Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht

Geldend van 04-06-2025 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht

De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2025, voorstelnr. 2024-0104560

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Awb: de algemene wet bestuursrecht;

  • -

    College: burgemeester en wethouders van gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

  • -

    De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • -

    Egalisatiereserve: egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Awb, die is ontstaan uit overschotten van door de gemeente Hendrik-Ido-ambacht verstrekte subsidies;

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • -

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • -

    Jaarlijkse subsidie: subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt;

  • -

    Boekjaar subsidie: subsidies die per boekjaar worden verstrekt;

  • -

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor een bepaald met name genoemde organisatie en/of beleidsterrein;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad stelt subsidieplafonds vast.

  • 2. In dat geval bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk (digitaal) ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      Als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie de per boekjaar wordt verstrekt wordt uiterlijk 8 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend, maar in ieder geval voordat de activiteiten plaatsvinden.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • f.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 1.

    Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 2.

    Bij subsidie tot een bedrag van € 5.000 vindt de betaling in één keer plaats.

  • 3.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening voor een bedrag hoger dan € 5.000 wordt gegeven, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en termijnen van de voorschotten bepaald.”

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan €100.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 12a. Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 100.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Awb vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Als bij verleningsbeschikking de subsidieontvanger wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 100.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 en minder dan €100.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de subsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven in inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      In geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • b.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • c.

      een accountantsverklaring. De subsidieontvanger is verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een accountantsverklaring.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een subsidie van meer dan € 5.000 vast binnen 16 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a tot en met b, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking, onder intrekking van de Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht 2016.

  • 2. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht 2016 van toepassing.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht 2025

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 3 maart 2025

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HENDRIK-IDO-AMBACHT 2025

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

De begripsbepalingen gelden ook voor de subsidieregeling.

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de ASV van toepassing is.

Subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is zijn begrotingssubsidies (dit zijn subsidies wanneer de subsidieontvanger en het subsidiebedrag in de begroting zijn opgenomen) en incidentele subsidies (dit zijn beperkte subsidies voor een beperkt aantal jaren; in de regel maximaal 4 jaren).

Met lid 2 kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat voor begrotingssubsidies en incidentele subsidies de ASV geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel mogen burgemeester en wethouders in nadere regels de te subsidiëren activiteiten bepalen. In de subsidieregeling wordt, indien van toepassing, ook bepaald wie voor subsidie in aanmerking komt, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de betaling plaatsvindt.

Artikel 4. Staatssteunregels

Staatssteun is in principe verboden. Er is sprake van staatssteun als financiële steun aan een onderneming voldoet aan de criteria uit het staatssteunverbod. Wanneer sprake is van staatssteun, maar een gemeente toch bepaalde activiteiten door middel van subsidie wil bevorderen omdat die activiteiten goed aansluiten bij het gemeentelijk beleid, is het vaak mogelijk om steun te verstrekken, mits wordt voldaan aan het Europees steunkader. Overigens is het zo dat wanneer activiteiten worden verricht die puur lokaal van aard zijn, de staatssteunregels niet van toepassing zijn.

In principe zouden staatssteunregels moeten worden toegepast op de subsidiëring van bijvoorbeeld een regionale bibliotheek of een regionale muziekschool.

Deze organisaties moeten volgens de Europese Commissie worden gezien als een onderneming omdat zij bepaalde economische activiteiten uitvoeren ( in het geval van een bibliotheek bijvoorbeeld door het verhuren van cd’s of dvd’s, het aanbieden van horeca of het optreden als een cultureel podium waar allerlei culturele activiteiten plaatsvinden). Wanneer de bibliotheek of muziekschool echter alleen op lokaal niveau actief zijn, zijn – zoals hiervoor vermeld - de staatssteunregels niet van toepassing.

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen, moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er wordt afgeweken van de concept ASV of dat deze wordt aangevuld. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd. Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van een eis van de Europese Commissie, terwijl het vierde en vijfde lid voor zichzelf spreken.

(Europese regels zijn vaak complex. Het Kenniscentrum Europa decentraal is daarom in het leven geroepen om gemeenten, provincies en waterschappen kosteloos over de toepassing van Europees recht en beleid te adviseren en te informeren).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De gemeenteraad stelt jaarlijks bij de begrotingsbehandeling de subsidieplafonds vast. De reden hiervan is dat het vaststellen van de subsidieplafonds tot de kaderstelling voor het subsidiebeleid kan worden gerekend en zodoende tot de bevoegdheid van de raad behoort. De subsidieverdeling per beleidsterrein/thema met de bijbehorende subsidieplafonds wordt als bijlage opgenomen in de begroting.

Burgemeester en wethouders bepalen bij subsidieregeling de wijze van verdelen. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt, er indien van toepassing, gewezen om de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen.

Burgemeester en wethouders kunnen in bepaalde gevallen bij gebruikmaking van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud maken.

Artikel 6. Aanvraag

De aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk worden ingediend. Voor het digitaal indienen worden de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar gesteld op de website van de gemeente.

De leden 2, 3 en 4 spreken voor zichzelf.

Indien een aanvraag door een onderneming wordt ingediend, dient de aanvrager te voldoen aan een tweetal extra vereisten, te weten een overzicht van verkregen steun en een de-minimisverklaring.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt, en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid.

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders op een aanvraag voor subsidie moeten beslissen. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Artikel 10. Verantwoording

Artikel 10 spreekt voor zichzelf.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de toekenning subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen opnemen, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

Deze verplichtingen kunnen in de verleningsbeschikking worden opgenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het afsluiten van een verzekering, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, good governance, reservevorming, het aanstellen van toezichthouders en de inrichting van de administratie.

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt.

Artikel 12a Egalisatiereserve

Dit is een nieuw artikel, dat het mogelijk maakt om in de beschikking tot subsidieverlening de vorming van een egalisatiereserve voor te schrijven. Artikel 4:72 Awb maakt een dergelijke bepaling mogelijk.

Artikel 13. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met €5.000

Voor subsidies tot en met 5.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen en wordt direct verleend en vastgesteld. Het voorschot wordt in één termijn betaald. Er hoeft ook geen aanvraag tot vaststelling worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 100.000

Voor subsidies van meer dan 5.000 euro en 100.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van een verantwoording over de prestatie. De subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Een inhoudelijk verslag is derhalve vereist, financieel jaarverslag.

Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen bepaald worden of een andere manier van verantwoorden.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan €100.000

Voor subsidies van meer dan 100.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van een verantwoording over de prestatie (inhoudelijk verslag) én een financiële verantwoording in de vorm van een financieel verslag of jaarrekening (de traditionele afrekening).

Hiernaast dient de subsidieontvanger een controleverklaring te overleggen, opgesteld door een onafhankelijke accountant.

Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen bepaald worden of andere manier van verantwoorden.

Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Als de burgemeester en wethouders uurtarieven gebruiken om te bepalen welke kosten in aanmerking komen voor subsidie, moeten ze uitleggen hoe ze deze tarieven berekenen en welke definities ze gebruiken. Dit moet worden vastgelegd in de subsidieregeling of bij het toekennen van de subsidie. Bij subsidies die onder Europese regels vallen, mogen de burgemeester en wethouders alleen tarieven en kostenbegrippen gebruiken die voldoen aan deze regels.

Artikel 18. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifiek uitgezonderde artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de ASV of een subsidieregeling te worden opgenomen.

Artikel 19. Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.