Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739674
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739674/1
Geldend van 26-05-2025 t/m heden
Samen stad en dorp maken
Leeswijzer

Hoofdstuk 1 (1. Waarom een omgevingsvisie?)
Wat is de omgevingsvisie? Waarom doen we dit? Wat is de relatie met de vorige versie en de toekomstvisie? En hoe hebben we deze visie gemaakt?
Hoofdstuk 2 (2. Het verhaal van Sittard-Geleen anno 2025)
In dit hoofdstuk beschrijven we waar we vandaan komen en wat de positionering van de gemeente is. Wat maakt Sittard-Geleen bijzonder? Wat is de beginsituatie? En wat zijn de belangrijkste opgaven waar we mee aan de slag moeten de komende jaren?
Hoofdstuk 3 (3. De koers van Sittard- Geleen richting 2040)
In dit hoofdstuk beschrijven we de koers die Sittard-Geleen vaart. We beschrijven wat voor gemeente we willen zijn en de ambities die onze richting bepalen naar de toekomst.
Hoofdstuk 4 (4. De vertaalslag naar de gebieden)
Wat betekenen de ambities voor de verschillende gebieden? Dat beschrijven we in dit hoofdstuk. Welk toekomstbeeld hebben we voor de dorpen, de stedelijke woonwijken, het centrum van Sittard en Geleen, het buitengebied en voor onze bedrijventerreinen?
Hoofdstuk 5 (5. Onze ambities bereiken)
De ‘uitvoeringsparagraaf’ gaat in op onze rol, inzet van instrumenten, samenwerking van partners en de praktische en financiële uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 6 (6. De tien ambities uitgewerkt)
In dit deel werken we de ambities uit. We beschrijven hierbij per ambitie een toekomstbeeld van Sittard-Geleen in 2040. Daarnaast vertellen we welke beleidskeuzes we nu maken om de ambitie te bereiken.
1. Waarom een omgevingsvisie?
1.1. Omgevingsvisie Sittard-Geleen

Sittard-Geleen wil een prettige omgeving zijn om in te wonen, werken, leren en ontspannen. Nu en in de toekomst. Daarvoor is onze samenleving veerkrachtig en speelt ze constant in op nieuwe ontwikkelingen. Bijvoorbeeld als het gaat over klimaat, wonen, energie en milieu. Om aan te geven hoe we hieraan willen bijdragen in de fysieke leefomgeving, stellen we een omgevingsvisie vast.
De omgevingsvisie is onze langetermijnvisie op de fysieke leefomgeving van Sittard-Geleen. We kijken daarbij richting 2040 en af en toe zelfs verder. Het gaat bijvoorbeeld over wonen, bedrijven, wegen, water, bodem en lucht. En ook over landschap, natuur en erfgoed. Al deze thema’s komen samen in onze leefomgeving. In de omgevingsvisie bekijken we ze daarom in samenhang met elkaar.
1.2. Relatie met de Toekomstvisie 2030
Sittard-Geleen is van de samenleving. Sittard-Geleen maken we daarom samen. Inwoners, organisaties, bedrijven en gemeente met elkaar. In buurten, wijken, kernen, de gemeente en de regio. Voor ons is het deelnemen van de samenleving een belangrijk uitgangspunt. We willen waar mogelijk gelijkwaardig samenwerken en beslissen, ook al heeft iedereen daarin zijn eigen rol.
De richting van Sittard-Geleen is daarom ook door de samenleving zelf geformuleerd in de Toekomstvisie 2030. Hierin staat dat we een samenleving willen zijn die sociale, ecologische, economische en institutionele veerkracht heeft. We maken deze ‘doelen van de samenleving’ ook samen concreet. Met de omgevingsvisie vertalen we de doelen uit de Toekomstvisie 2030 naar tastbare oplossingen in de fysieke leefomgeving. De ambities en keuzes in deze omgevingsvisie zijn het resultaat van onze gesprekken met de inwoners, bedrijven en organisaties. In de omgevingsvisie maken we duidelijk hoe wij bijdragen aan een veerkrachtig Sittard-Geleen. De omgevingsvisie vormt hierbij geen eindpunt, maar een nieuw ijkpunt in het ‘samen stad en dorp’ maken.
1.3. Omgevingswet
De omgevingsvisie is een wettelijk verplicht instrument vanuit de Omgevingswet. De omgevingsvisie bevat volgens deze wet:
een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving,
de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied,
de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid.
Bij het opstellen van de omgevingsvisie hebben we rekening gehouden met een aantal wettelijke beginselen:
het voorzorgsbeginsel
het beginsel van preventief handelen
het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron bestreden moeten worden
het beginsel dat de vervuiler betaalt
De omgevingsvisie bindt ons als gemeente. Ze is de basis voor beleidsdoorwerking en -uitvoering. Ze is daarmee het kader bij het beoordelen van initiatieven van inwoners en ondernemers en gemeentelijke projecten in de leefomgeving.
Met de keuzes in de omgevingsvisie zorgen we voor balans tussen de verschillende (sociale, economische en ecologische) doelen die samenkomen in de leefomgeving. Ieder gebied in de gemeente (het centrum van Sittard en van Geleen, de stedelijke woonwijken, de dorpen, de industrie- en bedrijventerreinen en buitengebied) krijgt hiermee een eigen perspectief om zich te ontwikkelen. Het maken van keuzes schept ruimte om samen te ontwikkelen in de juiste richting. We geven in deze omgevingsvisie aan welke ontwikkelingen we de komende jaren willen stimuleren. Hiermee geven we ook aan wat we niet willen. Om zo het centrum, de dorpen, wijken, bedrijventerreinen en het buitengebied te verbeteren.
1.4. Het proces
We werkten in een aantal stappen samen toe naar dezeomgevingsvisie
In samenspraak met inwoners, ondernemers en organisaties werkten weaan deze nieuwe omgevingsvisie voor Sittard-Geleen. We betrokken desamenleving zorgvuldig, zodat alle perspectieven, kennis en creativiteit op tafelkwamen. Door goede ideeën en twijfels met elkaar te bespreken, ontstondenbetere uitkomsten. Dat deden we in vier stappen.
Stap 1: Doelen van de omgevingsvisie
De nieuwe omgevingsvisie begon met het bepalen van doelen. Het startpunt hiervoor was de Toekomstvisie 2030. Samen met inwoners, bedrijven, maatschappelijke instellingen, andere overheden en onze gemeenteraad voerden we open gesprekken over onze doelen op ecologisch, economisch en sociaal-maatschappelijk vlak. Deze doelen zijn in december 2022 vastgesteld door de gemeenteraad en waren het startpunt voor de keuzes over de leefomgeving.
Stap 2: Foto van de Leefomgeving en Toekomstbeelden
In 2023 is een Foto van de Leefomgeving gemaakt. Hierin beschreven we de huidige situatie en de trends en ontwikkelingen voor de komende jaren. Dit gaf ons een goed beeld van de opgaven die we de komende jaren hebben in de leefomgeving. Ook stelden we op basis van de doelen uit stap 1 drie mogelijke toekomstbeelden op. Deze toekomstbeelden beschrijven de mogelijkheden om te werken aan onze opgaven vanuit de drie verschillende invalshoeken (economisch, ecologisch, sociaal-maatschappelijk). De toekomstbeelden en de foto van de leefomgeving vormden de basis om opnieuw, maar nu concreter, in gesprek te gaan met inwoners, bedrijven en organisaties over de keuzes die we maken in de omgevingsvisie. Als hulpmiddel bij die gesprekken (in stap 3) ontwikkelden we factsheets. Die laten per thema eenvoudig de belangrijkste informatie zien.
Stap 3: In gesprek over de concept-omgevingsvisie
Vanuit de inzichten uit de eerdere stappen stelden we een concept-omgevingsvisie op. Hierover spraken we uitgebreid met inwoners, ondernemers en organisaties, zowel tijdens fysieke bijeenkomsten als online. Het Participatieverslag laat de reacties zien.
Stap 4: Definitieve omgevingsvisie
Op basis van de reacties uit de participatie is de concept-omgevingsvisieduidelijk uitgewerkt tot ontwerp-omgevingsvisie. Die is vervolgens getoetstaan een omgevingseffectrapportage (OER) (Bijlage IV Omgevingseffectrapport (OER) Omgevingsvisie Sittard-Geleen). In deze fase is de omgevingsvisieook getoetst op toepasbaarheid door lopende en bestaande initiatieven alsproef te gebruiken hiervoor. De ontwerp-omgevingsvisie en OER hebben zesweken ter inzage gelegen. Met een zienswijzenverslag is de omgevingsvisieen de OER begin 2025 ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad. Na vaststelling is de omgevingsvisie definitief.
Bij het maken van de omgevingsvisie heeft in elke stap participatie plaatsgevonden. Het hele traject zijn wij uitgebreid in gesprek geweest met de samenleving: in de wijken en kernen, op de markten, online, in het gemeentekantoor, in de gemeenteraad en bij regiopartners. We spraken met inwoners, ondernemers en mensen van de organisaties in onze gemeente, met jong en oud, uit alle verschillende delen van onze gemeente. Bijzondere aandacht was er ook voor jongerenparticipatie; we hebben met kinderen en jeugdigen gesproken en gewerkt aan de (thema’s van) de omgevingsvisie. De continue participatie heeft veel waardevolle informatie voor de omgevingsvisie opgeleverd.
Een begeleidingsgroep met vertegenwoordigers uit de samenleving heeft meegedacht in het vormgeven van de participatie. Voor de participatie in het traject van de omgevingsvisie stelden wij de volgende doelen:
Het verrijken van de inhoud van de omgevingsvisie met ervaringskennis van inwoners, organisaties en bedrijven.
Het vergroten van de betrokkenheid van inwoners en andere partijen bij de toekomst van hun leefomgeving.
Bewustwording over de opgaven waar de gemeente de komende jaren voor staat en begrip voor de, soms lastige, keuzes die gemaakt moeten worden.
2. Het verhaal van Sittard-Geleen anno 2025
2.1. Inleiding

We zijn trots op onze ontstaansbasis in het land tussen Heuvelland en Maasvallei. En onze traditie in transitie die ons karakter van veerkrachten innovatiekracht heeft bepaald. Dit heeft het Sittard-Geleen anno 2025 opgeleverd met verschillende landschappen, stedelijke woonwijken, dorpen en industrie- en bedrijventerreinen en het centrum van Sittard en van Geleen, die elkaar aanvullen. Onze aanpak voor de toekomst willen we laten aansluiten op onze identiteit en huidige kwaliteiten. In dit hoofdstuk laten we daarom deze identiteit en kwaliteiten zien aan de hand van onze geschiedenis, het landschap en de mensen. Vervolgens gaan we in op de opgaven voor de toekomst. Tot slot lichten we onze (eu)regionale positionering toe.
2.2. Onze identiteit en kwaliteiten
Land tussen Heuvelland en Maasvallei
Het landschap van onze gemeente is bijzonder door de overgang van de Maasvallei in het westen naar het Heuvelland in het oosten. Hiertussen is het relatief vlakke Graetheideplateau te vinden. Dwars door de gemeente stroomt de Geleenbeek, die aan de noordzijde van de gemeente vergezeld wordt door de Rode Beek. Water en land zijn in onze gemeente met elkaar vervlochten. Van oudsher dooraderen de Maas en beeklopen onze gemeente en verbinden steden, dorpen en land met elkaar. Vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis op diverse plekken is zowel stedelijk als landelijk gebied dooraderd met groen. Hierin zijn de verschillende tijdslagen van onze ontstaansgeschiedenis zichtbaar. Met prachtige kastelen, een historische vestingstad en een rijke mijnhistorie direct in de achtertuin van onze inwoners.
Een traditie in transitie
In het gebied dat we nu kennen als Sittard-Geleen vestigden zich ruim vijfduizend jaar voor Christus de eerste mensen. Deze groep mensen, ook wel bekend als de bandkeramiekers, leidden hiervoor een nomadenbestaan. De lössgronden nabij de Geleenbeek vormden een geschikte plek om woningen te bouwen en langer te verblijven. Door de beek was water dichtbij en de gronden waren vruchtbaar.
Ongeveer tweeduizend jaar geleden strekte het Romeinse Rijk zich uit tot aan de Rijn. Heel Limburg was destijds onderdeel van het Romeinse Rijk. Dit bracht innovaties uit de rest van het Romeinse Rijk naar Sittard-Geleen. Op een groot aantal plekken in onze gemeente zijn archeologische sporen uit die tijd gevonden. Zo zijn in Sittard-Geleen resten van meerdere Romeinse wegen gevonden.
De middeleeuwen was de tijd van kerkdorpen en steden. Veel van onze kerkdorpen zijn destijds stevig gegroeid. Sittard kreeg in 1243 officieel stadsrechten. De stad werd versterkt met stadswallen, die nu nog zichtbaar zijn, en de stad ontwikkelde zich tot vestingstad. De huidige landsgrenzen bestonden toen niet. De primaire oriëntatie van Sittard was langs de oost-west georiënteerde handelsroute (van Jülich in Duitsland naar Stokkem in België). Geleen was in de middeleeuwen als kerkdorp onderdeel van de heerlijkheid Valkenburg. In 1558 werd ze tot autonome heerlijkheid en in 1654 tot graafschap verheven. Born, Limbricht en Bicht waren andere heerlijkheden alvorens gemeenten ontstonden.

Lange tijd kende Sittard-Geleen, met uitzondering van vestingstad Sittard, een vooral agrarisch bestaan. De landbouw leidde tot talloze uitvindingen om grond efficiënter te bewerken en mensen te voeden. Als laatste werd het Graetheideplateau ontgonnen. In de negentiende eeuw werd Sittard-Geleen onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden waardoor de oriëntatie veranderde. Er werden in noord-zuid richting rijksweg, spoor en kanaal aangelegd. Dit luidde een tijd van grote (industriële) vernieuwing in.
In 1915 werd besloten om in Lutterade een vierde Staatsmijn te openen, Staatsmijn Maurits. De mijnbouwtijd heeft een grote invloed gehad op de hele regio. Voor de ingebruikneming van de mijn bestond Geleen in haar huidige vorm niet. Oud-Geleen, Lutterade en Krawinkel waren destijds drie losse dorpen. Na de ingebruikneming van de mijn werd het inwoneraantal in het gebied zeven keer zo hoog en moesten veel nieuwe woningen worden gebouwd. Er kwamen vooral in Geleen, maar ook in Sittard, nieuwe woningen voor de vele mijnwerkers en hun gezinnen, waaronder in de mijnwerkerskoloniën. De mijnindustrie drukte een flinke stempel op de samenleving. Het was niet alleen de grootste werkgever in de regio, maar ze investeerde ook in lokale verenigingen, harmonieën, schutterijen en fanfares. Het hele leven was daardoor vervlochten met de mijnbouw.
In de jaren 60 van de vorige eeuw werd geleidelijk duidelijk dat de Limburgse mijnindustrie geen toekomst meer had. Op 17 december 1965 kwam het besluit om ook Staatsmijn Maurits te sluiten. Het sluiten van de mijnen in de tweede helft van de vorige eeuw had een nog steeds zichtbare kwetsbaarheid van bepaalde wijken tot gevolg. Tegelijkertijd is het gelukt om met veerkracht en innovatiekracht verder economisch te ontwikkelen. De mijnindustrie heeft ook de ingenieurs en daarmee het ingenieursdenken – voortdurend zoeken naar innovatieve oplossingen – naar de regio gebracht. Uit de mijn ontstond de chemische industrie op Chemelot en de autoindustrie en de haven bij Born.
Veerkracht en innovatiekracht als gezamenlijk karakter
Anno 2025 voltrekt zich de volgende transitie. Die van fossiel naar circulair. Sittard-Geleen heeft een sterke traditie in transitie vanuit een mentaliteit van gewoon doen en hard werken. Met het midden- en kleinbedrijf als het kloppend hart van bedrijvenparken en winkelgebieden én met Brightlands Chemelot Campus en Chemelot Industrial Site met wereldwijde koplopers, is een stevige basis gelegd voor het nieuwe hoofdstuk van Sittard-Geleen. De inwoners, organisaties en bedrijven in onze gemeente zijn er trots op te leven op de plek waar de circulaire toekomst steeds meer realiteit wordt. Met het innoveren in de genen, breken we hier grondstoffen af tot op het allerkleinste niveau, om ze weer opnieuw op te bouwen. Klaar om hergebruikt te worden in onze huizen, straten en wijken. Waar het goede wonen in gemeenschappen met menselijke maat verbonden is met een groeiende en bloeiende circulaire internationale economie.
Sittard-Geleen bestaat uit verschillende stedelijke wijken, dorpen en landschappen,
wat doet vermoeden dat er van een gemeenschappelijke identiteit geen sprake is. Niets
is minder waar. We zijn trots op onze gezamenlijke identiteit. Met hierbinnen unieke
verschillende landschappen, stedelijke woonwijken, dorpen en werkgebieden die elkaar
aanvullen.
2.3. Opgaven voor de toekomst
Vanuit onze identiteit en huidige kwaliteiten zijn er verschillende opgaven waar we de komende jaren mee aan de slag moeten. Aansluitend op de veerkrachten uit onze Toekomstvisie 2030, zijn de opgaven gestructureerd aan de hand van sociale, economische en ecologische thema’s.
Sociale Thema's
Samenleven

We hebben de opgave om de samenleving inclusiever te maken zowel in fysieke als maatschappelijke zin, zodat iedereen kan meedoen. Ontwikkelingen in de omgeving kunnen daaraan bijdragen. Hoe maken we ruimte voor ontmoeting, beweging en ontwikkeling voor iedereen in onze buurten, wijken en centra? En hoe maken we de openbare ruimte nog beter toegankelijk?
Wonen

Sittard-Geleen heeft anno 2025 circa 92 duizend inwoners. We verwachten dat onze gemeente tot 2030 groeit met circa 500 huishoudens. Dat zijn vooral eenpersoonshuishoudens en oudere stellen. Na 2030 verwachten we zonder ingrijpen een daling van het aantal huishoudens. Het is dan ook nodig om nieuwe mensen aan ons te binden, om zo de beroepsbevolking en daarmee het draagvlak voor voorzieningen op peil te houden. Vanuit de huidige bevolking is er de komende jaren een grote vraag naar nieuwe, vooral betaalbare en levensloopbestendige woningen. Daarnaast verandert de vraag naar woningen, wat vraagt om aanpassing van de bestaande woningvoorraad. Op termijn kan het zijn dat we door de bevolkingsontwikkeling te veel niet-levensloopbestendige woningen hebben. Met name de kwetsbare woningen in zwakkere wijken en verouderde, ontoegankelijke woningen vragen onze aandacht. Daarnaast hebben we een verantwoordelijkheid voor groepen zoals statushouders, ontheemden en woonwagenbewoners.
Maatschappelijke voorzieningen

Een groot deel van de scholen en andere maatschappelijke gebouwen vraagt vernieuwing of verplaatsing. Bijvoorbeeld vanwege een te hoog energieverbruik, slecht binnenklimaat, andere onderwijsvorm of ligging die niet meer past bij de huidige behoeftes en wensen. We krijgen andere behoeftes en voelen ons minder lokaal verbonden. Dat heeft invloed op het gebruik van maatschappelijke gebouwen. Daarom moeten we ervoor zorgen dat maatschappelijke voorzieningen blijven aansluiten bij de behoeftes en wensen van dorpen en buurten én bij de mogelijkheden van de gemeente. Scholen moeten plekken worden waar kinderen en jongeren zich, in de brede zin van het woord, kunnen ontwikkelen en ontplooien. Dit vraagt om keuzes over het renoveren en soms slopen van ons maatschappelijk vastgoed. En zeker ook om op een gedurfde en innovatieve manier naar de huisvesting van onderwijs te kijken.
Mobiliteit

In 2050 moet het mobiliteitssysteem in onze gemeente CO2-neutraal zijn. Ook hebben we de opgave om onze inwoners voor hun gezondheid meer te laten bewegen. Hiervoor is het nodig om meer ruimte voor fietsen en lopen te creëren en het openbaar vervoer beter te maken. Ook blijft verkeersveiligheid een opgave, zeker rondom onze scholen.
Cultuur

Culturele hotspots als Maastricht, Heerlen en Genk zijn dichtbij. Sittard-Geleen heeft de opgave om een complementair aanbod daarop aan te bieden, vanuit onze eigen identiteit. Daarnaast verandert op lokaal niveau de behoefte van mensen. Dat heeft invloed op het ledenaantal van verenigingen, gebruik van gebouwen en het soort evenementen.
Erfgoed

Ons erfgoed is van iedereen. Daarom zetten we in op beleving, zodat mensen kunnen genieten van het erfgoed. In onze gemeente hebben we veel jong erfgoed uit de periode na 1965, dat we meer willen koesteren. Daarnaast hebben onze historische gebouwen bouwkundig gezien aandacht nodig. Het hergebruiken van historische gebouwen zien we daarom als een belangrijke kans. Met het verder ontwikkelen van de vestingstad als bijzondere kracht.
Externe veiligheid

We willen inwoners en bezoekers beschermen tegen veiligheidsrisico’s van bedrijven en infrastructuur. Groepen mensen nabij een risicobron die niet zelfredzaam zijn verdienen extra bescherming. Tegelijkertijd willen we op bepaalde plekken milieuruimte voor de bedrijven in Sittard-Geleen. Ook willen we stedelijke ontwikkeling in de stationsomgeving mogelijk maken.
Milieu en ondergrond

Door de energietransitie, aanpassing aan het klimaat en de groei van telecommunicatie stijgt de vraag naar ruimte onder de grond. Dit zorgt voor druk op bestaande kabels en leidingen én op de wortelruimte van bomen. Het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verminderen van geluidsoverlast is een opgave die bijdraagt aan de gezondheid van onze inwoners.
Sociale veiligheid

Hoe richten we de openbare ruimte zo in dat de veiligheid én het veiligheidsgevoel van onze inwoners het uitgangspunt zijn en criminaliteit en overlast minder kans krijgen? Hoe roepen we criminaliteit op bedrijventerreinen en in leegstaande panden een halt toe? Hoe zorgen we ervoor dat inwoners zich meer verantwoordelijk voelen voor hun omgeving en zo bijvoorbeeld minder snel rommel achterlaten en overlast veroorzaken?
Economische Thema's
Industrie

In plaats van door de tijd ingehaald te worden, doet Chemelot er alles aan om bij de tijd te blijven. Om een voorsprong in te nemen en te veranderen. En om de balans tussen de samenleving, aarde en natuur te borgen, door circulair te gaan werken. Door verspilling tegen te gaan en gebruikte materialen en producten te verwerken tot nieuwe grondstoffen voor nieuwe producten. Heel eenvoudig gesteld, straks laat Chemelot het afval van twintig miljoen Europese huishoudens elders verzamelen en dusdanig bewerken dat het gebruikt kan worden als grondstof. Vervuilende fossiele grondstoffen als aardolie en aardgas zijn dan niet meer nodig. Het project Chemelot Circular Hub zet de eerste stappen naar een grondstoffentransitie. Met oog voor een groene omgeving en de samenleving. Voor het voormalige automotivecluster blijft het zoeken naar een nieuwe invulling van de locatie, onder andere gerelateerd aan de automotivesector.
Logistiek

Het goederenvervoer gaat toenemen, want er zijn andere (secundaire) grondstoffen nodig om aardgas en -olie te vervangen. Het groeiend transport gebeurt zoveel mogelijk via buis, water en spoor, maar er zal ook meer verkeer over de weg nodig zijn. Het beperken van de overlast en het borgen van de veiligheid is een belangrijke opgave.
Detailhandel en horeca
De winkeliers kampen al jaren met uitdagingen zoals online winkelen en de gevolgen van vergrijzing en bevolkingsafname. Het percentage winkelleegstand neemt daardoor nog steeds toe. Onze voorzieningen zullen in de toekomst anders ingericht moeten worden. De winkelcentra worden steeds kleiner en op sommige plekken verdwijnen voorzieningen helemaal.
Lokale bedrijvigheid

Er is meer vraag naar bedrijfslocaties en minder naar kantoren. Dat vereist aanpassing van de bestaande bedrijventerreinen en kantoorlocaties. De omslag naar een circulaire economie vraagt op termijn ook om meer ruimte, en biedt kansen voor een nieuwe economie. Om de beroepsbevolking op peil te houden, is het nodig nieuwe inwoners aan te trekken.
Vrijetijdseconomie

Gezamenlijk met de gemeenten in Zuid-Limburg werken we aan het aantrekkelijk maken van onze regio en het spreiden van toerisme over de verschillende gemeenten. We verwachten dat (zakelijk) toerisme en recreatie in onze gemeente daardoor zullen toenemen. Daarnaast nemen toerisme en recreatie in steden in het algemeen toe.
Afval en grondstoffengebruik

We willen de hoeveelheid afval per persoon de komende jaren stap voor stap verminderen. Van 100 kilo per persoon in 2025 naar 30 kilo in 2030 en helemaal geen afval in 2050. We moeten materialen en grondstoffen recyclen om minder afval te verbranden of te storten. Producten en onderdelen moeten langer en intensiever gebruikt worden door hergebruik en reparatie. We moeten minder (primaire) grondstoffen gaan gebruiken en ze vervangen door secundaire grondstoffen, biogrondstoffen of grondstoffen die minder schadelijk zijn voor het milieu.
Ecologische thema's
Natuur en landschap

We hebben de opgave om de natuurgebieden in onze gemeente beter met elkaar te verbinden en de biodiversiteit te vergroten. Het verbeteren van de bereikbaarheid en verhogen van de gebruikswaarde van het landschap moet bijdragen aan gezondere inwoners in onze wijken en dorpen. Ook maakt dat het landschap aantrekkelijker voor nieuwe inwoners en toeristen. In ons agrarisch buitengebied speelt de transitie naar circulaire landbouw.
Klimaatadaptie en water

De zomer wordt steeds warmer. Richting 2050 hebben we kans op 30 tropische dagen per jaar. Met name kwetsbare mensen zijn gevoelig voor deze hitte. Daarnaast neemt het aantal dagen met extreme neerslag toe, wat leidt tot wateroverlast. Ook gaat droogtestress toenemen, waardoor beken droogvallen en het grondwater daalt. Dat heeft gevolgen voor de landbouw, natuur en drink- en koelwatervoorziening.
Stedelijk groen

Klimaatverandering, de opgave om de gezondheid van onze inwoners te verbeteren en de biodiversiteitsopgave vragen om een andere inrichting van de openbare en private buitenruimte, met minder bestrating en meer ruimte voor groen en water.
Energie

In 2050 willen we energieneutraal zijn. Dit betekent dat we onze energie hernieuwbaar opwekken. De regio Zuid-Limburg wil in 2030 een bijdrage leveren van 1,3 TWh opwek van hernieuwbare energie op land, als onderdeel van de landelijke opgave van 35 TWh. Energie besparen is belangrijk, want energie die niet verbruikt wordt, hoeft niet te worden opgewekt. In 2030 willen we 20% minder aardgas gebruiken. In 2050 moeten alle gebouwen van het aardgas af. We weten nog niet precies hoe het energiesysteem van de toekomst eruit gaat zien. Opwek van duurzame energie, gasloze wijken en elektrisch vervoer zorgen voor een groeiende vraag naar en toenemend aanbod van energie. Vaak is het bestaande netwerk hier niet op berekend. De energie-infrastructuur moet dus flink worden uitgebreid. Het elektriciteitsnetwerk is overbelast en moet ‘verzwaard’ worden. Dat vraagt om plek in de openbare ruimte. Er moeten ruim 500 transformatorhuisjes bijkomen in Sittard-Geleen om de levering van energie in woonwijken zeker te stellen. Daarnaast moet er bij het 150 kV-station op Graetheide een nieuw 380 kV-station komen, ook door de transitie van Chemelot. Steeds meer mensen kunnen hun energierekening niet betalen. De kans op energiearmoede is groter bij huishoudens met slecht geïsoleerde huizen.
2.4. Regionale positionering

Sittard-Geleen in regionaal perspectief (bron: Panorama Zuid-Limburg, 2023)
Sittard-Geleen is geen eiland. Het is een volwaardig onderdeel van de Westelijke Mijnstreek, regio Zuid-Limburg, Nederland en Euregio. Door onze ligging zijn onze opgaves in veel gevallen groter dan lokaal. |
Regio Zuid-Limburg
In de regio Zuid-Limburg werken we aan:
Het uitbouwen en circulair maken van de economie. De transitie van Chemelot heeft hierbij prioriteit.
De complexe transformatie van het stedelijk gebied, met wijken met grote achterstanden en herstructureringsopgaven.
Het behoud en de versterking van het groene middengebied (de Groene Long).
Natuur, landschap en landbouw
Het landschap en de bodem van Zuid-Limburg hebben unieke kwaliteiten die behouden en beschermd moeten worden. Met name het toeristisch en agrarisch gebruik vragen om aandacht. Enerzijds zijn deze gebruikers belangrijke landschapsbeheerders, anderzijds oefenen ze druk uit op de natuur en het landschap. Er moet een duurzaam verdienmodel gevonden worden waarin gewerkt kan worden met de eisen die bodem, water, landschap, klimaat en natuur stellen in Zuid-Limburg.
Water en klimaat
Water, natuur en landschap hebben invloed op elkaar. Overal in de regio moet rekening worden gehouden met bodem en water. Uitgangspunt van de oplossing is een systeembenadering die zoveel mogelijk inzet op natuurlijke oplossingen.
Mobiliteit
Zuid-Limburg heeft een polycentrische structuur, met meerdere zelfstandige centra. Daar speelt de mobiliteit nog onvoldoende op in. Het autogebruik is hoog en neemt veel ruimte in beslag. Dat komt onder andere doordat het huidige spoornetwerk niet aansluit op een aanzienlijk deel van de belangrijke woon- en werklocaties. Hier ligt een opgave om de afhankelijkheid van de auto te verminderen en een volwaardig alternatief aan te bieden.
Energienetwerken en energieopwek
De capaciteit van de huidige energie-infrastructuur is onvoldoende. Daardoor vormt het een bottleneck voor de energietransitie en de economische ontwikkeling van Zuid-Limburg. Goede aansluiting op nationale en internationale energienetwerken is van belang. De aansluiting van Chemelot op het waterstofnetwerk is een randvoorwaarde voor de verduurzaming van het hele cluster en de transitie naar een circulaire economie. Bij de opwek van energie is het belangrijk om het waardevolle Zuid-Limburgse landschap te beschermen. Energieopwek inclusief energieopslag wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op plekken met minder landschappelijke waarde.
Wonen
De kwaliteit van leven in de regio is hoog, maar Zuid-Limburg kent ook sociaaleconomische en demografische uitdagingen die om andere woningen en een aangepaste woonomgeving vragen. Denk aan vergrijzing, ontgroening en verschillende gezondheidsvraagstukken. In sommige wijken is sprake van gebrek aan veerkracht, armoede en in algemene zin achterblijvende brede welvaart. De komende jaren ligt een grote opgave in het transformeren en revitaliseren van de bestaande woningvoorraad met bijzondere aandacht voor enkele kwetsbare wijken. Groei wordt met name gefaciliteerd rondom de zes Limburgse intercitystations.
Economie
De Zuid-Limburgse economie bestaat uit verschillende sectoren en heeft daarmee een brede basis. Veel sectoren kampen met personeelstekorten. Ook is het nog steeds moeilijk om jongeren te binden aan de regio. Door een aantrekkelijke woon- en werkomgeving te realiseren wordt geprobeerd om mensen te behouden, met name jongeren. De circulaire economie en het verduurzamen van de bestaande maakindustrie, met de transitie van Chemelot als prioriteit, zijn cruciaal voor het behoud van veel banen in Zuid-Limburg, omdat dit bedrijven in de regio een toekomstperspectief biedt.
Provincie
Met de provincie werken we aan:
Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving in stedelijk/bebouwd gebied en in landelijk gebied.
Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie, inclusief landbouwtransitie.
Klimaatadaptatie en energietransitie.
De provincie ziet Zuid-Limburg hierbij als één ruimtelijk en functioneel samenhangend stedelijk netwerk (daily urban system) met sterke relaties tussen het stedelijk en landelijk gebied.
Rijk
Met het Rijk werken we aan een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving en een Nederland dat economisch floreert. Voor het Rijk hebben de volgende punten hierbij prioriteit:
Naar een duurzame en concurrerende economie.
Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving.
Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving.
Naar een waardevolle leefomgeving.
Voor de gemeente Sittard-Geleen zijn het wegwerken van (gezondheids)achterstanden in sommige stedelijke wijken, voldoende ruimte voor water, verhogen van de biodiversiteit, de energietransitie en de omslag van Chemelot van een lineaire, fossiele economie naar een circulaire, duurzame economie de meest urgente opgaven.
Europa
Middels de Europese samenwerkingsverbanden, zoals de verschillende Euregionale instanties en de Europese Unie, benut Sittard-Geleen haar stevige samenwerkingen met onze internationale buren (België en Duitsland) in de Euregio. Hierbij zijn de volgende punten van toepassing:
Via de Euregio Rijn-Maas-Noord en de EGTS Euregio Maas-Rijn werken we aan internationale samenwerking in de directe Euregio.
Samen, via de Provincie Limburg (Het huis van Nederlandse Provincies), zijn we in contact met Brussel (de EU-instanties) over zaken die van invloed zijn op onze directe leefomgeving.
Sittard-Geleen ziet de internationale samenwerkingsverbanden als essentieel onderdeel
om (beleidsmatige) aansluiting te vinden met onze internationale buren.
3. De koers van Sittard- Geleen richting 2040
3.1. Inleiding

In dit hoofdstuk laten we zien wat onze stip op de horizon is in 2040 en welke centrale ambities we daarbij hebben. De vier ‘veerkrachten’ uit onze toekomstvisie komen hier duidelijk in terug. We verplaatsen ons hierbij naar het jaar 2040 en beschrijven hoe onze omgeving er dan uitziet − in tekst, beeld en kaart. In de volgende hoofdstukken leggen we deze ambities en de keuzes voor de verschillende gebieden verder uit.
Stip op de horizon
Sittard-Geleen is in 2040 een gezonde, ondernemende, innovatieve en duurzame gemeente. Daar hebben het bedrijfsleven, onze inwoners, allerlei organisaties en de gemeente samen voor gezorgd. Door de diversiteit aan groene en energieneutrale wijken en dorpen en het goede vestigingsklimaat is Sittard-Geleen een heel fijne plek. Voor mensen die er soms al generaties lang wonen en werken. En net zo vaak voor mensen die bewust voor Sittard-Geleen kiezen. Vanwege de gemeenschap, de voorzieningen, de groene woonomgeving of hun carrière. Onze leefomgeving draagt sterk bij aan gezonde inwoners in sterke gemeenschappen waarin iedereen meedoet. Onze rijke historie vol van innovaties en veerkracht vormt de basis van een circulaire toekomst: Sittard-Geleen als dé circulaire stad* van Nederland. Uniek vanwege de transformatie van een van de vijf grootste Nederlandse industrieclusters naar een volledig circulaire industrie. Deze blijft daardoor de motor van de brede welvaart in Zuid-Limburg. In Sittard-Geleen vinden veel gevestigde én nieuwe bedrijven elkaar in circulair maken en innoveren. Sittard-Geleen is ook uniek als circulaire stad omdat de lokale samenleving circulair leven in de praktijk brengt.
*Wat is leven in de circulaire stad?
|
3.2. Samen stad en dorp maken - institutionele veerkracht
De samenleving maakt de leefomgeving, stad of dorp. De inwoners − van jong tot oud − bedrijven en organisaties doen dat samen. Wij helpen daarbij. In de omgevingsvisie staat dat inzicht voorop. Wij willen een overheid zijn die tussen de inwoners en bedrijven staat, ook al hebben we soms een andere rol. We zetten de leefomgeving van onze inwoners centraal. We kiezen hierbij zelfbewust onze rol. We werken zoveel mogelijk netwerkend en participatief. Als het nodig is, nemen we ook een presterende of rechtmatige rol in. We werken meer actiegericht en veerkrachtig. Koersvast en toch flexibel. We zien hierin de kinderen en jongeren in onze gemeente als ambassadeurs voor de toekomst. En Sittard-Geleen als één geheel met verschillende wijken en dorpen die elkaar aanvullen. Net zoals we onszelf zien als complementair onderdeel van netwerkstad Zuid-Limburg waarin de Westelijke Mijnstreek, Maastricht-Heuvelland en Parkstad één geheel vormen.
Voor de verdere uitwerking van hoe wij samen stad en dorp willen maken kijkt u in
hoofdstuk 5. Onze ambities bereiken.
3.3. Een leefomgeving die mensen verbindt - sociale veerkracht

Ook in 2040 leven in Sittard-Geleen ruim honderdduizend inwoners samen. Een betekenisvol leven voor al deze mensen is belangrijk. Onze inwoners en bezoekers doen ertoe: hun gezondheid, veiligheid, welzijn, plezier, ontwikkeling en hun binding met de gemeenschap en hun circulaire leefomgeving. In 2040 zijn we een gemeente waar mensen zich thuis voelen en meedoen in wijk en dorp. De leefomgeving speelt hierin een belangrijke rol.
Om dat te bereiken, zetten we in deze omgevingsvisie de volgende ambities centraal:
We maken ruimte voor ontmoeten
Het centrum en centrale plekken in de dorpen en wijken, zijn in 2040 plaatsen waar iedereen met veel plezier komt, elkaar ontmoet, zich veilig voelt en een gemeenschap vormt. Met een goed aanbod aan winkels en maatschappelijke voorzieningen zoals scholen en gemeenschapshuizen. Ook de openbare ruimte stimuleert ontmoeten, bijvoorbeeld in de parken.
Gezond bewegen
In 2040 kun je makkelijk op een actieve of duurzame manier overal in de gemeente en daarbuiten komen. Lopen en fietsen is ‘het nieuwe normaal’. Ook hebben we een toekomstbestendig en duurzaam aanbod aan sportaccommodaties en een beweegvriendelijke leefomgeving. Daarmee hebben we ervoor gezorgd dat de gemeente bereikbaar blijft en hebben we de leefbaarheid in woonwijken verbeterd. Het helpt mensen ook om mee te doen aan de samenleving en nodigt uit tot bewegen en een gezonde leefstijl, waardoor onze inwoners gezonder worden. Bovendien draagt het bij aan schonere lucht en minder lawaai in de omgeving.
Cultuur en erfgoed voor iedereen
In het Sittard-Geleen van 2040, met haar wortels in de maakindustrie, floreren verbinding én innovatie. Cultuur, erfgoed en beeldkwaliteit zijn de dragers van onze identiteit, naast de vele actieve verenigingen en hechte gemeenschappen. Onze rijke historie vormt de basis van een circulaire toekomst. Het gedachtegoed van de circululaire stad is beleefbaar in de fysieke leefomgeving. Bijvoorbeeld op ’het vlak van kunst en cultuur, circulaire economie, evenementen en wonen.
Het goede wonen
Onze wijken en dorpen zijn in 2040 flink veranderd. De leefomgeving draagt meer en
meer bij aan een betekenisvol leven voor haar inwoners. En daarmee aan de gezondheid,
veiligheid, welzijn, kansengelijkheid en binding met de gemeenschap. De wijken en
dorpen zijn aantrekkelijk voor bestaande en nieuwe inwoners. Daardoor is de beroepsbevolking
op peil gebleven. Met nieuwe woningen en getransformeerde wijken. Met verduurzaming
en een goed elektriciteits- en warmtenet. Met een aantrekkelijke en veilige openbare
ruimte die de gezondheid bevordert.
3.4. Ruimte voor circulaire bedrijvigheid - economische veerkracht

In 2040 zijn we goed op weg richting een circulaire bedrijvigheid. Dat heeft gezorgd voor een breed aanbod van banen en daarmee bestaanszekerheid voor onze inwoners. En voor het aantrekken van nieuw talent om onze beroepsbevolking op peil te houden. De vernieuwing en transformatie van Chemelot, andere bedrijven en logistiek en duurzame innovaties en ondernemerschap zorgen voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur, met beperkte overlast en veiligheidsrisico’s.
Om dat te bereiken, zetten we in deze omgevingsvisie de volgende ambities centraal:
Een sterke, gewortelde circulaire bedrijvigheid
In 2040 is er op onze industriegebieden, bedrijventerreinen en ook in het centrum een sterk netwerk van circulaire ondernemers te vinden. Ons brede mkb van lokaal en internationaal opererende bedrijven, de industriële wereldspelers op Chemelot, en het logistieke cluster Holtum-Noord zijn daarin onze kracht. De transitie daarvan naar een meer kennisintensieve, energieneutrale en circulaire maakindustrie is in 2040 goed op weg.
Duurzame logistiek
De verandering naar een circulaire economie vraagt om het aanvoeren van andere grondstoffen. Dat doen we in 2040 op een duurzame manier, met respect voor onze gezondheid en ons milieu.
Slimmer, gezonder en schoner
In 2040 zijn we een schonere en gezondere gemeente. De totale milieubelasting door
industrie, verkeer, agrarische bedrijvigheid en andere bronnen neemt geleidelijk af.
De water- en bodemkwaliteit verbetert in een constant tempo. Geluid en uitstoot hebben
slechts beperkte negatieve invloed op de gezondheid van de inwoners van de Westelijke
Mijnstreek. Externe veiligheidsrisico’s zijn zo veel mogelijk beperkt. Dit gebeurt
door het treffen van maatregelen aan de bron en in de omgeving. Daarnaast houden we
rekening met effecten mocht zich ondanks de kleine kans toch een incident voordoen.
3.5. Groen, van Heuvelland tot Maasvallei - ecologische veerkracht

Het afwisselende landschap, met haar glooiende hellingen, via de steden, dorpen en boerenlandschap naar de vrij stromende Maas, is ook in 2040 uniek en gewaardeerd. In 2040 hebben wij ons steentje bijgedragen aan het afremmen van de klimaatverandering. We hebben ook leren leven met de verandering van het klimaat en hier ruimte voor gemaakt. Door te zorgen voor een klimaatbestendige en meer natuurlijke en waterrijke leefomgeving voor mensen, dieren en planten. Onze inwoners en bezoekers hebben er een gezondere en aantrekkelijkere omgeving door gekregen, met meer biodiversiteit, minder hittestress en een betere waterkwaliteit.
Om dat te bereiken, zetten we in deze omgevingsvisie de volgende ambities centraal:
Groene wijken en dorpen
Onze wijken en dorpen zijn in 2040 groener en water heeft de ruimte gekregen. De biodiversiteit in het stedelijk gebied en de dorpen is versterkt. We houden rekening met de Basiskwaliteit Natuur. Het gaat bij Basiskwaliteit Natuur om een meetbare kwaliteit van de natuur, met name buiten de natuurgebieden. Het geeft aan wanneer een bepaalde locatie voldoet aan een minimale standaard van de aanwezigheid van algemene, wijdverspreide wilde planten en dieren. Natuurlijke processen, zoals waterzuivering, natuurlijke plaagbestrijding en bestuiving, staan daardoor in 2040 minder onder druk. Rond Sittard, Geleen en de dorpen is het landschap makkelijker bereikbaar, beleefbaar en ecologisch robuuster geworden. Inwoners leven daardoor in een gezondere en veiligere omgeving met minder wateroverlast en hittestress.
Water en bodem sturend
In 2040 hebben we de bodemgesteldheid aangepakt en meer ruimte gegeven aan water. We laten daarom de logica van bodem en water sturend zijn. In het buitengebied is de landbouwtransitie naar natuurinclusieve landbouw goed op gang gekomen. Enerzijds zijn de gebieden rond de beken uitgebreid en versterkt om ruimte te bieden aan het water. Anderzijds hebben wij de algemene waterbestendigheid van onze gemeente versterkt door meer groen en minder steen.
Heuvelland en Maasvallei verbonden
Dankzij de overgang van het Heuvelland naar de Maasvallei hebben we ook in 2040 een heel afwisselend buitengebied. Met glooiende hellingen,verschillende natuurinclusieve landbouwgebieden, bossen en waterlopen die tot in de woonwijken doorlopen. We koesteren deze karakteristieke gebieden en hebben de ecologische en recreatieve kwaliteit sterk verbeterd. We houden rekening met ten minste de Basiskwaliteit Natuur. Hierbinnen hebben we ruimte gemaakt voor de duurzame opwek van energie. Daardoor zijn we ook in 2040 nog altijd een mooie en duurzame gemeente om in te wonen en verblijven.
Voor de verdere uitwerking van deze ambities en bijbehorende beleidskeuzes kijkt u in hoofdstuk 6. De tien ambities uitgewerkt.

4. De vertaalslag naar de gebieden
4.1. Inleiding

Sittard-Geleen bestaat uit verschillende gebieden. Het buitengebied, de dorpen en de stedelijke woonwijken. Het dynamische woon-werkgebieden in het centrum. En de industrie en stedelijke bedrijventerreinen. De ambities in het vorige hoofdstuk komen er in verschillende mate in terug. Daardoor
is het totaal in balans. De verschillende gebieden vullen elkaar aan. Dit hoofdstuk
schetst per gebied een toekomstbeeld. Ook laten we zien welke van de tien ambities
meer of minder belangrijk zijn aan de hand van een afwegingskader per gebied. Hiermee
maken we duidelijk aan welke ambities ontwikkelingen in een gebied meer of minder
moeten bijdragen. ‘Goed wonen’ doen we bijvoorbeeld vooral in het centrum en de woonwijken,
niet op bedrijventerreinen. Het afwegingskader laat in de vorm van een rad per gebied
zien aan welke ambities nieuwe plannen vooral bij moeten dragen als de gemeente, een
inwoner of ondernemer graag iets wil realiseren in een bepaald gebied. Dat helpt bij
het maken van keuzes. De gemeente gebruikt deze kaders ook om af te wegen of een initiatief
dat niet past in het omgevingsplan toch een vergunning kan krijgen. De vijf schijven
op het rad geven de scores aan (van 1 tot 5); hoe verder naar buiten een ambitie geprojecteerd
is, hoe hoger de score en hoe belangrijker die ambitie in het betreffende gebied is.
4.2. Buitengebied

Toekomstbeeld 2040 Buitengebied
De kwaliteiten van het buitengebied zijn in 2040 verder versterkt in alle verschillende landschapstypen: in de Maasvallei, rond de beken, op het Graetheideplateau en in het Heuvelland. Het buitengebied is nog aantrekkelijker om te recreëren. Het draagt daarmee bij aan de gezondheid van mensen, planten en dieren. Er zijn betere en meer fietsverbindingen. Op veel plaatsen is het landschap aantrekkelijker geworden door het toevoegen van authentieke landschapselementen, waardoor de lokale identiteit beter beleefbaar is. Het recreatief gebruik is aantrekkelijker gemaakt. De authentieke landschapselementen, sterkere Beekdalen en afspraken met agrariërs over landschapszorg en -beheer hebben geleid tot een gezondere bodem, minder erosie, een betere waterkwaliteit en een beter ecosysteem. Voor de landbouw is er volop ruimte voor natuurinclusief en circulair grondgebruik en telen. In het buitengebied zijn er daarnaast verschillende grote infrastructurele netwerken aangepast zoals buisleidingen en de elektriciteit-tracés, is er op plekken duurzame energieopwek te vinden en is de Brightlands Chemelot Campus op De Lexhy. Deze aanpassingen zijn samengegaan met impulsen voor landschap, recreatie en natuur.

4.3. Dorpen

Toekomstbeeld 2040 Dorpen
De dorpen zijn in 2040 een karakteristieke en rustige woonomgeving. Inwoners kennen elkaar en kijken naar elkaar om. Elk dorp heeft minimaal één plaats waar de inwoners elkaar kunnen ontmoeten. De voorzieningen die er zijn dragen bij aan de levendigheid en worden intensief gebruikt. De eigen identiteit van de dorpen is onverminderd sterk. Zowel het materiële als het immateriële erfgoed wordt gekoesterd. De aansluiting van de dorpen op de landschappen is verbeterd doordat de groene mantels rond de dorpen de overgang verzachten. De biodiversiteit heeft ook daarvan geprofiteerd. De wandelvoorzieningen rond de dorpen hebben een verdere impuls gekregen, waardoor het maken van een ommetje aantrekkelijker is. De bereikbaarheid van en naar de dorpen met de fiets is verbeterd. Op verschillende plekken is nieuwe bebouwing gekomen om een impuls te geven aan de ruimtelijke kwaliteit van het dorp. De dorpen zijn bescheiden gegroeid, met woningen voor starters en ouderen.

4.4. Dynamische woon-werkgebieden

Toekomstbeeld 2040 Dynamische woon-werkgebieden
Het centrum van Sittard en dat van Geleen vullen elkaar aan. Het centrum in Sittard is in 2040 als bovenregionaal centrum een echte stedelijke kern die gevonden wordt door recreanten en toeristen van ver buiten de eigen regio. Het is een levendige ontmoetingsplek, met een mix van winkels, woningen, werken en recreatieve functies. Hier begint naast de historische binnenstad een bruisend stationskwartier te ontstaan. Het intercitystation, de aantrekkelijke binnenstad en de verlaagde impact van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn aanjagers voor een centrum-stedelijke ontwikkeling. Een ontwikkeling met werkfuncties en stedelijke woonfuncties, in een groene, stedelijke setting met een dynamisch publiek leven. Het centrum van Geleen is in 2040 getransformeerd naar een stadsdeelcentrum. Met een concentratie van winkels in een sterk kernwinkelgebied met vooral dagelijks aanbod, aangevuld met een niet al te ruim niet-dagelijks aanbod. In het gebied eromheen zijn kleinschalige creatieve en maakbedrijven en nieuwe woonvormen te vinden binnen het profiel van het centrum van Geleen als hét centrum voor de circulaire samenleving in onze gemeente.

4.5. Stedelijke woonwijken

Toekomstbeeld 2040 Stedelijke woonwijken
In de woonwijken van Sittard en Geleen is het in 2040 fijn wonen in een circulaire woonomgeving. De woningen zijn duurzamer geworden. De voorzieningen en openbare ruimte nodigen uit tot ontmoeting en beweging. Inwoners zijn trots op hun wijk en voelen zich betrokken bij hun omgeving. In het algemeen is de belasting van geluid en fijnstof op de wijken lager. Al met al is er een trend waarin de gezondheidsachterstand van de inwoners kleiner wordt, vooral in onze veerkrachtige wijken. Niet in de laatste plaats door investeringen in meer groen. Dit draagt ook bij aan de biodiversiteit. De aandacht voor het vergroten van het aandeel actieve mobiliteit (fietsen en wandelen), openbaar vervoer en deelmobiliteit hebben hun vruchten afgeworpen. De auto blijft steeds vaker staan; lopen en fietsen is ‘het nieuwe normaal’. De wijken renoveren, slopen of bouwen we circulair en zijn een echt thuis voor iedereen: nieuw en oud, veerkrachtig of juist kwetsbaar.Waar groen, fijne woningen en openbare ruimte, voorzieningen en cultuur zorgen voor aantrekkelijke wijken met een sterke identiteit.

4.6. Industrie en stedelijke bedrijventerreinen

Toekomstbeeld Industriegebieden en stedelijke bedrijventerreinen
De industrie- en bedrijventerreinen in 2040 zijn niet meer vergelijkbaar met die van vroeger. Ze hebben zich ontwikkeld tot zeer innovatieve ondernemingen. Daardoor mag Sittard-Geleen zich met recht dé circulaire stad van Zuid-Limburg noemen. Het zijn plaatsen waar het prettig werken is en die in balans zijn met de omgeving. Dat is mede het resultaat van een goede samenwerking tussen ondernemers en overheden. Daarbij voelen de gezamenlijke ondernemers zich mede eigenaar van de leefomgeving en maatschappelijk partner van de gemeenschap. De terreinen zijn daardoor zichtbaar geworteld in de Sittard-Geleense samenleving. De gebieden belasten de omgeving zo min mogelijk met geluid-, stof- en geuroverlast of veiligheidsrisico’s. Ook is het aantrekkelijker geworden om er lopend of fietsend naartoe te gaan, of om het gebied te doorkruisen. De inrichting is tevens aangepast op een veranderd klimaat. Zo kunnen droogte-, hitte- en wateroverlast opgevangen worden. Logistiek en energietoevoer zijn er goed geregeld.

5. Onze ambities bereiken
5.1. Inleiding

Met inwoners, organisaties, bedrijven en de gemeente is de Toekomstvisie 2030 opgesteld.
Hierin staan de doelen van de samenleving. Deze doelen zijn in deze omgevingsvisie
vertaald naar ambities voor de fysieke leefomgeving. In dit hoofdstuk − de uitvoeringsparagraaf
− beschrijven we hoe we deze ambities samen gaan realiseren. Dit heeft een duidelijk
verband met de beleidskeuzes uit het deel ‘6. De tien ambities uitgewerkt’.
5.2. Sturingsfilosofie: Samen stad en dorp maken
Sittard-Geleen is van de samenleving. Sittard-Geleen maken we daarom samen. Inwoners, organisaties, bedrijven en gemeente met elkaar. In buurten, wijken, dorpen, de gemeente als geheel en in de regio. Voor ons als gemeente is het deelnemen van de samenleving een belangrijk uitgangspunt. We willen gelijkwaardig samenwerken en beslissen. Ook al heeft iedereen daarin zijn eigen rol.
Het deelnemen van inwoners, organisaties en bedrijven in de opgaven van Sittard-Geleen is uitgangspunt. Samen formuleren we de doelen, geven we vorm aan beleid en voeren we uit. Daardoor wordt samenwerken echt sámen werken. We noemen dat ‘samen stad en dorp maken’. Zo doen we dat in Sittard-Geleen!
Onze principes daarbij zijn:
Leefomgeving inwoners centraal
Met de omgevingsvisie zetten we de leefomgeving van onze inwoners meer centraal. Onze inzet vertrekt vanuit de opgave: de vraag in de samenleving.
In hoofdstuk 3. De koers van Sittard- Geleen richting 2040 benoemden we daarvoor tien integraal verbonden ambities. Hoe we daar in de uitvoering
mee omgaan staat in het vervolg van deze uitvoeringsparagraaf.
Zelfbewuste rolinvulling
We willen een participatieve gemeente zijn. We bieden ruimte en ondersteuning aan initiatief uit de rest van de samenleving. Als wij als gemeente de regie hebben doen we dat participatief. Per ontwikkeling is helder welke ruimte er is om samen te werken en mee te beslissen. We geven per opgave de participatieruimte aan. Daarbij houden we rekening met onze wettelijke taken en het algemeen belang.
De rolneming komt terug in de beleidskeuzes in het deel ‘De ambities uitgewerkt’ en is verder uitgewerkt in het vervolg van deze uitvoeringsparagraaf.
Meer actiegerichtheid
Het opnemen van de strategische keuzes op één plek, in de omgevingsvisie, zorgt voor daadkracht. Eén plek betekent dat met het vaststellen van de omgevingsvisie het huidige, veelal per thema opgestelde raadsbeleid over de fysieke leefomgeving wordt ingetrokken (en veelal als uitvoeringsprogramma op collegeniveau gaat gelden). De omgevingsvisie 2025 vervangt ook de omgevingsvisie 2016. Met een strategie uit de samenleving, vastgesteld door de raad en uitgevoerd door het college, kunnen we meer actiegericht samenwerken met de samenleving. We vertalen de visie naar programma’s waarbij de uitvoeringsstrategie en bijbehorende maatregelen benoemd worden.
Verderop in dit hoofdstuk leest u over de programma’s.
Een veerkrachtige overheid
Om aan te sluiten bij de dynamiek van de samenleving, werkt ons beleidsproces adaptief. Dat wil zeggen we volgen de vraag en dynamiek van de samenleving. We veranderen terwijl de winkel openblijft. Beleidsontwikkeling, -doorwerking, -uitvoering en evaluatie gebeuren gelijktijdig. Zo blijven we op koers en toch flexibel.
Verderop in deze uitvoeringsparagraaf leest u welke procesafspraken we maken over het actueel houden van de omgevingsvisie. We leggen hierbij de relatie met de begrotingscyclus. En we maken procesafspraken over monitoring en beleidsevaluatie.
5.3. Rollen en taken gemeente in de samenleving
In het bereiken van de beleidsambities in deze omgevingsvisie kunnen we verschillende rollen innemen. We bouwen een nieuw zwembad of richten de openbare ruimte in (presterende rol). We maken regels zodat inwoners en bedrijven kunnen bijdragen aan de ambities (rechtmatige rol).
De Omgevingswet geeft ons deze bevoegdheid. We kunnen samenwerken met andere partijen (netwerkende overheid). En we kunnen een initiatief van inwoners en bedrijven ondersteunen (participerende overheid). Sittard-Geleen wil zoveel mogelijk participatief en netwerkend zijn. En onze presterende en rechtmatige rol vullen we zoveel mogelijk participatief in.
Meer netwerkende en participatieve overheid
Voor ons is deelname van de samenleving het uitgangspunt. We willen daarom gelijkwaardig samenwerken en beslissen in samenspraak met inwoners, organisaties en bedrijven. Daarbij stellen wij ons dienstbaar op. Waar nodig nemen we verantwoordelijkheid. In 2023 stelde de gemeenteraad de leidraad Doorontwikkeling Participatie vast. Hierin staat beschreven hoe de samenleving deelneemt in de opgaven van Sittard-Geleen. Respect voor elkaars rollen en bevoegdheden is van groot belang bij gelijkwaardig samenwerken en beslissen. Aan het begin van een ontwikkeling praten we daarom met de belanghebbenden over welke rol iedereen heeft.
‘Samen stad en dorp maken’ doen we door een samenleving te zijn waarin goede ideeën voor de omgeving gerealiseerd worden door, met en voor inwoners, organisaties en ondernemers. En waarin de gemeente de gemeenschappen versterkt. Wij vullen onze zorgplicht in door zaken op te pakken waar we een verantwoordelijkheid voor hebben. Daarbinnen geven we de samenleving de ruimte om zaken van ons over te nemen. Bij nieuwe plannen wordt in een vroeg stadium gepraat met inwoners, organisaties en bedrijven over hun ideeën. Dat geldt zowel voor de gemeente als voor andere initiatiefnemers, want we gaan vaker en meer gelijkwaardig samenwerken. Samen met de buurgemeenten, de provincie Limburg, ketenpartners, het Rijk en de Euregio-overheden doen we datzelfde op (eu)regionale en nationale schaal.
Naast presterende en rechtmatige overheid
We gaan uit van het vermogen van de samenleving om haar leefomgeving zelf vorm te geven. Waar nodig nemen wij zelf een presterende of rechtmatige rol in.
Rechtmatige rol
De omgevingsvisie is hét kaderstellend beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan is het juridisch kader voor alle ontwikkelingen in de leefomgeving. De omgevingsvisie wordt vastgesteld door de gemeenteraad.
Onze wettelijke (planologische) taak vullen we in ten dienste van de samenleving. Bij tegengestelde opvattingen nemen we onze verantwoordelijkheid, wegen we belangen af en maken we keuzes. Daarover communiceren we open. Hierbij hanteren we als gemeente de ‘Ja, mits ...’-benadering uit de Omgevingswet.
Voor onze rechtmatige rol hebben we de volgende instrumenten:
Omgevingsplan
Het omgevingsplan vervangt de oude bestemmingsplannen en is het juridisch kader voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. Met het verschil dat de reikwijdte van het omgevingsplan ruimer is, vanwege de integratie van milieuregels en verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Op 1 januari 2024 zijn alle bestemmingsplannen en een aantal regels vanuit het Rijk (ook wel de ‘bruidschat’ genoemd) in elke gemeente samengevoegd tot het ‘omgevingsplan van rechtswege’. Dat is een soort tijdelijk omgevingsplan. De komende jaren werken wij aan een volledig omgevingsplan. We zijn al gestart met het omgevingsplandeel Chemelot. Daarbij hebben wij allereerst oog voor ontwikkelingen in de omgevingsvisie die vragen om een aanpassing van de huidige regels die in het tijdelijke omgevingsplan staan. Daarnaast geven we in het nieuwe omgevingsplan zoveel mogelijk ontwikkelruimte voor de samenleving. Overbodige regels ruimen we op.
In de omgevingsvisie geven we al kaders wanneer afgeweken kan worden van het omgevingsplan via een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Een BOPA is een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan of niet vergunningvrij is.
Op verschillende plekken maken we nieuwe ontwikkelingen mogelijk of beperken we bestaande mogelijkheden. Die moeten in het omgevingsplan een plek krijgen. Een aantal belangrijke ontwikkelingen zijn:
Het uitbreiden van de Brightlands Chemelot Campus en de verduurzaming en elektrificatie van Chemelot mogelijk maken onder de genoemde voorwaarden.
De transformatie van de stationsomgeving Sittard (west- en oostzijde) mogelijk maken.
De functiemix en ruimte voor experimenteren in het centrum van Geleen mogelijk maken.
De realisatie van de Circular Mile mogelijk maken.
De woonladder (zie 6.5. Het goede wonen) verankeren, net als de nieuwe aanpak voor bepaalde doelgroepen.
Omgevingsprogramma’s
De Omgevingswet bevat ook het instrument omgevingsprogramma. Deze programma’s werken onderwerpen uit de omgevingsvisie verder uit. Ze zijn bedoeld om ambities te behalen en kunnen zich richten op een thema of gebied. Vanuit Europees en Rijksbeleid kunnen gemeenten verplicht zijn om een of meerdere programma’s te maken. Op dit moment hebben wij geen verplicht programma. We verwachten dat op basis van een wetsvoorstel (Versterking regie volkshuisvesting) alle gemeenten verplicht worden om een volkshuisvestingsprogramma te maken. Naast de verplichte programma’s kiezen wij ervoor om via programma’s de ambities in deze omgevingsvisie uit te voeren.
Vergunningverlening
Met de komst van de Omgevingswet werken we toe naar versnellen, verbeteren van onze vergunningverleningsprocessen, waarbij een goede dienstverlening voor onze inwoners en ondernemers centraal staat. Dit doen we met een ‘Ja, mits’ houding. We sturen op zoveel mogelijk vooroverleg aan de voorkant en werken met een intake- en omgevingstafel om de initiatiefnemer te faciliteren te komen tot een goed plan. Ook sturen we op vroegtijdige participatie. In onze gemeente verwachten we van initiatiefnemers dat zij mensen, die daarbij een belang hebben, betrekken bij het uitwerken van de plannen. In het geval van een BOPA is participatie zelfs verplicht.
Presterende rol
Vanuit de presterende rol gaat het bij overheidssturing erom dat wij zelf zo efficiënt en effectief mogelijk waarde voor de samenleving produceren.
Daarbij hoort ook samenwerken met private partijen. Dit vanuit de gedachte dat ruimte geven aan anderen in de samenleving kan leiden tot betere prestaties en lagere kosten. Die externe partijen kunnen bedrijven zijn, maar ook zorg- en onderwijsinstellingen, maatschappelijke partners, andere overheden en private groepen zoals bewoners(groepen) en dorpsverenigingen. Daarbij komen zakelijke afspraken kijken over inzet (input) en te leveren prestaties (output) die afrekenbaar zijn. Als we nieuwe plannen willen maken, gaan we eerst met inwoners en ondernemers praten over hun ideeën. Voor onze presterende rol hebben we de volgende instrumenten:
Gemeentelijk vastgoed en openbare ruimte
We bezitten panden en de openbare ruimte. Deze bezitten we om onze beleidsdoelstellingen in deze omgevingsvisie te behalen. We bezitten enkel panden of gronden als anderen in de samenleving onze ambities niet (beter) kunnen realiseren. We beheren deze bezittingen op duurzame wijze. Als bezit niet meer bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen, dan herontwikkelen we het pand of de openbare ruimte. Ook deze herontwikkeling staat in het teken van onze beleidsdoelstellingen in deze omgevingsvisie. We kijken naar alle beleidsdoelstellingen om te bepalen of een pand of grond in ons bezit moet zijn. Als we besluiten om een pand of openbare ruimte niet meer te gebruiken als maatschappelijk vastgoed, boeken we het verschil tussen de boekwaarde en werkelijke waarde af om herontwikkeling mogelijk te maken.
Projectenportfolio
We ontwikkelen in de fysieke leefomgeving als dit bijdraagt aan onze beleidsdoelstellingen in deze omgevingsvisie. Daarbij zetten we grondbeleid en kostenverhaal in. We richten portfoliomanagement in, waarbij we kiezen en voorrang geven op basis van maatschappelijke waardeontwikkeling en (financieel) maatschappelijk rendement.
Subsidies
Samen met de provincie zetten we in op het verwerven van extra Europese middelen uit verschillende EU-programma’s om bij te dragen aan de ambities uit onze omgevingsvisie. Samen met de Westelijke Mijnstreek zetten we in op het verwerven van extra provinciale en Rijkssubsidies.
Grondbeleid
We zetten ons grondbeleid in om de ambities in de omgevingsvisie te realiseren. De huidige nota Grondbeleid gaat uit van het maken van:
Integrale afweging: maatschappelijk rendement en financiële impact.
Situationeel grondbeleid: we bepalen per situatie welke rol het beste past bij de opgave. Gaan we zelf realiseren (actief), laten we het aan de samenleving (faciliteren) of kiezen we voor een tussenvorm (publiek-private samenwerking)?
Dit beleid biedt al mogelijkheden om bij te dragen aan de ambities uit de omgevingsvisie. Toch gaan we ons grondbeleid actualiseren om meer aan te sluiten bij de Omgevingswet en bij thema’s uit de omgevingsvisie. En ook om onze actieve rol en mogelijke inzet van instrumenten verder vorm te geven. Denk daarbij aan de inzet van actief verwervingsbeleid en instrumenten als de Wet voorkeursrecht gemeenten.
Kostenverhaal en financiële bijdragen
We werken graag samen met andere partijen om onze ambities te realiseren. Voor bouwactiviteiten waarvoor wij het omgevingsplan wijzigen, zijn wij volgens de Omgevingswet verplicht om onze kosten te verhalen op de initiatiefnemer van de bouwactiviteit. Dat geldt ook voor bouwactiviteiten die wij buiten het omgevingsplan mogelijk maken.KostenverhaalDe gemeente moet daarvoor ook inspanningen leveren. Denk daarbij aan het aanleggen van infrastructuur, ambtelijke inzet en eventuele aanpassingen in het openbaar gebied bij specifieke bouwplannen. Bij initiatieven van marktpartijen faciliteert de gemeente de bouwplannen. Voor deze inzet zijn gemeenten verplicht om kosten te verhalen op initiatiefnemers. Een tweetal onderwerpen werken we nader uit:
Een landschapsfond s waarin we aangeven hoe we, in de beperkte gevallen dat bebouwing in het buitengebied nodig is, zorgen voor versterking van de groene waarden in datzelfde buitengebied. Voorbeelden zijn uitbreiding van de campus op De Lexhy, duurzame opwek en nieuwe buisleidingen en energie-infrastructuur in het buitengebied en woningbouw rondom de dorpen. Dit staat los van de door de provincie verlangde natuurcompensatie.
Het parkeerfonds waarmee we nieuwe ontwikkelingen die de benodigde parkeerplaatsen niet op eigen terrein kunnen realiseren mogelijk maken door als gemeente deze parkeerplaatsen elders te realiseren. Met het uitwerken van de omgevingsvisie tot programma’s wordt dit fonds doorontwikkeld tot een mobiliteitsfonds waarin naast autoparkeren ook bijvoorbeeld fietsparkeren en deelmobiliteit een plaats krijgen.
Financiële bijdragen
We vragen initiatiefnemers en ontwikkelaars van bouwplannen een financiële bijdrage voor de benodigde investeringen in de openbare ruimte en het landschap die samenhangen met de groei van de gemeente en het behoud van de kwaliteit van het buitengebied. De bovengenoemde investeringen worden niet volledig verhaald op de initiatiefnemers. Alle partijen die hier profijt van hebben dragen bij aan de financiering van deze investeringen. Het grootste deel van de investeringen is toe te rekenen aan de huidige inwoners en gebruikers. De gemeente Sittard-Geleen ‘betaalt’ dus het grootste deel van deze investeringen. Het andere deel, dat kan worden toegerekend aan de toekomstige inwoners en gebruikers, ‘betaalt’ de initiatiefnemer die de bouwplannen realiseert. Bouwplannen met een hogere opbrengstpotentie betalen daarbij een hogere financiële bijdrage. Het is redelijk dat ook toekomstige ontwikkelingen bijdragen aan deze investeringen omdat er een functionele samenhang is tussen deze investeringen en de bouwplannen. Deze verschilt per type investering:
Het verbeteren van het landschap en de aanleg en bescherming van natuur. De investeringen die de gemeente verricht voor het verbeteren van het landschap en de natuur hebben een positief uitstraling op de ontwikkellocaties. De kwaliteit van het woon- en leefklimaat wordt namelijk verbeterd.
Infrastructuur voor verkeer en openbaar vervoer. De gemeente investeert in het opwaarderen en uitbreiden van bestaande wegen, paden en openbaar vervoervoorzieningen. Deze investeringen maken onderdeel uit van het totale verkeersnetwerk. De verkeersafwikkeling van nieuwe initiatieven zal via dit netwerk plaatsvinden.
De aanleg van recreatievoorzieningen. De nieuwe bewoners en bedrijven kunnen gebruik maken van de nieuwe recreatieve voorzieningen. Door de investering heeft de gemeente iets extra’s te bieden ten opzichte van de huidige recreatieve voorzieningen.
Stedelijke herstructurering. Doordat de gemeente investeert in de herstructurering van bestaande woonwijken en bedrijventerreinen wordt de leefbaarheid in de hele gemeente verbeterd. De verbeteringen hebben een positief uitstralingseffect op de ontwikkellocaties.
De ontvangen financiële bijdragen worden gestort in een nog in te stellen reserve financiële bijdragen. De raad kan vervolgens besluiten deze middelen in te zetten voor de hierboven benoemde (wettelijk vastgelegde) type investeringen.
Evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad
Sittard-Geleen heeft een woonopgave, zowel kwantitatief (meer woningen) als kwalitatief (de juiste woningen). De Omgevingswet biedt mogelijkheden om beleidsmatige ambities op dit vlak te verevenen tussen locaties. Te denken valt aan het sturen naar prijsklasse om zo een evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad voor sociale huur- of koopwoningen te creëren. Op dit moment maken we nog geen gebruik van deze bevoegdheid. We gaan onderzoeken of een verevening tussen initiatieven ons kan helpen bij het waarmaken van de woonambities. Dit wordt nader uitgewerkt in het volkshuisvestingsprogramma.
Programma kostenverhaal en financiële bijdragen
Hoe we het verplichte kostenverhaal, de financiële bijdragen en het sturen op een evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad gaan vormgegeven, wordt uitgewerkt in het programma kostenverhaal en financiële bijdragen en in de betreffende inhoudelijke programma’s.
5.4. Uitvoeringsagenda
De omgevingsvisie is onze langetermijnvisie voor de fysieke leefomgeving van Sittard-Geleen. Ze bevat de hoofdzaken van het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving. De verdere uitwerking van het beleid en van de concrete maatregelen om doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken, nemen we op in programma’s. In de programma’s komt de visie tot leven met gerichte acties. Gebiedsvisies, agenda’s, uitvoeringsbeleid en omgevingsprogramma zijn allemaal programma’s. De omgevingsvisie wordt vastgesteld door de gemeenteraad, een programma door het college.
Programma’s voeren we als volgt uit:
Samen stad en dorp maken met programma’s
Onze sturingsfilosofie van ‘Samen stad en dorp maken’ betekent dat we bij de programma’s ook echt samen aan de slag willen gaan. Van het behalen van deze resultaten maken we een teamprestatie, samen met anderen in de samenleving. Daarom bedenken we bij de start van het maken van een programma actief met wie we samenwerken, wat onze rol is en waar het initiatief ligt. We laten alle vier de rollen (presterend, rechtmatig, netwerkend en participatief) terugkomen in de programma’s. Wij volgen daarbij onze leidraad Doorontwikkeling Participatie. We zetten de instrumenten die we hebben hierin bewust in.
Opgavegerichte programma’s
Om actie te verbinden aan onze ambities willen we zoveel mogelijk met opgavegerichte programma’s werken. Zo sluiten we meer aan bij de leefwereld van onze inwoners. Het resultaat voor de samenleving staat centraal. De omgevingsvisie levert de beleidskaders voor deze opgavegerichte programma’s als het gaat over de fysieke leefomgeving. Net zoals ons sociaal-maatschappelijk en economisch beleid dat vanuit die invalshoeken doet. In de opgavegerichte programma’s kunnen maatregelen terugkomen uit zowel de omgevingsvisie als het sociaal-maatschappelijk of economische beleid. We beginnen hierbij niet bij nul. De basis vormt het bestaande uitvoeringsbeleid. Dit evalueren we aan de hand van deze omgevingsvisie en stellen waar nodig bij. Ook bekijken we vanuit de opgaven welke programma’s nodig zijn. Omdat we niet in één keer allemaal opgavegerichte programma’s kunnen maken, zien we dit als een groeimodel. Ondertussen blijven de bestaande beleidsuitwerkingen als programma bestaan. In de kadernota en daar op volgende begrotingen geven we aan welke programma’s we maken.
Voorbeelden van de programma’s die we maken zijn:
Groenagenda, waarin de ambities uit ‘Groene wijken en dorpen’ en ‘Heuvelland en Maasvallei verbonden’ terugkomen.
Volkshuisvestingsprogramma, waarin de ambities uit ‘Het goede wonen’ terugkomen.
Met aandacht voor transities
Er zijn enkele transities die door de programma’s heenlopen. Duurzaamheid is zo’n transitie. Veel is hierin nog onbekend. We nemen een onderzoekende open houding aan en proberen met anderen in de samenleving eerste stapjes te zetten. Omdat een transitie veel omvat, maken we hier geen apart programma van, maar komt dit terug in de verschillende programma’s.
We werken uit hoe we dingen doen
Om verder vorm te geven aan onze presterende rol en de gebouwen en gronden die we daarvoor bezitten, hebben we beleid voor vastgoedbeheer, onderhoud kapitaalgoederen openbare ruimte en grondbeleid. Dit beleid vult de prestatie en de bijdrage die we zelf leveren aan de doelstellingen in de omgevingsvisie verder in. Dit beleid bevat financiële kaders en is daarom een bevoegdheid van de raad. Binnen het grondbeleid maken we een programma kostenverhaal en financiële bijdragen.
Relatie tot de begrotingscyclus
Ook bij de begroting gaan we naar een opgavegerichte structuur. De programma’s die de ambities in deze omgevingsvisie realiseren komen dan ook terug in de begroting. Hier worden ze waar nodig van middelen voorzien. Daarmee wordt de mate bepaald waarin de ambities worden gerealiseerd en op welk moment. Vooral wanneer een presterende rol van ons als gemeente nodig is.
Gebiedsgerichte aanpak
Vanuit de verschillende opgavegerichte programma’s werken we gebiedsgericht samen. Vanuit de Toekomstvisie 2030 werken we al enkele jaren met een gebiedsgerichte aanpak in de zogenoemde Ontwikkelpaden. Onze rol hierbij is vaak netwerkend en participerend. Vanuit de omgevingsvisie (en ook vanuit het sociaal-maatschappelijk en economisch beleid) gaan we het vaker zo aanpakken. We nodigen wijken en dorpen uit om te werken aan hun eigen agenda voor hun omgeving. Wij ondersteunen dit proces en kijken hoe we hier vanuit onze programma’s aan kunnen bijdragen. We oefenen met deze werkwijze in de ontwikkelpaden en in de dorpenvisie Einighausen-Guttecoven.In sommige gebieden liggen zoveel opgaves dat we samen met de samenleving een actieve gebiedsontwikkelende rol innemen:
Samenwerking raad en college
Het vaststellen van de omgevingsvisie, de juridische vertaling in het omgevingsplan, inclusief het adviesrecht bij BOPA’s en het toekennen van financiën aan de programma’s is vanuit de kaderstellende rol en het budgetrecht een bevoegdheid van de gemeenteraad. De beleidsdoorwerking in programma’s en de beleidsuitvoering in omgevingsvergunningen en projecten is een verantwoordelijkheid van het college. De gemeenteraad heeft hier een controlerende taak. Het goed laten werken van deze beleidscyclus vergt een goede samenwerking tussen raad en college.
Vóór het vaststellen van deze omgevingsvisie was er naast de omgevingsvisie 2016 veel thematisch en gebiedsgericht beleid over thema’s die nu in deze omgevingsvisie staan. Dat heeft ervoor gezorgd dat met het vaststellen van de omgevingsvisie betreffende beleidsstukken zijn ingetrokken en waar nodig als programma door het college opnieuw zijn vastgesteld. Dit voor de tussentijd totdat nieuwe programma’s zijn opgesteld. Beleid over thema’s die niet alleen over de fysieke leefomgeving gaan (maar ook sociaal-maatschappelijk of economische van aard zijn) is met het vaststellen van deze omgevingsvisie niet ingetrokken. Een bijzondere status heeft verder het regionale beleid. Doordat we dit met regionale partners hebben vastgesteld trekken we dat niet eenzijdig in. Zie kader:
|
5.5. Monitoring en evaluatie
We stellen de concrete resultaten voor inwoners, ondernemers en leefomgeving centraal. We geven inzicht in het maatschappelijk resultaat voor de samenleving en onze bijdrage hieraan. Resultaten monitoren we om onze beleidskeuzes en bijdrage aan het behalen van de doelen bij te stellen.
Monitoring in Smart City Sittard-Geleen
We zetten technologie en data slim in om maatschappelijke doelen te behalen. Om een veerkrachtige stad te zijn en te blijven. De Smart City-ontwikkelingen helpen ons om een sterke, positieve en toekomstbestendige gemeente te zijn. Nu en in de toekomst. In de ontwikkeling naar een Smart City werken we samen met bedrijven, inwoners, scholen en maatschappelijke instellingen. Met data maken we onze samenleving slimmer en de gemeenschappen sterker. We willen dat inwoners meedenken, meebeslissen en vooral meedoen. Dat kan alleen als ze de juiste kennis hebben.
Monitoring als onderdeel van de beleidscyclus
Voor de Omgevingswet werken we met een aantal instrumenten in een cyclisch (doorlopend) proces. Dat betekent dat de instrumenten niet los van elkaar staan en zich altijd ontwikkelen. Beleidsontwikkeling, beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling volgen elkaar op, waarna het proces opnieuw begint. We monitoren dus continu onze instrumenten: omgevingsvisie, omgevingsplan, programma’s en vergunningen.

Monitoring in de Omgevingswet
De regels over monitoring komen vaak direct uit Europese richtlijnen en internationale verdragen. Ze hebben te maken met omgevingswaarden (hoofdstuk 2 Besluit kwaliteit leefomgeving) of verplichte programma’s (paragraaf 3.2.2 Omgevingswet). Verder zijn er monitoringsverplichtingen die niet samenhangen met omgevingswaarden of andere Europese verplichtingen. Bijvoorbeeld gegevensverzameling voor het landelijke Register Externe Veiligheidsrisico’s. De Omgevingswet zelf heeft geen specifieke monitoringsaanpak voor de omgevingsvisie. De omgevingsvisie is voor een groot deel vormvrij en dus ook de manier van monitoring en actualisatie.
Monitoring omgevingsvisie
Deze omgevingsvisie is getoetst op haalbaarheid, kansen en aandachtspunten met een Omgevingseffectrapportage (OER). Via een beoordelingskader met kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren is het effect van alle ambities en maatregelen getoetst. Voorafgaand aan de omgevingsvisie is de huidige situatie beoordeeld in de ‘Foto van de Leefomgeving’. Met dit beoordelingskader en de resultaten van de OER houden we de ontwikkelingen bij (monitoren) en grijpen we in als de doelen niet bereikt worden of als de omgevingsvisie niet meer de juiste kader biedt. Daarnaast helpt het beoordelingskader bij het toetsen van initiatieven die niet binnen de kaders van het omgevingsplan passen.
Wat monitoren we? De sociale, economische en ecologische veerkracht staan centraal in het beoordelingskader. Per veerkracht zijn de belangrijkste thema’s verzameld. Er is onderzocht op basis van welke indicatoren die het beste beoordeeld (en gemonitord) kunnen worden. Deze indicatoren zijn gekozen omdat ze passen bij onze manier van werken. En omdat we ze daadwerkelijk kunnen meten. De informatie komt uit eigen of openbare bronnen en wordt regelmatig bijgewerkt.
Hoe monitoren we? Met het beoordelingskader monitoren we één keer per jaar de situatie, waarover de raad wordt geïnformeerd. We starten hiermee in het jaar na vaststelling van de omgevingsvisie.Dat is om de actualisatierondes voor te bereiden (zie hierna). De manier van monitoring wordt de komende jaren ontwikkeld. We moeten consequent informatie verzamelen, een duidelijke analyse uitvoeren en regelmatig beoordelen of de indicatoren (en informatiebronnen) nog geschikt zijn. Waar mogelijk maken we hierbij ook gebruik van een benchmark met andere (vergelijkbare) gemeenten.
Monitoring in relatie tot de begrotingscyclus
Ook in de begrotingscyclus gebruiken we monitoring, om zo financieel te sturen. Momenteel
werken we aan het verbeteren van de meetbaarheid en stuurbaarheid van de begroting
door met indicatoren te werken. Hierbij kijken we of een indeling naar veerkrachten
een goede manier is om de informatie te ordenen. Het monitoringssysteem in de omgevingsvisie
helpt bij het structureren van de opbouw en monitoring van de begrotingscyclus.
Evaluatie omgevingsvisie Monitoring is een doorlopend proces waarin we in gesprek
met de samenleving steeds aandachtspunten verzamelen over de omgevingsvisie, het omgevingsplan
en de programma’s zodat we onze acties kunnen bijstellen en waardoor ze nog beter
bijdragen aan de doelen. De omgevingsvisie krijgt regelmatig een update. Zo blijven
alle instrumenten actueel en bruikbaar. Dat doen we in twee stappen.
Elke twee jaar: programmatische evaluatie, in eerste instantie in 2030: Bij de start van een bestuursperiode verzamelen we de resultaten uit de monitoring om de omgevingsvisie op hoofdlijnen te verbeteren. We halen verouderde informatie eruit, voegen nieuwe thematische beleidsontwikkelingen toe, verdiepen de gebiedsgerichte aanpak en actualiseren de uitvoeringsparagraaf. Deze evaluatie is bedoeld om de omgevingsvisie bruikbaar te houden en te bekijken of we beleidsuitspraken missen.
Elke vier jaar strategische evaluatie, in eerste instantie in 2028:Halverwege een bestuursperiode evalueren we de omgevingsvisie op strategisch niveau. Gaan we nog wel de goede kant op? Zijn er grote ontwikkelingen in onze omgeving, samenleving of economie die om totaal andere keuzes vragen? Onze veerkrachten blijven centraal staan, maar het is mogelijk dat we de ambities grondig aanpassen.
De omgevingsvisie is een product van de gemeenteraad. Elke raadsperiode vindt er dus in principe een programmatische en een strategische evaluatie plaats. De gemeenteraad stelt elke aanpassing vast via de formele procedure. Dat betekent dat bij elke ronde ruimte moet zijn voor een gesprek met de samenleving. Participatie en samenwerking (‘Samen stad en dorp maken’) staat centraal in de omgevingsvisie. Omdat de twee evaluatiestappen verschillen, kiezen we ook voor een andere participatieaanpak. Bij de programmatische evaluatie kiezen we voor een gesprekken met onze partners en bijeenkomsten met de samenleving, om de belangrijkste wijzigingen op te halen en te bespreken. Die gesprekken vinden plaats in de reguliere gesprekken die we willen organiseren om deze omgevingsvisie uit te voeren. Voor de strategische evaluatie kiezen we voor een uitgebreide participatieaanpak, met interne en externe werksessies en gesprekken met partners over de hele omgevingsvisie.
Tussen de evaluatiemomenten in staat de uitvoering van de ambities centraal. We nemen
de raad daarin mee. Het opstellen van de programma’s en het evalueren van de omgevingsvisie
komt hierin periodiek terug. De raad is zo continu betrokken bij het proces.
5.6. Samenvattend
Samenvattend werken we de omgevingsvisie uit langs de volgende tien punten:
- a.
We benoemen de strategieën en acties om de doelstellingen uit de omgevingsvisie te behalen in programma’s.
- b.
We laten onze vier rollen terugkomen in de programma’s. Hierbij werken we zoveel mogelijk participatief en netwerkend. Waar nodig nemen wij zelf een presterende of rechtmatige rol in. We denken hierbij actief na over de uitvoeringskracht.
- c.
We zetten de instrumenten die we hebben bewust in.
- d.
We werken zoveel mogelijk opgavegericht. We zetten het resultaat voor de samenleving centraal.
- e.
We werken gebiedsgericht samen. We nodigen de wijken en de dorpen actief uit om te werken aan hun eigen agenda voor hun omgeving. Als veel opgaves in een gebied bij elkaar komen dan nemen we een actieve gebiedsontwikkelende rol.
- f.
Van het behalen van deze resultaten maken we een teamprestatie, samen met anderen in de samenleving. Bij het opstellen en uitvoeren van de programma’s werken we actief samen. Bij de start bedenken we actief met wie we samenwerken, wat onze rol is en waar het initiatief ligt.
- g.
De raad en het college werken goed samen in de beleidscyclus. Met de raad die verantwoordelijk is voor de omgevingsvisie en het omgevingsplan. En het college voor de programma’s en uitvoering. Met de raad hierbij in haar controlerende rol.
- h.
We koppelen de (herijkte) programma’s aan de kadernota / programmabegrotingen.
- i.
We geven inzicht in het maatschappelijk resultaat voor de samenleving en onze bijdrage hieraan. Resultaten monitoren we om onze beleidskeuzes en bijdrage aan het behalen van de doelen bij te stellen. We zetten hierbij technologie en data slim in om maatschappelijke doelen te behalen. Om een veerkrachtige stad te zijn en te blijven. De Smart City-ontwikkelingen helpen ons om een sterke, positieve en toekomstbestendige gemeente te zijn. Nu en in de toekomst.
- j.
De omgevingsvisie krijgt regelmatig een update. Bij de start van een coalitieperiode programmatisch. Halverwege wordt de omgevingsvisie strategisch herijkt. De programma’s zijn daarom zowel uitvoerend als onderzoekend (vaak zelfs gericht op transities).
6. De tien ambities uitgewerkt
6.1. Inleiding

In dit deel werken we de tien ambities die in hoofdstuk 3. De koers van Sittard- Geleen richting 2040 zijn benoemd verder uit. We beschrijven daarbij per ambitie een toekomstbeeld hoe
Sittard-Geleen er in2040 uit kan zien met die ambitie in het achterhoofd. Daarnaast
benoemen we welkebeleidskeuzes we als gemeente anno 2025 maken om de ambitie te realiseren. |
6.2. We maken ruimte voor ontmoeten

Jong en oud zoekt elkaar op in ’t Törpshoes in Obbicht
|
Toekomstbeeld
Het centrum, centrale plekken in de wijken en dorpen, openbare ruimte en parken zijn in 2040 plaatsen waar iedereen met meer plezier komt, elkaar ontmoet, zich veilig voelt en een gemeenschap vormt. Samen met inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties is gezorgd voor een goede buitenruimte. Een groene leefomgeving die uitnodigt om naar buiten te gaan en elkaar te ontmoeten. Meer natuur, een mooi bankje, een extra perkje, een speelplek en op een andere plek een goede evenementenlocatie. Ook is gezorgd voor publieke gebouwen en andere voorzieningen waar mensen vaak komen. Zoals winkels, scholen, gemeenschapshuizen, culturele organisaties en sportclubs die inspirerend zijn en een fijne uitstraling hebben. De verschillende ontmoetingsplekken vullen elkaar aan met een goede spreiding van geclusterde voorzieningen in de stadsdelen en dorpen. Het centrum van Sittard is daarbij het regionale hoofdcentrum van de Westelijke Mijnstreek. Het kan zich meten met en is aanvullend op de centra van Maastricht en Heerlen: de twee andere centra in Zuid-Limburg. Het centrum van Geleen is een stadsdeelcentrum dat past bij de maat van Geleen, dat nieuwe energie heeft gekregen als proeftuin voor onze circulaire en energieneutrale economie. Daarmee heeft Sittard-Geleen een netwerk van sterke, aantrekkelijke plekken met elk een eigen karakter, waar mensen elkaar ontmoeten!
Beleidskeuzes
We dragen bij aan passende voorzieningen . In de wijken en dorpen werken we samen aan een voldoende, goed, betaalbaar en bereikbaar aanbod van maatschappelijke accommodaties. Onze maatschappelijke voorzieningen zijn laagdrempelig en sluiten aan bij de behoefte van de lokale gemeenschap. Waar wenselijk en mogelijk worden ze geclusterd, zodat meerdere voorzieningen elkaar versterken. We hebben daarbij oog voor de verschillen tussen de wijken en dorpen. Daarbij denken wij mee in het vinden van een nieuwe invulling voor kerkgebouwen die (deels) niet meer voor de eredienst worden gebruikt. Met de gemeenschappen zorgen we dat de accommodaties voorzien in de (veranderende) behoeften van gebruikers. Waar nodig zijn wij zelf initiatiefnemer en eigenaar. Uit de verduurzamingsopgave voor maatschappelijk vastgoed zal blijken welke keuzes we moeten maken en welk effect dat heeft op het voorzieningenniveau.
We beschouwen scholen als belangrijke plekken voor ontmoeting, zowel voor onze jong(st)e inwoners als voor hun ouders. De komende jaren willen we onze scholen laten doorgroeien tot integrale kind- en ontmoetingscentra. Van de schoolpleinen maken we plekken die de gezondheid bevorderen: groen met pluktuinen en groene speelplekken, zodat ze uitnodigen tot gezond leven en buiten spelen. Scholen kunnen voorzien in wijk- of dorpsvoorzieningen voor alle inwoners. Kinderen en volwassenen kunnen veilig lopend of fietsend naar school toe. Veel van onze schoolgebouwen moeten vernieuwd of gerenoveerd worden. Dat biedt kansen om deze visie uit te voeren. Dat doen we samen met de schoolbesturen.
We stimuleren dat detailhandel zich clustert op centrale plekken, met een goede spreiding in de gemeente en regio. De toekomstperspectieven van de verschillende winkelgebieden in Sittard-Geleen binnen de regionale hoofdstructuur zijn gebaseerd op het aantal winkels, de omvang in winkelvloeroppervlakte en het draagvlak onder potentiële bezoekers. Het centrum van Sittard is daarbij het regionale hoofdcentrum van de Westelijke Mijnstreek. Het centrum van Geleen is een stadsdeelcentrum. Het winkelgebied van Born is een klein dorpscentrum. De winkelcentra van Munstergeleen, Limbrichterveld, Stadbroek, Kemperkoul, Bloemenmarkt, Oud- Geleen en Zuidhof zijn buurtcentra. In Grevenbicht is een buurtvoorziening voor een kleine kern. Met twee supermarkten speelt Bedrijvenstad Fortuna een rol in de dagelijkse verzorging van Sittard-Zuid. Het is daarmee een supermarktcluster. Retailpark Sittard Geleen en detailhandelszone handelscentrum Bergerweg zijn een bovenlokaal cluster voor perifere detailhandelsvestigingen. De detailhandelszone op Industriepark Noord (Dr. Nolenslaan) is een lokaal cluster voor perifere detailhandelsvestigingen. Deze perifere locaties zijn gericht op volumineuze artikelen en doelgerichte aankopen. Goede auto-bereikbaarheid is hier belangrijk. Volumineuze artikelen zijn grote artikelen die mensen minder vaak nodig hebben en waarvoor ze doelgericht gaan winkelen. Door hun grootte en de ruimte die nodig is voor de uitstalling van de artikelen, zijn deze vestigingen moeilijk in te passen in de winkelgebieden in het centrum, wijken en dorpen.

figuur 1: Themakaart afbakening winkelcentrum Sittard(bron: Subregionaal detailhandelsbeleid Westelijke Mijnstreek 2023 – 2030)
We stimuleren de concentratie van voorzieningen op centrale plekken zoals het centrum en in de wijken en dorpen. Zo werken we aan het creëren van sterke ontmoetingsplekken waar de verschillende voorzieningen (maatschappelijke en commercieel) elkaar versterken.
We werken samen aan de versterking van het centrum in Sittard als regionaal hoofdcentrum van de Westelijke Mijnstreek. We werken mee aan het verruimen van het aanbod aan recreatief winkelen en maken ruimte voor ontmoeten, beleven en verblijven.
Het winkelgebied van Sittard hoort zich hierbij te ontwikkelen tot een recreatieve binnenstad met een sterke mix van detailhandel, horeca en dienstverlening. We pakken de leegstand aan door onder meer het centrum compact en aantrekkelijk te maken. In de openbare ruimte creëren we meer groen en water. Dat maakt het centrum aantrekkelijker om te verblijven en draagt bij aan klimaatadaptatie. Het kernwinkelgebied is de hoofdwinkelzone. Detailhandel speelt in deze zone de hoofdrol, maar wel in samenspel met andere functies zoals horeca en recreatie. Aantrekkelijkheid zit in de aanwezigheid van een eigentijds lokaal winkelaanbod, aangevuld met bekende winkelformules, overige centrumfuncties zoals horeca, dagrecreatie en cultuur, een sterke ambulante handel en passende evenementen.
Aan het kernwinkelgebied grenst het aanloopgebied, waar naast winkels ook andere functies een plek kunnen hebben. Het gaat dan om dienstverlening, wonen, cultuur en werkfuncties. De aantrekkelijkheid van deze zone is de afwisseling van functies. Omdat we een compacter winkelgebied zonder leegstand willen, is het nodig detailhandel buiten het kernwinkelgebied en aanloopgebied te ontmoedigen. Buiten het kernwinkelgebied en aanloopgebied bevorderen we andere functies zoals wonen, werken en studeren. Dat zorgt voor levendigheid en draagvlak voor de voorzieningen, inclusief toerisme.
We vergroten de bereikbaarheid van het centrum per fiets, te voet en met het openbaar vervoer. We zorgen dat fietsers en voetgangers centraal staan in het straatbeeld en we maken het hen makkelijker. Dat doen we onder andere door duidelijke wandel- en fietsroutes aan te wijzen, doorsteekjes in de stad te maken en voetgangers- en fietsverbindingen uit de omliggende wijken en regio te verbeteren. Fietsen kunnen eenvoudig en veilig gestald worden. We stimuleren bezoekers om op de fiets of te voet naar het centrum te komen. We faciliteren mobiliteitshubs in het centrum. Met name voor inwoners, zodat zij niet afhankelijk zijn van een eigen auto. We onderzoeken of het aantal parkeerplaatsen kan worden verminderd en is er meer ruimte voor groen. Er zijn tijden afgesproken voor bevoorrading en het centrum is hard op weg om een zero-emissie binnenstad te worden. Het kernwinkelgebied en het aanloopgebied van Sittard zijn autoluw. Het centrum is ook met de auto goed bereikbaar en er is voldoende plaats om te parkeren. We voorkomen zoveel mogelijk een overvloed aan parkeercapaciteit en een slechte exploiteerbaarheid van parkeervoorzieningen. Daarom zetten we in op multifunctioneel gebruik van voorzieningen. Waar nodig voor een betere leefbaarheid reguleren we het parkeren, zoals in de wijken direct rondom het centrum. Parkeren voor bewoners van de binnenstad wordt gefaciliteerd.
De komende jaren stimuleren we de ontwikkeling van het stationsgebied van Sittard tot een levendig woon-werkgebied. We streven naar een kwalitatieve kantoorvoorraad met een concentratie in het centrum van Sittard, waaronder de kantoorlocatie achter het station. We brengen balans aan, zodat er een gezond kantooraanbod is dat aansluit op de vraag, behoefte en trends vanuit de markt. Hier bieden we ook ruimte aan nieuwe kleinschalige maak- en creatieve bedrijven, die samen met nieuwe woningen zorgen voor een dynamisch gebied. Nieuwe ontwikkelingen die veel bezoekers aantrekken en daarmee voor veel personenverkeer zorgen, concentreren we in het stationsgebied, op maximaal tien minuten lopen vanaf het station. In een gezamenlijke ambitie streven de provincie Limburg en de gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht, Roermond, Weert en Venlo naar de versterking en verdichting van de zes Limburgse ov-knooppunten. Het initiatief Limburg Centraal heeft als doel een harmonieuze mix te creëren van wonen, werken, voorzieningen en groene ruimtes rondom de ov-knooppunten. Daarbij wordt rekening gehouden met de unieke krachten van elke stad en de specifieke kenmerken van de stationsomgevingen. In Sittard-Geleen bestaan traditie, erfgoed, cultuur en circulariteit naast elkaar. Gemoedelijk, dicht bij het groen én een circulair en duurzaam gezond leven is voor iedereen toegankelijk. Vanuit dit sociaaleconomisch toekomstbeeld biedt de stationsomgeving Sittard (ov-knooppunt) een ideale omgeving om deze toekomst duurzaam vorm te geven. Er heerst een vestigingsklimaat en omgevingskwaliteit die traditie (middeleeuwse binnenstad) en transitie (circulaire stad) verbindt. Daardoor liggen er unieke kansen voor wonen en leven, werken, retail en recreatie. Dat alles perfect duurzaam ontsloten naar de rest van Nederland en Europa. Het opheffen van de barrièrewerking van het spoor en daarmee het beter verbinden van de oost- en westzijde van het spoor is daarbij een randvoorwaarde.
We werken samen aan de ontwikkeling van het centrum van Geleen tot dé proeftuin voor onze circulaire en energieneutrale economie. Het winkelgebied in Geleen is in 2040 een fijn, compact centrum op maat van Geleen. Het centrum bestaat straks uit een levendige mix van winkelen, werken, recreëren en wonen. Het mijnverleden wordt als een rode draad zichtbaar en voelbaar gemaakt.
Om de leegstand in Geleen aan te pakken, moeten we actief werken aan het compacter maken van het winkelgebied en het transformeren ervan tot stadsdeelcentrum. Met een concentratie van winkels in een sterk kernwinkelgebied met hier vooral dagelijks aanbod, aangevuld met een niet al te ruim niet-dagelijks aanbod. Het kernwinkelgebied is de hoofdwinkelzone. Detailhandel speelt in deze zone de hoofdrol, maar wel in samenspel met andere functies zoals horeca en recreatie. In het gebied eromheen blijven we zoeken naar andere manieren om de ruimte te gebruiken. Aan het kernwinkelgebied grenst het aanloopgebied, waar naast winkels ook andere functies een plek kunnen hebben. Het gaat dan om dienstverlening, wonen, cultuur en werkfuncties. De aantrekkelijkheid van deze zone is de afwisseling van functies. Omdat we een compacter winkelgebied zonder leegstand willen, is het nodig detailhandel buiten het kernwinkelgebied en aanloopgebied te ontmoedigen. Hier bevorderen we andere functies. Dat vraagt om een intensieve samenwerking tussen ondernemers, vastgoedeigenaren en gemeente. Hier geven we ruimte aan nieuwe kleinschalige creatieve en maakbedrijven, het duurzaamheidshuis en nieuwe woonvormen, waarmee we bijvoorbeeld kenniswerkers van Chemelot aantrekken. De nieuwe gemeentelijke huisvesting past hierin. Het centrum van Geleen wordt zo hét centrum voor de circulaire samenleving in onze gemeente.
Voor de inwoners van Geleen wordt het centrum een mooie aanvulling op geliefde plekken zoals Oud-Geleen, Zuidhof en de Bloemenmarkt. In het centrum van Geleen zorgen we voor meer groen en water. Dat maakt het er fijner om te verblijven, aantrekkelijker voor ondernemers en is goed voor de klimaatadaptatie. Voor een stadsdeelcentrum zijn goede bereikbaarheid en genoeg parkeerplekken onmisbaar. Bezoekers moeten gemakkelijk en snel hun dagelijkse boodschappen kunnen doen. Daarvoor zijn goede wandel- en fietsroutes naar de omliggende woonwijken nodig. Mensen moeten hun fiets makkelijk en veilig dicht bij winkels kunnen stallen. We zetten in op multifunctioneel gebruik van parkeervoorzieningen. Waar nodig reguleren we het parkeren.
Met deze focus willen we nieuwe kleinschalige maak- en creatieve bedrijven aantrekken die passen bij het circulaire karakter. Dat biedt kansen om de leegstand tegen te gaan, mogelijkheden voor jonge ondernemers en zorgt voor een levendig centrum. Het duurzaamheidshuis, bezoekerscentrum Chemelot, een innovatieve windstraat en nieuwe, circulaire woon- en kleinschalige bedrijfsvormen dragen samen de circulariteit breder uit. Dat doen we in balans met een goed woon- en leefklimaat. Dat betekent dat de milieukwaliteit er niet door achteruit mag gaan.

Figuur 2: Themakaart afbakening winkelcentrum Geleen(bron: Subregionaal detailhandelsbeleid Westelijke Mijnstreek 2023 – 2030)
We richten de openbare ruimte op onze ontmoetingsplekken zo in dat het prettige plekken
zijn waar mensen langer willen zijn en waar ondernemers zich graag willen vestigen.
We hebben oog voor het rijke erfgoed van veel van deze plekken. We zorgen samen dat
deze plekken veilig, schoon en aantrekkelijk zijn. We beheren de openbare ruimte op
een manier die past bij de locatie. Door ruimte te geven aan groen en water zorgen
we voor prettigere temperaturen in de leefomgeving in hete perioden en nodigen we
uit om naar buiten te gaan, te bewegen en elkaar te ontmoeten. Op deze plekken investeren
we ook meer in inrichting en beheer.
We zorgen dat de ontmoetingsplekken goed bereikbaar zijn, vooral lopend en fietsend.
We zorgen ervoor dat fietsen makkelijk en veilig gestald kunnen worden. De treinstations
en hun omgeving zijn fijne plekken waar mensen samenkomen en eenvoudig van het ene
naar het andere vervoersmiddel kunnen overstappen. We zorgen voor een aantrekkelijke
en prettige verbinding van de treinstations naar het centrum. Dat zorgt voor een mooie
entree van onze steden.
We vinden het belangrijk dat het veilig is op straat en iedereen zich veilig voelt . Door ons gezamenlijk in te zetten voor onze veiligheid, verbeteren we ook het saamhorigheidsgevoel van inwoners. We verbeteren de sociale veiligheid door de openbare ruimte zo in te richten dat er meer overzicht en beter zicht is. We maken een eenduidig onderscheid tussen openbare en privé ruimte en maken de openbare ruimte breed toegankelijk. We streven naar een schone en aantrekkelijke openbare ruimte die uitnodigt om elkaar te ontmoeten en om mee te doen. Waar nodig zorgen we voor publiek cameratoezicht.

Figuur 3: Themakaart detailhandelsstructuur Westelijke Mijnstreek

Figuur 4: Themakaart maatschappelijke voorzieningen
6.3. Gezond bewegen

Dat we bewegen belangrijk vinden zie je aan de nieuwbouw voor Glanerbrook
|
Toekomstbeeld
In 2040 kun je makkelijk op een actieve of duurzame manier overal in de gemeente en daarbuiten komen. Actieve mobiliteit (lopen en fietsen) en duurzame mobiliteit (openbaar vervoer en deelmobiliteit) vormen de basis van ons mobiliteitssysteem. Zo hebben we een alternatief gecreëerd voor het eigen autogebruik. Lopen en fietsen is ‘het nieuwe normaal’ en is eenvoudiger en aantrekkelijker geworden. Sittard-Geleen heeft een beweegvriendelijke leefomgeving. Sporten en bewegen zijn er vanzelfsprekend. Zowel in de buurt als in de (eu)regio. Ook het gebruik van openbaar vervoer of publieke mobiliteit is eenvoudig. Publieke mobiliteit gaat over al het vervoer waarvoor reizigers niet een eigen vervoermiddel kunnen of willen gebruiken. Zoals bijvoorbeeld de trein, bus, buurtbus, maar ook deelfietsen en deelauto’s. Zo blijft de gemeente bereikbaar en verbetert de leefbaarheid in woonwijken. Het helpt mensen ook om mee te doen aan de samenleving en nodigt uit tot bewegen, waardoor onze inwoners gezonder worden. Ook draagt het bij aan schonere lucht en minder lawaai in de omgeving.
In 2040 hebben we toekomstbestendige en duurzame sportaccommodaties. Onze actieve sportverenigingen en andere sportaanbieders kunnen elkaar daar goed vinden. De gebouwen zijn duurzaam en de routes naar de sportclubs zijn prettig en veilig. Zo stimuleren we mensen om de fiets te pakken of te lopen. Elkaar buiten en in de natuur ontmoeten in sport en spel verbindt, is goed voor de ontwikkeling van onze kinderen en draagt bij aan een gezonde leefstijl. We stimuleren uitnodigende ruimte voor laagdrempelig en kosteloos spelen en sporten voor kinderen en volwassenen.
Beleidskeuzes
We werken samen aan sportaccommodaties die passen bij de behoefte van onze inwoners en verenigingen . We stimuleren verenigingen om samen te werken. Met goede, duurzame en toekomstbestendige sportaccommodaties is er ruimte voor een gevarieerd sportaanbod voor iedereen en kan talent zich ontwikkelen. We vullen daarmee het lokale Sportakkoord II Sittard-Geleen in, dat onderdeel is van het GALA en is afgeleid van het nationale sportakkoord. De ambities in het Sportakkoord zijn een sterke basis voor programma’s die mensen stimuleren te bewegen, vitale sportaanbieders en ruimte om te sporten en bewegen. Ze zorgen ervoor dat sport meer mensen bereikt en belangrijker wordt in de samenleving. Glanerbrook en Bedrijvenstad Fortuna zien we hierbij als plek voor (boven)lokale sportvoorzieningen. En Watersley als een sportcampus die goed in het buitengebied is ingepast.
We richten onze openbare ruimte beweegvriendelijk in en we maken haar toegankelijk door obstakels weg te halen. Op meerdere plekken in de gemeente zorgen we voor beweegvriendelijke plekken in de openbare ruimte. Hier wordt sporten en bewegen extra gestimuleerd. We zorgen voor een uitnodigende ruimte waar kinderen en volwassenen laagdrempelig en gratis kunnen spelen en sporten. Dat kan door bij de (her)inrichting van wijken speelveilige straten te maken. En door parken, pleintjes en veldjes beter in te richten op ontmoeten, sporten, spelen en bewegen. Fietsen, wandelen en buiten spelen worden daardoor meer vanzelfsprekend. Onze straten zijn uitnodigend.
Bij het (her)inrichten van een straat of buurt maken we het vooral voor wandelaars en fietsers makkelijker, comfortabeler en veiliger. Daarna vinden we een passende plek voor de auto. Verblijfsgebieden, straten en buurten richten we in volgens het STOMP-principe (zie kader).
We richten verplaatsingen binnen een wijk of dorp in op lopen en fietsen. Er zijn directe, veilige en comfortabele routes naar de voorzieningen in de wijk, zoals scholen, het wijkwinkelcentrum, sportverenigingen, de supermarkt, huisarts en ov-halte. Vanuit de wijken en dorpen komen fietsers gemakkelijk uit op de hoofdfietsroutes.
We richten schoolomgevingen veilig in voor fietsers en voetgangers. Daardoor durven ouders hun kinderen met een gerust hart zelfstandig naar school laten gaan. Veilige wandel- en fietsroutes binnen de wijk dragen daar ook aan bij. Zo kunnen kinderen binnen de wijk ook makkelijk en veilig op andere (speel)plekken in de wijk komen.
We verbinden wijken en dorpen via comfortabele en veilige fietsroutes met werklocaties
zoals Chemelot, het centrum en de stations.
Deze aantrekkelijke fietsroutes verbinden stad en regio, binnen en buiten de bebouwde
kom. Ze zorgen ervoor dat fietsers snel op hun werk, school, het station of andere
belangrijke bestemming kunnen komen. We onderscheiden daarbij recreatieve en utilitaire
(functionele) fietsroutes. De fietsroutes sluiten aan op het regionale hoofdfietsroutenetwerk
van Zuid-Limburg. Dat zorgt ook voor een betere verbinding met Maastricht, Parkstad,
Echt-Susteren en de grensregio’s. Ook de recreatieve wandel- en fietsroutes die het
stedelijk gebied met het buitengebied verbinden horen bij het hoofdroutenetwerk. Een
bijzondere verbinding hierbij is die bij de Circular Mile. We verbinden de Circular
Mile via een route voor langzaam verkeer met Chemelot, station Geleen-Lutterade, Glanerbrook,
station Geleen-Oost en verder richting Parkstad. De Circular Mile is een divers businessdistrict
dat het circulaire Chemelot verbindt met het centrum van Geleen, de proeftuin voor
onze circulaire economie. De route heeft een circulaire uitstraling en maakt Chemelot
beter bereikbaar voor werknemers die in Parkstad wonen.
We zetten ons in om de goede treinverbindingen vanaf station Sittard richting Maastricht/Luik,
Heerlen/Aachen en Eindhoven/Randstad verder te verbeteren en beter te benutten.
Deze directe verbindingen dragen bij aan de multimodale bereikbaarheid van onze gemeente,
het centrum en onze onderwijs- en werklocaties in het bijzonder. Ook biedt het kansen
voor de ontwikkeling van de stationsomgeving. Daarnaast zijn directe internationale
verbindingen naar Luik en Aken belangrijk voor Sittard- Geleen om snel toegang te
hebben tot het Europese Hogesnelheidsneten nachttreinverbindingen.
We werken samen aan het inrichten van de stations als prettige plekken waar mensen samenkomen en waar ze makkelijk over kunnen stappen van het ene naar het
andere vervoersmiddel, zoals bus of deelfiets.
We werken samen aan de ontwikkeling van de stationsomgeving van Sittard
tot een levendig onderdeel van de stad, met een betere verbinding van de oost- en
westzijde van het spoor. Nieuwe ontwikkelingen die veel bezoekers aantrekken (zoals
congrescentra, kantoorlocaties) en daarmee zorgen voor veel personenverkeer, concentreren
we in het stationsgebied, op maximaal tien minuten lopen van het station.
We werken samen met partners aan het multimodaal bereikbaar houden van onze bedrijventerreinen
, voor goederen- en personenvervoer. In lijn met de afspraken uit Zuid-Limburg Bereikbaar
verwachten we dat bedrijven en ondernemers hun medewerkers stimuleren om duurzaam
te reizen.
We stimuleren (elektrische) deelmobiliteit in zogenoemde mobiliteitshubs op centrale plekken in wijken en dorpen.
Bushaltes voorzien we waar dat zinvol is van fietsenrekken, om het reizen naar het openbaar vervoer makkelijker te maken.
We werken samen om het bestaande ov-netwerk beter te benutten
en uit te breiden met deelmobiliteit zoals fietsen en scooters. Zo maken we het reizen
van en naar het openbaar vervoer makkelijker en zorgen we voor een goed alternatief
voor individuele autoverplaatsingen.
We leiden het autoverkeer vanuit de woonwijken
zo snel en direct mogelijk naar gebiedsontsluitingswegen en bundelen het daar. In
woonwijken is de auto te gast.
Samen met de provinciale wegbeheerder kijken we hoe we de regionale bereikbaarheid
kunnen verbeteren
door bijvoorbeeld doorfietsroutes aan te leggen of te zorgen voor een betere doorstroming
op de provinciale infrastructuur.
In de wijken en dorpen is ruimte voor parkeren, alleen in de openbare ruimte niet
meer altijd direct voor eigen voordeur.
In gebieden waar op straat wordt geparkeerd omdat er geen eigen parkeerplek is, concentreren
we dit waar nodig, ingepast in het groen en waar mogelijk gecombineerd met wateropvang.
Zo komt er in de straten meer ruimte voor groen, ontmoeting en spelen. We voorkomen
zoveel mogelijk een overvloed aan parkeercapaciteit. Daarom zetten we in op het optimaal
benutten van parkeervoorzieningen. Waar nodig reguleren we het parkeren. We stimuleren
parkeren op eigen terrein om de parkeerdruk te verminderen. Bij nieuwbouw is parkeren
op eigen terrein standaard.
STOMP-principe centraal in de mobiliteit
![]() |
Figuur 5: STOMP-principe
We zorgen voor voldoende oplaadvoorzieningen voor elektrische auto’s in de openbare
ruimte,
om de toename van elektrische voertuigen, die de huidige brandstofauto vervangen,
niet te belemmeren. Er komen kleinschalige oplaadvoorzieningen en clusters op grotere
locaties.
We werken aan een toekomstbestendig wegennetwerk voor de auto
waarmee we (fysieke) ruimte creëren om voorgaande beleidskeuzes waar te kunnen maken.
Om dat mogelijk te kunnen maken zijn enkele ontwikkelopgaves benoemd. Deze worden
op de kaart in figuur 6 weergegeven en zijn hieronder nader toegelicht:
We onderzoeken samen met de provinciale wegbeheerder hoe we de regionale bereikbaarheid kunnen verbeteren. In de provinciale ontwikkelopgave N276 constateert de provincie dat de huidige capaciteit onder druk staat tussen de N297 – Westelijke Randweg. Alvorens infrastructurele aanpassingen te overwegen, voert de Provincie verder onderzoek uit naar oplossingsrichtingen en (verkeers)effecten om een voorkeursalternatief te bepalen. Voor Sittard-Geleen is het noodzakelijk dat de gehele N276 op het gemeentelijk grondgebied voldoende capaciteit heeft voor de afwikkeling van het regionale en doorgaande verkeer.
Daarnaast heeft de gemeente de wens om de ontsluiting van het Retailpark Sittard-Geleen op de N294 te verbeteren. Voor deze ontwikkelopgave aansluiting Retailpark N294 wordt onderzocht of het mogelijk is een extra aansluiting te realiseren waarbij ook gekeken wordt naar het anders ontsluiten van Einighausen. Hieraan worden vanuit de provinciale wegbeheerder voorwaarden gesteld.
Als onderdeel van de ontwikkeling van de Brightlands Chemelot Campus op de Lexhy ligt er een ontwikkelopgave ongelijkvloerse kruising Urmonderbaan N294. Deze ongelijkvloerse kruising ter hoogte van de oude Postbaan is gewenst om de doorstroming op de N294 te kunnen blijven garanderen.
De ambitie is om een aantal wegen te veranderen van GOW (gebiedsontsluitingsweg) 50 naar GOW 30 waarmee wegen worden ingericht als een gebiedsontsluitingsweg met een toegestane snelheid van 30 km/u. Doel van deze transitie is het verbeteren van de verkeersveiligheid, gezondheid, leefbaarheid, doorstroming en/of om ruimte te bieden aan actieve mobiliteit. Op verschillende wegen is de beschikbare breedte van het wegprofiel ook aanleiding om hier de weg in te richten als GOW 30.
Om de centrumring Sittard te sluiten en een eenduidig wegbeeld te behouden, gaat deze ETW (erftoegangsweg) 30 naar GOW 30.
De wegen die de “inprikkers” vanuit de regio naar de centra van Sittard en Geleen zijn GOW 50 en blijven GOW 50.
Vanuit het principe van GOW 30 zouden enkele routes buiten de bebouwde kom kunnen worden ingericht als GOW 60, met name vanuit het perspectief van verkeersveiligheid.
In enkele gebieden willen we meer ruimte geven aan leefbaarheid en verblijfskwaliteit en het beperken van doorgaand verkeer. Hiervoor onderzoeken we of de weg kan worden afgewaardeerd van GOW 50 naar ETW 30 als op de omliggende wegen de doorstroming wordt gefaciliteerd.
De Kempenweg tussen Grevenbicht en Obbicht brengen we van een ETW 60 naar een ETW 30. Door de snelheid hier omlaag te brengen dragen we bij aan een veiligere schoolomgeving.
Om de verblijfskwaliteit van het stationsgebied te verbeteren wordt onderzocht op welke wijze het stationsplein autoluw kan worden gemaakt. Deze route heeft geen verbindende functie meer. De weg blijft voor beide richtingen in ieder geval beschikbaar voor bussen.
De Westelijke Randweg is een GOW 70 en blijft een GOW 70. De weg heeft een verbindende functie en ontlast het verkeer op de Rijkswegboulevard.
Er ligt een onderzoeksopgave Geleen centrum om te onderzoeken of dit deel van de Rijkswegboulevard wordt ingericht als GOW 30 of ETW 30. Dit is mede afhankelijk van de ontwikkelingen in Geleen centrum en de gewenste functie van het gebied.
Uit de Gebiedsverkenning Westelijke Mijnstreek is gebleken dat met name in de avondspits er sprake is van een doorstromingsknelpunt rondom de Kerenshofweg. In de onderzoeksopgave Kerenshofweg dient te worden onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om er voor te zorgen dat het verkeer van/naar de Westelijke Randweg naar/van de A76 goed kan doorstromen (en daarmee de Rijkswegboulevard kan ontlasten).
Binnen de verschillende bedrijventerreinen in Sittard-Geleen onderzoeken we wat een passende wegcategorisering is. Ook brengen we in beeld hoe meer ruimte geboden kan worden aan actieve mobiliteit. Belangrijk uitgangspunt bij de wegen op de bedrijventerreinen blijft het veilig en vlot afwikkelen van vrachtverkeer.

Figuur 6: Themakaart wegcategorisering en ontwikkelopgaves wegverkeer
6.4. Cultuur en erfgoed voor iedereen

Monumentenschildjes Geleen maken inwoners trots op hun buurt
|
Toekomstbeeld
We wonen in een prachtige gemeente met een rijke historie. Die gaat niet alleen ver terug, maar heeft ook minder lang geleden unieke sporen nagelaten, zoals ons mijnbouwverleden, de wederopbouwperiode en zogenoemde ‘Post 65’-periode. In het Sittard-Geleen van 2040, met haar wortels in de maakindustrie, ontwikkelt innovatie zich goed. Cultuur, erfgoed en beeldkwaliteit zijn de dragers van onze identiteit, naast de vele actieve verenigingen en hechte gemeenschappen. Onze rijke historie vormt de basis van een circulaire toekomst. We zijn er trots op een circulaire gemeente van ‘gewoon doen’ te zijn. Waar innovatiekracht nooit ver weg is en tegelijk de goede kwaliteiten van het leven tussen Heuvelland en Maasvallei behouden zijn gebleven. Het gedachtegoed van de circulaire stad is beleefbaar in de fysieke leefomgeving. Bijvoorbeeld op programma’s als kunst en cultuur, circulaire economie en wonen. We hebben aandacht voor uitdagende en prikkelende kunst en cultuur én voor onze eeuwenoude bewoningsgeschiedenis, die ook vandaag nog zichtbaar is. Deze zien we terug in de vorm van waardevolle gebouwen en beschermde stads- en dorpsgezichten, maar ook in de vorm van structuren in stad en land. Deze identiteit koesteren we en benadrukken we. Het draagt bij aan de trots en zingeving van inwoners en bezoekers.
Beleidskeuzes
We brengen oud en nieuw samen. We stimuleren dat de unieke kenmerken van onze verschillende gebieden de basis vormen voor nieuwe ontwikkelingen. We geven voor de hele gemeente én voor specifieke gebieden richting aan een kwalitatieve en met aandacht vormgegeven fysieke leefomgeving. Bestaande kwaliteit en erfgoedwaarden zijn daarin het uitgangspunt. Erfgoedwaarden bieden inspiratie en kunnen de identiteit en referentiewaarden van een gebied of plek versterken. Nieuw en oud sluiten hierdoor mooi op elkaar aan. We hebben aandacht voor de kenmerken en identiteit van onze gebouwde omgeving en van onze (cultuur)landschappen. In nieuwe ontwikkelingen zijn landschapsstructuren de basis, bepalen bijzondere (historische) plekken de identiteit van de gemeente en werken we duurzaam en circulair. We hebben daarbij aandacht voor de gebiedskarakteristieken van de verschillende landschapstypen, structuurlijnen, woongebieden, werkgebieden, stadscentrum, stedelijke groengebieden en het erfgoed.
We koesteren de plekken en objecten die de eigenheid van de gemeente bepalen, zoals
onze monumenten, beeldbepalende (groen)structuren en stadsentrees.
Erfgoed is een wezenlijk onderdeel van het karakter van onze steden en dorpen. Het
vormt de basis in nieuwe ontwikkelingen. Niet alleen het monument zelf, maar ook de
omgeving eromheen is bepalend in de beleving van ons erfgoed. We wijzen afgebakende
gebieden rondom een monument aan die beschermd worden (monumentenbiotopen). Zo voorkomen
we dat de omgeving aangetast wordt en afbreuk doet aan de beleving van het monument.
We hebben daarbij bijzondere aandacht voor vestingstad Sittard.
We beschermen ons erfgoed goed en duurzaam en maken het op een vernieuwende manier
beleefbaar
, zoals ons (pre)historisch en agrarisch verleden, onze middeleeuwse vestingstad,
de kastelen, beschermd stads- en dorpsgezicht en ons mijnverleden. Maar ook jonger
erfgoed dat het behouden waard is, bijvoorbeeld uit de wederopbouw- en Post 65-periode,
wordt beschermd en zo behouden voor de toekomst. Bij transformaties van leegstaande
gebouwen geven we prioriteit aan beeldbepalende gebouwen en objecten met erfgoed waarde
zoals religieus erfgoed. Iedereen heeft recht op erfgoed volgens het Europese verdrag
van Faro. Daarom hebben we oog voor inclusiviteit en diversiteit bij het beschermen
en beleefbaar maken van ons erfgoed.
De archeologische waarden in de grond beschermen en behouden we.
Bij ontwikkelingen borgen we de aanwezige archeologische rijkdom van gebieden.
We geven creatievelingen en makers de ruimte in leegstaande panden. Sommige panden krijgen zo een nieuwe functie als (tijdelijke) creatieve broedplaatsen. Daarmee stimuleren we het makersklimaat.
Onze openbare ruimte richten we in als één groot cultureel podium. We organiseren, faciliteren en stimuleren evenementen. Van processies tot grote cultuurfestivals. De komende jaren werken we aan locatieprofielen om te bepalen waar welke activiteiten passend zijn. Via onder andere subsidieregels en locatieprofielen geven we kaders voor de mogelijkheden. Ook stimuleren we zo organisatoren, kunstenaars en partijen om kunst en cultuur zichtbaar te maken in de openbare ruimte. De culturele activiteiten in de fysieke leefomgeving zijn niet enkel op het centrum gericht, maar kunnen overal plaatsvinden in het stedelijk of landelijk gebied.
We werken samen om Sittard-Geleen meer recreatief op de kaart te zetten. De regio Westelijke Mijnstreek, met Sittard-Geleen als centrumgemeente, is in opkomst als toeristisch-recreatieve regio, met riviernatuur, erfgoed en mooie centra en dorpskernen. De regionale opgave voor de sector is het verder vormgeven van een toekomstige bestemming, waarin:
Toerisme blijft bijdragen aan duurzame economische structuurversterking van de regio.
Kwalitatieve groei boven kwantitatieve groei gaat.
Landschappelijke en stedelijke kwaliteiten elkaar versterken.
Vrijetijdseconomie helpt om natuur en landschap te ontwikkelen.
Inwoners en gasten de hele regio kunnen beleven.
We willen dat onze gasten en bewoners geraakt worden door de bijzondere verhalen van
Zuid-Limburg, zich daarmee verbonden voelen en Zuid-Limburg écht beleven.
We werken als Sittard-Geleen aan een toekomstbestendige vrijetijdseconomie op basis
van een brede samenwerking tussen ondernemers, inwoners, maatschappelijk middenveld,
regionale gemeenten en provincie. Bezoekers dragen bij aan het versterken van de leefbaarheid,
het terugdringen van leegstand in het centrum en het vergroten van het aantal recreatiemogelijkheden.
De komende jaren willen we de mogelijkheden voor recreatief verblijf in Sittard-Geleen
versterken. We willen daarvoor nieuwe doelgroepen aantrekken en de kwaliteit van het
bestaande recreatief aanbod verbeteren, door in te zetten op zakelijk toerisme en
het beleefbaar maken van het industrieel verleden en heden. De ambitie is het vergroten
van de recreatieve aantrekkingskracht en een toename in overnachtingsfaciliteiten.
We zorgen daarbij voor een balans in vraag en aanbod, zowel kwalitatief als kwantitatief.
Om ervoor te zorgen dat inwoners en bezoekers geraakt worden door de bijzondere verhalen
van Sittard-Geleen en de regio Zuid-Limburg, geven we samen met inwoners, ondernemers
en het maatschappelijke middenveld invulling aan het zichtbaar en beleefbaar maken
van de toeristisch-recreatieve kernkwaliteiten.
We werken samen om het aanbod van gebouwen voor culturele beleving op orde te houden. We zijn binnen het culturele bestel van verschillende overheden (Rijk, provincie en gemeente) verantwoordelijk voor de basis. Bij een stevige basis hoort een goed fysiek voorzieningenniveau, met gebouwen voor theater, muziek, beeldende kunst, film en literatuur. Dit bestaande voorzieningenniveau houden we op orde. Als goed huisvader zorgen we voor een goede staat van de gebouwen.

Figuur 7: Themakaart erfgoed

Figuur 8: Themakaart archeologie
6.5. Het goede wonen

Een goede woonmix in Geleen-Zuid
|
Toekomstbeeld
Onze wijken en dorpen zijn in 2040 flink veranderd. De leefomgeving draagt meer en meer bij aan een betekenisvol leven voor inwoners. En daarmee aan gezondheid, veiligheid, welzijn, kansengelijkheid en binding met de gemeenschap. De wijken en dorpen zijn aantrekkelijk voor bestaande en nieuwe inwoners, waardoor de beroepsbevolking op peil is gebleven. Er zijn nieuwe woningen gebouwd en wijken zijn waar nodig getransformeerd. Een divers woningaanbod draagt bij aan een inclusievere samenleving. Er is een plek voor iedereen in de gemeente, wat hun achtergrond ook is (o.a. inkomen, opleiding, leeftijd, afkomst). Daarvoor zijn slechte woningen vervangen of verduurzaamd. Het woningaanbod is diverser in prijs en in soorten woningen. Met meer betaalbare woningen, grotere kansen voor starters en levensloopbestendige woningen voor senioren in de stad en in het dorp. Dankzij isolatieprogramma’s en alternatieve warmtevoorziening is het wonen in oudere woningen aangenamer en betaalbaarder. Door de uitbreiding en verzwaring van de netinfrastructuur is er genoeg elektriciteit. Er is gezorgd voor een aantrekkelijke en veilige openbare ruimte die de gezondheid bevordert.
Beleidskeuzes
We werken samen aan een woningvoorraad die past bij de woonbehoefte.
Bouwen naar behoefte betekent dat we sturen op het toevoegen van woningen waar lokaal en regionaal vraag naar is. In de Woondeal Limburg hebben we met alle Limburgse overheden, het Rijk en de woningcorporaties afgesproken dat betaalbaarheid centraal moet staan. Concreet betekent dit dat sociale huur in 2030 ongeveer dertig procent van de totale voorraad is. En dat nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk gelijk verdeeld zijn over sociale huur, betaalbare koop en huur, en overig. Nu is die balans er nog niet in bestaande plannen en zitten we nog niet aan het gewenste aantal sociale huurwoningen.
Om ervoor te zorgen dat de leefbaarheid en beschikbaarheid van woningen voor iedereen in balans blijft, zorgen nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk voor woningen in alle segmenten. Wijken met veel sociale huur krijgen meer woningen in het midden- en hoger segment. In de andere wijken wordt juist een groter aandeel betaalbare koop- en huurwoningen gerealiseerd.
Met de woningcorporaties zoeken we naar plekken en manieren om voldoende sociale huur te bouwen. Met ontwikkelaars en lokale initiatiefnemers maken we afspraken over betaalbaarheid en het bouwen van vooral levensloopbestendige en nultredenwoningen. We beperken de bouw van woningen waar geen behoefte aan is, zoals grondgebonden niet-levensloopbestendige woningen.
Woningen zijn van voldoende kwaliteit. We stellen daarom in het volkshuisvestingsprogramma regels op over minimale oppervlaktes van woningen per gebied. In het centrum mogen de woningen iets kleiner zijn dan in de woonwijken en dorpen. Maar te kleine woningen zijn onwenselijk en passen niet in onze woningmarkt. Nieuwe woningen bouwen we zoveel mogelijk circulair en energieneutraal en we combineren het met duurzame verstedelijking, met voldoende groen en aandacht voor klimaat en gezonde mobiliteit.
We hebben oog voor iedereen.
We hebben de taak om verschillende groepen mensen te helpen met het vinden van een woning. Denk aan statushouders, ontheemden, woonwagenbewoners en verschillende zorgbehoevenden (de zogenaamde bijzondere doelgroepen). Deze groepen blijven de komende jaren naar verwachting groeien. Daarnaast komt er ook vraag naar andere soorten woningen, zoals doorstroomwoningen en woningen voor heel grote gezinnen. Deze zaken zetten vooral druk op de sociale huurvoorraad. Tegelijk blijft de reguliere behoefte aan sociale huur stijgen, loopt de zoektijd naar een sociale huurwoning op en neemt het aantal mutaties (woningen die leegkomen door verhuizing) af. Met de corporaties zoeken we naar de juiste balans in hun woningaanbod. Voor woonwagenbewoners zoeken we naar geschikte locaties voor nieuwe standplaatsen.
Door vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt kijken bedrijven steeds vaker naar personeel buiten Nederland om hun vacatures in te vullen. Voor deze groeiende groep arbeidsmigranten werken we mee we goede (tijdelijke) woningen. Ook hier kijken we naar de juiste woning op de juiste plek en zorgen we voor een geschikte inpassing in de omgeving. Onveilige en overlastgevende huisvesting pakken we actief aan in de buurt. De verwachting is dat de komende jaren de groep arbeidsmigranten die hier wonen en werken zal toenemen. We zien daarbij kansen voor ontwikkelingen met geclusterde woonvormen, die speciaal gericht zijn op het goed huisvesten van grotere groepen arbeidsmigranten.
In de studentensteden Eindhoven en Maastricht hebben steeds meer studenten moeite een woning te vinden. Met de gemeenten Maastricht en Heerlen werken we daarom aan een samenhangend woningaanbod voor studenten. Wij zien voor de groep studenten (alle niveaus) en (internationale) kenniswerkers vooral kansen in de directe stationsomgeving in Sittard en in relatie tot Chemelot in het centrum van Geleen. Daarbij denken we aan studio’s van 25 tot 35 vierkante meter.
Expats zijn een andere belangrijke internationale groep. Bedrijven op de Chemelot Campus en de Chemelot Industrial Site voorzien een groeiende behoefte aan hoger opgeleid personeel uit het buitenland. Daarnaast zien we elders in de regio (Limburgse Brightlands locaties, het Academisch Ziekenhuis in Maastricht en Brainport Eindhoven) een groeiende vraag naar woningen buiten hun eigen regio. Voor deze groep zien wij, net als voor studenten, veel kansen rondom het intercitystation. De omgeving van station Sittard heeft vanwege de vele treinverbindingen en de ruimte in de stad een grote potentie en goed vestigingsklimaat als het gaat om huisvesting en werkgelegenheid voor werknemers vanuit bijvoorbeeld Eindhoven en omgeving en expats. We onderzoeken hoe we deze doelgroepen kunnen huisvesten. Dit werken we uit in een verstedelijkingsstrategie voor de stationsomgeving Sittard. Daarnaast liggen er kansen in Geleen. In het centrum van Geleen maken we ruimte voor woon-werkconcepten die passen bij de innovatieve cultuur en koppeling met de Brightands Campus en de Chemelot Industrial Site.
Om hier de goede richting aan te geven, die ook in lijn is met verwachte wetgeving (wet Versterking regie volkshuisvesting), stellen we de komende jaren een huisvestingsverordening op die stuurt hoe we omgaan met bijzondere doelgroepen. Daarnaast onderzoeken we de mogelijkheid van een sociaal huurfonds. Om te garanderen dat er in de hele gemeente voldoende sociale huur komt, kijken we of de opbrengst van locaties waar sociale en betaalbare huur niet mogelijk blijkt kan bijdragen aan de komst van de woningen op een andere plek.
We regelen dat de juiste woning op de juiste plek komt. Onze regio is geen ‘standaard’ groeiregio. Maar er blijft een behoefte aan nieuwe woningen, ook al is er vergrijzing en krimpt de bevolking. We zien dat er nieuwe inwoners komen in de gemeente, zoals (internationale) studenten en werknemers die in Maastricht, Eindhoven of op de Brightlands Campussen werken. Daarom richten we ons de komende jaren op de juiste woningen op de juiste plek, met een focus op betaalbare woningen. Zo kunnen we bestaande inwoners van een gepaste woning voorzien en zijn we aantrekkelijk voor nieuwe inwoners. Op die manier houden we de beroepsbevolking op peil. Zo brengen we vraag en aanbod in onze woningvoorraad in balans en zorgen we dat deze aansluit op de behoefte van onze inwoners.
We helpen met het versnellen van de woningbouw en werken samen met corporaties en ontwikkelaars. Met de corporaties maken we meerjarige prestatieafspraken over aantallen, locaties en hun aandeel. Met andere initiatiefnemers kijken we kritisch naar bestaande plannen en wat nodig is om ze te transformeren naar passende plannen. Als ze op locaties liggen waar wij woningbouwontwikkeling onwenselijk vinden, dagen we de initiatiefnemers uit om naar andere locaties te kijken.We hebben flink meer ruimte voor woningen dan de (op traditionele manier) aantoonbare behoefte. Daarom moeten we kiezen welke gebieden we sowieso willen ontwikkelen, welke gebieden onder voorwaarden ontwikkeld worden en waar in principe geen plek meer is voor extra woningen tenzij de behoefte sterk toeneemt. Een soort ‘ladder voor duurzame verstedelijking’, maar dan gericht op de eigen woningbouwprogrammering. Hiervoor gebruiken we de ‘Sittard-Geleense woonladder’.
Sittard-Geleense woonladder
- a.
Stationsomgeving en centrum Sittard: hier faciliteren we naast de eigen behoefte voor de inwoners van Sittard ook de groeiende behoefte aan woningen voor mensen van buiten de gemeente. Het gaat hierbij met name om de kenniswerkers op Chemelot en Brainport Eindhoven.
- b.
Centrum Geleen: hier faciliteren we naast de eigen behoefte voor de inwoners van Geleen ook in beperkte mate de groeiende behoefte aan woningen voor mensen van buiten de gemeente. Het gaat hierbij met name om de kenniswerkers op Chemelot.
- c.
Dorpen: hier faciliteren we de eigen behoefte van de inwoners van de dorpen.
- d.
Stedelijke woonwijken: hier werken we actief aan transformatie en verbetering van de bestaande woningen. Er blijft hier ruimte voor kleinschalige transformaties van leegkomende winkels en eventueel af te bouwen kavels. Kwaliteit en behoefte gaan voor kwantiteit op deze plekken.
- e.
Buitengebied: woningbouw in het buitengebied maken we in principe niet mogelijk. Uitzondering hierop is kleinschalige woningbouw rondom de dorpen als de eigen behoefte niet in de dorpen zelf een plek kan vinden.
We programmeren nieuwbouw van woningen adaptief (flexibel). Afhankelijk van de behoefte prioriteren we de locaties voor woningbouw (woonladder). Hierbij brengen we de autonome behoefte en aanbod in balans in drie gebieden: de dorpen, Geleen en Sittard. De behoefte aan woningen voor nieuwe inwoners van buiten de gemeente faciliteren we in de stationsomgeving en het centrum van Sittard en (in beperkte mate) in het centrum van Geleen. Het gaat hierbij met name om de kenniswerkers op Chemelot en Brainport Eindhoven. Inbreiding gaat voor uitbreiding. We focussen hierbij vooral op kwaliteit door aantrekkelijke woonomgevingen te ontwikkelen. Voor de aantallen werken we met bandbreedtes.
De huidige woningbehoefteprognose gaat tot 2030 uit van een bruto behoefte van circa 1100 nieuwe woningen in Sittard, 900 in Geleen en 600 in de dorpen (samen circa 2600 woningen). Aan de andere kant verwachten we dat ongeveer 2000 woningen niet meer aansluiten bij de behoefte. Dat zijn vooral oude woningen die niet te verduurzamen zijn en niet levensloopbestendig zijn. Verder zien we dat als de huidige trend doorzet de woningbehoefte na 2030 daalt. Als de behoefte aan woningen voor nieuwe inwoners van buiten de gemeente toeneemt, bijvoorbeeld vanwege de groei van Brainport Eindhoven, verandert dit. Het is dan ook van belang onze gemeente nog aantrekkelijker te maken om te blijven of gaan wonen. Niet in de laatste plaats om de beroepsbevolking op peil te houden.
We werken daarom samen aan de transformatie, verbouwing en sloop van bestaande woningen die niet meer in de behoefte voorzien. De mate waarin we hierin slagen bepaalt de behoefte aan nieuwe woningen. Hierop vooruitlopend en om ruimte te bieden aan nieuwe inwoners, stimuleren we op bepaalde plekken de bouw van nieuwe woningen in onze gemeente. In de Woondeal Limburg spraken we met Rijk en provincie af dat we tot en met 2030 een 1845 woningen toevoegen. Hier bovenop hebben we een aanvullende ambitie van 500 woningen in het stationsgebied in Sittard. Daarnaast werken we mee aan de huisvesting voor bepaalde doelgroepen zoals studenten.
Het centrum van Sittard en van Geleen zijn de plekken waar we de komende jaren inzetten op flinke ontwikkelingen. Het aanpakken van toenemende winkelleegstand, het clusteren van winkels in de kernwinkelgebieden en de transformatie van kantoren biedt veel kansen voor het ontwikkelen van een nieuw woon- en werkklimaat. Er is potentieel zelfs veel meer ruimte dan er nodig is om de komende jaren in de woningbehoefte te voorzien. Het is dus noodzakelijk om slim te ontwikkelen en alleen te bouwen waar behoefte aan is, zodat er geen overschot komt. Maar gelijktijdig willen we ook ruimte vrijlaten voor onverwachte ontwikkelingen. Dat noemen we ‘adaptief programmeren’. Ook woningen die niet meer toekomstbestendig zijn nemen we mee in de ontwikkelingen. We stimuleren nieuwe woonconcepten die ook interessant zijn voor nieuwe inwoners, om onze beroepsbevolking op peil te houden.
Omdat er veel plek is en omdat nieuwe woningen in het centrum van Sittard (inclusief
het stationsgebied) en het centrum van Geleen veel positieve effecten hebben, kiezen
we ervoor om nieuwe woningen voor het overgrote deel hier te realiseren. En dus niet
in de woonwijken. Dit combineren we met duurzame verstedelijking, met voldoende groen
en aandacht voor klimaat en gezonde mobiliteit.
Het centrum van Sittard en stationsgebied
Bovenop onze afspraken uit de Woondeal Limburg hebben we tot 2030 voor het stationsgebied een aanvullende ambitie van 500 woningen. Deze dragen bij aan het transformeren van het stationsgebied naar een moderne woon- en werkomgeving. Met de zes Limburgse intercitygemeenten hebben we een ontwikkelperspectief geschetst voor de stationslocaties: Limburg Centraal. Op termijn zien we hier mogelijkheden voor nog eens ruim 2000 extra woningen. De stationsomgeving van Sittard is de meest logische plek voor studentenhuisvesting, door de goede verbindingen met de lokale scholen en de universiteiten van Maastricht en Eindhoven. Aan de westkant is daarom nu al ruimte voor woonvormen vergelijkbaar met PITground, gericht op (internationale) studenten en werknemers (bovenop de 500 woningen zoals hierboven genoemd). Hierdoor wordt het gebied al langzaam klaargemaakt voor een eventuele latere volledige ontwikkeling. Een grootschalige ontwikkeling van de westkant komt in beeld zodra oost en westzijde beter verbonden zijn en de veiligheidscontouren rondom het emplacement hiertoe de ruimte geven. Daarnaast dient de behoefte aan woningen daarvoor verder te stijgen. Op korte termijn verwachten we vooral ontwikkelingen aan de oostkant van het station.
Centrum Geleen
In Geleen zien we door de realisatie van de Circular Mile een sterke verbinding ontstaan tussen de Brightlands Chemelot Campus, Chemelot Industrial Park en het centrum. Daardoor wordt het centrum aantrekkelijker als woonomgeving voor (kennis)werkers en starters. Hier bieden we ruimte aan experimentele woon- en werkvormen in leegstaand vastgoed en boven winkels. Middels transformatie benutten we de bestaande bebouwing beter, dragen we bij aan levensduurverlenging en daarmee aan besparing van materiaalgebruik. Daar waar materiaal dient te worden toegevoegd of verwijderd doen we dit zoveel mogelijk duurzaam en circulair, en volgens circulaire bouw- en sloopprincipes. In de transitie naar een circulaire economie verkennen we of en waar het zinvol is om bouwhubs te faciliteren, zodat nog bruikbare producten, materialen of grondstoffen opgeslagen kunnen worden en vanuit daar terug de keten in kunnen. Zo wordt voorkomen dat ze als afval worden beschouwd.
Dorpen
De dorpen hebben zich altijd natuurlijk en naar eigen behoefte ontwikkeld. Ook de komende jaren
zien we een behoefte aan nieuwe woningen. Dat is niet meer in de vorm van uitleglocaties.
Maar in alle dorpen moet er wel plek blijven voor woningen die passen bij de vraag
en de plek. Het gaat vooral om betaalbare woningen voor starters en nultreden-/zorgwoningen
voor ouderen. We zien ook kansen voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (collectieve
projecten ontwerpen en gebouwd door samenwerkende inwoners), kleinschalige zorg en
andere collectieve woonvormen. In bijna elk dorp zien we kansen voor inbreiding en
af en toe een paar nieuwe woningen aan de randen (het zogenaamde ‘straatje erbij’).
Voorbeelden zijn de transformatie van bedrijven en agrarische gebouwen direct aan
de dorpsranden, lege kavels tussen gebouwen en het afbouwen van bestaande bouwprojecten.
We staan geen grootschalige uitbreiding toe. Kleinschalige woningbouw in de dorpsranden
is alleen mogelijk als dit de ruimtelijke kwaliteit bevordert, bijdraagt aan een herkenbare,
groene dorpsmantel en als er behoefte is aan dit soort woningen en deze niet op een
andere plek in het dorp gebouwd kunnen worden.
Deze kwaliteitsvoorwaarden stellen we op omdat het gaat om uitbreidingen in het buitengebied,
ontwikkelingen die tot voor kort niet mogelijk waren. Inbreiding blijft het uitgangspunt.
De kansrijke locaties geven we met de inwoners van de dorpen verder vorm. Onder andere
via de dorpsvisie die de inwoners van Einighausen en Guttecoven momenteel opstelt.
Stedelijke woonwijken
In de woonwijken van Geleen en Sittard zorgen we met kleinschalige transformaties
voor een moderne en diverse woningvoorraad en verminderen we het aantal slechte woningen.
In principe stijgt het aantal woningen in de woonwijken niet. Nieuwe woningen komen
zoveel mogelijk op de plek van verouderde woningen en leegstaande panden, zoals winkels,
kantoren en maatschappelijk vastgoed. Op sommige plekken verdwijnen woningen en komen
er minder of geen terug. De vrijgekomen ruimte wordt daar gebruikt om wijken te vergroenen
en voor klimaatadaptatie. We stimuleren de aanpak van slechte particuliere woningvoorraad
en zetten in op verduurzaming. We verbeteren de sociale veiligheid door de openbare
ruimte zo in te richten dat er meer overzicht en beter zicht is. Ook markeren we ruimtes
eenduidig en duidelijk en maken we deze breed toegankelijk. We zorgen voor een fijne
woonomgeving door de openbare ruimte groen en waterrijk in te richten met prettige
plekken waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten. We maken afspraken met de woningcorporaties
over hoe we de niet-toekomstbestendige corporatieve en particuliere woningvoorraad
aanpakken. Dat zal allereerst moeten gebeuren in de wijken met een groter deel aan
verouderde woningen en bewoners die minder draagkrachtig zijn. Die wijken hebben we
nu aangeduid als ‘veerkrachtige wijken’. Dat zijn wijken waar we met onze partners integraal aan de slag moeten. Zoals we
dat al in Geleen-Zuid doen.
Buitengebied
Het toevoegen van woningen in bestaand stedelijk gebied blijft het uitgangspunt. Dat kan door het bebouwen van lege kavels, transformatie en sloop en nieuwbouw. Bouwen buiten de stadsranden is niet aan de orde. Bij de dorpen beperkt het zich tot het kleinschalig afbouwen van straten als binnen de dorpen zelf geen ruimte is (zie hierboven). We willen het buitengebied beschikbaar houden voor andere opgaven, zoals de landbouwtransitie, klimaatadaptatie, biodiversiteit, natuur- en landschapsontwikkeling en recreatie.
We werken samen aan zorg op de juiste plek.
Door de vergrijzing neemt het aantal inwoners dat een beroep doet op zorg de komende
jaren toe. In de wijken en dorpen zetten we in op een gevarieerd woon-zorgaanbod en
zorgen we voor een goede spreiding van ‘zorg’-aandachtgroepen. In het centrum is er
juist weinig behoefte aan nieuwe zorgwoningen. We stimuleren hierbij het zorgen voor
elkaar.
We stimuleren een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad en woonomgeving.
Onze woningvoorraad moet verduurzaamd worden. Vooral veel oudere woningen voldoen
niet meer aan de kwaliteits- en duurzaamheidseisen van nu. Met woningcorporaties maken
we afspraken over de aanpak van de niet-toekomstbestendige (verouderde) woningvoorraad.
Hierbij hebben we extra aandacht voor energiearmoede. Daarin willen we ook kijken
naar de mogelijkheden voor losse particuliere woningen die tussen woningen van corporatie
staan. Vaak zijn dit woningen die van de corporaties waren en ook aangepakt moeten
worden. Daarvoor onderzoeken we met de corporaties en omliggende gemeenten de verschillende
financieringsmodellen, maar kijken we ook nadrukkelijk naar het Rijk. Subsidies zoals
het Volkshuisvestingsfonds zijn essentieel voor grensregio’s om hun woningvoorraad
te moderniseren.
We stimuleren individuele eigenaren van woningen om te kiezen voor een duurzaam alternatief voor aardgas en het gebruik van circulaire materialen. Kwetsbare groepen ondersteunen we in de energie- en warmtetransitie. Daardoor kunnen ook zij de stap maken naar een aardgasvrije woning/gebouw. Nieuwe woningen bouwen we zoveel mogelijk circulair en energieneutraal.
Naast het verduurzamen van de woningen moeten ook op wijkniveau aanpassingen gedaan worden om te verduurzamen. Denk aan het aanleggen van een warmte-infrastructuur en verzwaring van de elektriciteitsaansluitingen voor elektrische verwarming. Daarvoor ontwikkelen we samenwerkingsverbanden op wijkniveau (met inwoners, woningcorporaties, ondernemers, netbeheerder enz.) en stellen we wijkuitvoeringsplannen op. Hierin maken we keuzes voor alternatieve warmtevoorziening en isolatieprogramma’s. Zo zorgen we dat woningeigenaren en corporaties dankzij de verbetering van isolatie, lokale opwek van duurzame energie en nieuwe warmtebronnen flink kunnen verduurzamen. Een deel van de gemeente wordt aangesloten op het Warmtenet Zuid-Limburg waardoor veel panden kunnen worden verwarmd met de restwarmte van Chemelot. We maken ruimte voor het tracé hiervan. We werken mee aan de opwek van duurzame energie op daken en de benodigde verzwaring van de energie-infrastructuur en -opslag. De ruimte die boven en onder de grond nodig is voor distributiestations, trafohuisjes en kabels en leidingen de komende jaren fors zal toenemen. We onderzoeken hoe dit het beste kan worden ingepast in het bestaand bebouwd gebied.
We stimuleren dat woningbouw bijdraagt aan een inclusieve samenleving. Woningen worden op logische plekken gebouwd. Ze hebben een heldere verbinding met de straat en een eigen buitenruimte. Het bouwen van woningen achter bestaande woningen kan alleen als de verbinding met de straat helder is, met voldoende buitenruimte en zonder overlast voor omliggende woningen.
We werken samen aan een prettige en veilige woonomgevin g . Een groene, schone en veilige omgeving draagt bij aan een prettige woonsfeer. De sociale veiligheid verbeteren we door een inrichting die zorgt voor meer overzicht en zichtbaarheid, een eenduidige en duidelijke markering van ruimtes en brede toegankelijkheid. We streven naar een schone en aantrekkelijke openbare ruimte die uitnodigt om elkaar te ontmoeten en om mee te doen. Het zorgt voor een prettige beleving en draagt positief bij aan onze gezondheid. De inrichting en het onderhoudsniveau van de openbare ruimte sluiten aan op de functie en behoefte in de wijk. Dat betekent dat er meer geïnvesteerd wordt in de inrichting en het beheer op plekken waar de openbare ruimte een grotere rol speelt in de sociale behoefte van een wijk.
Een circulaire toekomst verbinden we met onze geschiedenis. De karakteristiek van de tuinwijken, met in de kern de voormalige mijnkoloniën, gebruiken we om de woon- en leefomgeving te versterken en aantrekkelijker te maken. Deze bestaande elementen en identiteit worden gekoesterd en zoveel mogelijk in stand gehouden om zorgvuldig op voort te bouwen en alleen datgene toe te voegen wat daadwerkelijk nodig is. Passend binnen circulair gedachtegoed, waarbij bestaande materialen en producten zo lang mogelijk gedeeld, verhuurd, hergebruikt, hersteld, opgeknapt en gerecycleerd worden ten behoeve van waarde-creatie. Op deze manier breiden we de levenscyclus van zowel onze geschiedenis als onze producten uit. Daarop aansluitend willen we vooroplopen als Smart City. We documenteren het materieel wat we toevoegen aan de stad slim, zodat we daar in de toekomst weer efficiënt en circulair op door kunnen bouwen. Zo laten we zien hoe de leefkwaliteit en gezondheid van een stad en gemeente verbeterd kunnen worden.
6.6. Een sterke, gewortelde circulaire bedrijvigheid

SABIC en Plastic Energy Advanced Recycling tonen een sterk gewortelde circulariteit
|
Toekomstbeeld
In 2040 zijn onze industriegebieden, bedrijventerreinen en ook het centrum plaatsen waar ruimte is voor ondernemers. Ons brede mkb van lokale en internationale bedrijven en de industriële wereldspelers op Chemelot en het logistieke cluster Holtum Noord zijn daarin onze kracht. We omarmen de maakindustrie. De transitie hiervan naar een meer kennisintensieve, energieneutrale en circulaire maakindustrie is in 2040 goed op weg. De congestieproblemen op het energienet zijn grotendeels opgelost zodat de transitie ook doorgezet kan worden. Chemelot is het vliegwiel in het bereiken van een toekomstbestendige circulaire economie waar we trots op zijn. We hebben ruimte gegeven aan een diverse en aantrekkelijke economie die midden in de samenleving staat en bijdraagt aan welvaart, welzijn en groene groei.
Beleidskeuzes
We stimuleren dat onze werklocaties duurzaam, toekomstbestendig en vitaal zijn. Hiermee creëren we een positief vestigingsklimaat voor het mkb en versterken we de werkgelegenheid en de vitaliteit. Het mkb is een arbeidsintensieve en toekomstbestendige sector die voor veel arbeidsplaatsen voor onze inwoners kan zorgen. Daarbij zorgen we voor toekomstbestendige stedelijke bedrijventerreinen en industriegebieden waar efficiënt ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit, duurzame economie en duurzame energieopwekking centraal staan. Dat doen we onder andere door het juiste bedrijf op de juiste plaats toe te laten, door goed gebruik te maken van milieuruimte, door meervoudig ruimtegebruik en het benutten van bebouwingspercentages en bouwhoogtes.
We ontwikkelen bedrijventerreinen van de toekomst die − naast de belangrijkste functie van vestigingsplaats voor bedrijven − de transities en de veranderende economie en samenleving helpen. Samen met bedrijven, eigenaren en ontwikkelaars zetten we in op herontwikkeling en betere benutting van de ruimte die er is. Hiermee wordt in de ruimtevraag van bedrijven voorzien. Vanuit de kracht van de mkb-ondernemers ontwikkelen we de bedrijventerreinen als toekomstbestendige werkplaatsen. Hier werken steeds meer bedrijven aan innovatief en duurzaam ondernemen, waarmee wordt ingespeeld op de belangrijke trends en ontwikkelingen op het gebied van energie, klimaat, circulaire economie en digitalisering.
Passend bij de energie- en klimaatneutrale economie wekken bedrijven onder andere op daken, gevels en (parkeer)terreinen energie op die zij nodig hebben voor hun bedrijfsprocessen. Ze hebben vaak een gezamenlijke energiehuishouding (smart grids/energyhubs). Daardoor wordt energie efficiënter gebruikt en zijn ze minder afhankelijk van het energienet. Bedrijven dragen ook bij aan een aantrekkelijke leefomgeving. Bijvoorbeeld door hun aandacht voor klimaatadaptatie, landschapskwaliteit en biodiversiteit.


Figuur 9: Themakaart concentratiegebieden kantoren
We stimuleren de ontwikkelingen van toekomstbestendige kantoren en werken aan het in balans brengen van de kantorenmarkt. In Sittard-Geleen streven we naar een kwalitatieve kantorenvoorraad, met een concentratie in het centrum in Sittard (waaronder de kantoorlocatie achter het station) en de kop van Bedrijvenstad Fortuna. We brengen balans aan zodat er een gezond kantooraanbod is dat past bij de vraag, behoefte en trends van de markt. Kleinschalige kantoren in relatie tot Chemelot zijn hierbij mogelijk in het centrum van Geleen.
We werken aan kantoorpanden die voldoen aan de duurzaamheidseisen, toekomstbestendig en multifunctioneel zijn ingericht en ook dienen als ontmoetingsplek. De kantoren liggen op aantrekkelijke en duurzame kantoorlocaties in een dynamische en groene omgeving, goed ontsloten (onder andere door het ov) en hebben de voorziening die medewerkers en bezoekers nodig hebben.
Leegstaande kantoren en kantoorbestemmingen zonder perspectief op kantoorinvulling die ook niet toekomstbestendig zijn, worden zoveel mogelijk getransformeerd naar andere (stedelijke) functies, waaronder wonen, bedrijvigheid en sociale en maatschappelijke functies. Dat biedt ook kansen om een positieve impuls te geven aan de gebieden waar kantoren zijn gevestigd. Onderstaande kaarten laten de concentratiegebieden voor kantoren zien vanuit de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid Limburg.
We faciliteren de verandering van Chemelot van een hoogwaardig chemisch industrieterrein gebaseerd op fossiele grondstoffen naar een volledig klimaatneutrale en circulaire chemiesite. De transitie bestaat uit de grondstoffentransitie, energietransitie en circulair watergebruik. De bestaande ketens van bedrijfsactiviteiten worden verduurzaamd en aangevuld met nieuwe ketens. We stimuleren daarvoor het optimaliseren van het ruimtegebruik op Chemelot. Uitbreiding is met uitzondering van de campus niet aan de orde. Voor de benodigde bedrijvigheid voor de grootschalige verzameling, verwerking en opslag van volumineuze afvalstoffen wordt Chemelot daarom nog beter verbonden via spoor, binnenvaart en buisleidingen. In de directe omgeving van Chemelot is hiervoor geen ruimte. We behouden de inwaartse zonering, met in het centrum de bedrijven met de zwaarste milieubelasting en grootste veiligheidsrisico’s en aan de randen het kleinste.
We bieden de komende jaren ruimte aan de Brightlands Chemelot Campus op De Lexhy ten noorden van de Urmonderbaan. De campus richt zich op research en development binnen de sectoren (performance) materialen, chemische technologie en processen, regeneratieve geneeskunde en (bio)medische materialen. Op het terrein is ruimte voor onderwijs, testfaciliteiten, pilotfabrieken en kantoren die daar onlosmakelijk mee verbonden zijn. Ook voor kleinschalige, kennisintensieve productiebedrijven en voorzieningen die daaraan gekoppeld zijn of daaruit ontstaan is er plek. De campus is een bijzonder economisch ecosysteem dat floreert doordat de verschillende onderdelen dicht bij elkaar zitten en voorzieningen, netwerken en kennis delen. De campus heeft de komende jaren extra ruimte nodig. Op het Chemelotterrein zijn onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden. De uitbreiding van de campus op Lexhybos maken we mogelijk als er op de huidige Brightlands Chemelot Campus geen uitbreidingsmogelijkheden meer zijn. Onder de Lexhy verstaan we het gebied tussen de Urmonderbaan, de A2, de Bergerweg en de houtsingel ten westen van de Veldweg in Geleen. Alleen onderdelen die bij het campusecosysteem horen krijgen hier een plek. De campus vult daarmee het centrum van Geleen en de lokale bedrijventerreinen aan. De campusdelen aan beide zijden van de Urmonderbaan vormen straks één geheel.
De interactie tussen die beide onderdelen dient optimaal te zijn. De Urmonderbaan
wordt hiervoor overwonnen als barrière. De campus wordt door haar gebruikers als een
geheel ervaren. De campus krijgt een hoogwaardige uitstraling en presentatie naar
de A2 als visitekaartje van de gehele kennisregio. Het Lexhybos wordt zoveel mogelijk
behouden en is een natuurlijke deel van het beeld van de campusomgeving. Het gebied
van De Lexhy wordt vanuit veiligheidsoogpunt niet opengesteld, zoals in de huidige
situatie ook niet het geval is. De ontwikkeling op De Lexhy is goed ingepast en gaat
gepaard met een landschappelijke versterking van het Graetheideplateau (compensatie/verevening).
Daarnaast wordt verlies van natuur gecompenseerd. Bij voorkeur op het Graetheideplateau
zelf. Onder het Graetheideplateau verstaan we het gebied Sittard, Lindenheuvel, Chemelot,
het Julianakanaal en het Limbrichterbos. Gezien het samengaan met de landschappelijke
kwaliteiten wordt op de De Lexhy in tegenstelling tot de rest van de campus een maximum
maat gehanteerd voor de gebouwen (in categorie en/of fysieke grootte). De bereikbaarheid
van de omliggende kernen is niet in het geding. De uitbreiding op De Lexhy leidt niet
tot onacceptabele toename van extra verkeer voor de omliggende kernen. De Oude Postbaan
wordt niet afgesloten als geen nieuwe vervangende infrastructuur is aangelegd of een
andere passende robuuste en toekomstvaste oplossing is gerealiseerd.De uitbreiding
van de campus stemmen we af op de buisleidingen (stroken) en hoogspanningsleidingen
in het gebied. Ook onderzoeken we of het hoogspanningsstation Graetheide ten zuiden
van de Bergerweg kan worden uitgebreid, waardoor de Bergerweg een duidelijke begrenzing
vormt van de economische ontwikkeling.
In Geleen ontwikkelen we samen met dsm firmenich, Chemelot en Brightlands Chemelot
Campus een circulair business district: de Circular Mile.
Dit is een gebied aan de Professor van Krevelenstraat op Chemelot en het Mauritspark,
waarbij ook de bestaande bedrijvigheid aan de Kampstraat betrokken wordt. Het is een
breed business district dat ruimte biedt aan kleine en middelgrote bedrijven die vooruitstrevend
en innovatief zijn. Met circulaire businessmodellen of door de circulaire keten te
versterken. Dit wordt dé proeftuin voor onze circulaire economie, waar mkb-ondernemers,
industrie, inwoners, young professionals en studenten verbonden aan Chemelot, onderzoekers
en maatschappelijke instellingen de kansen van circulair werken concreet zichtbaar
en beleefbaar kunnen maken in een groene omgeving. We onderzoeken de mogelijkheid
voor een innovatieve windstraat (kleine innovatieve windmolens) als onderdeel van
de Circular Mile. De Circular Mile verbindt de Brightlands Chemelot Campus en het
centrum van Geleen letterlijk en figuurlijk. Hier vestigen zich ook bedrijven die
niet per se op de Campus hoeven te zitten, maar wel in de buurt willen zijn. Het groen
is versterkt als onderdeel van de groene gordel rondom Chemelot, die de woonwijken
Lindenheuvel en Krawinkel verbindt met het buitengebied.De ontwikkeling van de Circular
Mile vormt een economische en ruimtelijke overgangszone tussen de Chemelot Site en
de woonwijken van Geleen. De ontwikkeling heeft een positief effect op de ruimtelijke
kwaliteit en de leefbaarheid van de omliggende gebieden.
We werken samen aan een nieuwe toekomst voor het voormalig automotivecluster. Na het stoppen van de activiteiten bij VDL Nedcar blijft mogelijk ruimte over op het automotivecluster die niet ingezet wordt voor de automotivesector. Daaruit zal vraag ontstaan naar andere of alternatieve bedrijfsmatige invulling van het terrein, die mogelijk buiten de kaders van het Provinciaal Inpassingsplan valt. Als dat zo is, verbinden we randvoorwaarden aan de invulling. Daar waar het de bestaande bebouwing betreft moet er een meerwaarde zijn voor de economische veerkracht van de gemeente. Daar waar het plekken binnen het automotivecluster betreft die nog niet bebouwd of ontwikkeld zijn (zoals Yard-E) moet dit bijdragen aan de transitieopgaven van Sittard-Geleen door een combinatie van natuur(her)ontwikkeling en de transitie naar natuurinclusieve landbouw.
We werken samen aan het ontwikkelen van het centrum van Geleen tot dé proeftuin voor
onze circulaire en energieneutrale samenleving.
Met deze focus willen we nieuwe kleinschalige maak- en creatieve bedrijven aantrekken
die passen bij het circulaire karakter. Dat biedt kansen voor het tegengaan van de
leegstand, bedrijfsmogelijkheden voor jonge ondernemers en het draagt bij aan de levendigheid.
Het duurzaamheidshuis, bezoekerscentrum Chemelot en nieuwe, circulaire woon- en bedrijfsvormen
dragen samen de circulariteit breder uit. Deze nieuwe functies in het centrum maken
de circulaire samenleving zichtbaar en beleefbaar voor iedereen. Daarmee inspireren
we inwoners en bezoekers en stimuleren we bewustwording, eigenaarschap en gedragsverandering
in de transitieopgave naar een duurzame samenleving en circulaire economie. Dat doen
we in evenwicht met een goed woon- en leefklimaat. Dat betekent dat de milieukwaliteit
er niet door achteruit mag gaan.
We werken samen aan de ontwikkeling van het stationsgebied van Sittard tot een levendig
woon-werkgebied.
Hier bieden we ook ruimte aan nieuwe kleinschalige maak- en creatieve bedrijven,
die samen met nieuwe woningen voor een dynamisch gebied zorgen. Nieuwe ontwikkelingen
die veel bezoekers aantrekken en daarmee voor veel personenverkeer zorgen, concentreren
we in het stationsgebied, op maximaal tien minuten lopen van het station.
We ondersteunen bedrijven en ondernemers die hun medewerkers stimuleren om duurzaam te reizen. Onze circulaire bedrijvigheid gaat ook over de manier waarop werknemers reizen en goederen worden vervoerd. Goederen worden zoveel mogelijk duurzaam getransporteerd. We ondersteunen bedrijven via Zuid-Limburg Bereikbaar om hun mobiliteit te verduurzamen.
We stimuleren dat de circulaire toekomst is verbonden met de geschiedenis.
Ons mijnbouwverleden is meer zichtbaar gemaakt. Het bezoekerscentrum van Chemelot
in het centrum van Geleen draagt hieraan bij.
Om de transitie naar een circulaire economie effectiever vorm te geven brengen we
materiaalstromen en milieu-impact op meerdere schaalniveaus digitaal in kaart
middels gecombineerde informatiesystemen.
6.7. Duurzame logistiek

Multimodale corridor, een voorbeeld van duurzame logistiek
|
Toekomstbeeld
Door de verandering naar een circulaire economie is het aanvoeren van andere grondstoffen nodig. Dat doen we in 2040 op een duurzame manier met respect voor onze gezondheid en ons milieu. We gebruiken de havens en het spoor intensiever, werken met het Rijk aan de uitbreiding van de buisleidingen en zorgen voor overslagpunten, zodat groot verkeer zoveel mogelijk uit het stedelijk gebied blijft en geen overlast veroorzaakt. Ook het centrum in Sittard is hard op weg om volledig emissieloos te worden. Onze logistiek over de weg is steeds meer duurzaam − van postbezorging tot bevoorrading van winkels, zodat al het vrachtverkeer in 2050 emissieloos is. De netinfrastructuur is verzwaard en netcongestie is geen issue meer.
Beleidskeuzes
We werken samen aan een betere verbinding tussen Chemelot en de haven Stein. Dagelijks worden veel grondstoffen naar Chemelot vervoerd. Dat gaat nu voor het grootste deel via buisleidingen. Andere en nieuwe stofstromen kunnen echter niet via buizen aangevoerd worden. Deze nieuwe stofstromen willen we het liefst via de haven in Stein aan laten komen. Om dat mogelijk te maken is het noodzakelijk de haven van Stein en de route van Chemelot naar de haven te versterken tot een multimodale corridor. Daarvoor werken we samen met de gemeente Stein, Chemelot, dsm-firmenich en de provincie Limburg.
We werken samen aan de uitbreiding van de ondergrondse buisinfrastructuur voor het vervoer van stoffen naar Chemelot binnen de huidige daarvoor gereserveerde ruimte. De Nederlandse overheid werkt aan het aanleggen van de Delta Rhine Corridor. Dat is een stelsel van buisleidingen voor het transport van waterstof en meerdere ondergrondse gelijkstroomverbindingen voor de industrie. Dit stelsel gaat lopen van Rotterdam via Moerdijk richting Chemelot in Geleen en naar de Duitse grens bij Venlo. Deze nieuwe buisleidingen komen zoveel mogelijk in de hiervoor vastgelegde nationale buisleidingenstrook. Als er nieuwe leidingenstroken gelegd moeten worden voor andere nieuwe verbindingen, zullen we bij de ruimtelijke inpassing onder andere rekening houden met ondergrondse archeologische waarden en de leefbaarheid van de omwonenden. De aanleg van nieuwe buisleidingen combineren we met de groene en landschappelijke ontwikkeling van het Graetheideplateau en de versterking van het landschap in het algemeen (compensatie/verevening).
We werken samen om de externe veiligheidsrisico’s rondom het emplacement en station
van Sittard te minimaliseren.
Over het spooremplacement bij het station van Sittard worden veel goederen vervoerd
richting Chemelot. Alle treinen van en naar Chemelot gaan via station Sittard, omdat
Chemelot alleen een spooraansluiting heeft in noordelijke richting. Treinen moeten
daarom van richting veranderen in Sittard. Soms gaat dat om het vervoer van gevaarlijke
stoffen met vrij grote externe veiligheidsrisico’s. Bij de ontwikkeling van de stationsomgeving
onderzoeken we hoe we met aanvullende maatregelen (overdracht en/of bouwkundige maatregelen)
de veiligheid van de omgeving kunnen optimaliseren. Gelijktijdig moet het transport
via het spoor mogelijk blijven. Daarbij werken we nauw samen met andere partijen zoals
het Rijk, ProRail, vervoerders en bedrijven zoals Chemelot. Iedere partij kan een
bijdrage leveren aan het verbeteren van de veiligheid in het stationsgebied.
We faciliteren de verbetering en verzwaring van de energie-infrastructuur.
Verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn opgaven die nieuwe eisen
stellen aan de energievoorziening. Verbetering en verzwaring van de energie-infrastructuur
heeft, net als andere opgaven, ruimte nodig boven de grond. We weten nog niet precies
hoe het energiesysteem van de toekomst eruit gaat zien. Opwek van duurzame energie,
gasloze wijken en elektrisch vervoer zorgen voor een toenemende belasting van het
netwerk. Het huidige netwerk is daar vaak niet op berekend en vraagt om uitbreiding.
Dat betekent dat de ruimte die boven en onder de grond nodig is voor distributiestations,
transformatorhuisjes, energieopslag, en het leggen van kabels en leidingen de komende
jaren fors toeneemt. Door de energie-infrastructuur een integraal onderdeel te maken
van het ruimtelijk beleid, kunnen we de juiste balans vinden tussen het benutten en
beschermen van de fysieke leefomgeving. We willen nieuwe plannen daarvoor in een vroeg
stadium met onze inwoners en ondernemers bespreken. Om in de toekomst voldoende energie
te hebben, moet het bestaande hoogspanningsnet (elektriciteit) verzwaard worden. Daarvoor
komt er een nieuw hoogspanningsstation Graetheide met een capaciteit van 380 kV. Ook
het bestaande station met een capaciteit van 150 kV wordt vernieuwd. De locatie voor
een nieuw gecombineerd 380 en 150 kV hoogspanningsstation wordt nog onderzocht. Het
zoekgebied is hiernaast in figuur 10 weergegeven. Hier wordt in samenhang met de campusuitbreiding
gezocht naar een goede inpassing. Voor deze ontwikkeling is Tennet de initiatiefnemer
en is provincie Limburg het bevoegd gezag. We willen dat de aanleg van nieuwe elektriciteitslijnen
en de uitbreiding van hoogspanningsstations samen gaat met de versterking van het
landschap en natuur (compensatie/verevening). Onderdeel hiervan is een onderzoek naar
de mogelijkheden voor natuurontwikkeling op de locatie van het huidige 150 kV station.

Figuur 11: zoekgebiednieuw hoogspanningsstationGraetheide
In de wijken werken we aan duurzame logistiek door te werken met lokale distributiehubs op regionale of lokale bedrijventerreinen. De hubs doen dienst als overslagpunten van pakketten, zodat er minder zwaar verkeer in het centrum en de woonwijken komt. Een randvoorwaarde voor lokale distributiehubs is dat er voldoende duurzame energie (elektrische laadpunten) beschikbaar is bij de distributiehubs. Dat betekent dat er een oplossing moet komen voor de netcongestie.
(Inter)nationale verbondenheid
voor het verbeteren van de bereikbaarheid en connectiviteit van de regio op de lange
afstanden is de strategie tweeledig. Vliegverbindingen via regionale luchthavens blijven
van belang voor de aantrekkelijkheid van de regio voor expats, zakelijk bezoek en
toerisme. We zetten daarnaast in op gelijkwaardige, duurzame verbindingen via bijvoorbeeld
het hogesnelheidstreinnetwerk van en naar de grote internationaal georiënteerde luchthavens
en stations. Dit draagt bij aan een duurzaam bereikbare regio.
6.8. Slimmer, gezonder en schoner

Oefenen met slimme oplossingen in de openbare ruimte
|
Toekomstbeeld
In 2040 zijn we een schonere en gezondere gemeente. Daarvoor werken we continu aan een balans tussen leefbaarheid en economische ontwikkeling. De totale milieubelasting door industrie, verkeer, agrarische bedrijvigheid en andere bronnen neemt geleidelijk af. De water- en bodemkwaliteit verbetert juist in een constant tempo. Geluid en uitstoot hebben slechts beperkte negatieve invloed op de gezondheid van de inwoners van de Westelijke Mijnstreek. Externe veiligheidsrisico’s zijn zo veel mogelijk beperkt. Dit gebeurt door het treffen van maatregelen aan de bron en in de omgeving. Daarnaast houden we rekening met effecten mocht zich ondanks de kleine kans toch een incident voordoen.
Beleidskeuzes
We werken samen met onder andere de provincie en Chemelot aan de verbetering van de veiligheid op en in de omgeving van Chemelot, de verlaging van de milieuoverlast van Chemelot op de woonwijken eromheen en het maximeren van de milieuruimte voor Chemelot hierbinnen .Chemelot is volop bezig met bereiken van zijn doelstelling om de meest duurzame en veilige materialen- en chemiesite van Europa te worden. We koppelen deze transitie niet alleen aan globale klimaatdoelen, maar ook aan verbetering van de milieu- en veiligheidssituatie op locatie. Daar werken we samen aan.
Externe veiligheid
Door de ligging nabij stedelijke bebouwing en het groot aantal mensen dat werkt op Chemelot is een hoog, bovenwettelijk veiligheidsniveau noodzakelijk. We werken daarom samen met Chemelot, dsm-firmenich, provincie Limburg en de buurgemeenten aan een situatie waarbij de veiligheidssituatie op termijn omhoog gaat. We streven met Chemelot en de provincie naar een situatie waarbij een mogelijk ongeval op de Chemelot site (brand en/of explosie) geen nadelige gevolgen heeft voor de omgeving van Chemelot. We werken met Chemelot samen aan proportionele maatregelen die daarvoor moeten worden genomen bij de veiligheidsbron, in de overdrachtssfeer en bij de ontvanger. De plaatsgebonden risicocontour ligt in 2040 in principe binnen de grenzen van het Chemelot terrein. We streven naar een indeling met de meest risicovolle activiteiten in het hart van het Chemelot terrein en minder risicovolle activiteiten aan de randen.
De aandachtsgebieden voor brand en explosie liggen in 2040 daarbij zoveel mogelijk binnen de grenzen van Chemelot en in principe niet over het centrum van Geleen en de stedelijk woongebieden van Geleen, Beek en Stein.Ook kan gedacht worden aan personendichtheidsbeleid, buffergroen aan de randen van Chemelot, bouwkundige maatregelen bij ver-/nieuwbouw en goede risicocommunicatie. Groepen mensen die niet of onvoldoende zelfredzaam zijn krijgen extra aandacht.
Onderzoek in samenwerking met betrokken partijen zal moeten uitwijzen of en in hoeverre de ambities met betrekking tot het terugbrengen van de plaatsgebonden risicocontour 10-6 en de aandachtsgebieden binnen de inrichtingsgrens van Chemelot gerealiseerd kunnen worden, waarbij een brede afweging van maatschappelijke en economische omstandigheden plaatsvindt.
In het kader van de energietransitie en circulariteit bestaat er een mogelijkheid dat er wellicht grotere contouren kunnen ontstaan. Dit is met name aan de orde in de transitiefase waarbij meerdere energiebronnen/grondstoffen naast elkaar worden gebruikt. De gemeente houdt er rekening mee dat dit in de transitiefase zou kunnen leiden tot enige verruiming van veiligheidscontouren en zal in erkenning van de integrale maatschappelijke meerwaarde van deze transities afwegen hoe een mogelijke vergroting van externe veiligheidsrisico’s van milieubelastende activiteiten binnen de wettelijke kaders ingepast kunnen worden al dan niet met behulp van bepaalde beschermende maatregelen.
Geluid
We werken met Chemelot, dsm-firmenich en provincie Limburg aan het beperken van de geluidsoverlast van de bedrijven op Chemelot op de inwoners van de Westelijke Mijnstreek. Ook daarvoor werken we aan proportionele maatregelen bij de bron, in de overdrachtssfeer en bij de ontvanger. Zo werken we samen toe naar een situatie met een bovenwettelijke maximale geluidsbelasting op geluidgevoelige gebouwen zoals een woning of school. Bij het toelaten van nieuwe geluidgevoelige activiteiten, bijvoorbeeld woningen of een school, weegt de gemeente af of de geluidsbelasting aanvaardbaar is. Van aanvaardbare geluidsbelasting is in ieder geval sprake als er wordt voldaan aan de standaardwaarde. De gemeente kan ook akoestische voorzieningen eisen om te komen tot een aanvaardbaar geluidsniveau. Zijn akoestische voorzieningen niet mogelijk, maar is het toelaten van een geluidgevoelig gebouw toch wenselijk dan koppelen we de ontwikkeling aan andere maatregelen om de gezondheid te bevorderen, zoals meer groen of maatregelen die gezonde mobiliteit bevorderen.
Luchtkwaliteit, geur en lichthinder
Ook werken we met Chemelot, dsm-firmenich en provincie Limburg aan het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verminderen van de milieuoverlast zoals geur en lichthinder.
We zorgen ervoor dat de veiligheid rondom spoor, wegen en kanaal verbetert en dat de overlast van spoor en wegen op de woonwijken in Sittard-Geleen vermindert. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes (spoor, weg en water) is nagenoeg veilig. Een incident kan niet worden uitgesloten, al is de kans hierop zeer klein. Daar houden wij bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen rekening mee. We verbeteren waar mogelijk samen met onze partners zoals Provincie Limburg, Rijk en Prorail de bestaande situatie.
We maken de transformatie van het stationsgebied naar een levendig woon-werkgebied mogelijk door de veiligheidsrisico’s van het emplacement op de omgeving te verminderen. Op het station van Sittard worden veel goederen vervoerd naar Chemelot. De komende jaren werken we samen met onder andere de provincie Limburg, Rijk, ProRail en Chemelot aan het minimaliseren van het aantal handelingen op het emplacement, waardoor externe veiligheidsrisico’s afnemen. Bij de ontwikkeling van de stationsomgeving onderzoeken we ook of en hoe we met aanvullende maatregelen (overdracht en/of bouwkundige maatregelen of organisatorisch) de veiligheid voor de omgeving kunnen optimaliseren, in een duurzame balans met toekomstige transporten over het spoor en met de handelingen op het emplacement.
We onderzoeken de noodzaak tot behoud van het emplacement en spoor Born . Op dit moment worden er (nagenoeg) geen gevaarlijke stoffen vervoerd op het spoor tussen Sittard en Born. Ook staat de vergunning van het emplacement geen handelingen met gevaarlijke stoffen toe. We bekijken of openhouden van dit spoor en het emplacement in Born nodig is in de toekomst in het licht van een goede leefbaarheid in Limbricht en Born en de economische activiteiten op Holtum Noord.
We zorgen ervoor dat de veiligheid rondom buisleidingen goed blijft. Buisleidingen onderscheiden we in hogedruk-aardgasbuisleidingen en overige buisleidingen. De ruimte voor nieuwe leidingen is beperkt doordat de gemeente op het smalste gedeelte van Nederland ligt en de gemeente al veel infrastructuur heeft. Nieuwe hogedruk aardbuisleidingen worden daarom primair toegestaan binnen de buisleidingenstrook van de structuurvisie buisleidingen. Voor de bestaande buisleidingen wil de gemeente de risico’s beheersen door uitbreiding ervan toe te staan mits de plaatsgebonden risicocontour en het aandachtsgebied niet toenemen.
We borgen de veiligheid rondom overige risicobronnen, zoals tankstations en bedrijven (met uitzondering van Chemelot) en beperken de geluidsbelasting en luchtverontreiniging. Mensen in de omgeving van overige risicobronnen bieden wij bescherming. De luchtkwaliteit is verbeterd door de wettelijke normen te hanteren en samen te werken met het Rijk, de provincie en grote bedrijven in onze gemeente binnen het Schone Lucht Akkoord. Daarbij kijken we specifiek wat we lokaal kunnen doen aan het verminderen van houtstook. We werken samen aan het verminderen van de milieuoverlast zoals geur en lichthinder. We werken samen aan bronmaatregelen om de geluidsbelasting van bedrijven en andere bronnen zoals evenementen, horeca en installaties van woningen (airco’s, warmtepompen) op geluidgevoelige gebouwen te verminderen.

Figuur 11: Themakaart Geluid - Geluidszones en aandachtsgebieden

Figuur 12: Themakaart contouren externe veiligheid
6.9. Groene wijken en dorpen

Genieten in een groene omgeving in park D’n Dreesj in Holtum
|
Toekomstbeeld
Onze wijken en dorpen zijn in 2040 groener en water heeft de ruimte gekregen. De biodiversiteit in het stedelijk gebied en de dorpen is versterkt naar ten minste 100% Basiskwaliteit Natuur, maar gestreefd wordt naar een hoger kwaliteitsniveau. Het gaat bij Basiskwaliteit Natuur om een meetbaar kwaliteitsniveau van de natuur, met name buiten de natuurgebieden. Het geeft aan wanneer een bepaalde locatie voldoet aan een minimale standaard van de aanwezigheid van algemene, wijdverspreide wilde planten en dieren. Daardoor behouden we planten- en diersoorten die typisch zijn voor ons landschap. Natuurlijke processen, zoals waterzuivering, natuurlijke plaagbestrijding en bestuiving, staan daardoor in 2040 minder onder druk. De netto hoeveelheid groen is toegenomen en daarmee de hoeveelheid CO2-opslag. Rond Sittard, Geleen en de dorpen is het landschap makkelijker bereikbaar, beleefbaar en ecologisch robuuster geworden. Nieuwe groene verbindingen hebben de dorpen en steden beter verbonden met het buitengebied en de natuur. Dat is niet alleen voor fietsers en wandelaars belangrijk, maar ook voor dieren en planten. Het zorgt dat ook onze flora en fauna voldoende plek hebben om van generatie op generatie te overleven. Het toegenomen groen helpt ons hittestress in de stedelijke omgeving tegen te gaan, wateroverlast te verminderen door de infiltratie van de bodem te verbeteren én het helpt het grondwaterniveau op peil te houden. Inwoners leven daardoor in een gezondere en veiligere omgeving met minder wateroverlast en hittestress.
Beleidskeuzes
We zorgen dat de openbare ruimte groener wordt in de wijken en dorpen. Daarbij hebben we extra aandacht voor de veerkrachtige wijken. Dat doen we bijvoorbeeld door het herinrichten van straten en de aanleg van meer parkjes. Gebiedsgericht werken we uit waar de noodzaak tot vergroening het grootst is en welke gewenste hoofd- en nevenfunctie(s) het openbaar groen heeft. Daarbij onderscheiden we verschillende categorieën: beleving, gezondheid, ontmoeting, recreatie en sport, voedsel, biodiversiteit, klimaatadaptatie (water en hitte) en monumenten. Daarbij kiezen we niet altijd voor meer groen, maar wel voor beter groen dat aansluit bij de behoefte van mens en dier. Bij de inrichting en het beheer van onze openbare ruimte maken we duurzame keuzes die passend zijn in de omgeving en rekening houden met het veranderende klimaat.

Figuur 14: 3‑30‑300 principe
Het versterken van het groen in de wijk realiseren we in beginsel volgens het 3‑30‑300-principe. Dat gaat vaak − maar niet altijd − ten koste van andere functies in de wijk. Omdat we zuinig met de ruimte om willen gaan, kiezen we daarom voor de volgende maatregelen, die afhankelijk van de lokale situatie ingezet kunnen worden:
Overbodige verharding wordt zoveel mogelijk verwijderd of verminderd.
Parkeerplaatsen en parkeerstroken krijgen zoveel mogelijk een dubbelfunctie. Naast hun primaire functie (parkeren) zijn het ook plekken waar we ruimte geven aan maatregelen voor klimaatadaptatie, zoals het infiltreren van water en het voorkómen van hittestress door bomen te planten.
Omdat we inzetten op actieve (lopen en fietsen) en duurzame (openbaar vervoer en deelmobiliteit) mobiliteit, ontstaat er een alternatief voor het eigen autogebruik en -bezit. Daardoor komen er parkeerplaatsen vrij, die in de wijken kunnen worden ingezet voor het bestrijden van hittestress en wateroverlast door vergroening.
Waar herontwikkeling aan de orde is, stellen we eisen aan de minimale hoeveelheid groen in de (nieuwe) openbare ruimte. Ook hier passen we het 3‑30‑300-principe toe. Wanneer groen moet wijken voor herontwikkeling is groencompensatie van ecologische waarde het streefpunt.
Herontwikkelingen in het stedelijk gebied grijpen we aan om de groene doelstellingen te bereiken en waar nodig om mogelijkheden te creëren om buurtparkjes en de vergroeningsopgave te realiseren.
De bouw van nieuwe trafohuisjes en -installaties gebeurt met een zo groen mogelijk karakter.
We streven naar een gezond, klimaatadaptief en toekomstbestendig bomenbestand in de bebouwde omgeving. Bomen verbeteren de luchtkwaliteit door CO2 op te nemen en zuurstof te produceren. Ze vangen ook veel fijnstof af. Daarnaast zorgen ze voor verkoeling door schaduw en verminderen ze plaatselijk de hitte op warme zomerdagen. Bovendien dragen bomen bij aan een aantrekkelijk straatbeeld, bevorderen ze de biodiversiteit en verminderen ze geluidsoverlast. We streven naar een gezond bomenbestand met een toename van de kroonbedekking en totale biomassa We onderzoeken of we daarbij aan kunnen sluiten op de streefnorm uit het Landelijke Klimaatakkoord van 1% toename per jaar. We streven daarbij naar de juiste boom op de juiste plek. Het behouden van oudere en monumentale bomen krijgt waar mogelijk voorrang in onze ruimtelijke keuzes, omdat deze significant meer bijdragen aan de klimaatdoelstellingen en biodiversiteit dan jonge bomen. Wij geven het goede voorbeeld in de openbare ruimte. We stimuleren inwoners en ondernemers om hieraan bij te dragen. Dat doen we door bij reconstructies van de openbare ruimte breder te kijken en te werken met de ‘gevel tot gevel’-benadering. Waar bomen gekapt worden maken we samen met de betrokken inwoners een keuze voor nieuwe en duurzaam te behouden beplanting.
We stimuleren en ondersteunen stadslandbouw.
Op een aantal plekken in Sittard-Geleen zien we mogelijkheden voor stadslandbouw van
wisselende omvang. Het zijn plaatsen waar het produceren van voedsel dicht bij huis
centraal kan staan. We denken daarbij aan kleinschalige landbouw, voedselbossen, moestuinen,
wijngaarden, pluktuinen en boomgaarden die door stichtingen, coöperaties en vrijwilligers
gerealiseerd en onderhouden worden. Daarmee realiseren we niet alleen vergroening,
maar dragen we ook bij aan de kwaliteit van het landschap, verduurzaming en het versterken
van de sociale cohesie. We blijven lokale initiatieven van bewoners stimuleren en
ondersteunen.
We versterken de biodiversiteit in het stedelijk gebied.
We houden rekening met ten minste de Basiskwaliteit Natuur. We ontwikkelen een instrumentarium
om de kwaliteit van de (stads)natuur te bepalen, met name in gebieden waar natuur
niet het belangrijkste doel is. Dat doen we met beschikbare data en de biotische en
abiotische factoren. Daarna bepalen we of en met welke inrichtings- en beheermaatregelen
we de natuurwaarden in die gebieden kunnen verhogen. We geven het goede voorbeeld
in de openbare ruimte. Ook stimuleren we inwoners en ondernemers om hieraan bij te
dragen. Zo gaan wij ons openbaar groen meer ecologisch beheren, waardoor er een grotere
diversiteit aan planten en bloemen is.
We werken samen aan het versterken van de landschappelijke overgang van onze dorpen
naar het buitengebied.
De overgang tussen bebouwingsrand en buitengebied (dorpsmantel) bepaalt voor een groot deel het aanzien van een dorp. Landschappelijk groen dicht
bij de bebouwing is van belang voor de leefbaarheid. Bomen zorgen voor verkoeling
en wandelpaden nodigen uit tot het maken van een ommetje. Stadslandbouw of een voedselbos
brengt mensen bij elkaar. Met de ontwikkeling van groene dorpsmantels worden dorpen
ingebed in het landschap. Denk daarbij aan de aanleg van boomgaarden, heggen, bomenrijen
en bosschages. Het zorgt ervoor dat dorpen onderdeel worden van het landschap waarin
ze liggen. In de dorpsmantels is op kleine schaal ruimte voor woningbouw als hier
binnen de dorpen geen plek voor is (‘straatje erbij’). Dat gaat altijd samen met een
goede inpassing en versterking van het buitengebied (compensatie/verevening). Daarvoor
werken we een kader uit.
We werken samen aan de versterking van de landschappelijke overgang van ons stedelijk
gebied naar het buitengebied.
Het buitengebied dat direct grenst aan het stedelijk gebied stadlandzone) is belangrijk als plek voor ontspanning en recreatie voor de inwoners. We maken
het buitengebied hier aantrekkelijk als prettige stadlandzone. Het kleinschalige landschap
wordt versterkt met nieuwe natuur en recreatieve mogelijkheden voor fietsers en wandelaars.
De recreatieve groene fiets- en wandelroutes verbinden de steden, dorpen en het landschap.
Genieten van onze omgeving is daardoor makkelijker. Ook het verplaatsen per fiets
of te voet is eenvoudiger geworden. De stadlandzones krijgen geen nieuwe stedelijke
functies. Belangrijke plekken waar we het groen rondom de stad versterken zijn de
groene wig Sint Rosa, het gebied rondom het stadion, Landschapspark De Haese, het Geleenbeekdal aan de
oostzijde van Geleen en de groene buffer tussen Lindenheuvel/Krawinkel en Chemelot.
Bij de Schwienswei transformeren we het voormalige ESCS-terrein in een rood-groene ontwikkeling. Ook werken we aan het verbeteren van de stadsentrees
door vergroening.
6.10 Water en bodem sturend

Ruimte voor de beek
in Stadspark Sittard
|
Toekomstbeeld
Een gezond bodem- en watersysteem is noodzakelijk voor de natuur, landbouw en onze leefomgeving. Ook is het belangrijk dat we bij functies zoals wonen rekening houden met de natuurlijke kwaliteiten van het landschap om de woonveiligheid te bewaken en de natuur te kunnen stimuleren. We laten daarom de logica van water en bodem sturend zijn. In 2040 streven we naar een bodemgesteldheid die significant verbeterd is. Waar nodig geven we meer ruimte aan water. Samen met andere partijen hebben we bij de beken een robuuste inrichting gerealiseerd, op het gebied van zowel water als groenstructuren. Ook zijn het agrarisch gebruik en de stedelijke ontwikkeling beter aangesloten op de bodem en het water. In het heuvelrijk agrarisch gebied zijn er groenstructuren aangebracht om deze gebieden klimaatadaptief te maken. In het buitengebied is de landbouwtransitie naar natuurinclusieve landbouw goed op gang gekomen. Door ander agrarisch gebruik is het bodemleven en daarmee de bodemkwaliteit verbeterd, waardoor deze meer water kan bergen en minder uitdroogt. In de stedelijke gebieden hebben we gezorgd voor meer ruimte voor water en groen. De algemene waterbestendigheid van onze gemeente is versterkt door meer te vergroenen en te ontstenen. Gebieden die nodig zijn om de waterveiligheid te garanderen houden we vrij van wonen en andere economische functies. In de gemeente is op sommige plekken rondom de oude mijngangen, zoals rond Chemelot en in Geleen, sprake van vertraagde effecten op het grondwater en verschillen in bodemdaling. Dat vraagt aandacht voor de stabiliteit van de ondergrond bij bouwen.
Om de watervraag in balans te houden met de zoetwatervoorraden, gaan we zorgvuldiger om met het gebruik van zoetwater in de openbare ruimte. Daarnaast stimuleren we verantwoordelijk gebruik bij inwoners. Door klimaatverandering valt er jaarlijks meer regen. Deze regen valt vooral in de vorm van extreme regenbuien gevolgd door langere periodes van droogte. Dat betekent dat er voldoende zoetwater valt, maar dat deze hoeveelheid verdeeld moet worden om het hele jaar genoeg water te hebben. Het infiltreren van water heeft daarbij een positieve invloed op de grondwaterstand. Op de watervraag moet echter ook worden gestuurd. Zo zorgt de aanleg van klimaatrobuuster openbaar groen voor een lagere waterbehoefte in de openbare ruimte.
Beleidskeuzes
Samen met agrariërs werken we aan toekomstbestendige landbouw.
Samen met de boeren en andere overheden en partners zijn we op weg naar een meer natuurinclusieve
en circulaire landbouw. Op verschillende plekken zorgt dat voor een verschuiving in
het soort boerenbedrijven, hun gewassen en hun bijdrage aan natuurontwikkeling. Onze
doelstelling is om in 2040 tien procent groene-blauwe dooradering van het buitengebied
bereikt te hebben. We onderzoeken welke maatregelen hiervoor nodig en haalbaar zijn.
We hebben daarbij ook aandacht voor de belangen van de landbouw. We gaan zuinig om
met landbouwgrond om deze economische sector en de voedselzekerheid veilig te stellen.
Wij blijven in dialoog met de landbouwsectorom zowel de agrarische doelen als de natuurdoelen
tot ontwikkeling te kunnen brengen.
Met het waterschap realiseren we waterbuffers.
In de beken, beekdalen en belangrijke stroomgebieden werken wij samen met Waterschap
Limburg om rondom deze gebieden bufferzones te creëren om ruimte te maken voor de
beken. Als er door gebiedsontwikkelingen ruimte vrijkomt, krijgen water en groen hier
voorrang. Deze zones zijn hoge risicogebieden voor wateroverlast en tegelijkertijd
hotspots voor de biodiversiteit als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur.
We maken ruimte voor waterberging in risicogebieden . Ook zijn er specifieke wateroverlastgebieden in onze gemeente. In deze gebieden zetten wij in op waterberging als er kavels vrijkomen. Deze ontwikkelen wij samen met het waterschap. Op basis van hotspots op de klimaatstresstestkaarten gaan wij gericht werken aan het verminderen van wateroverlast en hittestress op plekken waar er problemen zijn. We werken samen met andere overheden aan het verbeteren van de knelpunten in de lagere delen van Born, Holtum, Obbicht en Grevenbicht, zodat deze gebieden minder kwetsbaar zijn als de Maas of het Julianakanaal overstroomt.
We verminderen de verharding.
In de openbare ruimte staan we verharding alleen nog toe als het een functie heeft
en niet anders kan. Alle niet-functionele verharding wordt op natuurlijke momenten
aangepast naar meer groen, bijvoorbeeld wanneer de straat opengebroken wordt om het
gemengd riool te vervangen.
We steunen en stimuleren inwoners om samen buurten klimaatbestendig te maken.
Wij stimuleren klimaatadaptieve maatregelen zoals infiltratievoorzieningen, het afkoppelen
van regenwater, groene gevels , geveltuinen en groene daken en door het uitvoeren
van activiteiten en acties om inwoners te faciliteren en informeren over klimaatadaptatie.
Ook werken we aan bewustzijn bij inwoners via het Tuinman-platform, waar wij laagdrempelig
met inwoners communiceren en participatie stimuleren. Niet alle problemen zijn oplosbaar,
we wijzen onze inwoners ook op veiligheidsmaatregelen die zij zelf kunnen treffen.
We zorgen voor waterbuffering en kwaliteit. Voor de beschikbaarheid van zoetwater ondersteunen wij Waterschap Limburg (WL) en de Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) om het hemelwater goed op te vangen, bufferen en verdelen. Om de kwaliteit van het diepe grondwater te beschermen behouden we beperkingen op bepaalde activiteiten in de beschermde gebieden. In het noordelijke deel van de de gemeente ligt de Roerdalslenk, een boringsvrije zone waar WML drinkwater oppompt.
We gebruiken slimme data om goede keuzes te maken. Door het ontwikkelen en toepassen van datatools zoals ‘digital twins’ passen wij maatregelen effectiever toe en kunnen wij in de openbare ruimte meer doen met minder om wateroverlast en hittestress tegen te gaan.
Er wordt klimaatadaptief gebouwd. Wij stimuleren bouwen volgens deLandelijke Maatlat voor Klimaatadaptief en groen bouwen, waardoor wateroverlast, hittestress, biodiversiteit en andere aspecten van duurzaamheid steeds meer worden meegenomen in bouwprojecten.
We pakken overstromingsgebieden aan. De lagere delen van Born, Holtum, Obbicht en Grevenbicht zijn kwetsbaar als de Maas of het Julianakanaal overstroomt. De huidige knelpunten worden stapsgewijs behandeld en projecten in kwetsbare gebieden worden enkel toegestaan onder specifieke klimaatadaptieve voorwaarden om geen nieuwe knelpunten te creëren. Via het programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg wordt een stroomgebiedsplan voor de Geleenbeek opgesteld. Daarin wordt duidelijk of er nog aanvullende maatregelen moeten komen op de nu lopende initiatieven.

Figuur 14: Wateroverlaststresstest: Klimaatadaptatieplan

Figuur 15: Interessegebieden voor water en klimaatadaptatie
6.11. Heuvelland en Maasvallei verbonden

Het verbinden van de natuur in het buitengebied
|
Toekomstbeeld
Dankzij de overgang van het Heuvelland naar de Maasvallei hebben we ook in 2040 een heel afwisselend buitengebied. Glooiende hellingen, verschillende natuurinclusieve landbouwgebieden en bossen en waterlopen die tot in de woonwijken doorlopen. We koesteren deze karakteristieke gebieden en hebben de ecologische en recreatieve kwaliteit sterk verbeterd. Daarbinnen hebben we ruimte gemaakt voor de duurzame opwek van energie. Daardoor zijn we ook in 2040 nog altijd een mooie en duurzame gemeente om in te wonen en verblijven.
Beleidskeuzes
Om de herkenbaarheid en kwaliteit van ons landschap te behouden, gaan we terughoudend om met ontwikkelingen in het buitengebied. Ons uitgangspunt is het tegengaan van verdere verstening van het buitengebied. Daarbij is het niet de bedoeling om het buitengebied ‘op slot’ te zetten en geen enkele nieuwe ontwikkeling meer toe te staan. We willen ontwikkelingen die niet onaanvaardbaar zijn juist koppelen aan het versterken van de omgevingskwaliteit. Met ‘niet onaanvaardbaar’ bedoelen we bijvoorbeeld het herbestemmen van voormalige agrarische gebouwen met functies die bij het buitengebied horen. Dat beleid van herbestemmen en nieuwe functies moeten we nog bepalen, maar gedacht kan worden aan toeristisch-recreatief gebruik. Of aan het beperkt overschrijden van een bouwblok voor de ontwikkeling van een bedrijf in het buitengebied. En ook aan het toelaten van beperkte bebouwing in de dorpsmantels in combinatie met de aanleg van landschappelijk groen. De uitbreidingen van infrastructuren door het buitengebied, zoals de noodzakelijke uitbreiding van elektriciteitsnetinfrastructuur en buisleidingen en de opwek van duurzame energie, laten we samengaan met een goede landschappelijke inpassing en versterking van natuur en landschap (compensatie).
We zorgen dat ontwikkelingen samengaan met de versterking van de groene kwaliteiten van het buitengebied en de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen. Als een niet onaanvaardbare ontwikkeling toegelaten wordt, bepalen de landschapskenmerken hoe dat gebeurt. De aantasting van de landschappelijke kwaliteit wordt door verevening tegengegaan. Afhankelijk van de kwetsbaarheid van een plek wordt een tegenprestatie verlangd, in de vorm van financiële afdracht of een bijdrage aan gewenste landschapsontwikkelingen. In de verschillende landschapstypen versterken we de typische landschapskenmerken en de natuur.
De Maasvallei − een wirwar van oude rivierarmen, oeverwallen, stroomgeulen en grindbanken − wordt ecologisch verder versterkt en de recreatieve waarde voor zowel de naastgelegen Maasdorpen als de Euregio als geheel wordt uitgebreid.

Maasvallei
Met de realisatie van de gebiedsopgave Graetheideplateau wordt het plateau verder ontwikkeld als optimaal en vitaal buitengebied, met een verweving van (circulaire) landbouw, recreatieve mogelijkheden en natuur en landschap. Op het plateau versterken we het Limbrichterbos en De Rollen als nat bosrijk natuurgebied. De grote agrarische bedrijven worden hier beter ingepast in het groen. We stimuleren hier natuurinclusieve en circulaire landbouw. De landbouw is nog steeds de belangrijkste economische drager en functie in dit gebied. Naast primaire landbouw zal door samenwerking met agrariërs het aandeel natuurinclusieve en circulaire landbouw toenemen. We zorgen voor vergroening en behouden de Graetheide ook als gezond agrarisch gebied. Het landschap wordt kleinschaliger door de aanleg van landschapselementen zoals heggen en houtwallen. Deze zorgen voor meer biodiversiteit. Door historische wegen en paden te herstellen, zorgen we voor een betere recreatieve ontsluiting. Uit de participatie rond deze Omgevingsvisie is gebleken dat bij een groot deel van de omwonenden geen draagvlak is voor grindwinning op de Graetheide, mede vanwege de extra druk op het gebied en de mogelijke belasting voor de fysieke leefomgeving. De gemeente spreekt zich daarom uit tegen ontgrinding.

Graetheideplateau
De waterkwaliteit van nagenoeg alle beken in onze gemeente voldoet niet aan de eisen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Samen met onder andere het Waterschap Limburg werken we mee aan de herinrichting van beken en treffen maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. Dat doen we onder andere door beken weer meer ruimte te geven, oude waterlopen te ontkluizen -weer bovengronds te halen en ongezuiverde riool-overstorten op beken zoveel mogelijk te voorkomen. Daarmee versterken we de natuurwaarden en verbeteren we de waterkwaliteit en houden we meer water vast voor droge momenten. Het dal van de Geleenbeek en de Roode Beek wordt als onderdeel van een (eu)regionaal natuur- en recreatief netwerk aantrekkelijker gemaakt voor mens en dier. Dit doen we in samenwerking met de aanpak van het Waterschap. De visie Zitterd Climateproof geeft hiervoor richting.

Beekdalen
In het zuidoosten van onze gemeente begint het Zuid-Limburgse heuvellandschap. De glooiingen en hellingen zijn de plekken waar oude landschapselementen behouden zijn gebleven. Door akkerbouw is er erosie ontstaan. Met diverse maatregelen, zoals bosbouw natuur-inclusieve landbouw en agrarische natuurbeheer, proberen we dit tegen te gaan.

Heuvelland
We versterken en verbinden de verschillende natuurgebieden. Sittard-Geleen heeft mooie en waardevolle natuurgebieden binnen het Natuurnetwerk Limburg (waaronder de Natura-2000 gebieden), de groen-blauwe mantels en de natuurbeekzones. In het bijzonder zijn dit het Limbrichterbos, Grasbroek, de Schwienswei, Kollenberg, de Grensmaas en de verschillende beken. Deze zijn niet allemaal in eigendom van de gemeente. Wij zijn zuinig op onze natuur en gaan er zorgvuldig mee om. Voor de versterking van de biodiversiteit in het landelijk gebied houden we rekening met de Basiskwaliteit Natuur. We ontwikkelen een instrumentarium om de kwaliteit van de natuur te bepalen, met name in gebieden waar natuur niet het belangrijkste doel is.
We maken onze bossen klimaat- en toekomstbestendig. Met inrichtings- en beheermaatregelen bevorderen we de biodiversiteit. Natuurcompensatie en ontwikkeling van nieuwe natuur sluiten bij voorkeur aan op bestaande natuurgebieden, zodat leefgebieden worden vergroot.
Met de inrichting en het beheer van bermen creëren we sterkere verbindingen tussen de verschillende groene gebieden. Met de aanleg van faunavoorzieningen, zoals ecotunnels bij de A2 en fauna-uittredeplekken in het Julianakanaal, worden de grote barrières opgeheven. Daarmee worden gebieden beter verbonden, dat is goed voor de bereikbaar en de uitwisseling van soorten.
Samen met de boeren en gebruikmakend van bestaande subsidieregelingen worden nieuwe landschapselementen aangelegd. Met de aanleg van heggen, bosschages, de aanplant van bomen en de aanleg van greppels en poelen streven wij zo naar 10 procent groen-blauwe dooradering van ons buitengebied. Daarbij houden we rekening met de verschillende landschapstypes en natuurlijk met de belangen van de agrarische sector Zo werken we in het Heuvelland aan erosiebestrijding door het aanbrengen van graften, heggen en kruidenrijke randen. In de beekdalen planten we knotbomen en hagen. Op die manier dragen we bij aan de versterking van het landschap en de verbetering van de waterkwaliteit.
Onze bos- en natuurterreinen zijn een voorbeeld voor anderen. Onze bos- en natuurterreinen maken we meer toekomstbestendig door onze bossen geleidelijk aan te verjongen waar dat echt nodig is. We maken onze bossen klimaatbestendig door dan verschillende soorten aan te planten die beter bestand zijn tegen het veranderende klimaat. Met gerichte beheermaatregelen bevorderen we de biodiversiteit Door beheer en inrichting te baseren op de verschillende functies die een bos vervult, zorgen we bovendien voor meer differentiatie. Waar dat mogelijk en nodig is verbinden we de bos- en natuurterreinen door bijvoorbeeld bermen tussen twee natuurgebieden meer natuurlijk in te richten en te beheren. Daarmee vergroten we het leefgebied van plant- en diersoorten. Het betreft een beperkte en geleidelijke bijstelling van de koers om in te spelen op het veranderde klimaat.
We stimuleren het toekomstbestendig maken van onze landbouw. Wij zijn trots op onze landbouw − als economie, voor onze voedselveiligheid en als beheerder van het landelijk gebied. De historische landbouwcomplexen zijn productief en primair voor de landbouw. Ze dragen in belangrijke mate bij aan de herkenbaarheid van ons landschap. Op een aantal plekken in het landschap doen zich problemen voor, bijvoorbeeld erosie op de hellingen en afspoeling van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen naar aangrenzende beeklopen. Samen met de agrariërs zoeken wij naar oplossingen zoals de aanleg van kruidenrijke stroken dwars op een helling en het instellen van bufferzones langs beken. Hiermee streven we naar een groeiend aandeel van een meer natuurinclusieve vorm van landbouw.
We onderzoeken de behoefte en mogelijkheden voor de verruiming van ‘natuurbegraven’
op de algemene begraafplaatsen.
Gezien de groeiende tendens en interesse voor natuurbegraven, onderzoeken wij of
er op onze algemene begraafplaatsen meer ruimte moet komen voor deze vorm van begraven
en asbestemming.
We onderzoeken de mogelijkheden voor energieopwekking in het buitengebied.
Buiten de bebouwde omgeving van Sittard-Geleen zoeken we vanuit een integrale gebiedsontwikkeling
de balans tussen de opwek van duurzame energie, ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde.
Natuurgebieden zijn een uitzondering; hier is geen ruimte voor energieopwek. Voor
duurzame opwek op land kiezen we voor een integrale gebiedsontwikkeling en staan meervoudig
ruimtegebruik, versterking van biodiversiteit, natuurontwikkeling, recreatie, educatie,
landschappelijke inpassing en participatie van de omgeving centraal. We gaan met inwoners
en ondernemers in de omgeving in gesprek en zorgen voor betere ruimtelijke kwaliteit,
hogere belevingswaarde en energiezekerheid.
We werken samen aan goede recreatieve verbindingen in ons buitengebied. De diversiteit aan landschappen maakt het buitengebied een aantrekkelijke plek voor ontspanning en recreatie. De komende jaren willen we dat verder versterken. Bijvoorbeeld met nieuwe natuur en recreatiemogelijkheden voor fietsers en wandelaars. Met een recreatieve ecologische verbinding zorgen we voor een verbetering van de oost-westverbinding voor mens en dier. Die loopt via de Roode Beek en het Limbrichterbos naar het Rivierpark Maasvallei en vanaf de Stadsregio Parkstad via het Geleenbeekdal naar het Graetheideplateau. Onder meer de aanleg van Landschapspark De Haese verbetert deze verbinding. Goede ecoducten of tunnels nemen de barrières van de noord-zuidinfrastructuren (spoor, wegen en kanaal) weg. We stimuleren en ontwikkelen projecten die bijdragen aan het versterken van de recreatieve en ecologische verbindingen. Met het realiseren van infrastructuur gericht op fiets- en wandelpaden, dragen we bij aan het realiseren van de oost-westverbinding.
We zorgen dat recreatie en biodiversiteit in balans zijn.
Natuur en recreatie zien we niet los van elkaar. Binnen het draagvermogen van onze
natuurgebieden maken we recreatief medegebruik mogelijk. Uiteindelijk is het doel
daarvan om natuur te behouden en natuur te kunnen beleven. Het is aan ondernemers
om dat te faciliteren, die daarmee een bron van (neven)inkomsten hebben.
Ingrepen in het Natuurnetwerk Limburg of de Groenblauwe mantel zijn in principe niet
toegestaan. Tenzij wordt voldaan aan een aantal voorwaarden die staan beschreven in
de Omgevingsverordening Limburg.

Figuur 16: Natuurverbindingen
Bijlage I Overzicht Informatieobjecten
- Foto van de Leefomgeving
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/4pdfde21d241-a75d-4607-8cf4-792d3ff95344/nld@2025‑05‑26;11
- Omgevingseffectrapport Omgevingsvisie Sittard-Geleen
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/4pdf3fc63229-3d68-46a5-b5b7-7f8a88645906/nld@2025‑05‑26;11
- Omgevingsvisie 2025-2040 Sittard-Geleen
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/4pdf08fedc7c-921a-4d99-80cf-80e00a529ea5/nld@2025‑05‑26;11
- Participatieverslag omgevingsvisie
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/4pdf00805e9d-25af-4003-9440-c0e929d98172/nld@2025‑05‑26;11
- bedrijvenstad fortuna
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioe52e89bb-2758-47a2-8560-b75b43a3b7b4/nld@2025‑05‑26;31
- beekdalen
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio8aa5bed4-3d0b-4185-8651-4b0c82077f26/nld@2025‑05‑26;17
- brightlands chemelot campus
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioe7cc47d6-ba9f-447e-b7f4-39a2bc9b9297/nld@2025‑05‑26;47
- brightlands chemelot campus op de lexhy
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioa31a0766-cbbe-4d97-921f-1e997ef7df8f/nld@2025‑05‑26;45
- buitengebied
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio0ca531e4-d792-4d7a-a12d-bc05fbd4bb39/nld@2025‑05‑26;3
- chemelot
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio8d16d543-2e72-4d2e-bce4-454108d079c6/nld@2025‑05‑26;43
- de circular mile
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio384e75e7-39fe-43c5-af9e-be215f108ccd/nld@2025‑05‑26;41
- dorpen
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio87fcc0b8-1ded-4ac1-801c-283e8a649ef3/nld@2025‑05‑26;5
- dorpsmantel
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/giof942d08d-7803-4f9d-9aca-ef4814b1fb03/nld@2025‑05‑26;23
- dynamische woon-werkgebieden
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/giof9759922-bda1-4085-83dc-cf9ee829feda/nld@2025‑05‑26;7
- escs-terrein
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioa528b61e-40a9-40f2-8f5f-3699ccf9dbbc/nld@2025‑05‑26;49
- graetheideplateau
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio874fd1f0-47e3-4092-8ec3-d3e4c62a1f14/nld@2025‑05‑26;19
- groene wig sint rosa
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioebc5ebd2-1d14-4620-996f-a663b3b887ae/nld@2025‑05‑26;53
- heuvelland
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/giob5232e9c-a42b-434e-9f91-6f5f792cd572/nld@2025‑05‑26;51
- holtum noord
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio021fd181-e131-45dc-bd90-024ee404008f/nld@2025‑05‑26;29
- industrie en stedelijke bedrijventerreinen
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio88b9bd55-0b6c-4ab7-a369-9a951f37092d/nld@2025‑05‑26;9
- kernwinkelgebied
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioe10e9424-0b8d-48e6-ad2f-df6c27c9833b/nld@2025‑05‑26;37
- lexhybos
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio63c5b5ad-d8f0-4b3b-9eba-68738e07f06f/nld@2025‑05‑26;39
- maasvallei
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio8a1d2eed-3e03-4bfb-80a4-ddd3495237af/nld@2025‑05‑26;15
- ruimte voor de beek
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioacc77398-dcde-495d-bfa6-991b2c5bc9b7/nld@2025‑05‑26;57
- stadlandzone
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio3f4fde93-dd2f-448d-9dde-a4b11172067b/nld@2025‑05‑26;25
- stedelijke woonwijken
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio866d57dd-c5c6-4f23-9f84-694d54b00739/nld@2025‑05‑26;11
- veerkrachtige wijken
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gioe4bfd7df-51e7-48b8-9480-2bd452824af2/nld@2025‑05‑26;21
- voormalig automotivecluster
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio8fbf1b56-5905-4c6d-a524-c8cb39d350db/nld@2025‑05‑26;55
- watersley
-
/join/id/regdata/gm1883/2025/gio059f35ba-850f-43c1-8243-1205d6baaf26/nld@2025‑05‑26;35
Bijlage IV Omgevingseffectrapport (OER) Omgevingsvisie Sittard-Geleen
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl