bruto jaarinkomen (€ 1.600,-).
Nadeelcompensatie onderneming
Voorbeeld 1
Er wordt in 2024 een brug afgesloten voor een periode van 4 maanden. Hierdoor moeten de vrachtwagens van transportonderneming A omrijden. Dit leidt tot extra bedrijfskosten voor brandstof en personeel. De berekende schade bedraagt € 20.000,-. De jaaromzet van onderneming A over het jaar 2023 is € 1.500.000,-. Twee procent hiervan = € 30.000,- De schade van A blijft onder de drempelwaarde, A heeft geen recht op nadeelcompensatie.
Voorbeeld 2
Er wordt in 2024 een brug afgesloten voor een periode van 4 maanden. Hierdoor moeten de vrachtwagens van transportonderneming B omrijden. Dit leidt tot extra bedrijfskosten voor brandstof en personeel. De berekende schade bedraagt € 40.000,-. De jaaromzet van onderneming B over het jaar 2023 is € 1.500.000,-. Twee procent hiervan = € 30.000,- Onderneming B krijgt € 10.000,- vergoed (€ 40.000,- minus € 30.000,-).
Voorbeeld 3
Er wordt in 2024 een brug afgesloten voor een periode van 4 maanden. Hierdoor moeten de vrachtwagens van transportonderneming C omrijden. Dit leidt tot extra bedrijfskosten voor brandstof en personeel. De berekende schade bedraagt € 40.000,-. De jaaromzet van onderneming C over het jaar 2023 is € 1.500.000,-. Twee procent hiervan = € 30.000,-. Maar onderneming C is onderdeel van een groter concern waarvan de jaaromzet over 2024 € 5.000,000,- is. Twee procent hiervan is € 100.000,-. De drempelwaarde is dus € 100.000,-. C heeft geen recht op nadeelcompensatie.
Voorbeeld 4
Er is in 2024 een straat opgebroken geweest wegens rioleringswerkzaamheden. De werkzaamheden hebben 8 maanden geduurd. Horecabedrijf X kon in deze periode zijn terras op de straat niet exploiteren waardoor de omzet is gedaald. De jaaromzet 2024 is € 475.000,-.
Eerst moeten de normomzet, de omzetdaling en de drempelwaarde worden bepaald. In 2024 groeide de omzet van de horecabranche met 5,9%, er is aanleiding om een branchecorrectie toe te passen.
Omvang normomzet
2021 |
2022 |
2023 |
||
Omzet zonder inflatiecorrectie |
€ 433.000,- |
477.000,- |
€ 491.000,- |
|
Omzet met inflatiecorrectie (peildatum december 2023) |
€ 480.246,- |
€ 482.765,- |
€ 491.000,- |
|
Gemiddelde omzet 2021-2023 met inflatiecorrectie |
€ 484.670,- |
|||
Brancheontwikkeling 2024: 5,9% |
€ 28.596,- |
|||
Normomzet |
€ 513.266,- |
|||
Omzetdaling (verschil normomzet en behaalde omzet 2024) |
€ 38.266,- (€ 513.266,- minus € 475.000,-) |
|||
Drempelwaarde (8% van de normomzet) |
€ 41.061,- |
De omzetdaling (€ 38.266,-) is minder dan de drempelwaarde (€ 41.061,-). X heeft geen recht op nadeelcompensatie.
Voorbeeld 5
Er is in 2024 een straat opgebroken geweest wegens rioleringswerkzaamheden. De werkzaamheden hebben 8 maanden geduurd. Horecabedrijf Y kon in deze periode zijn terras op de straat niet exploiteren waardoor de omzet is gedaald. De jaaromzet 2024 is € 450.000,-.
Eerst moeten de normomzet, de omzetdaling en de drempelwaarde worden bepaald. In 2024 groeide de omzet van de horecabranche met 5,9%, er is aanleiding om een branchecorrectie toe te passen.
Omvang normomzet
2021 |
2022 |
2023 |
||
Omzet zonder inflatiecorrectie |
€ 433.000,- |
477.000,- |
€ 491.000,- |
|
Omzet met inflatiecorrectie (peildatum december 2023) |
€ 480.246,- |
€ 482.765,- |
€ 491.000,- |
|
Gemiddelde omzet 2021-2023 met inflatiecorrectie |
€ 484.670,- |
|||
Brancheontwikkeling 2024: 5,9% |
€ 28.596,- |
|||
Normomzet |
€ 513.266,- |
|||
Omzetdaling (verschil normomzet en behaalde omzet 2024) |
€ 63.266,- (€ 513.266,- minus € 450.000,-) |
|||
Drempelwaarde (8% van de normomzet) |
€ 41.061,- |
De omzetdaling (€ 63.266,-) ligt boven de drempelwaarde (€ 41.061,-).
Nu moet gekeken worden naar de daadwerkelijk geleden schade. Doordat het terras niet geëxploiteerd kon worden, heeft Y minder personeel hoeven in te huren en waren de inkoopkosten lager. Dit heeft een besparing opgeleverd van € 40.000.
Omvang schade
Omzetdaling |
€ 63.266,- |
Bespaarde kosten |
€ 40.000,- |
Schade |
€ 23.266,- |
De schade ligt onder drempelwaarde van € 41.061,-. Y heeft geen recht op nadeelcompensatie.
Voorbeeld 6
Er is in 2024 een straat opgebroken geweest wegens rioleringswerkzaamheden. De werkzaamheden hebben 8 maanden geduurd. Horecabedrijf Z kon in deze periode zijn terras op de straat niet exploiteren waardoor de omzet is gedaald. De jaaromzet 2024 is € 425.000,-.
Eerst moeten de normomzet, de omzetdaling en de drempelwaarde worden bepaald. In 2024 groeide de omzet van de horecabranche met 5,9%, er is aanleiding om een branchecorrectie toe te passen.
Omvang normomzet
2021 |
2022 |
2023 |
||
Omzet zonder inflatiecorrectie |
€ 433.000,- |
477.000,- |
€ 491.000,- |
|
Omzet met inflatiecorrectie (peildatum december 2023) |
€ 480.246,- |
€ 482.765,- |
€ 491.000,- |
|
Gemiddelde omzet 2021-2023 met inflatiecorrectie |
€ 484.670,- |
|||
Brancheontwikkeling 2024: 5,9% |
€ 28.596,- |
|||
Normomzet |
€ 513.266,- |
|||
Omzetdaling (verschil normomzet en behaalde omzet 2024) |
€ 88.266,- (€ 513.266,- minus € 425.000,-) |
|||
Drempelwaarde (8% van de normomzet) |
€ 41.061,- |
De omzetdaling (€ 88.266,-) ligt boven de drempelwaarde (€ 41.061,-).
Nu moet gekeken worden naar de daadwerkelijk geleden schade. Doordat het terras niet geëxploiteerd kon worden, waren de inkoopkosten en personeelskosten lager. Dit heeft een besparing opgeleverd van € 42.500.
Omvang schade
Omzetdaling |
€ 88.261,- |
Bespaarde kosten |
€ 42.500,- |
Schade |
€ 45.761,- |
De schade ligt boven de drempelwaarde van € 41.061,-. Z heeft recht op € 4.700,- (€ 45.761,- minus € 41.061,-).
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl