Verordening Parkeerbelastingen 2025 - 2026

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-10-2025

Intitulé

Verordening Parkeerbelastingen 2025 - 2026

Verordening Parkeerbelastingen 2025 – 2026

De raad van de gemeente Amersfoort;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 maart 2025

vindt het gewenst regels te stellen voor het innen van belastingen inzake het parkeren in de gemeente Amersfoort;

gelet op artikel 147, eerste lid, en artikel 149, artikel 225 en artikel 228 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de Verordening parkeerbelastingen 2025 – 2026

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze Verordening en daarop gebaseerde regelgeving wordt verstaan onder:

  • 1.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in het RVV 1990 en gehandicaptenvoertuigen, zoals bedoeld in het RVV 1990;

  • 2.

    aanhangwagen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • 3.

    kampeerwagen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Regeling Voertuigen;

  • 4.

    wegen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994;

  • 5.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • 6.

    houder:

    • 1.

      degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het kentekenregister zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 was ingeschreven met dien verstande dat indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als houder van het voertuig;

    • 2.

      degene die krachtens een leaseovereenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij, anders dan degene bedoeld onder ᵒ1. de feitelijke gebruiker is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven of;

    • 3.

      degene die krachtens een schriftelijke overeenkomst met degene bedoeld onder ᵒ1. kan aantonen dat hij, anders dan degene bedoeld onder ᵒ1. het motorvoertuig behorende bij het opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren tot duurzaam gebruik onder zich heeft.

  • 7.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, waaronder ook verzamelparkeermeters, centraal register, en wat naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • 8.

    parkeerapparatuurplaats: parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur, onder te verdelen in:

    • 1.

      langparkeerplaats met een maximale parkeerduur van 4 uur;

    • 2.

      kortparkeerplaats met een maximale parkeerduur van 1 of 2 uur;

  • 9.

    parkeerplaats: ruimte op de openbare weg waar het parkeren van een motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken niet door een wettelijke bepaling verboden is. Hierin wordt onderscheid gemaakt in parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven (zoals een afgebakend parkeervak of een parkeerstrook) en parkeerplaatsen op de openbare weg zonder specifieke aanduiding;

  • 10.

    centraal register: register van het ServiceHuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerrechten in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van gereguleerd parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • 11.

    Digitaal parkeerrecht GPK-systeem: systeem waarmee de houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart via een app of via een klantcontactcentrum een digitaal parkeerrecht kan aanmaken en beëindigen;

  • 12.

    belanghebbendenplaats: parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met het bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990;

    • 2.

      gelegen is binnen een vergunningzone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • 13.

    vergunning: door burgemeester en wethouders verleende parkeervergunning, waarmee het is toegestaan een motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • 14.

    vergunninghouder: natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • 15.

    vergunningzone: gebied waarvoor parkeervergunningen kunnen worden verleend en waarbinnen vergunningen geldig zijn voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen;

  • 16.

    adres met parkeren op eigen terrein (POET):

    adres met een (voormalige) parkeerplaats op eigen terrein al dan niet in een garage of garagebox die volgens een raadsbesluit, bouwvergunning, omgevingsvergunning, erfpachts- of splitsingsakte of huur- of koopovereenkomst toebehoort aan een specifiek adres;

  • 17.

    adres met geen recht op een parkeervergunning (GROP):

    • 1.

      adres die onderdeel uitmaakt van een bouwplan waarbij volgens een raadsbesluit, bouwvergunning, omgevingsvergunning, erfpachts- of splitsingsakte of huur- of koopovereenkomst de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein is gerealiseerd. Een adres in deze categorie komt niet in aanmerking voor een parkeervergunning, omdat in theorie alle bewoners op eigen terrein zouden moeten kunnen parkeren;

    • 2.

      adres waarbij volgens een raadsbesluit, bouwvergunning, omgevingsvergunning, erfpachts- of splitsingsakte of huur- of koopovereenkomst vrijstelling is verleend voor het aanleggen van parkeerplaatsen. Een adres in deze categorie komt niet in aanmerking voor een bewonersvergunning, omdat de bewoners in theorie geen behoefte aan een parkeerplaats zouden hebben vanwege de beschikbaarheid van alternatieve vervoerswijzen en/of het voorzieningenniveau in de nabije omgeving van het adres;

  • 18.

    deelauto: motorvoertuig met herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder, of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • 19.

    deelautoplaats: parkeerplaats aangewezen voor het parkeren van een deelauto.

Artikel 2. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerapparatuurplaatsen

Burgemeester en wethouders maken de aanwijzing bekend van de plaats waar, het tijdstip, de maximale parkeerduur en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a mag worden geparkeerd binnen de grenzen vergunningparkeren als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Parkeerverordening Amersfoort.

Artikel 3. Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

    • a.

      belasting voor het parkeren van een motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken op door burgemeester en wethouders aangewezen parkeerapparatuurplaatsen, tijdstippen en wijze, als bedoeld in artikel 2;

    • b.

      belasting voor een door de burgemeester en wethouders verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken op de in die vergunning aangegeven plaatsen, tijdstippen en wijze als bedoeld in artikel 2 van de Parkeerverordening Amersfoort.

  • 2. Parkeerplaatsgeld als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet, wordt geheven voor parkeerplaatsgebruik waaronder moet worden verstaan het houden van een voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken, op een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats als daar een ontheffing voor is verleend, als bedoeld in artikel 7, derde lid van de Parkeerverordening Amersfoort.

Artikel 4. Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig of de aanhangwagen met eigen kenteken heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig of de aanhangwagen met eigen kenteken heeft geparkeerd wordt ook aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 3, eerste lid onder a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, wordt niet geheven van degene die op de voet van tweede lid onder b als degene die het motorvoertuig of de aanhangwagen met eigen kenteken heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat tijdens het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig of aanhangwagen met eigen kenteken heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b wordt geheven van vergunninghouder.

  • 5. Parkeerplaatsgeld, als bedoeld in artikel 3, tweede lid wordt geheven van de natuurlijke of rechtspersoon, die de parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenplaats afzet of laat afzetten dan wel het betreffende voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, op een parkeerapparatuurplaats of op een belanghebbendenplaats houdt.

Artikel 5. Betaald parkeren

Als plaats waar tegen betaling van belasting mag worden geparkeerd, als bedoel in artikel 2, eerste lid van de verordening, heeft het college van burgemeester en wethouders in het Aanwijzingsbesluit betaald- en vergunningparkeren tariefzones aangewezen. Het belastingtarief voor het parkeren van een motorvoertuig of aanhangwagen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a van de verordening voor deze tariefzones wordt als volgt vastgesteld:

Tabel betaald parkeren:

Tariefzone

Dagen

Tarief

1

Maandag t/m zondag

€ 60,- per dag

2

Maandag t/m zondag

€ 3,- per uur*

3

Maandag t/m zondag

€ 0,30 per uur voor het 1e en 2e uur*

€ 9,00 per uur vanaf het 3e uur*

4 en 5

Maandag t/m vrijdag en zondag

€ 2,40 per uur*

Zaterdag

€ 2,85 per uur*

(*) Kleinste afrekening in eenheden per minuut

Artikel 6. Vergunningparkeren

Als plaats waar het parkeren door vergunninghouders is toegestaan, als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Parkeerverordening Amersfoort zijn in bijlage 1 van de Parkeerverordening Amersfoort vergunningzones aangewezen. Daarnaast heeft het college van burgemeester en wethouders in het Besluit uitgifte parkeervergunningen vergunningtypen vastgesteld. Het belastingtarief voor een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b van de verordening, voor deze vergunningtypen en vergunningzones zijn als volgt vastgesteld:

Tabel tarieven Bewonersvergunningen:

Vergunningtype

Tarief

Eerste bewonersvergunning vergunningzones A t/m D

€ 30,-

Tweede bewonersvergunning vergunningzones B

€ 300,- per jaar

Tweede bewonersvergunning vergunningzones C en D

€ 150,- per jaar

Derde, vierde, vijfde en zesde bewonersvergunning vergunningzones B

€ 600,- per jaar

Derde, vierde, vijfde en zesde bewonersvergunning vergunningzones C en D

€ 300,- per jaar

Bewonersvergunning overgangsregeling binnenstad

€ 600,- per jaar

Mantelzorgvergunning

€ 30,- per jaar

Vergunning particulier autodelen

€ 30,-

Digitale bezoekersregeling

€ 0,30 per uur / max € 1,20 per dag (*1)

Verhuisvergunning

€ 45,-

Camper-/caravan-/aanhangervergunning

€ 30,-

Motorvergunning

€ 30,-

Vergunning Elektrisch laden

€ 0,30 per uur (*1)

(*1) kleinste afrekening in eenheden per minuut

Tabel tarieven Bedrijfsvergunningen:

Vergunningtype

Tarief

Bedrijfsvergunning werkdagen vergunningzones A en B1

€ 300,- per jaar

Bedrijfsvergunning werkdagen vergunningzones B (m.u.v. vergunningzone B1), X, Y en Z voor de eerste 20 vergunningen

€ 150,- per jaar

Bedrijfsvergunning werkdagen vergunningzones B (m.u.v. vergunningzone B1), X, Y en Z vanaf de 21e vergunning

€ 300,- per jaar

Bedrijfsvergunning werkdagen vergunningzones C en D voor de eerste 20 vergunningen

€ 75,- per jaar

Bedrijfsvergunning werkdagen vergunningzones C en D vanaf de 21e vergunning

€ 150,- per jaar

Bedrijfsvergunning 24/7 vergunningzones A en B

€ 600,- per jaar

Bedrijfsvergunning 24/7 vergunningzones C en D

€ 300,- per jaar

Bedrijfsvergunning zonevrij

€ 1.200,- per jaar

Bedrijfsvergunning dag

€ 30,- per jaar

Bedrijfsvergunning maand

€ 180,- per maand

Hulpverlenersvergunning

€ 60,- per jaar

Maatschappelijke vergunning

€ 30,- per maand

Onderwijsvergunning

€ 60,- per jaar

Tabel tarieven deelautovergunning

Deelautovergunning

€ 120,- per jaar

Artikel 7. Parkeerplaatsgeld

Het tarief voor parkeerplaatsgeld, als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de verordening, bedraagt €15 per dag per parkeerplaats.

Artikel 8. Berekening tarieven bij wijzigingen gedurende het jaar.

  • 1. Een vergunning heeft een looptijd van 1 jaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college in nadere regels een kortere looptijd voor vergunningtypen bepalen.

  • 3. Het college stelt in nadere regels de aanvang van de looptijd van vergunningen voor een vergunningzone vast.

  • 4. Als een vergunning gedurende de looptijd van de vergunning wordt verleend, bedraagt het tarief voor die vergunning een naar rato berekend bedrag over de resterende periode tot het einde van de looptijd van de vergunning vanaf de dag dat de vergunning wordt verleend met een minimum van 30 euro.

  • 5. Als een vergunning gedurende de looptijd wordt beëindigd, wordt naar rato restitutie verleend voor de resterende periode tot het einde van de looptijd, tenzij het te restitueren bedrag minder is dan 30 euro.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b, is verschuldigd op het tijdstip dat de vergunning wordt verleend.

  • 3. Parkeerplaatsgeld, bedoeld in artikel 3, tweede lid is verschuldigd bij de aanvang van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft.

Artikel 10. Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting overeenkomstig de voldoening op aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inloggen op het centrale register via een telefoon of een ander communicatiemiddel.

  • 3. De belasting voor een vergunning, bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b wordt geheven door een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder ook wordt begrepen een nota. De belasting wordt voldaan op het moment dat de vergunning wordt verleend.

  • 4. Parkeerplaatsgeld, bedoeld in artikel 3, tweede lid wordt geheven door voldoening op aangifte waaronder wordt begrepen een schriftelijke kennisgeving danwel een nota.

  • 5. Een naheffingsaanslag is direct inbaar.

Artikel 11. Vrijstelling

  • 1. De houder van een gehandicaptenparkeerkaart is vrijgesteld van betaling van de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a en b, als:

    • a.

      houder de gehandicaptenparkeerkaart heeft aangemeld in het digitaal parkeerrecht GPK-systeem. De aanmelding in het digitaal parkeerrecht GPK-systeem gebeurt op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door burgemeester en wethouders gestelde voorschriften. Het tonen van de papieren gehandicaptenparkeerkaart geeft geen recht op vrijstelling van betaling;

    • b.

      houder staat geparkeerd op een algemene gehandicaptenparkeerplaats aangewezen met verkeersbord E06 van het RVV 1990. Het duidelijk zichtbaar aanbrengen van de papieren gehandicaptenparkeerkaart op het voertuig conform de geldende regelgeving is verplicht om van deze vrijstelling gebruik te maken.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor de uitgifte van een digitaal parkeerrecht GPK-systeem als bedoeld onder lid 1 onder a en voor het in werking stellen van de parkeerapparatuur.

Artikel 12. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag voor de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a bedragen € 78,80 zegge: achtenzeventig euro en tachtig cent (Regeling Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d 29 augustus 2024, nr. 2024-0000695934)

Artikel 13. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14. Nadere regels door burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven voor de heffing en invordering van parkeerbelastingen.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening Parkeerbelastingen 2025, vastgesteld bij raadsbesluit op 17 december 2024, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2025.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 oktober 2025.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Parkeerbelastingen 2025-2026’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 april 2025

de griffier,

de voorzitter,

TOELICHTING

Verordening

In artikel 2 is geregeld dat burgemeester en wethouders betaalzones mag aanwijzen binnen de vergunningzones die de raad onder artikel 2 van de parkeerverordening heeft gedefinieerd. Een betaalzone is een gebied waar eenzelfde tariefstelling gehanteerd wordt. Binnen de betaalzones kan het college parkeerplaatsen aanwijzen waar parkeergeld wordt geheven.

In artikel 11 is geregeld dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart een vrijstelling van betaling krijgen als ze een digitale gehandicaptenparkeervergunning (GPK) hebben of als ze parkeren op een Algemene gehandicaptenparkeerplaats. In de huidige situatie t/m 2024 levert de houder van een GPK het bewijs van het feit dat deze recht heeft op vrijstelling door de papieren GPK achter de voorruit te plaatsen volgens de geldende richtlijnen. In de nieuwe situatie is het gebruik van de papieren kaart alleen nog nodig bij de gehandicaptenparkeerplaatsen aangeduid met verkeersbord E06. Voor de overige (fiscale) parkeerplaatsen geldt het digitale bewijs; de fysieke kaart geldt dan niet meer als bewijsmiddel.

De overgangsbepaling houdt rekening met de situatie dat op de ingangsdatum van de verordening de papieren GPK nog als vrijstelling wordt gezien omdat het digitale systeem nog niet beschikbaar is of we als gemeente daar nog geen gebruik van wil maken. Ook wordt rekening gehouden met een overgangsfase, waarin beide producten als geldig recht naast elkaar bestaan. De overgangsbepaling biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om, zodra het digitale systeem beschikbaar is en de gemeente daar gebruik van wil maken, de overstap te maken op het digitale systeem.

In de artikel 5 worden aan de, door burgemeester en wethouders aangewezen, tariefzones verschillende tarieven gekoppeld binnen de, door burgemeester en wethouders gedefinieerde, belastingtijdvakken. Binnen deze tariefzones wordt eenzelfde tariefstelling gehanteerd.

Op grond van de Parkeerverordening Amersfoort heeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen voor het gebruik van vergunningzones en hierbij onderscheid te maken naar verschillende doelgroepen. In het Besluit uitgifte parkeervergunningen heeft het college vergunningtypen vastgesteld voor de verschillende doelgroepen. In artikel 6 van deze verordening worden aan de verschillende vergunningtypen tarieven gekoppeld.