Mandaatbesluit Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio toezicht en naleving Wmo en Jeugdwet voor Zeeland

Geldend van 28-05-2025 t/m heden

Intitulé

Mandaatbesluit Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio toezicht en naleving Wmo en Jeugdwet voor Zeeland

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere;

overwegende:

dat op 1 januari 2015 de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in werking is getreden, waarin elke gemeente opdracht heeft personen aan te wijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet;

dat op 1 januari 2015 de Jeugdwet in werking is getreden, waarin elke gemeente opdracht heeft bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet;

dat de gemeenteraad van Veere het beleidsplan Toezicht en Naleving Wmo en Jeugdwet 2024-2027 heeft vastgesteld, waarin besloten is gezamenlijk met de dertien Zeeuwse gemeenten toezichthouders aan te stellen voor toezicht op de naleving van het bepaalde binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet;

dat afgesproken is deze toezichthouders tijdelijk te positioneren bij de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio;

dat het verlenen van een ondermandaat aan de directeur-secretaris van Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio noodzakelijk is om deze toezichthouders in staat te stellen hun werk op een rechtmatige wijze uit te voeren;

gelet op het bepaalde in:

titel 5.2 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 6.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

artikel 2.9, aanhef, onderdeel d van de Jeugdwet en de bepalingen die hierover in de betreffende verordeningen zijn opgenomen;

besluit mandaat te verlenen aan het algemeen bestuur (AB) van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio (SWVO), met de bevoegdheid voor het verlenen van ondermandaat, om toezichthouders aan te wijzen voor toezicht op de naleving van het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet, onder de hierna volgende bepalingen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Wij verstaan in dit besluit en de daaronder vallende bepalingen onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders;

b. dienstverleningsovereenkomst: de overeenkomst als bedoeld in artikel 6 van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio. In de regeling van GR SWVO wordt in de artikelen 4 en 6 gesproken over werkzaamheden uitvoeren voor zijnde niet deelnemers van de overeenkomst;

c. gemeente: de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen;

d. mandaat: wat daaronder wordt verstaan in artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

e. machtiging: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

f. schriftelijk: ten behoeve van dit besluit wordt daaronder mede verstaan per e-mail;

g. directeur-secretaris: de directeur-secretaris van Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio, bedoeld in artikel 18 van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio;

h. volmacht: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

i. Awb: Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2 Mandaat en ondermandaat

1. Aan het algemeen bestuur wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.

2. Het algemeen bestuur kan de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, in ondermandaat opdragen aan de directeur-secretaris of medewerkers die onder de verantwoordelijkheid van de secretaris werkzaam zijn, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst uitdrukkelijk is uitgesloten.

3. In geval van afwezigheid of ontstentenis van de directeur-secretaris worden diens bevoegdheden door diens plaatsvervanger uitgeoefend.

4. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

5. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheden die bij de bij dit besluit behorende mandaatlijst uitdrukkelijk zijn uitgezonderd.

Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

1. Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend, houdt bij de uitoefening van de aan hen opgedragen bevoegdheden rekening met de relevante door de gemeenteraad vastgestelde kaders alsmede het door het college vastgestelde beleid.

2. Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend, past de algemene dan wel specifieke instructies, bedoeld in artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht, van het college betreffende de gemandateerde bevoegdheden toe.

3. Het college zorgt ervoor dat het algemeen bestuur over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. Het algemeen bestuur zorgt ervoor dat de ondergemandateerden tevens kunnen beschikken over deze informatie.

4. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met het algemeen bestuur over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio uitvoert.

5. Het algemeen bestuur treedt in overleg met het college indien die het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.

Artikel 4 Informatieplicht

1. Het algemeen bestuur informeert het college over alle door Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio geconstateerde overtredingen die betrekking hebben op de overeenkomstig artikel 2 gemandateerde bevoegdheden.

2. Onverminderd het eerste lid informeert een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend het college schriftelijk bij de toepassing van de procedures bedoeld in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. Onverminderd het eerste lid heeft een ieder wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend een voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college gelet op de inhoud van het besluit, de geadresseerde of de politieke gevoelens in de gemeenteraad of de samenleving naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins in rechte zal worden aangesproken. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft het algemeen bestuur alle benodigde informatie en voert overleg met het college alvorens de overeenkomstig artikel 2 gemandateerde bevoegdheden uit te oefenen.

4. Het algemeen bestuur en het college overleggen regelmatig over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de bij of krachtens dit besluit in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.

Artikel 5 Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat wordt verleend, met mandaat gelijkgesteld:

a. de verlening van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

b. de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 6 Ondertekening

1. Een besluit in mandaat dan wel ondermandaat overeenkomstig artikel 2 wordt als volgt ondertekend.

Het college van burgemeester en wethouders van Veere,

namens dezen,

gevolgd door:

- de handtekening;

- de naam van de (onder)gemandateerde);

- de functieaanduiding.

2. Indien er gebruik wordt gemaakt van volmacht en machtiging overeenkomstig artikel 5, luidt de ondertekening:

De gemeente Veere,

namens dezen,

gevolgd door:

- de handtekening;

- de naam van de ge(vol)machtigde;

- de functieaanduiding.

Artikel 7 Slotbepalingen

1. Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking in het gemeenteblad, te zijn 27 mei 2025.

2. Dit besluit wordt aangehaald als het Mandaatbesluit Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio toezicht en naleving Wmo en Jeugdwet voor Zeeland.

3. Dit mandaat is geldig tot het moment dat het college besluit dat het overgaat naar de toekomstige inrichting van de governance het sociaal domein in Zeeland of totdat het college besluit het in te trekken.

Ondertekening

Domburg, 27-5-2025

Burgemeester en wethouders van gemeente Veere

De secretaris, De burgemeester,

E.T. Israël, Drs. F.J. Schouwenaar

Het algemeen bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio stemt in met het mandaat.

Goes,

De voorzitter,

MANDAATLIJST gemeente Veere voor Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio

Algemeen

BEVOEGDHEDEN/ BESLUITEN

VOORWAARDEN EN REIKWIJDTE (INSTRUCTIES)

OPMERKING

A01

Het vragen van advies op basis van de Wet Bibob.

A02

Het sluiten van verwerkersovereenkomsten als bedoeld in artikel 28 van de AVG.

Na advies van een Privacy Officer indien niet de standaard verwerkersovereenkomst wordt gehanteerd.

Handhaving

BEVOEGDHEDEN/ BESLUITEN

VOORWAARDEN EN REIKWIJDTE (INSTRUCTIES)

OPMERKING

H01

Het aanwijzen van ambtenaren belast met het houden van toezicht en het uitvoeren van de taken rondom naleving.

Betreft toezicht op naleving bij of krachtens de:

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • Jeugdwet

De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het belang van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio vallen overeenkomstig hoofdstuk II (Belang en taken van het samenwerkingsverband) van de gemeenschappelijke regeling. In dezen vallen ook de niet-deelnemende gemeenten (Hulst, Middelburg, Sluis, Terneuzen, Veere en Vlissingen) onder dit belang.

Lijst van afkortingen

• Awb: Algemene wet bestuursrecht

• Cao: collectieve arbeidsovereenkomst

• Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Toelichting behorende bij het Mandaatbesluit Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio toezicht en naleving Wmo en Jeugdwet voor Zeeland

ALGEMEEN

Inleiding

Bijna dagelijks moeten er allerlei beslissingen door het college van burgemeester en wethouders (hierna te noemen: het college) worden genomen. Het zou niet werkbaar zijn als die beslissingen steeds in de vergadering van het college moeten worden genomen. Daarom bestaat al sinds jaar en dag de mogelijkheid dat het college aan een ander de bevoegdheid toekennen om dit namens hem te doen: dit heet ‘mandaat’. Het onderhavige besluit voorziet hierin en heeft betrekking op de verlening van mandaat, machtiging en volmacht met betrekking tot bevoegdheden van het college aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio (hierna te noemen: SWVO). Daarnaast ziet dit besluit op de verlening van ondermandaat, machtiging en ondervolmacht door het algemeen bestuur aan de secretaris en diens medewerkers met de functies van kwartiermaker/coördinator Zorgfraudebestrijding en toezichthouder Wmo en Jeugdwet.

Mandaat

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het college overgedragen aan het algemeen bestuur van SWVO. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Volmacht en machtiging

Aan het algemeen bestuur wordt ook volmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Een voorbeeld van de eerste categorie is het sluiten van een overeenkomst. Voorbeelden van de tweede categorie zijn het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondervolmacht en machtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Awb.

Uitgangspunten

I. Wettelijke beperkingen

De Awb geeft als hoofdregel dat mandaat geoorloofd is, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet.

Deze hoofdregel is derhalve ook van toepassing op het onderhavige mandaatbesluit en geeft als zodanig, blijkens artikel 10:3 van de Awb, de uiterste grenzen aan waarbinnen dit besluit kan worden toegepast. Nu de wet zelf beperkingen stelt ten aanzien van de bevoegdheid om van mandaat gebruik te maken, zijn deze beperkingen niet in het mandaatbesluit opgenomen.

II. Vertrouwen

In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met het vertrouwen van de mandaatgever in de gemandateerde, dat deze laatste zal handelen in de geest van dat orgaan en bij twijfel de zaak zal voorleggen aan het orgaan zelf. Slechts het bestaan van deze vertrouwensbasis, die ook impliceert dat het bestuursorgaan de gemandateerde bevoegdheid slechts in uitzonderingsgevallen aan zich trekt, maakt een wezenlijke mandatering van bevoegdheden mogelijk. Bij de toepassing van dit besluit wordt het bestaan van de vorenbedoelde vertrouwensbasis dan ook uitdrukkelijk verondersteld. In dit besluit is daarom gekozen voor een algemeen breed mandaat aan het algemeen bestuur van SWVO.

III. Verantwoordelijkheid

Ondanks dat de feitelijke bevoegdheidsuitoefening komt te liggen bij degene die het mandaat heeft, blijft de mandaatgever daarvoor naar buiten toe ten volle verantwoordelijk. Deze kan uit dien hoofde dan ook te allen tijde algemene en specifieke instructies geven of het mandaat doorbreken en de bevoegdheid zelf uitoefenen; het onderhavige besluit behoeft in dat laatste geval geen voorafgaande intrekking. Naar buiten toe zal altijd duidelijk moeten zijn dat de gemandateerde de bevoegdheid uitoefent onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever en de burger moet kunnen nagaan of de gemandateerde wel bevoegd namens het bestuursorgaan optreedt. Derhalve wordt gebruik gemaakt van een mandaatregister.

IV. Informatie en overleg

Omdat het college, ook al hebben zij mandaat verleend, verantwoordelijk blijven voor de 'in mandaat' genomen beslissing is het van belang dat zij tijdig op de hoogte worden gesteld van die beslissingen of handelingen waarvan kennisneming door hen van belang is. In het mandaatbesluit is daarom voorzien in een regeling waarbij alvorens bepaalde bevoegdheden worden uitgeoefend, overleg moet worden gevoerd met, of informatie moet worden verstrekt aan het bestuursorgaan dat het mandaat heeft gegeven. In het specifieke geval kan dan worden beslist of de bevoegdheid in mandaat kan worden uitgeoefend, dan wel kunnen door het bestuursorgaan instructies worden gegeven.

V. Mandaat en ondertekeningsmandaat

Het onderhavige mandaatbesluit hanteert als uitgangspunt dat de gemandateerde die het besluit neemt dit ook ondertekent. Dit geldt ook voor het ontwerp van het besluit of het voornemen tot het nemen van het besluit in die gevallen dat het ontwerp of het voornemen formeel aan een organisatie kenbaar wordt gemaakt.

Reikwijdte

Het mandaatbesluit heeft betrekking op alle bevoegdheden van het college die horen bij de opdrachtverlening aan SWVO voor wat betreft toezicht en de naleving van het bepaalde binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet. Deze opdrachtverlening is vastgelegd in het beleidsplan Toezicht en Naleving Wmo en Jeugdwet 2024-2027, waarin de opdrachtverlening nader is uitgewerkt. Daarmee bepalen de grenzen van de aldus opgedragen taken, naast de wettelijke grenzen, de grenzen van het mandaat aan het algemeen bestuur.

Dit besluit is een regeling van algemene aard. Als mandaatgever blijft het college echter bevoegd om voor bijzondere gevallen een specifieke regeling te treffen. Daarvoor zal dan steeds een apart collegebesluit nodig zijn. Uitgangspunt blijft echter een zo groot mogelijke uniformiteit op grond van deze regeling en een beperking van het aantal bijzondere regelingen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2Mandaat en ondermandaat

Het eerste en tweede lid regelen het mandaat aan het algemeen bestuur van SWVO en de mogelijkheid om diens bevoegdheden in ondermandaat op te dragen aan de secretaris en binnen de organisatie werkzame functionarissen. Het invullen van ondermandaat is een aangelegenheid voor het algemeen bestuur.

Vanzelfsprekend zijn de uitgangspunten en regels van dit mandaatbesluit ook volledig van toepassing op het gebruik van ondermandaat, inclusief de ondertekening. Het algemeen bestuur behoudt bij ondermandaat volledig diens verantwoordelijkheid tegenover het college en zal dit moeten kunnen waarmaken. Het algemeen bestuur kan dit bereiken via toepasselijke (hiërarchische) verantwoordelijkheidsstructuren. Daartoe kan het algemeen bestuur voorwaarden en beperkingen stellen aan het ondermandaat, dan wel een eenmaal verleend ondermandaat intrekken. Verder kan het algemeen bestuur ook in de plaats treden van de functionaris aan wie ondermandaat is verleend.

Het derde lid regelt de vervanging. In geval van afwezigheid van de secretaris kan de bevoegdheid worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger.

Ten aanzien van het algemene mandaat zijn uitzonderingen geformuleerd, de zogenaamde negatieve lijst (in het vierde en vijfde lid). Zo geldt het mandaat niet voor de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften. De Algemene wet bestuursrecht laat niet toe dat mandaat wordt verleend tot het beslissen op een bezwaarschrift ingeval de gemandateerde zelf het besluit waartegen het bezwaar zich richt krachtens mandaat heeft genomen. Verder zijn niet gemandateerd de in de mandaatlijst opgenomen uitzonderingen.

Artikel 3Kaders uitoefening bevoegdheden

Het vaststellen van beleidskaders en beleidsregels blijft voorbehouden aan de gemeentelijke bestuursorganen. Uit het eerste en tweede lid van dit artikel volgt dat rekening moet worden gehouden met deze kaders en het beleid dat van toepassing is op de bevoegdheden die zijn gemandateerd. Aan de andere kant dienen de bestuursorganen er voor te zorgen dat SWVO beschikking krijgt over die informatie (derde lid). Tevens geldt er een overlegplicht bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen als dat betrekking heeft op de taken en bevoegdheden die SWVO uitvoert (vierde lid).

In een bijzonder geval kan het noodzakelijk zijn om van het gemeentelijk beleid af te wijken. Indien het algemeen bestuur meent dat zich een zodanig geval voordoet, treedt het algemeen bestuur hierover in overleg met het college, alvorens het algemeen bestuur gebruik maakt van het mandaat (vijfde lid).

Overigens volstaat hierbij dat het overleg tussen ambtenaren werkzaam bij SWVO en ambtenaren werkzaam bij de deelnemer heeft plaatsgevonden. Die ambtenaren behoren zelf in staat te zijn om te beoordelen wanneer iets aan het bestuur dient te worden voorgelegd.

Artikel 4Informatieplicht:

Teneinde het college tijdig te informeren over gestarte procedures, is in het eerste lid voorzien in een standaard actieve informatieplicht. Van alle ingekomen geconstateerde overtredingen door SWVO zal het college op de hoogte worden gesteld. Deze uitwisseling van informatie gaat bij voorkeur via digitale weg, bijvoorbeeld middels e-mail. Het is vervolgens aan de deelnemer om te bepalen of hij over een bepaalde procedure nader overleg wenst. In beginsel vindt de informatie-uitwisseling op ambtelijk niveau plaats.

Het tweede lid regelt dat het algemeen bestuur het college een afschrift stuurt bij het horen van de aanvrager of belanghebbende (artikel 4:8 van de Awb). Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld bij een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Het voornemen zal dan tevens aan het college kenbaar moeten worden gemaakt. Indien het college dat nodig acht kan het voor de uitoefening van de bevoegdheid specifieke instructies meegeven, dan wel zelf de bevoegdheid terugnemen.

Daarnaast moet het college altijd tijdig op de hoogte worden gebracht van voorgenomen besluiten of reeds genomen besluiten die naar verwachting maatschappelijke, politieke, juridische of financiële gevolgen hebben (derde lid). Het college kan zich jegens gemeenteraad, voor de rechter en naar buiten toe nimmer verschuilen achter mandaat. Dit gegeven vereist niet alleen een hoge mate van bestuurlijke sensitiviteit van het algemeen bestuur, maar ook van de secretaris en de medewerkers binnen diens organisatie die over ondermandaat beschikken. Het vorenstaande impliceert onder meer een zeer korte communicatielijn tussen het algemeen bestuur en het college, al dan niet vertegenwoordigd door de betrokken portefeuillehouder.

Het college kan, bijvoorbeeld op grond van de informatie van het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband in een concreet geval, de besluitvorming naar zich toe trekken. Dit betekent dat dan het algemeen bestuur geen gebruik maakt van het gegeven mandaat ofwel dat de aangewezen functionarissen geen gebruik maken van het gegeven ondermandaat. Wel blijft het algemeen bestuur dan een belangrijk adviseur. Uiteraard kan ook in alle andere gevallen – om tegemoet te komen aan de vaak wisselende inzichten die het gewicht van een bepaald besluit op enig moment bepalen – door het algemeen bestuur zelf worden besloten van diens bevoegdheid geen gebruik te willen maken en derhalve aan te sturen op een besluit van het college zelf.

In het vierde lid is voorzien in een overlegstructuur met betrekking tot de planning, de aantallen en de kwaliteit van de gemandateerde besluiten. Het initiatief hiervoor ligt gelet op de mandaatverhouding en het eerder genoemde, veronderstelde vertrouwen van het college in de gemandateerde, bij het algemeen bestuur van SWVO.

Artikel 5Volmacht en machtiging

Bestuursorganen verrichten naast publiekrechtelijke rechtshandelingen ook privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. In die gevallen wordt bij vertegenwoordiging niet van mandaat gesproken, maar van volmacht respectievelijk machtiging. Om te voorkomen dat voor de verschillende vormen van vertegenwoordiging verschillende regimes zouden gelden, verklaart artikel 10:12 van de Awb dat alle bepalingen die betrekking hebben op mandaat van overeenkomstige toepassing zijn indien een bestuursorgaan volmacht of machtiging verleent aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid. Van deze benadering is ook bij dit mandaatbesluit uitgegaan: het gaat over mandaat, maar is ook van toepassing op volmacht en machtiging.

Artikel 6Ondertekening

Voor wat betreft de ondertekening van een besluit dat krachtens mandaat is genomen, is in de Awb slechts vastgelegd dat het besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het is genomen. Het is van belang dat stukken die namens het college uitgaan op een uniforme wijze worden ondertekend. Om deze reden is de standaardformulering in dit artikel vastgelegd.

Artikel 7Slotbepalingen

Het mandaat mag worden uitgeoefend met ingang van 28 mei 2025.

Ingevolge artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit pas in werking als het bekendgemaakt is. De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit in het gemeenteblad.