Algemene Subsidieverordening Schiermonnikoog 2025

Geldend van 29-05-2025 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Schiermonnikoog 2025

De raad van de gemeente Schiermonnikoog;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 maart 2025;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (hierna awb)

Besluit vast te stellen de

Algemene Subsidieverordening Schiermonnikoog 2025

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    onderneming: iedere eenheid (van een rechtspersoon), die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering;

  • b.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    eenmalige subsidie: een subsidie ten behoeve van een in tijd begrensde activiteit;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: een subsidie, voor voortdurende activiteiten die per kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren aan een instelling wordt verstrekt;

  • e.

    nadere regeling: regeling waarin het college nader invulling geeft aan wat in deze verordening is geregeld;

  • f.

    subsidieontvanger: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid;

  • g.

    subsidieplafond: het totaalbedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • h.

    egalisatiereserve: een reserve die is bedoeld voor het dekken van exploitatierisico’s;

  • i.

    verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • j.

    staatssteun: staatssteun zoals bedoeld in artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • k.

    de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1);

  • l.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog;

  • m.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Schiermonnikoog;

  • n.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht (afgekort Awb).

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de hoogte en verdeling van de subsidie wordt bepaald en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een begroting voor de kosten van deze activiteiten;

  • 3. Als de aanvraag een bedrag van meer dan € 1.000 betreft, dan legt de aanvrager – naast het onder het tweede lid genoemde - de volgende gegevens over:

    • a.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • b.

      een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 4. Als de aanvrager een rechtspersoon is, dan legt de aanvrager - naast het onder het tweede en derde lid genoemde - de volgende gegevens over:

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring), als de aanvraag tevens meer dan € 5.000,- bedraagt;

  • 5. Als het een jaarlijkse subsidie betreft die aan een rechtspersoon wordt verstrekt, dan kan de aanvrager worden verplicht tevens de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag over te leggen.

  • 6. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie, wordt ingediend uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen acht weken nadat de aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college kan de onder het eerste en tweede lid genoemde termijnen opschorten, indien de aanvraag niet volledig is.

  • 4. De onder het eerste en tweede lid genoemde termijnen kunnen eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 5. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 6. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet kan het college de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, en (of) als een advies van het bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur of haar (rechts)opvolgers daartoe aanleiding geeft;

    • b.

      als de subsidie onvoldoende of niet doelmatig is;

    • c.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • d.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • f.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • g.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 2. Tevens weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 3. Onverminderd het genoemde onder het eerste en tweede lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

Artikel 10. Verantwoording

Onverminderd hetgeen deze verordening bepaalt, wordt - voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling -, bij verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of op ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 2. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 13. Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een jaarlijkse subsidie een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet.

  • 2. De ontvanger van een subsidie kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Bij subsidies tot en met € 5.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 15. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies van € 5.000 tot en met € 50.000

  • 1. Bij subsidies van € 5.000 tot en met € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een jaarlijkse subsidie, uiterlijk 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk dertien weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening); en

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 16. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een jaarlijkse subsidie, uiterlijk 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk dertien weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 17. Vaststelling van subsidies

  • 1. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in deze verordening vastgestelde tijdstip is ingediend, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn van maximaal vier weken. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 2. Het college stelt een subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling of subsidieverleningsbeschikking anders is bepaald.

  • 3. Het college kan de onder het tweede lid genoemde termijn opschorten, indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet volledig is.

  • 4. De onder het tweede lid genoemde termijn kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 5. Subsidies tot en met € 5.000 kunnen binnen acht weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve worden vastgesteld.

  • 6. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld, zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

Artikel 18. Evaluatie en Rapportage

Het college kan bij subsidieregeling of verleningsbeschikking bepalen dat subsidieontvangers tussentijds (periodiek) verslag uitbrengen over de voortgang en resultaten van de gesubsidieerde activiteiten. Daartoe kunnen financiële voortgangsrapportages worden verlangd.

Artikel 19. Toekennen subsidie op aanvraag op basis van een subsidieregeling

Een subsidie die wordt toegekend op basis van een subsidieregeling vermeldt in de motivering op basis van welke subsidieregeling deze is toegekend.

Artikel 20. Subsidieproces bij subsidie op aanvraag zonder subsidieregeling

Het college kan bepalen dat de aanvraag wordt aangehouden totdat de gemeente een subsidieregeling heeft vastgesteld voor vergelijkbare aanvragen. Het aanhouden van de aanvraag bedraagt maximaal zes maanden.

Hoofdstuk 2: Bijzondere bepalingen

Artikel 21. Subsidieregelingen

Het college kan subsidieregelingen vaststellen waarin nadere regels worden gesteld met betrekking tot de criteria, procedures en verplichtingen voor subsidieverlening.

De subsidieregeling bevat in ieder geval:

  • a.

    de specifieke doelstellingen en activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

  • b.

    de doelgroep(en) die in aanmerking komen voor subsidie;

  • c.

    de wijze van aanvraag en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden;

  • d.

    eventuele afwijkende aanvraag- en beslistermijnen;

  • e.

    de wijze van verdeling van het totaalbedrag tot een subsidieplafond.

  • f.

    de wijze van bevoorschotting.

Artikel 22. Subsidierondes

  • 1. Het college kan per subsidieregeling bepalen dat aanvragen in één of meerdere subsidierondes worden behandeld.

  • 2. In dat geval worden in de betreffende subsidieregeling de indieningstermijnen en besluitvormingsdata van de subsidierondes vastgesteld.

  • 3. Aanvragen die buiten de gestelde termijnen worden ingediend, worden in behandeling genomen in de eerstvolgende subsidieronde, mits deze nog relevant is voor de geplande activiteiten.

  • 4. Het college kan binnen een ronde voorrang verlenen:

    • a.

      Aan aanvragen van verenigingen en stichtingen met een zetel op Schiermonnikoog;

    • b.

      Op basis van een doelmatige spreiding over de verschillende aanvragers die in verhouding staat tot de doelstellingen van de subsidie en het beleid van de gemeente.

Artikel 23. Mandaatverlening

  • 1. Het college kan de bevoegdheid tot het beslissen op subsidieaanvragen tot en met een bedrag van € 50.000 mandateren.

  • 2. Mandatering geschiedt met inachtneming van de geldende mandaatregeling van de gemeente Schiermonnikoog.

Artikel 24. Verstrekken in de vorm van een lening

  • 1. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat deze in het geheel of ten dele wordt verleend als krediet of garantstelling.

  • 2. Indien een subsidie wordt verleend in de vorm van krediet dan kan het college daarbij termijnen stellen voor de terugbetaling.

  • 3. Indien een subsidie wordt verleend als lening dan kan het college daarbij rente vragen.

  • 4. De rente bedoeld in het vorige lid mag niet hoger zijn dan de maximale wettelijke rente voor kredietvergoeding.

Artikel 25. Aanvullende verplichtingen

  • 1. Het college kan bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Het college kan in het algemeen belang verlangen dat er bij de aanvraag door een natuurlijke persoon een verklaring omtrent gedrag (VOG) wordt overlegd.

  • 3. Het college kan in het algemeen belang verlangen dat er bij de aanvraag door een rechtspersoon een verklaring omtrent gedrag (VOG) wordt overlegd van de bestuurders.

  • 4. Het college kan in het algemeen belang verlangen dat er bij de aanvraag door een rechtspersoon een verklaring omtrent gedrag (VOG) wordt overlegd van de medewerkers en vrijwilligers betrokken bij de financiële huishouding.

  • 5. Het college kan in het algemeen belang verlangen dat er bij de aanvraag door een rechtspersoon een verklaring omtrent gedrag (VOG) wordt overlegd van de medewerkers en vrijwilligers betrokken bij de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 6. In de toelichting bij de subsidieverlening wordt deugdelijk gemotiveerd waarom dergelijke aanvullende verplichtingen worden opgelegd.

Hoofdstuk 3: Gemeentelijke deelnemingen

Artikel 26. Aanvraag tot subsidie inhoudende een privaatrechtelijke deelname

  • 1. De gemeente kan in het algemeen belang besluiten tot de deelname aan, oprichting van, of overname van een stichting, maatschap, vennootschap, vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij (verzekeringsonderneming).

  • 2. De gemeente maakt geen gebruik van de bevoegdheid uit het eerste lid tenzij het doel van de deelname/oprichting/overname doelmatig en daarmee bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 3. Het besluit wordt niet eerder genomen dan nadat de gemeenteraad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 4. Een dergelijk besluit is een privaatrechtelijke handeling van de gemeente. Een aanvraag tot deelname of overname kan worden opgevat als een subsidieaanvraag naar het inzicht van het college.

  • 5. Een aanvraag tot deelname of overname dient expliciet te benoemen dat deze strekt tot deelname of overname.

  • 6. Een aanvraag tot deelname of overname kan niet tevens een aanvraag bevatten voor een andere vorm van subsidie. Een aanvraag die hier niet aan voldoet wordt gesplitst of geacht niet-ontvankelijk te zijn voor zover deze de deelname of overname betreft, maar dient voor het overige wel te worden behandeld.

Artikel 27. Maatregelen ter voorkoming van vooringenomenheid

De bestuurder die namens de gemeente plaatsneemt in het bestuur van een rechtspersoon, of het stemrecht uitoefent namens de gemeente, neemt niet deel aan de beraadslaging over de toekenning van andere subsidies aan die rechtspersoon.

Artikel 28. Bepaling van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dient de subsidieaanvrager deze uurtarieven te bepalen op een bij subsidieregeling voorgeschreven wijze.

  • 2. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 29. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. Als een bij of krachtens verordening gestelde bepaling voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college de toepassing hiervan achterwege laten.

  • 3. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken, als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 4. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 30. Niet-ontvankelijkheid

  • 1. Een aanvraag die niet ten behoeve is van een activiteit voor de inwoners van Schiermonnikoog kan niet-ontvankelijk worden verklaard.

  • 2. Een aanvraag die niet ten behoeve is van een activiteit op Schiermonnikoog kan niet-ontvankelijk worden verklaard.

  • 3. Een aanvraag van een natuurlijk persoon die geen ingezetene is van de gemeente Schiermonnikoog kan niet-ontvankelijk worden verklaard.

  • 4. Een aanvraag van een rechtspersoon buiten Schiermonnikoog kan niet-ontvankelijk worden verklaard.

  • 5. Voordat een aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op het voornemen daartoe.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen en ondertekening

Artikel 31. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening Schiermonnikoog van 18 juni 2011 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Schiermonnikoog 2011 van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Schiermonnikoog 2025.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 20 mei 2025,

, voorzitter (I. van Gent)

, griffier (T. Toren)