Nadere regels leerlingenvervoer Amersfoort

Geldend van 27-05-2025 t/m heden

Intitulé

Nadere regels leerlingenvervoer Amersfoort

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort

gelet op artikel 2 van de Verordening leerlingenvervoer Amersfoort;

overwegende dat het de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen over de uitvoering van de Verordening leerlingenvervoer Amersfoort;

overwegende dat:

  • -

    het college ter uitvoering van het leerlingenvervoer nadere regels van belang acht.

B E S L U I T vast te stellen: Nadere regels leerlingenvervoer Amersfoort

Artikel 1 Hoogbegaafdenonderwijs

  • 1. Aanvragen tot bekostiging van het vervoer naar scholen die zich richten op hoogbegaafde kinderen komen niet voor een vervoersvoorziening in aanmerking. Iedere basisschool heeft een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen; in het schoolprofiel of schoolplan geven de scholen aan welke ondersteuning en begeleiding zij bieden. Hoogbegaafde leerlingen kunnen met de juiste begeleiding en het juiste lesmateriaal op een reguliere, dichterbij gelegen school het voor hen passend onderwijs ontvangen.

  • 2. Een uitzondering wordt gemaakt als een door ouders overgelegde schriftelijke verklaring van een deskundige met BIG registratie wordt overlegd. Hieruit moet blijken dat de leerling op de dichterbij gelegen scholen geen passend onderwijs kan volgen en dit tot onoplosbare en onoverkomelijke problemen leidt voor de leerling.

Artikel 2 Onaanvaardbaar gedrag van de leerling binnen het vervoer

  • 1. De leerling voor wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, kan tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer worden ontzegd, als bij herhaling blijkt dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in het voertuig verstoort of de veiligheid van het voertuig en inzittenden in gevaar brengt. Uitgangspunt is dat het vervoer altijd veilig wordt uitgevoerd. De veiligheid van medeleerlingen, chauffeur en verkeersveiligheid mogen niet in het geding zijn. Schorsing van de leerling in het vervoer ontslaat ouders en/of de leerling niet van de verplichting tot het bezoeken van de school. Ouders zijn verantwoordelijk voor correct gedrag van hun kind.

  • 2. Hierbij worden de volgende stappen gevolgd:

    • -

      Klachten worden in beginsel door de vervoerder opgelost volgens de klachtenprocedure.

    • -

      De vervoerder brengt de ouders op de hoogte van het gedrag van de leerling: mondeling en bevestigd via mail of brief.

    • -

      Als een klacht niet met de vervoerder wordt opgelost, neemt het college kennis van de informatie van het agressieve en/of ongewenste gedrag van de leerling en bespreekt dit met de ouders.

    • -

      Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval is terug te voeren op de lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking van de leerling dan wordt met vervoerder, ouders en eventueel school een passende oplossing gezocht (bijv. begeleiding in het aangepast vervoer of eigen vervoer).

    • -

      Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het voorval niet is terug te voeren op de beperking van de leerling, wordt het agressieve en/of ongewenste gedrag aan de leerling toegerekend. Het college neemt de beslissing over al dan niet sanctioneren en over de hoogte van de sanctie.

    • -

      Als de conclusie van het onderzoek van het college is dat het ongewenste gedrag moet worden toegerekend aan de ouders, dan voert het college hierover een gesprek met de ouders teneinde tot een oplossing te komen.

    • -

      Als bij het incident leerlingen van verschillende gemeenten zijn betrokken, hebben deze gemeenten - voordat een sanctie wordt opgelegd - eerst onderling overleg en afstemming.

    • -

      Voordat een beschikking wordt verstuurd vindt een gesprek plaats met de ouders.Afhankelijk van de ernst en herhaling van het incident ontvangen de ouders van het college een beschikking met:

      • een schriftelijke waarschuwing; of

      • een tijdelijke uitsluiting; of

      • een (tijdelijke) uitsluiting zonder voorafgaande waarschuwing.

  • 3. In een schriftelijke waarschuwing wordt in elk geval medegedeeld dat:

    • -

      de leerling gedurende het onderzoek niet wordt vervoerd met aangepast vervoer;

    • -

      bij herhaling van ongewenst gedrag de leerling voor een termijn van maximaal vier weken wordt uitgesloten van aangepast vervoer.

  • 4. Bij een tijdelijke uitsluiting moet sprake zijn van herhaald agressief en/of ongewenst gedrag dat plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden na de datum van de eerste waarschuwingsbrief.

    Er vindt opnieuw onderzoek plaats als onder artikel 2, tweede lid is beschreven.

    Als de conclusie van het onderzoek van het college is het agressieve en/of ongewenste gedrag is toe te rekenen aan de leerling, dan vindt een gesprek plaats tussen de ouders van de leerling en de gemeente. Daarna ontvangen de ouders onder verwijzing naar de eerste waarschuwingsbrief een tweede brief waarin in elk geval wordt meegedeeld, dat:

    • -

      vanwege de herhaling van het agressieve en/of ongewenste gedrag de leerling voor een termijn van één dag tot vier weken wordt uitgesloten van enige vorm van leerlingenvervoer;

    • -

      als de leerling zich na de schorsing opnieuw schuldig maakt aan ongewenst gedrag, de leerling wordt uitgesloten van het aangepaste vervoer met een maximum van twee maanden excl. vakanties.

  • 5. In een schriftelijke waarschuwing wordt in elk geval medegedeeld dat:

    • -

      bij herhaling van ongewenst gedrag de leerling voor een termijn van maximaal vier weken uitgesloten wordt van aangepast vervoer;

    • -

      als de leerling zich na de schorsing opnieuw schuldig maakt aan ongewenst gedrag, de leerling wordt uitgesloten van aangepast vervoer met een maximum van twee maanden excl. vakanties.

    • -

      als de leerling zich vervolgens na de schorsing opnieuw schuldig maakt aan ongewenst gedrag, de leerling wordt uitgesloten voor de rest van het schooljaar.

Artikel 3 Onaanvaardbaar gedrag van ouders

  • 1. Onaanvaardbaar gedrag van ouders richting de vervoerder en diens personeel wordt niet geaccepteerd. Onder onaanvaardbaar gedrag valt agressief gedrag of ander ongewenst gedrag rondom het taxivervoer van de leerling die de orde in de taxi verstoort of de veiligheid van de taxi en inzittenden in gevaar brengt. Uitgangspunt is dat het vervoer altijd veilig wordt uitgevoerd. De veiligheid van medeleerlingen, chauffeur en verkeersveiligheid mogen niet in het geding zijn.

  • 2. Onaanvaardbaar gedrag kan betekenen dat de leerling al dan niet tijdelijk, niet meer wordt vervoerd. Onaanvaardbaar gedrag van de ouders ontslaat ouders en of de leerling niet van de verplichting tot het bezoeken van de school.

Artikel 4 Individueel vervoer

  • 1. Het uitgangspunt voor het aangepast vervoer is dat leerlingen gezamenlijk in een taxibusje worden vervoerd. Verzoeken om individueel vervoer worden met de grootst mogelijke terughoudendheid toegekend.

  • 2. Individueel vervoer vindt plaats indien is aangetoond door een deskundige met BIG registratie dat een leerling met een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd.

  • 3. Individueel vervoer wordt in beginsel toegekend voor de duur van maximaal drie maanden tenzij is aangetoond dat individueel vervoer voor een langere periode ingezet moet worden. Bij een eventuele verlenging wordt opnieuw een belangenafweging gemaakt.

Artikel 5 Meerjarige beschikking vervoersvoorziening

Het college kan een meerjarige beschikking voor het leerlingenvervoer afgeven als uit het onderzoek is gebleken dat de leerling voor een langere periode aangewezen is op leerlingenvervoer.

Artikel 6 Woning van de leerling bij co-ouderschap

Wanneer er sprake is van co-ouderschap dan kan een leerling twee woningen hebben in de zin van de verordening. Om aanspraak te maken op leerlingenvervoer moet iedere ouder afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Als bij co-ouderschap slechts vanuit één van beide adressen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, wordt overleg gepleegd met de andere gemeente teneinde tot een voor de leerling mogelijk passende oplossing te komen.

Artikel 7 Dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. Als de dichtstbijzijnde school vol zit en geen leerlingen kan toelaten betekent dit dat de leerling naar een verderweg gelegen school moet worden vervoerd.

  • 2. Indien de dichterbij gelegen school weer ruimte heeft om leerlingen te plaatsen vervalt het recht om naar de verder weg gelegen school te worden vervoerd bij het einde van het schooljaar. Hiervan kan worden afgeweken indien:

    • a.

      de leerling in het nieuwe schooljaar in het laatste jaar van school zit;

    • b.

      het wisselen van school aantoonbaar ernstige negatieve gevolgen voor de leerling heeft.

Artikel 8 Begeleiding en ernstige benadeling van het gezin

  • 1. Begeleiding is primair een taak van de ouders. Dit geldt ook als beide ouders werken.

  • 2. Een uitzondering wordt gemaakt als sprake is van een ernstige benadeling van het gezin waardoor begeleiding van de leerling niet meer van ouders kan worden gevergd. Van een ernstige benadeling van het gezin is sprake in de volgende situaties:

    • a.

      een éénouder gezin of een alleenstaande ouder en er meer kinderen in de basisschoolleeftijd aanwezig zijn. Deze leerlingen hebben aantoonbaar begeleiding nodig naar school, wat aantoonbaar niet verenigbaar is met de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen van de leerling die in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening;

    • b.

      een éénouder gezin of een alleenstaande ouder heeft een aantoonbare structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking waardoor begeleiding tijdens het vervoersmoment onmogelijk is;

    • c.

      een éénouder gezin of een alleenstaande ouder kan aantoonbaar onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen vormgeven gedurende het vervoersmoment vanwege een scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet;

    • d.

      beide ouders kunnen aantoonbaar onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen vormgeven gedurende het vervoersmoment omdat bij hen beiden sprake is van:

      • -

        een aantoonbare structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking;

      • -

        een aantoonbare scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet;

    • e.

      het reizen kost de begeleider meer dan vier uur reistijd per dag;

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels leerlingenvervoer Amersfoort.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 13 mei 2025.

De burgemeester,

De secretaris,