Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard, houdende regels voor subsidiëring van activiteiten ter bevordering van cultuurdeelname in Nissewaard (Subsidieregeling cultuur Nissewaard 2025)

Geldend van 31-05-2025 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard, houdende regels voor subsidiëring van activiteiten ter bevordering van cultuurdeelname in Nissewaard (Subsidieregeling cultuur Nissewaard 2025)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;

gelet op artikel 2, eerste lid, van Algemene subsidieverordening Nissewaard 2022;

besluit de volgende nadere regels vast te stellen:

Subsidieregeling cultuur Nissewaard 2025.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Toepassingsbereik

  • 1. Deze regeling is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten op het gebied van:

    • a.

      een openbare bibliotheekvoorziening;

    • b.

      binnenschoolse cultuureducatie;

    • c.

      de bevordering van kunst- en cultuurbeleving en kunst- en cultuurparticipatie;

    • d.

      het muziekonderwijs aan jeugdigen;

    • e.

      de kunstuitleen.

  • 2. Deze regeling is niet van toepassing op activiteiten met betrekking tot materieel cultureel erfgoed.

Hoofdstuk 2 Bibliotheekvoorziening

Artikel 2.1 Doel van de subsidie bibliotheekvoorziening

Het doel van de subsidie bibliotheekvoorziening is de instandhouding van een toegankelijke openbare bibliotheekvoorziening, die bijdraagt aan de persoonlijke ontwikkeling en verbetering van de maatschappelijke kansen van het algemene publiek als bedoeld in artikel 5 van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen.

Artikel 2.2 Activiteiten die voor subsidie bibliotheekvoorziening in aanmerking komen

  • 1. Er wordt subsidie verstrekt voor het beschikbaar stellen van een collectie boeken en andere fysieke of digitale informatiedragers met geschrift, beeld of geluid en het uitlenen hiervan aan leden.

  • 2. Er wordt subsidie verstrekt voor het bieden van hulp bij vragen over digitale overheidsdiensten.

  • 3. Er wordt subsidie verstrekt voor activiteiten ter bevordering van taalvaardigheid en digitale vaardigheid van inwoners, zoals taalcafés en digicafés.

  • 4. Er wordt subsidie verstrekt voor het bevorderen van het plezier in lezen, van de lees- en schrijfvaardigheid en van de digitale vaardigheden bij kinderen. Hieronder vallen onder andere educatieve programma’s zoals Nationale Voorleesdagen en Kinderboekenweek.

  • 5. Er wordt subsidie verstrekt voor het organiseren van bijeenkomsten voor ontmoeting en debat met het oog op het bevorderen van meningsvorming, informatievergaring en kritisch denken bij inwoners.

Artikel 2.3 Voorwaarden subsidie bibliotheekvoorziening

Er wordt alleen subsidie verstrekt als:

  • a.

    de openbare bibliotheekvoorziening bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf gastvrije, laagdrempelige en veilige bibliotheeklocaties binnen de gemeentegrenzen van Nissewaard, als bedoeld in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen, waar iedereen welkom is om te lezen, leren en ontmoeten;

  • b.

    het aanbod en de dienstverlening van de bibliotheek voldoet aan alle inhoudelijke kwaliteitseisen ‘Kwaliteit in Beeld’ gesteld door de Stichting Certificering Openbare Bibliotheken (CBCT) en de bibliotheek in het bezit is van een CBCT-certificering;

  • c.

    er in ieder geval in de centrale vestiging aan niet-commerciële maatschappelijke organisaties de mogelijkheid wordt geboden aldaar activiteiten uit te voeren die aansluiten bij de doelstelling als bedoeld in artikel 2.1, tegen een beperkte vergoeding, voor zover de benodigde fysieke ruimte beschikbaar is en geschikt is voor het uitvoeren van de desbetreffende activiteit.

Artikel 2.4 Subsidieplafond bibliotheekvoorziening

  • 1. Voor de verstrekking van subsidies op grond van dit hoofdstuk is een subsidieplafond van toepassing.

  • 2. Voor het kalenderjaar 2026 bedraagt het subsidieplafond € 2.635.170. Het subsidieplafond kan lager worden vastgesteld als dat voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

  • 3. Voor de kalenderjaren na 2026 wordt het subsidieplafond bekendgemaakt in het gemeenteblad.

Artikel 2.5 Afwegingskader subsidie bibliotheekvoorziening en verdeling subsidieplafond

  • 1. Er wordt subsidie verstrekt aan één organisatie voor de activiteiten, bedoeld in dit hoofdstuk.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt aan de organisatie die alle activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 uitvoert en voldoet aan de normen van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen, alsmede de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2.3.

  • 3. Indien meer dan één organisatie aan deze voorwaarden voldoet, gaat de voorkeur uit naar de organisatie die het meest bijdraagt aan het doel van deze regeling.

  • 4. Als het totaal te verlenen subsidiebedrag hoger is dan het subsidieplafond, wordt de te verstrekken subsidie voor alle activiteiten verlaagd met een percentage dat gelijk is aan dat van de overschrijding van het subsidieplafond, voor zover de activiteiten het wettelijke minimumniveau overschrijden.

Hoofdstuk 3 Binnenschoolse cultuureducatie

Artikel 3.1 Doel van de subsidie binnenschoolse cultuureducatie

Het doel van de subsidie voor binnenschoolse cultuureducatie is om kinderen in aanraking te laten komen met mogelijkheden voor het actief en passief beleven van kunst en cultuur, als onderdeel van het lesprogramma van scholen.

Artikel 3.2 Activiteiten die voor subsidie binnenschoolse cultuureducatie in aanmerking komen

  • 1. Er wordt subsidie verstrekt voor cultuureducatieve activiteiten als onderdeel van het lesprogramma van scholen, voor leerlingen in het basisonderwijs en de eerste drie jaren van het voortgezet onderwijs, voor zover deze activiteiten onderdeel uitmaken van het programma-aanbod ‘Uit de Kunst!’. Dit noemen we het BCE-aanbod.

  • 2. Voor leerlingen van het speciaal basisonderwijs en speciaal voortgezet onderwijs kunnen andere cultuureducatieve activiteiten worden geboden, indien het BCE-aanbod onvoldoende passend is.

Artikel 3.3 Voorwaarden om voor subsidie binnenschoolse cultuureducatie in aanmerking te komen

Subsidie als bedoeld in artikel 3.2 kan uitsluitend worden verstrekt aan in Nissewaard gevestigde onderwijsinstellingen. Onder een onderwijsinstelling wordt verstaan een organisatie die onderwijs aanbiedt en beschikt over een BRIN-nummer.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie binnenschoolse cultuureducatie

  • 1. Het subsidiebedrag is € 7,50 per leerling per kalenderjaar, waarbij geldt dat het totale subsidiebedrag per onderwijslocatie niet hoger kan zijn dat de totale kosten van het BCE-aanbod waaraan de onderwijslocatie deelneemt.

  • 2. Het aantal leerlingen wordt per onderwijslocatie bepaald op basis van de leerlingenaantallen op de peildatum 1 oktober, twee jaar voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar.

Artikel 3.5 Verplichtingen verbonden aan subsidie binnenschoolse cultuureducatie

Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van de Algemene Subsidieverordening Nissewaard 2022 (ASV), wordt aan de subsidieverstrekking voor binnenschoolse cultuureducatie de verplichting verbonden dat het schoolbestuur, waarvan een of meerdere onderwijslocaties deelnemen aan het BCE-aanbod, is vertegenwoordigd in het Platform BCE.

Artikel 3.6 Subsidieplafond subsidie binnenschoolse cultuureducatie

  • 1. Voor de verstrekking van subsidies op grond van dit hoofdstuk is een subsidieplafond van toepassing.

  • 2. Voor het kalenderjaar 2026 bedraagt het subsidieplafond € 79.356. Het subsidieplafond kan lager worden vastgesteld als dat voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

  • 3. Voor de kalenderjaren na 2026 wordt het subsidieplafond bekendgemaakt in het gemeenteblad.

Artikel 3.7 Afwegingskader subsidie binnenschoolse cultuureducatie en verdeling subsidieplafond

Alle subsidiebedragen die op grond van dit hoofdstuk kunnen worden verstrekt, worden op de ‘Verleningslijst binnenschoolse cultuureducatie’ gezet. Als het totaal hoger is dan het subsidieplafond, dan wordt het per leerling te verstrekken subsidiebedrag verlaagd met een percentage dat gelijk is aan dat van de overschrijding van het subsidieplafond.

Hoofdstuk 4 Bevordering kunst- en cultuurbeleving

Artikel 4.1 Doel van de subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving

Het doel van de subsidie voor de bevordering van kunst- en cultuurbeleving is:

  • a.

    bevorderen van niet-beroepsmatige menselijke expressie waarbij creativiteit, verbeelding en techniek worden ingezet om emoties, ideeën of schoonheid over te brengen vanuit disciplines als muziek, dans, beeldende kunst of woordkunst;

  • b.

    bijdragen aan een gevarieerd aanbod van niet-beroepsmatige kunst- en cultuuruitingen, dat door actieve en passieve beleving bijdraagt aan participatie en een prettig leefklimaat in wijken en kernen van Nissewaard;

  • c.

    stimuleren van kunst- en cultuurbeleving bij doelgroepen voor wie kunst en cultuur minder bereikbaar zijn, zoals door een beperking.

Artikel 4.2 Activiteiten die voor subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving in aanmerking komen

  • 1. Er wordt subsidie verstrekt voor het organiseren en uitvoeren van een publiek toegankelijke incidentele of tijdelijke uiting van kunst of cultuur, waarbij sprake is van een bepaald thema of bindend karakter en waaraan meerdere groepen of individuen een inhoudelijke bijdrage leveren, al dan niet tegen een financiële vergoeding vanuit de subsidieontvanger.

  • 2. Er wordt subsidie verstrekt voor publiek toegankelijke optredens, uitvoeringen, workshops of exposities op het gebied van kunst en cultuur, uitgevoerd door de in Nissewaard gevestigde subsidievrager.

  • 3. Er wordt subsidie verstrekt voor optredens, uitvoeringen of workshops op het gebied van kunst en cultuur, uitgevoerd door de subsidieontvanger, speciaal voor mensen voor wie kunst en cultuur minder toegankelijk is – zoals door een beperking.

  • 4. Er wordt subsidie verstrekt voor activiteiten die talentontwikkeling op gebied van kunst en cultuur onder minderjarigen bevorderen.

  • 5. Er wordt subsidie verstrekt voor publiek toegankelijke locaties met een museale functie waar bezoekers door de subsidieaanvrager worden geïnformeerd over de cultuurhistorische waarde van de locatie zelf of van objecten die zich binnen de locatie bevinden.

Artikel 4.3 Voorwaarden verbonden aan de subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving

  • 1. Activiteiten als bedoeld in artikel 4.2 komen voor subsidie in aanmerking voor zover uit de activiteit geen middelen worden verkregen om in het levensonderhoud te voorzien van personen die werken voor of namens de subsidieontvanger.

  • 2. Activiteiten als bedoeld in artikel 4.2 eerste, derde, vierde en vijfde lid komen voor subsidie in aanmerking voor zover deze worden uitgevoerd binnen de gemeentegrenzen van Nissewaard.

  • 3. Activiteiten als bedoeld in artikel 4.2, derde lid, vinden plaats op een locatie waar deze doelgroep aanwezig is. Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt de doelgroep waarvoor de activiteit wordt uitgevoerd benoemd, alsmede de locatie waar de activiteit plaatsvindt.

  • 4. Meerjarige subsidieverlening, als bedoeld in artikel 12 van de ASV, is niet mogelijk voor subsidies op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 4.4 Hoogte van de subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving

  • 1. Voor de digitale aanvraag tot verlening en vaststelling van subsidie, als bedoeld in artikel 4 eerste lid, van de ASV, mogen de te maken kosten voor e-Herkenning tot een maximum van € 50 per jaar worden opgenomen in de begroting bij de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.2 bedraagt de kosten van de activiteit, de voorbereiding hiervan en de noodzakelijke randvoorwaarden zoals verzekerings- en andere administratiekosten, verminderd met bijdragen van derden, tot het in het derde tot en met vijfde lid bepaalde maximum.

  • 3. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, bedraagt maximaal 50 procent van de totale kosten tot een maximum van € 5.000 per activiteit.

  • 4. De subsidie als bedoeld in artikel 4.2, tweede tot en met vierde lid, bedraagt maximaal € 500 per activiteit. Per subsidieaanvrager bedraagt de totale subsidie voor deze activiteiten per jaar niet meer dan € 5.000, wanneer in een kalenderjaar voor minimaal tien activiteiten op grond van artikel 4.2, tweede tot en met vierde lid, subsidie wordt verstrekt.

  • 5. De subsidie als bedoeld in artikel 4.2, vijfde lid, bedraagt maximaal € 5.000 per locatie met museale functie.

Artikel 4.5 Subsidieplafond subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving

  • 1. Voor de verstrekking van subsidies op grond van dit hoofdstuk is een subsidieplafond van toepassing.

  • 2. Voor het kalenderjaar 2026 bedraagt het subsidieplafond € 57.168. Het subsidieplafond kan lager worden vastgesteld als dat voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

  • 3. Voor de kalenderjaren na 2026 wordt het subsidieplafond bekendgemaakt in het gemeenteblad.

Artikel 4.6 Afwegingskader subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving en verdeling subsidieplafond

  • 1. Subsidies op grond van dit hoofdstuk worden onderscheiden in jaarsubsidies als bedoeld in artikel 5 van de ASV en overige subsidies, als bedoeld in artikel 6 van de ASV, voor zover de overige subsidie in hetzelfde kalenderjaar wordt uitgevoerd als de jaarsubsidie.

  • 2. Alle subsidiebedragen voor jaarsubsidies die op grond van dit hoofdstuk kunnen worden verstrekt, worden op de ‘Verleningslijst bevordering kunst- en cultuurbeleving’ gezet. Als het totaal hoger is dan het subsidieplafond, dan worden alle te verstrekken jaarsubsidies verlaagd met een percentage dat gelijk is aan dat van de overschrijding van het subsidieplafond.

  • 3. Voor zover het subsidieplafond nog niet is bereikt, kunnen overige subsidies op grond van dit hoofdstuk worden verstrekt op volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag. De resterende aanvragen worden geweigerd.

Hoofdstuk 5 Muziekonderwijs aan jeugdigen

Artikel 5.1 Doel van de subsidie muziekonderwijs aan jeugdigen

Doel van de subsidie voor muziekonderwijs aan jeugdigen is het ontwikkelen van muzikale vaardigheden, het stimuleren van creativiteit en expressie, het bevorderen van sociale en cognitieve ontwikkeling, en het bijdragen aan de culturele vorming en persoonlijke groei van jeugdigen, uitgevoerd door daartoe bevoegde muziekdocenten buiten het reguliere lesprogramma van onderwijsinstellingen.

Artikel 5.2 Activiteiten die voor subsidie muziekonderwijs aan jeugdigen in aanmerking komen

  • 1. Er wordt subsidie verstrekt voor groepslessen algemene muzikale vorming aan jeugdigen tot twaalf jaar.

  • 2. Er wordt subsidie verstrekt voor muziekles, individueel of in groepsverband, waarin leerlingen tot 18 jaar onder begeleiding van een bevoegd muziekdocent muzikale vaardigheden aanleren, zoals het bespelen van een instrument, noten lezen, ritmegevoel ontwikkelen en muzikaal luisteren, gericht op technische vaardigheden, muzikale expressie en creativiteit.

  • 3. Er wordt subsidie verstrekt voor het organiseren van uitvoeringen waar de leerlingen die deelnemen aan muziekles, als bedoeld in het tweede lid, hun vorderingen kunnen laten horen en zien.

Artikel 5.3 Hoogte van de subsidie muziekonderwijs aan jeugdigen

  • 1. Voor de digitale aanvraag tot verlening en vaststelling van subsidie, als bedoeld in artikel 4 eerste lid van de ASV, mogen de te maken kosten voor e-Herkenning tot een maximum van € 50 per jaar worden opgenomen in de begroting bij de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 5.2 bedraagt de kosten van de activiteit, de voorbereiding hiervan en de noodzakelijke randvoorwaarden om tot de activiteit te komen, verminderd met bijdragen van derden, tot het in het derde tot en met zesde lid bepaalde maximum.

  • 3. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2 eerste lid, bedraagt maximaal € 150 per groep per jaar.

  • 4. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2 tweede lid, bedraagt maximaal € 50 per leerling per jaar.

  • 5. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.2 derde lid, bedraagt maximaal € 500 per uitvoering.

  • 6. Onverminderd het eerste tot en met vijfde lid, bedraagt de maximale subsidie € 5.000 per jaar per subsidieaanvrager.

Artikel 5.4 Subsidieplafond subsidie muziekonderwijs aan jeugdigen

  • 1. Voor de verstrekking van subsidies op grond van dit hoofdstuk is een subsidieplafond van toepassing.

  • 2. Voor het kalenderjaar 2026 bedraagt het subsidieplafond € 5.000. Het subsidieplafond kan lager worden vastgesteld als dat voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

  • 3. Voor de kalenderjaren na 2026 wordt het subsidieplafond bekendgemaakt in het gemeenteblad.

Artikel 5.5 Afwegingskader subsidie muziekonderwijs aan jeugdigen en verdeling subsidieplafond

  • 1. Subsidies op grond van dit hoofdstuk worden onderscheiden in jaarsubsidies als bedoeld in artikel 5 van de ASV en overige subsidies, als bedoeld in artikel 6 van de ASV, voor zover de overige subsidie in hetzelfde kalenderjaar wordt uitgevoerd als de jaarsubsidie.

  • 2. Alle subsidiebedragen voor jaarsubsidies die op grond van dit hoofdstuk kunnen worden verstrekt, worden op de ‘Verleningslijst muziekonderwijs aan jeugdigen’ gezet. Als het totaal hoger is dan het subsidieplafond, dan worden alle te verstrekken jaarsubsidies verlaagd met een percentage dat gelijk is aan dat van de overschrijding van het subsidieplafond.

  • 3. Voor zover het subsidieplafond nog niet is bereikt, kunnen overige subsidies op grond van dit hoofdstuk worden verstrekt op volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag. De resterende aanvragen worden geweigerd.

Hoofdstuk 6 Kunstuitleen

Artikel 6.1 Doel van de subsidie kunstuitleen

Het doel van de subsidie voor kunstuitleen is om lokale en regionale kunstenaars een platform te bieden van waaruit kunstwerken uitgeleend kunnen worden aan derden, zodat kunst toegankelijk wordt voor een breed publiek en zo de creatieve sector in Nissewaard wordt versterkt.

Artikel 6.2 Activiteiten die voor subsidie kunstuitleen in aanmerking komen

Er wordt een jaarsubsidie verstrekt voor het tegen een geringe vergoeding uitlenen van kunstwerken van met name lokale en regionale kunstenaars, vanuit één platform, aan particulieren, bedrijven en maatschappelijke organisaties.

Artikel 6.3 Hoogte van de subsidie kunstuitleen

De subsidie als bedoeld in artikel 6.2 bedraagt maximaal € 10.000.

Artikel 6.4 Subsidieplafond subsidie kunstuitleen

  • 1. Voor de verstrekking van subsidies op grond van dit hoofdstuk is een subsidieplafond van toepassing.

  • 2. Voor het kalenderjaar 2026 bedraagt het subsidieplafond € 10.000. Het subsidieplafond kan lager worden vastgesteld als dat voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

  • 3. Voor de kalenderjaren na 2026 wordt het subsidieplafond bekendgemaakt in het gemeenteblad.

Artikel 6.5 Afwegingskader subsidie kunstuitleen en verdeling subsidieplafond

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt slechts aan één organisatie verstrekt. Indien er meerdere aanvragen zijn ontvangen, wordt subsidie verstrekt aan de organisatie waarbij de meeste lokale en regionale kunstenaars zijn aangesloten en waarvan de activiteiten het meest bijdragen aan het doel van deze regeling. Bij overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidie beperkt tot het budget dat beschikbaar is.

Hoofdstuk 7 Procedurebepalingen

Artikel 7.1 Aanvragen van de subsidie

Er kan op grond van deze regeling voor meerdere activiteiten in één aanvraag subsidie worden gevraagd, maar alleen als de activiteiten in hetzelfde tijdvak plaatsvinden. Daartoe worden de aangeleverde gegevens en de verschillende activiteiten binnen de subsidieaanvraag afgebakend zodat uit de aanvraag en de begroting duidelijk blijkt wat de inzet- en de te subsidiëren kosten per activiteit zijn.

Artikel 7.2 Niet in aanmerking komende kosten of activiteiten

Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van de ASV wordt binnen deze subsidieregeling in elk geval geen subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    viering van feesten, jubilea en partijen;

  • b.

    donatie- en sponsorverzoeken;

  • c.

    verbouwing van panden;

  • d.

    kleding die nodig is voor uitvoering van de activiteit;

  • e.

    maaltijden, koffie en thee en andere consumpties.

Artikel 7.3 Uitbetaling van de subsidie

  • 1. Een subsidie voor binnenschoolse cultuureducatie op grond van hoofdstuk 3 wordt in één keer betaald.

  • 2. Een subsidie van minder dan € 30.000 wordt in één keer betaald.

  • 3. Een subsidie van tenminste € 30.000 wordt in vier gelijke termijnen betaald, tenzij de kosten voor de organisatie niet gelijkelijk over het jaar zijn verdeeld en betaling in vier termijnen tot liquiditeitsproblemen zou leiden. In dat geval wordt de betaling afgestemd op de betalingsverplichtingen van de organisatie. De organisatie dient hiertoe bij de subsidieaanvraag een verzoek in met een voorstel tot gewijzigde betaling.

Artikel 7.4 Aanvraag tot vaststelling en vaststelling van de subsidie

  • 1. Het activiteitenverslag dat op grond van artikel 4:45, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht bij de aanvraag tot vaststelling ingediend wordt, bevat tenminste:

    • a.

      een verklaring in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht hoeveel deelnemers met de activiteiten zijn bereikt;

    • c.

      wat het doel of de toegevoegde waarde was van de activiteiten en of dat doel of de toegevoegde waarde is gerealiseerd en indien niet wat wel is bereikt en wat de reden is van het niet geheel bereiken van het doel.

  • 2. Het financieel verslag dat op grond van artikel 4:45, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht bij de aanvraag tot vaststelling ingediend wordt, bevat tenminste:

    • a.

      een overzicht van de gemaakte kosten en daadwerkelijk gerealiseerde inkomsten in relatie tot de begroting;

    • b.

      een toelichting op de afwijkingen ten opzichte van de begroting indien dit minimaal 10% bedraagt of meer dan € 5.000.

  • 3. Organisaties die in een kalenderjaar in totaal minimaal € 100.000 subsidie ontvangen, eventueel op basis van meerdere subsidieaanvragen, leveren bij de aanvraag tot subsidievaststelling tevens een door een accountant afgegeven controleverklaring in. Deze ondersteunt de verantwoording waaruit blijkt dat de middelen correct zijn ingezet.

  • 4. Bij subsidies tussen € 50.000 en € 100.000 wordt in elk geval een door een accountant afgegeven controleverklaring gevraagd als:

    • a.

      de organisatie in de afgelopen drie jaar, een of meerdere jaren geen subsidie heeft ontvangen;

    • b.

      een subsidie in de afgelopen drie jaar een of meerdere keren anders is vastgesteld dan in de aanvraag tot vaststelling gevraagd.

  • 5. In afwijking van artikel 11, eerste lid van de ASV, kunnen subsidies van meer dan € 5.000 ambts- halve worden vastgesteld, indien er geen twijfel bestaat dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend daadwerkelijk worden uitgevoerd en de hoogte van de subsidie is bepaald op grond van feitelijke gegevens die niet meer kunnen wijzigen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Intrekking subsidieregeling

  • 1. De Subsidieregeling Binnenschoolse Cultuureducatie Nissewaard vervalt zodra ze is uitgewerkt.

  • 2. De Subsidieregeling Cultuursubsidies Nissewaard vervalt zodra ze is uitgewerkt.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking met ingang van de dag na de bekendmaking. Ze zijn voor het eerst van toepassing op subsidies voor activiteiten die in het jaar 2026 worden uitgevoerd.

Artikel 8.3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Subsidieregeling cultuur Nissewaard 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard van 20 mei 2025.

De secretaris,

De burgemeester,

Toelichting op de subsidieregeling cultuur

In de Algemene Subsidieverordening Nissewaard (ASV) zijn algemene regels gesteld over subsidie. Daarin is eveneens, in artikel 2, aangegeven dat er een subsidieregeling kan worden opgesteld. In deze subsidieregeling worden nadere bepalingen aangegeven over de subsidies die bijdragen aan kunst- en cultuurbeleving in Nissewaard. In de nu volgende artikelsgewijze toelichting wordt over artikelen en onderdelen daarvan alleen iets opgemerkt waar dat nodig leek.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op algemene voorzieningen en activiteiten in het kader van het Nissewaardse cultuurbeleid.

Voor behoud van monumenten bestaan aparte subsidieregelingen.

Hoofdstuk 2 Subsidie bibliotheekvoorziening

De subsidie voor een bibliotheekvoorziening vindt zijn grondslag in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Ook het Informatiepunt Digitale Overheid (IDO), waar inwoners hulp kunnen krijgen bij vragen over digitale overheidsdiensten, valt onder dit hoofdstuk. Dit omdat een IDO moet zijn ondergebracht binnen een bibliotheek. Ook wordt er subsidie verstrekt voor het organiseren van bijeenkomsten voor ontmoeting en debat met het oog op het bevorderen van meningsvorming, informatievergaring en kritisch denken bij inwoners. Dit is onderdeel van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Voorbeelden van dergelijke bijeenkomsten zijn bijeenkomsten over maatschappelijke thema’s, masterclasses, cursussen en literaire bijeenkomsten, waarbij ook lokale schrijvers en dichters een podium wordt geboden.

Per 2026 komt daar een zorgplicht voor de gemeente bij, waarin onder andere is opgenomen hoeveel bibliotheek-locaties er binnen de gemeente beschikbaar moeten zijn. In Nissewaard zijn dit vijf locaties. Om te zorgen dat deze locaties goed gespreid en met voldoende faciliteiten beschikbaar zijn, is het van belang dat alle locaties vanuit één organisatie worden aangestuurd. Het gaat dan om het gebruik kunnen maken van de expertise van professionals, het beschikbaar hebben van een goede collectie en het aangaan van samenwerkingsrelaties met bijvoorbeeld scholen en andere maatschappelijke organisaties. Wanneer er meerdere organisaties een locatie in Nissewaard exploiteren, worden de kosten veel te hoog omdat iedere organisatie moet beschikken over de vereiste basis conform de kwaliteitseisen van de Stichting Certificering Openbare Bibliotheken (CBCT). Dit zou geen efficiënte besteding van publieke middelen zijn.

Een van de voorwaarden voor de subsidie bibliotheekvoorziening is dat tenminste de centrale bibliotheeklocatie structureel ruimte biedt aan andere maatschappelijke organisaties om daar hun activiteiten uit te voeren. Het gaat dan om activiteiten die niet noodzakelijkerwijs tot de bibliotheekvoorziening zelf behoren, maar die wel in lijn liggen met de doelstelling hiervan. Het gaat dan om zaken als persoonlijke ontwikkeling, educatie over een specifiek onderwerp, het houden van informatie- of debatavonden of spreekuren van maatschappelijke organisaties ter ondersteuning van inwoners. Daarnaast staat het de bibliotheekvoorziening vrij om ruimte (incidenteel) te verhuren aan andere organisaties of particulieren.

Mocht het budget voor de bibliotheekvoorziening ontoereikend zijn, wordt in principe op iedere activiteit een gelijk percentage verlaging doorgevoerd. Het kan echter zijn dat hiermee de wettelijke taken niet meer naar behoren kunnen worden uitgevoerd op bepaalde onderdelen. In dat geval zal de verlaging op die activiteiten lager zijn, of zelf nihil, om de uitvoering van wettelijke taken te borgen. Dat betekent dat op andere activiteiten de verlaging dus groter wordt.

Artikel 3.2 Activiteiten die voor subsidie binnenschoolse cultuureducatie in aanmerking komen

Het programma ‘Uit de Kunst’ waarin het BCE-aanbod is opgenomen, is te vinden via deze link: https://www.actiefinnissewaard.nl/activiteiten-producten-scholen/?vindb-93=on

Indien de link niet werkt, ga naar de website actiefinnissewaard.nl en klik op ‘scholen’ onderdeel ‘activiteiten en producten’.

De subsidie BCE-aanbod is alleen beschikbaar voor scholen in Nissewaard. Dat wil zeggen voor alle onderwijslocaties die zich binnen de gemeentegrenzen van Nissewaard bevinden. Alle leerjaren van het basisonderwijs (PO) en de eerste drie leerjaren van het voortgezet onderwijs (VO), komen in aanmerking. Het is daarbij niet van belang of de leerlingen in Nissewaard wonen of niet. Ook is het niet van belang in hoeverre het schoolbestuur in Nissewaard gevestigd is.

Voor scholen voor speciaal onderwijs kan het zijn dat het aanbod niet passend is. Een onderwijslocatie voor speciaal onderwijs kan daarom gemotiveerd een alternatief voorstellen. Meer wenselijk is het echter om de vertegenwoordiger in het platform BCE specifieke eisen of wensen ten aanzien van het aanbod te laten meenemen, zodat het programma ‘Uit de Kunst’ voor iedere doelgroep passend aanbod kan bieden.

Artikel 3.3 Voorwaarden om voor subsidie binnenschoolse cultuureducatie in aanmerking te komen

Het BRIN-nummer is het registratienummer dat door het Nederlandse Ministerie van OCW wordt uitgegeven. Elke onderwijsinstelling wordt geïdentificeerd aan de hand van dit nummer.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie binnenschoolse cultuureducatie

Het subsidiebedrag bedraagt € 7,50 per leerling. Dit is voor het eerst een vast bedrag. Voorheen werd het bedrag aangepast, naarmate er meer of minder scholen een beroep deden op het BCE-aanbod. Dit leidde altijd tot herberekening na de subsidieaanvraag en maakte daarom het bedrag waar scholen een beroep op konden doen, niet goed navolgbaar. Het gemiddelde bedrag de afgelopen vier jaren was € 7,43 per leerling per jaar.

Het aantal leerlingen dat meegeteld kan worden in de aanvraag is het aantal leerlingen dat op peildatum 1 oktober voorafgaand aan de aanvraagdatum van 1 juni, in aanmerking kwam. Dat wil zeggen: het aantal leerlingen op het PO en het aantal leerlingen in de eerste drie jaren van het VO dat op 1 oktober was ingeschreven op een school in Nissewaard. Als de subsidie wordt aangevraagd voor subsidiejaar 2026, moet de aanvraag daarvoor gedaan worden voor 1 juni 2025. Het aantal leerlingen dat in aanmerking komt, is het aantal leerlingen op peildatum 1 oktober 2024.

Het schoolbestuur kan voor iedere schoollocatie een aanvraag indienen. Dat mag in één aanvraag worden gedaan, mits goed herleidbaar is wat het aantal leerlingen per school is. Zo kan in de verlening wel een bedrag per school worden benoemd.

We gaan ervan uit dat scholen eigen middelen inzetten voor het BCE-aanbod, naast de subsidie van de gemeente. Scholen krijgen hiertoe immers middelen toegekend.

Het totale subsidiebedrag per school kan niet hoger zijn dat de totale kosten voor het BCE-programma van die school. Indien de kosten van het BCE-programma voor een bepaalde school lager zijn dan het berekende subsidiebedrag voor die school, wordt het meerdere afgewezen omdat dat deel van de subsidie niet noodzakelijk is, op grond van artikel 7 aanhef en onder d van de ASV.

Artikel 3.5 Verplichtingen verbonden aan subsidie binnenschoolse cultuureducatie

In het tweede lid is opgenomen dat ieder schoolbestuur waarvan een of meerdere onderwijslocaties deelnemen aan het BCE-aanbod, is vertegenwoordigd in het Platform BCE. In dit platform wordt het BCE-aanbod vastgesteld.

Artikel 4.2 Activiteiten die voor subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving in aanmerking komen

De activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie betreffen activiteiten die op vrijwillige basis worden uitgevoerd, mede door en voor inwoners van Nissewaard. Dat wil zeggen dat de organisatoren van de activiteiten geen inkomen verwerven met deze activiteiten (artikel 4.3, eerste lid). Muziekles, door een professionele muziekleraar die hiervoor een betaling ontvangt, valt dus niet onder dit hoofdstuk. Als dezelfde muziekleraar als vrijwilliger op zaterdagmiddag een groepsactiviteit verzorgt voor kinderen om hen met muziekinstrumenten in aanraking te laten komen en een leuke middag te hebben, dan komen de kosten van het organiseren van deze activiteit wel voor vergoeding op grond van dit hoofdstuk in aanmerking (vierde lid).

In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen het organiseren van kunst- en cultuuruitingen waaraan meerdere groepen of individuen deelnemen, zoals een festival (eerste lid) en het doen van optredens of uitvoeringen door de subsidieontvanger zelf (tweede en derde lid). Het verschil hiertussen is onder andere dat bij het eerste lid meerdere uitvoerende partijen activiteiten uitvoeren, al dan niet naast de organiserende partij. Bij een optreden of uitvoering geldt dat in principe alleen de subsidieontvanger is die deze activiteit uitvoert. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om dans, theater, kleinkunst, muziek, zang, spoken word, literatuurlezingen, dichtkunst, beeldende kunst of schilderkunst. Bij een optreden wordt aan de uitvoerende partij subsidie verleend voor de kosten van voorbereiding, organisatie en uitvoering door de organisatie zelf. De subsidie voor het eerste lid betreft het organiseren en (laten) uitvoeren van deze bundeling van activiteiten op een locatie in een beperkte tijd en onder één overkoepelende naam. Het kan voorkomen dat partij A bijvoorbeeld een festival organiseert en hiervoor subsidie ontvangt op grond van het eerste lid en partij B hier een optreden verzorgt en hiervoor subsidie ontvangt op grond van het tweede lid voor de eigen kosten. De subsidieontvangers kunnen geen inkomen verwerven uit de subsidie. Wel kunnen de subsidieontvangers van subsidie op grond van het eerste lid door derden activiteiten laten uitvoeren als onderdeel van bijvoorbeeld het festival, welke wel een financiële vergoeding mogen ontvangen.

Publiek toegankelijke locaties met een museale functie met educatieve of cultuurhistorische waarde die hier worden bedoeld zijn kleinschalige musea die worden geëxploiteerd door vrijwilligers. Zodra een organisatie voor een museale functie een medewerker in dienst heeft ten behoeve van de museale functie, geldt artikel 4.2 eerste lid en is er geen subsidie meer mogelijk binnen deze subsidieregeling.

Artikel 4.3 Voorwaarden verbonden aan de subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving

De meeste activiteiten vinden plaats binnen de gemeentegrenzen van Nissewaard. Dat is ook een voorwaarde. Alleen de activiteiten op grond van artikel 4.3, tweede lid zijn hierop een uitzondering. Hiervoor geldt dat niet de activiteit in Nissewaard moet worden uitgevoerd, maar dat de subsidieontvanger gevestigd is in Nissewaard. Op deze wijze kunnen ook optredens buiten Nissewaard, zoals deelname aan een evenement elders, voor subsidie in aanmerking komen. Een gevarieerd kunst- en cultuuraanbod in Nissewaardse wijken en kernen is immers ook gebaat bij uitwisselingen met activiteiten van buiten de gemeente. Dit kan de kwaliteit en creativiteit te goede komen en draagt bij aan talentontwikkeling. Uiteraard is het wenselijk dat in ieder geval een deel van de optredens of uitvoeringen wel in Nissewaard plaatsvindt.

Artikel 4.4 Hoogte van de subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving

In de ASV is bepaald dat een aanvraag voor subsidie digitaal wordt gedaan. Rechtspersonen doen dit via e-Herkenning en natuurlijke personen via DigiD. De Algemene wet bestuursrecht, maar ook de hardheidsclausule in de ASV, biedt altijd de mogelijkheid af te wijken van deze verplichting. De kosten voor e-Herkenning kunnen in de subsidiebegroting worden opgenomen. Hier kan een vergoeding voor worden verstrekt met een door burgemeester en wethouders te bepalen maximumbedrag. In dit artikel wordt het maximum gesteld op € 50 per jaar. Indien een organisatie voor meerdere activiteiten in hetzelfde tijdvak subsidie aanvraagt, kunnen de kosten voor e-Herkenning slechts eenmaal worden opgevoerd; deze kosten gelden immers per organisatie en niet per activiteit. Indien per subsidieaanvrager een maximumbedrag is opgenomen voor een activiteit, vallen de kosten voor e-Herkenning binnen dit maximumbedrag.

Een activiteit is bijvoorbeeld een optreden. Als er meerdere optredens in een jaar plaatsvinden, zijn dit daarmee ook meerdere activiteiten waar iedere keer een subsidiebedrag tegenover staat. De hoogte van het subsidiebedrag is maximaal de kosten die men maakt tot een in dit artikel opgenomen maximum.

Het tweede lid geeft aan welke kosten binnen dit hoofdstuk in aanmerking komen voor subsidie. Dit bestaat uit de volgende elementen:

de kosten van de activiteit: dit bestaat bijvoorbeeld uit de huur van een ruimte voor de activiteit, huur of afschrijving van materiaal dat nodig is voor de uitvoering van de activiteit, zoals instrumenten, geluidsapparatuur, een kraam of meubilair. Ook aankoop van eenmalig te gebruiken materiaal voor de activiteit kan als noodzakelijke kosten worden opgevoerd, zoals verf en schilderdoek. Voor de museale functie betreft het bijvoorbeeld de huur of hypotheekrente van het pand met museale functie, onderhoudskosten om de cultuurhistorische waarde te behouden en aanschaf van educatief materiaal.

de voorbereiding hiervan: dit is bijvoorbeeld huur van oefenruimte voor een uitvoering in de toekomst, huur van expositieruimte of communicatiemateriaal om reclame te maken voor de activiteit.

noodzakelijke randvoorwaarden om tot de activiteit te komen: dit kunnen bijvoorbeeld kosten zijn van een dirigent bij een koor of muziekvereniging, noodzakelijke verzekeringskosten, administratiekosten, contributie voor een landelijke bond, of een website.

verminderd met bijdragen van derden: dit zijn bijvoorbeeld giften of sponsorbijdragen, contributie, bijdragen van inwoners of entree-heffingen. Indien er entree wordt gevraagd voor een activiteit, moet dit in verhouding staan tot het vrijwillige karakter ervan. Bijvoorbeeld indien er schilderijtjes wordt gemaakt door kinderen tijdens een workshop en deze mogen mee naar huis worden genomen, is het voorstelbaar dat de kosten van het doek en de verf mede worden betaald door de ouders. Als een entree-bijdrage of contributie wordt gevraagd voor consumpties die worden genuttigd tijdens de activiteit en dit niet meer dan kostendekkend is, wordt dit buiten beschouwing gelaten. Kosten voor consumpties komen namelijk niet voor subsidie in aanmerking en de kosten hiervan zullen dus op een andere wijze moeten worden gedekt. Entree of contributie is hier een goed middel voor. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor kleding die gebruikt wordt voor een optreden (zie ook artikel 7.2).

In het derde tot en met vijfde lid zijn maximale subsidiebedragen opgenomen voor de verschillende activiteiten. Een organisatie mag subsidie aanvragen voor meerdere activiteiten in hetzelfde tijdvak. De maximale subsidie voor activiteiten op grond van artikel 4.2 derde tot en met vijfde lid bedraagt

€ 5.000 per organisatie.

Artikel 4.6 Afwegingskader subsidie bevordering kunst- en cultuurbeleving en verdeling subsidieplafond

Van alle aangevraagde subsidies op grond van dit hoofdstuk wordt een individuele beoordeling gemaakt. Deze beoordeling omvat bijvoorbeeld in hoeverre er weigeringsgronden van toepassing zijn (artikel 7 ASV) en in hoeverre er voor kosten subsidie wordt gevraagd die niet noodzakelijk zijn of niet voor vergoeding in aanmerking komen (artikel 7.2). Het resultaat van deze individuele beoordeling, met het bijbehorende te verlenen subsidiebedrag wanneer overgegaan wordt tot verlening, komt op een ‘Verleningslijst’. Indien het totaalbedrag op de verleningslijst maximaal het subsidieplafond bedraagt, worden alle subsidies conform de Verleningslijst verstrekt. Indien het subsidieplafond hiervoor niet toereikend is, worden alle te verlenen bedragen op de Verleningslijst, met eenzelfde percentage verlaagd zodat het plafond wel toereikend is.

Aanvragen die na 1 juni worden ontvangen, komen niet op de Verleningslijst. Deze aanvragen, mits volledig, worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Verlening van in aanmerking komende subsidiebedragen vindt plaats voor zolang er ruimte is binnen het subsidieplafond, nadat de subsidies op de verleningslijst zijn verstrekt.

Hoofdstuk 5 Muziekonderwijs aan jeugdigen

Het Centrum voor de Kunsten (CvdK), dat onderdeel is van de gemeente Nissewaard, biedt geen muzieklessen aan. Muziekdocenten kunnen tegen betaling wel gebruik maken van de ruimte van het CvdK, maar zijn zelfstandig. In dit hoofdstuk is de mogelijkheid gecreëerd om subsidie te verlenen voor professioneel muziekonderwijs. Dit om de drempel voor jeugdigen (en hun ouders) voor muziekonderwijs te verlagen. Subsidie is alleen mogelijk wanneer de les wordt verzorgd door bevoegde muziekdocenten, bijvoorbeeld docenten met een conservatoriumopleiding of lerarenopleiding muziek. De subsidiemogelijkheid is beperkt tot jeugdigen, omdat juist voor deze groep muziekonderwijs sterk bijdraagt aan hun ontwikkeling en ontplooiing. De subsidie bedraagt niet meer dan de kosten. Voor een toelichting wat hieronder kan worden verstaan, wordt verwezen naar de toelichting behorend bij artikel 4.4.

Hoofdstuk 6 Kunstuitleen

Voor kunstuitleen wordt aan slechts één organisatie subsidie verleend. Hiervoor gelden de volgende redenen:

  • -

    Voor een goede kunstuitleen die het gestelde doel kan bereiken heb je voldoende kunstenaars nodig die hierbij zijn aangesloten. Dit bevordert de diversiteit, kwaliteit en keuzemogelijkheid voor het publiek.

  • -

    Eén organisatie is duidelijker voor potentieel geïnteresseerde ‘leners’. Men weet waar men terecht kan en heeft daar een voldoende groot aanbod.

  • -

    Eén sterke organisatie kan makkelijker externe inkomsten verwerven, zoals sponsorbijdragen waardoor men minder afhankelijk wordt van gemeentelijke subsidie.

  • -

    Een kunstuitleen vergt permanente ruimte voor expositie en opslag. Dit is relatief duur. Het is daarom niet kosteneffectief om aan meerdere organisaties voor dit doel subsidie te verlenen.

Artikel 7.2 Niet in aanmerking komende kosten of activiteiten

In dit artikel zijn kosten en activiteiten opgenomen die op grond van deze regeling niet in aanmerking komen voor subsidie. Het kan zijn dat voor bijvoorbeeld verbouwing van een pand wel subsidie mogelijk is. Dit zal echter apart moeten worden aangevraagd en is geen onderdeel van deze subsidieregeling.

Dat geldt ook voor vervanging van uniformen van een muziekvereniging. Dit komt maar eens in de aantal jaren voor en is daarmee een incidentele subsidieaanvraag die niet binnen deze regeling valt. Kleding in het algemeen komt niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking. De reden hiervan is dat kleding vaak niet uitsluitend voor de uitvoering van de activiteit kan worden gebruikt. Nette, op elkaar afgestemde kleding van een koor, kan ook privé worden gedragen. Kleding gebruikt in een kindermusical, kan met carnaval worden gebruikt of worden gebruikt om je te verkleden en in te spelen. Het kan voorkomen dat kleding zo specifiek is, dat het alleen gebruikt kan worden voor die activiteit. Het is dan wenselijk de kleding, net als de consumpties, te dekken uit andere inkomsten zoals entreebijdragen, contributie of sponsoring. Is dat allemaal niet mogelijk, dan kan gemotiveerd een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule.

Voor kosten van maaltijden en andere consumpties geldt dat hiervoor geen subsidie mogelijk is. De feitelijke kosten kunnen worden opgevangen door een eigen bijdrage van gebruikers van deze consumpties en maaltijden. Dat kan via een vast, minimaal kostendekkend, bedrag per activiteit of door specifiek voor iedere consumptie een geldbedrag in rekening te brengen.

Artikel 7.4 Aanvraag tot vaststelling en vaststelling van de subsidie

Over ambtshalve vaststelling zegt artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht dat burgemeester en wethouders de vaststelling kunnen intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen als er nieuwe feiten of omstandigheden naar voren komen. Voorwaarde is wel dat de subsidieontvanger de nieuwe feiten wist of had kunnen weten of indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan diens verplichtingen. Herziening van de vaststelling kan tot vijf jaar na de oorspronkelijke vaststelling.

Subsidies van niet meer dan € 5.000 worden bij verlening direct ambtshalve vastgesteld, tenzij de bij de aanvraag gevoegde begroting voor een deel bestaat uit ramingen van uitgaven of inkomsten met een grote mate van onzekerheid.

In afwijking van artikel 11, eerste lid van de ASV, kunnen subsidies van meer dan € 5.000 ambtshalve worden vastgesteld, indien er geen twijfel bestaat dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn of worden uitgevoerd en de hoogte van de subsidie is bepaald op grond van feitelijke gegevens die niet meer kunnen wijzigen. Deze bepaling is in ieder geval van toepassing op subsidies binnenschoolse cultuureducatie op grond van hoofdstuk 3.

Er is geen mogelijkheid een egalisatiereserve te vormen zoals benoemd in artikel 9 van de ASV. Wel kan er reden zijn het teveel ontvangen bedrag in het daaropvolgende jaar in te zetten. Dit vraagt om herziening van de beschikking tot subsidieverlening voor dat jaar.