Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739646
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739646/1
Regeling Bibob Den Haag 2024
Geldend van 24-05-2025 t/m heden
Intitulé
Regeling Bibob Den Haag 2024Toelichting
Bij de inwerkingtreding van de Regeling Bibob Den Haag 2021 (RIS 308678) is in artikel 5:3 bepaald dat deze na drie jaar geëvalueerd wordt. Deze evaluatie heeft in de eerste twee kwartalen van 2024 plaatsgevonden. Hieruit zijn enkele gewenste wijzigingen van de huidige regeling voortgekomen. Daarnaast is in deze regeling rekening gehouden met de wijzigingen van de Wet Bibob per 1 oktober 2022 en met diverse gewijzigde wetten die de toepassing van de Wet Bibob hebben gewijzigd dan wel hebben uitgebreid.
Deze regeling geeft tevens uitdrukking aan het belang van een stevige aanpak van ondermijnende criminaliteit in Den Haag. Daar waar dat op basis van bestaande wet- en regelgeving mogelijk is, wordt binnen Den Haag het Bibob-instrument toegepast om te voorkomen dat ongewild criminele, ondermijnende activiteiten gefaciliteerd worden. Daarnaast schept Den Haag hiermee een ondernemersklimaat waarmee bonafide ondernemers zo min mogelijk hinder hebben van malafide concurrenten.
De intensiveringsgebieden waarbij het Bibob-instrument ook wordt ingezet, zijn sinds de invoering van de voorgaande Regeling Bibob Den Haag 2021 uitgebreid en de verwachting is ook dat deze onder de huidige regeling verder worden uitgebreid, aangezien deze aanpak – en de toegevoegde waarde van de Wet Bibob hierbij – zichzelf inmiddels heeft bewezen.
Besluitvorming
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
gelet op artikel 160 Gemeentewet en de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur,
besluit vast te stellen de navolgende Regeling Bibob Den Haag 2024:
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- aanvraag: |
een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb; |
- advies: |
het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de wet; |
- APV: |
Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Den Haag; |
- Awb: |
Algemene wet bestuursrecht; |
- beschikking: |
een beschikking zoals bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb; |
- bestuursorgaan: |
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag of de burgemeester van de gemeente Den Haag; |
- betrokkene: |
betrokkene zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2°, van de wet; |
- Bibob-toets: |
een toets aan de wet door het bestuursorgaan; |
- Bureau: |
het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet; |
- overheidsopdracht: |
een opdracht waarnaar wordt verwezen in artikel 1, eerste lid, onder 2°, van de wet, alsmede in artikel 1, vierde lid, onder a en b, van de wet; |
- RIEC: |
Regionaal Informatie- en Expertise Centrum; |
- vastgoedtransactie: |
een transactie zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a en b, van de wet; |
- wet: |
de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. |
Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2:1 Toepassingsbereik bij aanvragen om een vergunning en andere beschikkingen
- 1.
Het bestuursorgaan voert, met inachtneming van deze regeling, bij iedere aanvraag om een beschikking een Bibob-toets uit, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:
- a.
informatie die bij de gemeente bekend is;
- b.
informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;
- c.
informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;
- d.
informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;
- e.
informatie uit open bronnen;
- f.
overige signalen.
- a.
- 2.
Het bestuursorgaan voert, met inachtneming van hetgeen in deze regeling daarover is bepaald, in ieder geval een Bibob-toets uit met betrekking tot aanvragen voor een vergunning of wijziging van een vergunning zoals vermeld in:
- a.
artikel 3 van de Alcoholwet betreffende een alcoholwetvergunning, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van leidinggevende(n), tenzij sprake is van een slijterij die onderdeel uitmaakt van een landelijke keten;
- b.
artikel 30a van de Alcoholwet betreffende de wijziging van het aanhangsel van de alcoholwetvergunning;
- c.
artikel 30b van de Wet op de kansspelen betreffende een vergunning voor aanwezigheid van kansspelautomaten;
- d.
artikel 2 van de Verordening op de kansspelen betreffende een speelautomatenhalvergunning;
- e.
artikel 2:25 van de APV betreffende een evenementenvergunning, indien sprake is van een vechtsportgala;
- f.
artikel 2:28 van de APV betreffende een exploitatievergunning voor een horeca-inrichting, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van leidinggevende(n);
- g.
artikel 2:10 van de APV voor zover het een terrasvergunning betreft en indien:
1° door de exploitant niet tevens een alcoholwetvergunning op grond van artikel 3 van de Alcoholwet of een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 van de APV wordt aangevraagd of is verkregen;
2° de vergunning uit het vorige onderdeel wel is aangevraagd, maar deze is geweigerd of ingetrokken of buiten behandeling is gelaten;
3° sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf indien daarvoor een nieuwe vergunningaanvraag nodig is, of wijziging van de rechtsvormvan de onderneming;
- h.
artikel 4 van de Verordening op de binnenwateren voor de gemeente Den Haag betreffende een ligplaatsvergunning, indien:
1° het horeca-terrasboten betreft of bedrijfsschepen voor zover hierop horeca- activiteiten plaatsvinden en door de exploitant niet tevens een alcoholwetvergunning op grond van artikel 3 van de Alcoholwet of een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening wordt aangevraagd of deze reeds is verkregen;
2° de vergunning uit het vorige onderdeel wel is aangevraagd, maar deze is geweigerd of ingetrokken of buiten behandeling is gelaten;
3° sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
- i.
artikel 2:72 van de APV betreffende een vergunning voor verkoop van consumentenvuurwerk;
- j.
artikel 5 van de Verordening straathandel Den Haag 2017 betreffende een standplaatsvergunning voor een oliebollen- en kerstbomenstandplaats, tenzij de aanvrager in de vier jaren voorafgaand aan de aanvraag reeds is getoetst en zich geen wijzigingen hebben voorgedaan ten aanzien van de rechtsvorm, wijziging van exploitanten, de overname van aandelen of wijziging in het bestuur;
- k.
artikel 3 van de Taxiverordening Den Haag 2014 betreffende een taxivergunning, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
- 3.
Tenzij sprake is van signalen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, zal geen Bibob-toets worden uitgevoerd indien de aanvraag afkomstig is van:
- a.
overheidsinstanties;
- b.
semi-overheidsinstanties;
- c.
een rechtspersoon of organisatie waaraan de gemeente zelf deelneemt;
- d.
toegelaten woning(bouw)corporaties;
- e.
onderwijsinstellingen die gefinancierd worden door de rijksoverheid;
- f.
door het college bij besluit aangewezen betrokkenen.
- a.
- a.
Artikel 2:2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan voert in ieder geval een Bibob-toets uit op reeds verleende beschikkingen, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:
-
a. informatie die bij de burgemeester, het college of de gemeente bekend is;
b. informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;
c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;
d. informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;
e. informatie uit open bronnen;
f. overige signalen.
Artikel 2:3 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen en overige besluiten op grond van de Omgevingswet
- 1.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit op een aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet, indien het een of meerdere van de volgende activiteiten betreft:
a. omgevingsplanactiviteit afwijken van regels van het tijdelijke deel van een omgevingsplan;
b. buitenplanse omgevingsplanactiviteit; of
c. omgevingsplanactiviteit bouwen en bouwwerken.
- 2.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit op een aanvraag voor een vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet indien de bouwkosten tenminste € 50.000,- bedragen.
- 3.
De omgevingsplanactiviteit zoals bedoeld in het eerste lid of de bouwactiviteit zoals bedoeld in het tweede lid heeft betrekking op één van de volgende branches of sectoren, of branches of sectoren die daaraan verwant zijn:
a. voorzieningen voor logies en verhuur aan toeristen;
b. woonruimte voor arbeidsmigranten;
c. kamerverhuur;
d. hotels;
e. seks-inrichtingen, inclusief escortbedrijven;
f. wellnessbranche, zoals massage- en beautysalons, zonnestudio’s en nagelstudio’s;
g. horeca-inrichtingen, inclusief coffeeshops en shisha lounges;
h. smart-, en headhops;
i. speelautomatenhallen;
j. kiosken;
k. kapsalons;
l. belwinkels, internetcafés en gamecenters;
m. de autobranche, zoals autohandel, garages, leasebedrijven en autodemontage;
n. de afvalbranche; of
o. tabakswinkels.
- 4.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet, indien de aanvraag betrekking heeft op een specifiek bouwwerk of een bouwwerk dat zich bevindt in een intensiveringsgebied dat door middel van een aanwijzingsbesluit door het bestuursorgaan is aangewezen, en waarvan de bouwsom in het geval van een bouwactiviteit tenminste € 50.000,- bedraagt.
- 5.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit bij een aanvraag om een vergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Omgevingswet, indien:
a. de betrokkene actief is in de afvalbranche of de autobranche, dan wel branches of sectoren die daaraan verwant zijn:
b. de aanvraag betrekking heeft op een specifiek bouwwerk of een bouwwerk dat zich bevindt in een intensiveringsgebied dat door middel van een aanwijzingsbesluit door het bestuursorgaan is aangewezen.
- 6.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit bij een aanvraag voor een beschikking op grond van artikel 4.19b, eerste lid van de Omgevingswet, in geval de aanvraag wordt gedaan ten behoeve van één van de branches of sectoren zoals genoemd in het derde lid van dit artikel, danwel ten aanzien van een specifiek bouwwerk of bouwwerk dat zich bevindt in een intensiveringsgebied dat door middel van een aanwijzingsbesluit door het bestuursorgaan is aangewezen.
- 7.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit ten aanzien van een reeds verleende omgevingsvergunning, wanneer deze zal gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder, zoals aangegeven in artikel 5.37, tweede lid van de Omgevingswet, en de vergunning betrekking heeft op één van de branches of sectoren zoals genoemd in het derde lid van het onderhavige artikel, danwel op gevallen als bedoeld in het vierde lid van het onderhavige artikel.
Artikel 2:4 Toepassingsbereik bij coffeeshops
Het bestuursorgaan voert bij reeds verleende exploitatievergunningen voor een coffeeshop één keer in de vier jaar een Bibob-toets uit.
Artikel 2:5 Toepassingsbereik bij seksinrichtingen en escortbedrijven
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit op een aanvraag voor een vergunning, zoals genoemd in artikel 3:3 van de APV betreffende een vergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van de aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, en indien de aanvrager de vier voorgaande jaren niet is getoetst aan de wet.
Artikel 2:6 Toepassingsbereik bij gebouw-, gebieds- en branchegebonden vergunningen
- 1.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit voor een aangevraagde vergunning op grond van artikel 2:98, derde lid, van de APV betreffende een gebouw-, gebieds- of branchegebonden vergunning.
- 2.
In aanvulling op het eerste lid voert het bestuursorgaan bij een reeds verleende vergunning een Bibob-toets uit wanneer het onderliggende aanwijzingsbesluit wordt verlengd en voorts indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van leidinggevende(n).
Artikel 2:7 Toepassingsbereik bij marktvergunningen
- 1.
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit voor een aangevraagde marktvergunning op grond van artikel 7 van de Marktverordening Den Haag 2016, met uitzondering van marktvergunningen voor dagplaatsen en flexplaatsen, voor zover er geen sprake is van signalen als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid.
- 2.
Het bestuursorgaan voert bij een reeds verleende marktvergunning een Bibob-toets uit, indien ten aanzien van de vergunninghouder de afgelopen twee jaar tenminste éénmaal handhavend is opgetreden in verband met een zware overtreding zoals genoemd in de Beleidsregels sancties Markten Den Haag 2017.
Artikel 2:8 Toepassingsbereik bij subsidies
- 1.
Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een subsidieaanvraag voor een activiteit die is geregeld in een wettelijk voorschrift van de gemeente Den Haag.
- 2.
Het bestuursorgaan voert bij subsidies van € 50.000,- of meer in ieder geval een Bibob-toets uit bij een subsidieaanvraag, een besluit tot intrekking of aanvraag tot vaststelling van een reeds verleende subsidie indien:
a. de te subsidiëren activiteit plaatsvindt in een specifiek gebouw of intensiveringsgebied dat door het college als zodanig is aangewezen, dan wel krachtens artikel 2:98 van de APV bij een aanwijzingsbesluit door de burgemeester is aangewezen. Dit geldt ook wanneer de subsidieaanvrager of -ontvanger in dit gebouw of gebied is gevestigd en de te subsidiëren activiteit op een andere locatie plaatsvindt;
b. de subsidieaanvrager, niet zijnde een natuurlijk persoon, nog niet eerder een subsidie van € 50.000,- of meer bij het bestuursorgaan heeft aangevraagd;
c. de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt niet langer dan twaalf maanden geleden is opgericht;
d. de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt, de (indirecte) bestuurders hiervan of een andere organisatie van die (indirecte) bestuurders van de rechtspersoon, de afgelopen vijf jaar betrokken is of is geweest bij een faillissement; of
e. er sprake is van andere onregelmatigheden of specifieke bijzonderheden bij de subsidieaanvraag, -verlening of vaststelling daarvan.
- 3.
Tenzij sprake is van signalen als bedoeld in de artikelen 2:1, eerste lid en 2:2, wordt de Bibob-toets niet uitgevoerd, indien de aanvraag afkomstig is van:
a. overheidsinstanties;
b. semi-overheidsinstanties;
c. een rechtspersoon of organisatie waaraan de gemeente zelf deelneemt;
d. toegelaten woning(bouw)corporaties;
e. onderwijsinstellingen die gefinancierd worden door de rijksoverheid;
f. door het college bij besluit aangewezen betrokkenen.
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke vastgoedtransacties
Artikel 3:1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
- 1.
De gemeente, in de hoedanigheid van rechtspersoon met een overheidstaak, kan, met inachtneming van hetgeen in deze regeling daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle vastgoedtransacties.
- 2.
De gemeente voert, met inachtneming van deze regeling, in ieder geval bij iedere (voorgenomen) vastgoedtransactie een Bibob-toets uit, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:
a. informatie die bij de gemeente bekend is;
b. informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;
c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;
d. informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;
e. informatie uit open bronnen;
f. overige signalen.
- 3.
De gemeente voert in ieder geval een Bibob-toets uit wanneer de vastgoedtransactie:
a. betrekking heeft op een onroerende zaak, waaronder begrepen grond, gelegen in een intensiveringsgebied dat krachtens artikel 2:98 van de APV bij een aanwijzingsbesluit als zodanig is aangewezen, of anderszins door het college als zodanig is aangewezen. Uitgezonderd zijn vastgoedtransacties die betrekking hebben op de heruitgifte, vervreemding of wijziging van een erfpachtrecht en de uitzonderingen zoals genoemd onder d en e;
b. betrekking heeft op het aangaan van nieuwe huurcontracten met betrekking tot een huurafhankelijk recht van opstal ten aanzien van kiosken;
c. betrekking heeft op het verlengen van bestaande huurcontracten met betrekking tot een huurafhankelijk recht van opstal ten aanzien van kiosken;
d. betrekking heeft op (een voornemen tot) de uitgifte in eigendom of verhuur van vastgoed of gronden door de gemeente, met uitzondering van snippergroen, moestuintjes en de omzetting van erfpachtgrond naar vol eigendom. Ten aanzien van verhuur van vastgoed of gronden geldt bovendien de uitzondering dat geen Bibob-toets zal worden uitgevoerd wanneer de huurder van overheidswege gesubsidieerd wordt;
e. betrekking heeft op de vestiging van het recht van erfpacht, met uitzondering van snippergroen, moestuintjes en de heruitgifte van het recht van erfpacht;
f. betrekking heeft op het sluiten van huurovereenkomsten voor ligplaatsen. Reeds gesloten huurovereenkomsten voor ligplaatsen worden één maal per vier jaar getoetst;
g. betrekking heeft op de verkoop van aandelen die de gemeente houdt in een rechtspersoon, die vastgoed of gronden in bezit heeft of dat naar verwachting zal krijgen;
h. grote financiële gevolgen heeft voor de gemeente.
- 4.
Bij de start van vastgoedonderhandelingen stelt de gemeente de wederpartij ervan in kennis dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-toets is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt een opschortende of ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst.
- 5.
De Bibob-toets kan worden uitgevoerd in geval de vastgoedtransactie de aankoop of huur van onroerende goederen of gronden door de gemeente betreft.
- 6.
Tenzij sprake is van signalen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, wordt de Bibob-toets niet uitgevoerd ingeval de betrokken partij:
a. een overheidsinstantie is;
b. een semi-overheidsinstantie is;
c. een rechtspersoon is of een organisatie waaraan de gemeente zelf deelneemt;
d. een toegelaten woning(bouw)corporatie is;
e. een onderwijsinstelling is die gefinancierd wordt door de rijksoverheid;
f. een door het college bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkene is.
Artikel 3:2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten
- 1.
De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten.
- 2.
De gemeente voert, met inachtneming van deze regeling, bij iedere overheidsopdracht een Bibob- toets uit, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:
a. informatie die bij de gemeente bekend is;
b. informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;
c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;
d. informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;
e. informatie uit open bronnen;
f. overige signalen.
- 3.
De gemeente voert een Bibob-toets uit, indien de overheidsopdracht betrekking heeft op de volgende branches:
a. zorg;
b. taxivervoer of vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en (speciaal) kinderen- en leerlingenvervoer;
c. glasbewassing;
d. milieu.
- 4.
Tenzij sprake is van signalen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, wordt de Bibob-toets niet uitgevoerd ingeval de betrokken partij:
a. een overheidsinstantie is;
b. een semi-overheidsinstantie is;
c. een rechtspersoon is of een organisatie waaraan de gemeente zelf deelneemt;
d. een toegelaten woning(bouw)corporatie is;
e. een onderwijsinstelling is die gefinancierd wordt door de rijksoverheid;
f. een door het college bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkene is.
Hoofdstuk 4 Uitvoering en beoordeling
Artikel 4:1 Beoordeling door bestuursorgaan
- 1.
Het bestuursorgaan toetst nieuw ingediende aanvragen om een beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht eerst aan de reguliere eisen.
- 2.
Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit in het geval een standaard Bibob-toets conform deze regels is voorgeschreven.
- 3.
Indien deze toets hiertoe aanleiding geeft, doet het bestuursorgaan een verzoek om informatie bij de Justitiële Informatiedienst, de politie, de Belastingdienst of het RIEC of verzoekt het Bureau om een advies.
Artikel 4:2 Eigen onderzoek
- 1.
Het bestuursorgaan start de Bibob-toets met een eigen onderzoek.
- 2.
Het onderzoek naar een eventuele mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:
a. het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden; en
b. het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.
- 3.
Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, kan ingevolge artikel 9 van de wet advies worden ingewonnen bij het Bureau.
Artikel 4:3 Informatieverstrekking
- 1.
Indien het bestuursorgaan een Bibob-toets uitvoert in geval van een aangevraagde beschikking vult betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, tevens het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in. De betrokkene dient dit samen met de benodigde bijlagen in bij het bestuursorgaan.
- 2.
Het bestuursorgaan toetst verleende beschikkingen, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten indien hier aanleiding toe bestaat. Om de reeds verleende beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht te kunnen beoordelen, vult betrokkene het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in en dient dit samen met de benodigde bijlagen bij het bestuursorgaan in.
- 3.
In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen Bibob-vragenformulier ingediend door betrokkene indien dit naar het oordeel van het bestuursorgaan niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van het eigen onderzoek.
Artikel 4:4 Informatieplicht
- 1.
Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet.
- 2.
Het bestuursorgaan biedt aan betrokkene de mogelijkheid om over een kopie van het adviesrapport te beschikken in geval een advies van het Bureau leidt tot:
a. het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren;
b. het intrekken van een eerder verleende beschikking;
c. het verbinden van aanvullende voorschriften aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking;
d. het niet meewerken aan een vastgoedtransactie;
e. het ontbinden van een vastgoedtransactie;
f. het verbinden van voorwaarden aan een vastgoedtransactie;
g. het uitsluiten van een gegadigde van een overheidsopdracht
h. het ontbinden van een overheidsopdracht;
i. het verbinden van voorwaarden aan een overheidsopdracht.
- 3.
In aanvulling op het tweede lid wijst het bestuursorgaan betrokkene op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
- 4.
Betrokkene tekent voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring.
- 5.
In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.
- 6.
In aanvulling op het vierde lid wordt de betreffende derde door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. De derde dient voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Artikel 5:1 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van de regeling
Het bestuursorgaan kan in afwijking van de bovengenoemde bepalingen besluiten tot een Bibob-toets indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
Artikel 5:2 Hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 5:3 Evaluatie
Het college evalueert deze regeling minimaal eens in de vijf jaar.
Artikel 5:4 Intrekking regeling en overgangsrecht
De Regeling Bibob Den Haag 2021 (RIS 308678) wordt ingetrokken, met dien verstande dat de bepalingen van deze regeling van toepassing blijven in zaken waarin er reeds een Bibob-onderzoek is ingesteld.
Artikel 5:5 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum uitgifte in het Gemeenteblad.
Artikel 5:6 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Bibob Den Haag 2024.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2:1, eerste lid, artikel 2:2, artikel 3:1, tweede lid en artikel 3:2, tweede lid
Hieronder valt ook de situatie dat uit deze informatie of signalen is gebleken dat ten aanzien van de betrokkene of andere (rechts)personen in de organisatie van betrokkene (zogenaamde boven-, onder- of nevengeschikten) elders in het land in de achterliggende periode van vijf jaar een ernstig gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar is vastgesteld in het kader van een Bibob-toets.
Artikel 2:7, tweede lid
Concreet moet bij de zware overtredingen zoals genoemd in de Beleidsregels sancties Markten Den Haag 2017 gedacht worden aan onder meer: het zonder vergunning innemen van een standplaats op de markt, het zich schuldig maken aan wangedrag of bedrog, belemmering van een toezichthouder, het niet tijdig voldoen van het marktgeld of een verkoper die niet beschikt over een VOG of anderszins niet voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de vergunninghouder.
Artikel 3:1, derde lid, onder h
Bij de beoordeling of een vastgoedtransactie voor de gemeente grote financiële gevolgen met zich meebrengt, zal ook de bestuurlijke gevoeligheid van een vastgoedtransactie in overweging worden genomen.
Artikel 3:1, vijfde lid
Een Bibob-toets zal doorgaans niet plaatsvinden in geval van aankoop van vastgoed of gronden door de gemeente. De belangen van de aankoop van vastgoed (of onteigening) zullen vrijwel altijd voorgaan op andere belangen, echter in zeer uitzonderlijke gevallen zou dit anders kunnen zijn. Een Bibob-toets behoort dan tot de mogelijkheden.
Artikel 4:1 tot en met artikel 4:4
In deze artikelen wordt het begrip ‘bestuursorgaan’ genoemd. Voor zover het niet gaat om beschikkingen, maar om (het aangaan van) vastgoedtransacties en overheidsopdrachten geldt dat deze niet worden uitgevoerd in de hoedanigheid van bestuursorgaan, maar als ‘rechtspersoon met een overheidstaak’.
Waar in deze artikelen gesproken wordt over ‘bestuursorgaan’ moet in geval van vastgoedtransacties en overheidsopdrachten daarom ‘rechtspersoon met een overheidstaak’ worden gelezen.
Artikel 5:1
In deze regeling is zoveel mogelijk rekening gehouden met de op dit moment bestaande beschikkingen en overige handelingen waarop de wet kan worden toegepast en waarbij een Bibob-toets wenselijk of noodzakelijk wordt geacht. Voor zover na inwerkingtreding van deze regeling bepaalde activiteiten worden vergund waarmee in deze regeling geen rekening is gehouden, geldt dat naar die activiteiten ook een Bibob-toets kan of zal worden uitgevoerd wanneer dit legitiem wordt geacht. Waar mogelijk wordt het Bibob-beleid dat ten aanzien van gelijksoortige andere gevallen geldt dan toegepast. Dat betekent bijvoorbeeld dat indien een vergunningstelsel door gewijzigde wet- en regelgeving op een andere manier vormgegeven zal worden, de betreffende branche op dezelfde wijze aan een Bibob-toets wordt onderworpen als bij het eerdere vergunningstelsel was bepaald. Het artikel biedt bovendien de mogelijkheid om al dan niet in afwijking van de in de regeling genoemde bepalingen een Bibob-toets uit te voeren, wanneer feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. Deze bepaling is opgenomen nu mogelijk niet met alle voorkomende gevallen rekening gehouden kan worden. Vanzelfsprekend dient er altijd wel een wettelijke grondslag te bestaan om een Bibob-toets uit te kunnen voeren.
Den Haag, 8 april 2025
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris,
Ilma Merx
de burgemeester,
Jan van Zanen
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl