Regeling vervallen per 01-01-2012

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 14 december 2004, nr. 2004MEC002293i, houdende uitvoeringsregels bij de subsidiëring van de jeugdzorg

Geldend van 04-05-2005 t/m 21-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 14 december 2004, nr. 2004MEC002293i, prov. blad 2005, 13, houdende uitvoeringsregels bij de subsidiëring van de jeugdzorg (Uitvoeringsbesluit jeugdzorg provincie Utrecht 2005);

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op de Subsidieverordening jeugdzorg provincie Utrecht 2004;

Besluiten:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begrippen

1. In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de jeugdzorg;

b. de verordening: de Subsidieverordening jeugdzorg provincie Utrecht 2004.

2. In dit besluit wordt onder zorgeenheid verstaan: een zorgeenheid als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de verordening dan wel, zolang zorgeenheden nog niet zijn ingevoerd, een type hulpaanbod.

 

Artikel 2. Uitzondering op het regionaliteitsbeginsel

1. Voor jeugdzorg ten behoeve van een cliënt die voorafgaand aan de aanvang van de zorg niet duurzaam in de provincie Utrecht verbleef, kan, in afwijking van artikel 3 van de verordening, subsidie worden verstrekt indien:

a. een desbetreffend indicatiebesluit is vastgesteld door het bureau jeugdzorg in de provincie waarin de jeugdige voorafgaand aan de jeugdzorg duurzaam verbleef, en;

b. het bureau, bedoeld onder a, heeft vastgesteld dat de jeugdzorg waarop ingevolge de wet aanspraak bestaat niet binnen dertien weken na vaststelling van het indicatiebesluit gerealiseerd kan worden door een zorgaanbieder die wordt gesubsidieerd door gedeputeerde staten van de provincie waarin de jeugdige duurzaam verblijft, of;

c. daarmee de zorg dichter bij de plaats kan worden geboden waar de jeugdige voorafgaand aan de jeugdzorg duurzaam verbleef, en;

d. de zorgaanbieder op grond van artikel 15 van de verordening subsidie van gedeputeerde staten van Utrecht ontvangt voor het bieden van de zorgeenheid waarop de betreffende aanspraak betrekking heeft, en;

e. met de in onderdeel d bedoelde subsidie niet een maximum van 10% wordt overschreden van de totale subsidie die aan de zorgaanbieder op grond van de verordening is toegekend voor het uitvoeren van zorgeenheden, waarbij de huisvestingskosten buiten beschouwing worden gelaten.

2. De zorgaanbieder, bedoeld in het eerste lid, onder d, stelt, tenzij dat al gebeurd is, het bureau jeugdzorg in de provincie Utrecht in kennis van de aanmelding, direct nadat die is ontvangen, en in ieder geval voordat de zorg start.

 

Hoofdstuk 2. Bureau Jeugdzorg

Artikel 3. Subsidieaanvraag

1. De aanvraag van de subsidie voor het bureau jeugdzorg gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting.

2. De aanvraag is per taak uitgesplitst naar activiteiten in aantallen maal het normbedrag. Voor de taken waarvoor geen normbedragen zijn vastgesteld, wordt een beschrijving van de activiteiten gegeven. Dit wordt zoveel mogelijk gekwantificeerd.

3. Het activiteitenplan geeft aan welke concrete stappen het bureau jeugdzorg het komende jaar zal ondernemen om uitvoering te geven aan het door het bureau geformuleerde beleid. Hierbij wordt aangesloten aan de eisen in de wet en andere doelen, die gedeputeerde staten in het uitvoeringsprogramma hebben opgenomen.

4. De begroting is uitgesplitst naar takenniveau.

5. Eens in de vier jaren dient de aanvrager een meerjarenbeleidsplan in mede ter verwerkelijking van de in het provinciaal beleidskader jeugdzorg gestelde doelen. Het eerste meerjarenbeleidsplan wordt voor de periode 2009-2012 opgesteld.

 

Artikel 4. Subsidieverlening

1. Het budget van de justitietaken wordt bepaald door de door het Rijk vastgestelde normbedragen te vermenigvuldigen met de capaciteit op 31 december 2004. De capaciteit is het aantal minderjarigen waarvoor het bureau jeugdzorg op die datum haar activiteiten voor deze taken uitvoert.

2. Het budget voor de vrijwillige taken wordt bepaald door het beschikbare financiële budget voor het bureau jeugdzorg te verminderen met het benodigde budget voor de justitietaken.

3. Bij de besteding van het budget voor de vrijwillige taken wordt voorrang gegeven aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), vervolgens aan de zorgtoeleidingstaken en tenslotte aan de vrij toegankelijke hulpverlening. De productieafspraken hierover worden vastgelegd in de subsidiebeschikking. Gedurende het jaar is het alleen mogelijk hier tussen te schuiven wanneer aan deze prioritering wordt vastgehouden. Middels de productiegegevens die gedeputeerde staten ieder kwartaal ontvangen worden eventuele verschuivingen gemonitored.

 

Artikel 5. Subsidievaststelling

1. De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit een financieel jaarverslag en een activiteitenverslag.

2. In het financieel jaarverslag wordt opgenomen:

a. de gerealiseerde productie (realisatiecijfers);

b. de exploitatierekening uitgesplitst naar activiteitenniveau;

c. de stand en verloop van alle reserves en voorzieningen;

d. de accountantsverklaring op basis van een onderzoek met inachtneming van het accountantsprotocol jeugdzorg provincie Utrecht, waarin tevens een oordeel gegeven wordt over de verantwoording van het bureau jeugdzorg inzake de uitvoering van artikel 12 van de wet (inning ouderbijdrage);

e. een beschrijving van de activiteiten die met het preventiebudget en deskundigheidsbevordering zijn uitgevoerd, de aantallen die hiermee zijn gerealiseerd en het budget dat hiermee is gemoeid;

f. het aantal te onderscheiden dagen per zorgeenheid waarvoor door het bureau jeugdzorg een indicatiebesluit is vastgesteld, voor zover deze in het betreffende jaar zijn uitgevoerd door een zorgaanbieder die daartoe niet door gedeputeerde staten van Utrecht is gesubsidieeerd, alsmede het aantal cliënten waarop dit betrekking heeft.

3. In aanvulling op artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht voldoet het activiteitenverslag aan de eisen die hierover worden gesteld in artikel 14 van de wet. Daarnaast geeft het activiteitenverslag inzicht in de ontwikkelingen en trends die worden gesignaleerd en hoe de betreffende zorgaanbieder daarop heeft ingespeeld of wil gaan inspelen.

4. De subsidie wordt als volgt vastgesteld.

a. Vrijwillige taken: Bij een onderbezetting van meer dan 90% van het bestede subsidiebedrag (normbedrag x gerealiseerde capaciteit) wordt een negatieve correctie toegepast van 40% van het verleende subsidiebedrag voor het gedeelte van de onderbezetting lager dan 90%. Het bezettingspercentage wordt voor drie onderdelen AMK, toegang en Vrij Toegankelijk Ambulant (hierna: VTA) gezamenlijk vastgesteld.

b. Justitietaken: Indien het werkelijke budget meer dan 2,5% afwijkt van het verleende budget vindt een nacalculatie van het verleende subsidiebedrag plaats boven of beneden deze 2,5%. De subsidie wordt vastgesteld door het aantal minderjarigen waarvoor de stichting justitietaken uitvoert te vermenigvuldigen met de betreffende normprijzen. Het aantal minderjarigen wordt vastgesteld op het gemiddelde van het aantal daarvan op de eerste van iedere kalendermaand, tenzij de landelijke regeling waarbij het normbedrag of normbedragen wordt vastgesteld anders bepaalt.

c.  SGJ: Voor de definitieve subsidievaststelling voor de justitietaken geldt geen nacalculatie en is het financiële kader zoals door het Rijk aan de provincie beschikbaar gesteld het definitieve bedrag.

 

Hoofdstuk 3. Zorgaanbieders

Artikel 6. Subsidieaanvraag

1. De aanvraag van de subsidie voor een zorgaanbieder gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting.

2. De aanvraag is uitgesplitst naar zorgeenheden in aantallen maal het tarief.

3. Het activiteitenplan geeft aan welke concrete stappen de zorgaanbieder het komende jaar zal ondernemen om uitvoering te geven aan zijn beleid. Hierbij wordt aangesloten aan de eisen in de wet en de andere doelen die gedeputeerde staten in het uitvoeringsprogramma hebben opgenomen.

4. De begroting is uitgesplitst naar hulpvarianten.

5. Eens in de vier jaren dient de zorgaanbieder een meerjarenbeleidsplan in mede ter verwerkelijking van de in het provinciaal beleidskader jeugdzorg gestelde doelen. Het eerste meerjarenbeleidsplan wordt voor de periode 2009-2012 opgesteld.

6. Indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie is aangevraagd, gaat de aanvraag, naast de bescheiden die reeds worden genoemd in art 4:64 van de Algemene wet bestuursrecht, vergezeld van:

a. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in art 2:289 van het Burgerlijk Wetboek, en;

b. in het geval van zorgaanbieders die eerder door andere overheden dan door gedeputeerde staten van de provincie Utrecht gesubsidieerde jeugdzorg hebben uitgevoerd, de twee meest recente inspectierapporten.

 

Artikel 7. Subsidieverlening

1. Het huisvestingsbudget is vastgesteld op het historisch bepaalde budget zoals opgenomen in het uitvoeringsprogramma van gedeputeerde staten voor het jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarvoor de aanvraag geldt.

2. Van de productieafspraken die zijn vastgelegd in de subsidiebeschikking kan de zorgaanbieder afwijken indien:

a. de vraag naar jeugdzorg een verschuiving tussen toegekende typen zorgeenheid noodzakelijk maakt en de zorgaanbieder dit kan aantonen op basis van informatie van het bureau jeugdzorg;

b. voor verschuivingen tussen de toegekende typen zorgeenheid groter dan 10% van de capaciteit van een zorgeenheid vooraf goedkeuring is verkregen van gedeputeerde staten en;

c. voor structurele verschuivingen tussen toegekende typen zorgeenheid vooraf toestemming is verkregen van gedeputeerde staten, waarbij onder een structurele verschuiving wordt verstaan een verschuiving die langer duurt dan twaalf maanden.

3. Middels de productiegegevens die gedeputeerde staten ieder kwartaal ontvangen worden eventuele verschuivingen gemonitored.

 

Artikel 8. Subsidievaststelling

1. De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit een financieel en een inhoudelijk jaarverslag.

2. In het financieel jaarverslag wordt opgenomen:

a. de gerealiseerde productie (realisatiecijfers) uitgesplitst naar de verschillende zorgeenheden;

b. de exploitatierekening, uitgesplitst naar hulpvarianten en zo mogelijk naar zorgeenheden;

c. de stand en verloop van alle reserves en voorzieningen;

d. indien de gebouwen in eigendom zijn: een onderhoudsvoorziening, gebaseerd op een meerjarig onderhoudsplan;

e. de accountantsverklaring met dien verstande dat het onderzoek van de accountant heeft plaatsgevonden op basis van het accountantsprotocol jeugdzorg provincie Utrecht;

f. het aantal dagen per zorgeenheid dat door de zorgaanbieder is uitgevoerd ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan het bieden van jeugdzorg niet duurzaam verbleven in de provincie Utrecht, alsmede het totaal aantal cliënten waarop dit betrekking heeft.

3. In aanvulling op art. 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht voldoet het inhoudelijk verslag aan de eisen die hierover worden gesteld in artikel 27 van de wet. Daarnaast geeft het inhoudelijke jaarverslag inzicht in de ontwikkelingen en trends die worden gesignaleerd en in de manier waarop de betreffende zorgaanbieder daarop heeft ingespeeld of wil gaan inspelen.

4. De subsidie wordt als volgt vastgesteld.

a. Residentiële zorg, dagbehandeling en pleegzorg Indien de bezetting bij de door dezelfde zorgaanbieder geboden genormeerde residentiële zorg, dagbehandeling en pleegzorg samen minder dan 95% is geweest wordt op het verleende subsidiebedrag een bedrag in mindering gebracht volgens de volgende formule: (20/100) x A x ((95 –B) / 100) = Y waarin is: A: de som van de producten van de capaciteit residentieel, dagbehandeling en pleegzorg en het bijbehorende normbedrag; B: de gerealiseerde bezetting voor deze zorgeenheden, uitgedrukt in het bezettingspercentage voor het totaal van de eenheden. Voor de bepaling van het bezettingspercentage wordt uitgegaan:

- bij residentieel hulpaanbod en bij pleegzorg van 365 dagen per jaar;

- bij semi-residentieel hulpaanbod van 260 dagen per plaats per jaar.

b. Geïndiceerde ambulante hulpverlening Met betrekking tot de geïndiceerde ambulante hulpverlening is de onder a bedoelde formule eveneens van toepassing, met dien verstande dat voor het bezettingspercentage wordt uitgegaan van de gerealiseerde instroom van nieuwe cliënten ten opzichte van de toegekende maximumcapaciteit.

 

Hoofdstuk 4. Overig

Artikel 9. Voorzieningen en reserves

Een subsidieontvanger behoeft toestemming van gedeputeerde staten voor het vormen van fondsen en reserveringen als bedoeld in artikel 4:71, onder g, van de Algemene wet bestuursrecht.

1. Voorzieningen kunnen worden gevormd ten behoeve van:

a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum niet vaststaat, maar redelijkerwijs wel is in te schatten;

b. risico’s van te verwachten verplichtingen of verliezen, waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten;

c. een gelijkmatige verdeling van lasten over meer jaren.

2. Tot vorming van reserves kan worden overgegaan indien:

a. reserves ontstaan door het activeren van investeringen;

b. een project op de balansdatum niet is afgerond en de ervoor bestemde subsidie niet volledig is besteed;

c. restantkosten voor het realiseren van een aanschaf worden verwacht indien een subsidie is toegekend voor die aanschaf;

d. restanten van door derden onder voorwaarden voor een bepaald doel beschikbaar gestelde middelen worden verwacht.

 

Artikel 10. Experimenten

1. Een aanvraag van subsidie ten behoeve van een experiment gaat, in afwijking van artikel 10 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 1998, vergezeld van:

a. een omschrijving van het project met daarin opgenomen de verwachte resultaten, zo meetbaar mogelijk geformuleerd en;

b. een begroting van de verwachte kosten met daarbij aangegeven de verwachte input aan uren, onderscheiden in directe en indirecte uren.

2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie bestaat uit:

a. een financiële verantwoording, bestaande uit een exploitatierekening, een opgave van de gerealiseerde productie en een opgave van het aantal cliënten;

b. een inhoudelijke verantwoording waarbij wordt aangegeven in hoeverre de verwachte resultaten zijn gerealiseerd, zoveel mogelijk omschreven in termen van meetbare effecten en;

c. een opgave van de input in uren onderscheiden in directe contact uren en indirecte uren.

3. De financiële verantwoording kan als afzonderlijk onderdeel in de jaarrekening worden opgenomen. Indien dat niet het geval is, wordt zij voorzien van een accountantsverklaring.

4. De inhoudelijke verantwoording kan als afzonderlijk onderdeel in het jaarverslag worden opgenomen.

 

Artikel 11. Steunfunctie

Indien gedeputeerde staten subsidie verstrekken voor de uitvoering van de steunfunctie en in enig jaar het totaal van de egalisatiereserve van de subsidieontvanger meer dan 10 % zou zijn van de voor dat jaar vast te stellen provinciale subsidie, wordt het meerdere bij die vaststelling afgetrokken.

 

Artikel 12. Vertrouwenspersoon

Indien gedeputeerde staten subsidie verstrekken ten behoeve van een of meer vertrouwenspersonen is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 13. Landelijk werkende instellingen

Met betrekking tot de subsidieverstrekking aan een instelling die voor het hele land taken als die van het bureau jeugdzorg uitvoert of zorgaanbieder is, is het bepaalde met betrekking tot de subsidieverstrekking aan dat bureau, respectievelijk aan de zorgaanbieders van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 15. Cliëntenorganisaties

Indien gedeputeerde staten subsidie verstrekken aan cliëntenorganisaties is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

 

Artikel 17. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit jeugdzorg provincie Utrecht 2005.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 14 december 2004,

Voorzitter, B. Staal Secretaris, H.H. Sietsma.