Regeling vervallen per 01-11-2012

Besluit van provinciale staten van Utrecht van 16 oktober 2006, houdende regeling van steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (SN)

Geldend van 20-12-2007 t/m 31-10-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Besluit van provinciale staten van Utrecht van 16 oktober 2006, houdende regeling van steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (SN)

Besluit van provinciale staten van Utrecht van 16 oktober 2006, houdende regeling van steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Subsidieverordening natuurbeheer provincie Utrecht 2007)

Provinciale staten van Utrecht;

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten 26 september 2006, nr. 2006REG002931i

Gelet op artikel 105, eerste lid, 145 en 152 van de Provinciewet

Gelet op artikel 11, derde lid van de Wet inrichting landelijk gebied;

Besluiten:

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. terrein: een in de provincie Utrecht gelegen gebied, niet zijnde een erf of tuin, dat niet wordt doorsneden door:

I. wegen breder dan 5 meter,

II. waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter,

III. een dubbelsporige spoorlijn, of

IV. een geëlektrificeerde spoorlijn, en ten hoogste tot een oppervlakte van 1% van het gebied bestaat uit bebouwing;

c. beheerder:

i een eigenaar van een terrein;

ii een erfpachter van een terrein met een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar;

iii een gebruiksgerechtigde op basis van een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007 mits:

1. het een terrein betreft dat is begrensd ingevolge artikel 142, eerste lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, of

2. het een terrein betreft dat in het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 73 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, is aangeduid als te realiseren natuurterrein of reservaat;

iv een gebruiksgerechtigde aan wie het terrein tijdelijk in gebruik is gegeven op grond van een besluit van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied.

d. landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland of de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;

e. basispakket: in één van de bijlagen 12 tot en met 21 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, beheersvoorschriften of terreinkenmerken;

f. pluspakket: in één van de bijlagen 22 tot en met 41 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, fauna, beheersvoorschriften of terreinkenmerken;

g. landschapspakket: in één van de bijlagen 42 tot en met 56 beschreven samenstel van in een terrein voorkomende landschappelijke elementen;

h. recreatiepakket: in bijlage 58 beschreven samenstel van recreatieve voorzieningen in een terrein en kenmerken van een terrein;

i. beheerseenheid: oppervlakte-eenheid binnen een terrein waarop een basis-, plus-, recreatie- of landschapspakket ontwikkeld, omgevormd of in stand gehouden wordt;

j. beheerssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel a;

k. recreatiesubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel d;

l. inrichtingssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel c;

m. subsidie functieverandering: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel b;

n. landschapssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en eerste lid, onderdeel e;

o. beheersbijdrage: onderscheidenlijk bedrag als bedoeld in de bijlagen 12 tot en met 56;

p. recreatiebijdrage: bedrag als bedoeld in bijlage 58;

q. Bureau beheer landbouwgronden: bureau als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

r. natuurgebiedsplan: plan als bedoeld in artikel 13 van deze regeling of een plan als bedoeld in artikel 13 van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 van de minister;

s. natuurgebied: gebied dat als zodanig is begrensd in een natuurgebiedsplan;

t. ruilgebied: gebied grenzend aan een gebied als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g, bestaande uit landbouwgronden die uitsluitend verworven kunnen worden met het oogmerk om te ruilen met landbouwgronden gelegen in gebieden als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel f, onderscheidenlijk g;

u. Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

v. tijdvak: ononderbroken periode van zes jaar;

w. GVE: grootvee-eenheden, berekend door omrekening aan de hand van de tabel van Verordening (EEG) nr. 2078/92, betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer (Pb EG 1992, L 215);

x. Nationaal Groenfonds: Stichting Groenfonds, gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudend te Hoevelaken;

y. landinrichtingsplan: de plannen als bedoeld in de artikelen 73, en 102 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, dan wel een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wet inrichting landelijk gebied, plan van voorzieningen als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, herinrichtingsplan als bedoeld in artikel 16 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of reconstructieplan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

z. plan van toedeling: plan van toedeling als bedoeld in artikel 201 van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, als bedoeld in artikel 48 onderdeel b van de Wet inrichting landelijk gebied, als bedoeld in artikel 81 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, als bedoeld in artikel 85 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën of als bedoeld in artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

aa. verdunningsfactor: quotiënt van de oppervlakte van de grond verkregen door hemelsbreed een lijn te trekken om de buitenste hoeken van de buitenste terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de totale oppervlakte van de in dat gebied gelegen terreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

ab. verzamelaanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 17, eerste lid.

2. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder ‘terrein’ mede verstaan: samenstel van terreinen dat door een beheerder als een geheel wordt beheerd. 

Artikel 2

1. Gedeputeerde staten kunnen aan beheerders en aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 5 ter bevordering van de duurzame ontwikkeling en instandhouding van bossen en natuurterreinen, mede met het oog op de recreatieve functie daarvan, wegens de waardedaling als gevolg van de omzetting van landbouwgronden naar natuur en bos, alsmede ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van:

a. de instandhouding van basis- of pluspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 41;

b. de functieverandering van landbouwgronden naar natuur en bos door de ontwikkeling van basis- of pluspakketten.

c. de ontwikkeling en omvorming van basis- of pluspakketten, onderscheidenlijk de aanleg of het herstel van landschapspakketten, door middel van maatregelen met een eenmalig karakter, die rechtstreeks en direct de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende terreinen wijzigen, of door middel van beheer, zonder welke wijzigingen en beheer de daarop volgende instandhouding van basis- of pluspakketten, onderscheidenlijk landschapspakketten, niet mogelijk is;

d. de instandhouding van het recreatiepakket, opgenomen in bijlage 58, of

e. de instandhouding van landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 42 tot en met 56.

2. De Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 1998 is van toepassing voor zover uit deze verordening niet anders voortvloeit.

3. Advisering over bezwaar vindt in haar geheel plaats door de Dienst Regelingen.

Artikel 3

1. Subsidie wordt niet verstrekt aan:

a. andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan aan gemeenten en aan samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen voorzover aan die samenwerkingsverbanden in meerderheid gemeenten deelnemen;

b. rechtspersonen die als doelstelling de winning van drink- of industriewater hebben, noch

c. privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of ten dele berust bij de in de onderdelen a en b bedoelde rechtspersonen.

2. Aan gemeenten of samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan subsidie worden verstrekt overeenkomstig de hoofdstukken 4 en 6, met dien verstande dat het desbetreffende terrein overeenkomstig zijn functie in een goedgekeurd bestemmingsplan is bestemd en gedurende het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, deze bestemming niet wordt gewijzigd en dat de beschikking tot subsidieverlening vergezeld gaat van een overeenkomst ertoe strekkende dat alvorens een recht tot eigendom van het terrein gedurende de periode waarover subsidie wordt verleend aan anderen wordt aangeboden, de provincie als eerste in de gelegenheid wordt gesteld dit recht te verwerven.

Artikel 4

Voorzover voor dezelfde of vergelijkbare doeleinden eveneens subsidie wordt verstrekt door Gedeputeerde Staten of andere overheidsorganen en hierdoor het totaal van de overheidsbijdrage meer bedraagt dan de desbetreffende beheersbijdrage opgenomen in de desbetreffende bijlage dan wel, voorzover het inrichtingssubsidie betreft, meer bedraagt dan 95% van de werkelijke kosten, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld dat het totaal van de overheidsbijdragen die beheersbijdrage, onderscheidenlijk die 95%, niet overstijgt.

Artikel 5

1. Subsidie aan anderen dan beheerders kan worden verstrekt indien op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag:

a. tussen de beheerder en de subsidieaanvrager een schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen, bij welke overeenkomst:

1. de subsidieaanvrager het recht op uitbetaling van subsidies en voorschotten uit hoofde van deze regeling, betrekking hebbend op het desbetreffende terrein, bij voorbaat aan de beheerder overdraagt, en

2. de beheerder zich bij voorbaat verbindt tot de nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieaanvrager uit hoofde van deze regeling met betrekking tot het desbetreffende terrein gehouden is, zolang de beheerder beschikt over het recht tot gebruik en beheer van het desbetreffende terrein, alsmede zich verbindt, bij overdracht van het desbetreffende gebruiksrecht aan een ander dan het bureau beheer landbouwgronden of de provincie, van de verkrijger daarvan te bedingen dat deze, vanaf het moment van verkrijging, de in deze volzin bedoelde verplichtingen zal nakomen en zulks ook van zijn rechtsopvolger zal bedingen, en

b. de beheerder jegens de provincie Utrecht schriftelijk heeft verklaard borg te staan voor de terugbetaling van onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten.

2. Bij het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het geven van een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gebruik gemaakt van het model, opgenomen in bijlage 63 van deze regeling. 

Artikel 6

1. Gedeputeerde staten stellen voor ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vast voor de te verstrekken subsidies, bedoeld in artikel 2. Zij kunnen daarbij voor de in dat artikel onderscheiden subsidies, voor de verschillende maatregelen, bedoeld in artikel 2, onderdelen c en d, alsmede per natuurgebied, en voor de verschillende pakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragen verschillende subsidieplafonds vaststellen.

2. Gedeputeerde staten stellen tevens voor ieder begrotingsjaar met inachtneming van de subsidieplafonds, bedoeld in het eerste lid, afzonderlijk subsidieplafonds vast voor subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van terreinen waarop de in het natuurgebiedsplan opgenomen doelstellingen, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, worden ontwikkeld, onderscheidenlijk in stand gehouden en waarvoor eveneens subsidie functieverandering wordt verstrekt. Gedeputeerde Staten houden daarbij rekening met alle reeds aangegane verplichtingen

3. Gedeputeerde Staten verdelen de beschikbare bedragen naar de datum van ontvangst van de subsidieaanvragen. Bij gelijktijdige datum van ontvangst van de subsidieaanvragen wordt de volgorde van behandeling bepaald door loting. Als datum van ontvangst wordt aangemerkt de datum waarop de aanvraag volledig is ontvangen.

4. Gedeputeerde staten kunnen voor de verschillende subsidies en voor de verschillende basis-, plus-, landschaps- en recreatiepakketten of voor verschillende categorieën subsidieaanvragers, verschillende aanvraagperioden instellen.

5. Aanvragen worden alleen voor die subsidies en basis-, plus-, landschaps-, of recreatiepakketten of categorieën subsidieaanvragers in behandeling genomen, waarvoor een aanvraagperiode als bedoeld in het vierde lid is ingesteld.

6. Voor aanvragen wordt gebruik gemaakt van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

7. Aanvragen tot subsidieverlening worden beoordeeld aan de hand van natuurgebiedsplannen zoals deze door gedeputeerde staten zijn vastgesteld en van kracht zijn uiterlijk 25 dagen voor openstelling van de desbetreffende aanvraagperiode.

Artikel 7

De beheersbijdragen en de recreatiebijdrage van basispakketten, pluspakketten, landschapspakketten en het recreatiepakket en het maximumbedrag aan inrichtingssubsidie worden jaarlijks door gedeputeerde staten vastgesteld, gebaseerd op de grondslagen bedoeld in artikel 9.

Artikel 8

Indien beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie, wordt aangevraagd door een beheerder aan wie, voorafgaand aan de aanvraag, reeds subsidie functieverandering, en beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie, op grond van deze regeling is verstrekt, wordt beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie, bij voorrang verstrekt, indien hij:

a. beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie, aanvraagt voor een basis- of pluspakket dat is opgenomen in het natuurgebiedsplan;

b. beheerssubsidie, onderscheidenlijk inrichtingssubsidie aanvraagt voor een basis- of pluspakket opgenomen in de bijlagen 20 en 38 ten behoeve van een terrein dat niet is gelegen in een natuurgebied

c. de ontwikkeling van een in het natuurgebiedsplan opgenomen basis- of pluspakket mogelijk maakt.

Artikel 9

Bij het vaststellen van de beheersbijdrage of recreatiebijdrage van een basispakket, pluspakket, recreatiepakket of landschapspakket als bedoeld in artikel 7 wordt rekening gehouden met de volgende grondslagen:

a. vorm van exploitatie;

b. aan het beheer gerelateerde overheadkosten en

c. direct aan het beheer toe te rekenen kosten, zoals kosten voor personeel, materieel, monitoring en toezicht, verminderd met opbrengsten die direct met het produceren van het pakket verband houden en

d. in voorkomende gevallen, transactiekosten.

Artikel 10

1. Subsidie wordt niet verstrekt aan beheerders ter voldoening aan verplichtingen die op grond van enig ander wettelijk voorschrift zijn voorgeschreven.

2. Subsidie wordt niet verstrekt indien de subsidie minder dan EUR 170,- per jaar bedraagt.

Artikel 11

Indien de aanvrager in een jaar opzettelijk een onjuiste aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de Minister heeft ingediend, wordt geen subsidie verstrekt voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 12

1. Gedeputeerde Staten kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot het aantal van een planten- en diersoort, bedoeld in de onderscheidene basis-, plus- en landschapspakketten per oppervlaktemaat en de spreiding van de betreffende soort binnen de beheerseenheid, onderscheidenlijk de oppervlaktemaat.

2. Beleidsregels als bedoeld in het eerste lid worden als bijlage bij deze regeling opgenomen.

HOOFDSTUK 2 Begrenzing van natuur- en ruilgebieden

Artikel 13

1. Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden natuurgebieden begrensd met de vaststelling van natuurgebiedsplannen, die in ieder geval bevatten:

a. een kaart met een topografische ondergrond op ten hoogste schaal 1 : 25.000, waarin de grenzen van het natuurgebied zijn opgenomen;

b. een omschrijving van de in het natuurgebied nagestreefde doelstellingen op het gebied van natuur en bos;

c. de in het desbetreffende natuurgebied om te vormen of te ontwikkelen basis- of pluspakketten;

d. de in het desbetreffende natuurgebied aan te leggen, te herstellen of in stand te houden landschapspakketten;

e. het aantal hectares ten behoeve waarvan in het natuurgebied beheerssubsidie kan worden verleend op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer provincie Utrecht 2007;

f. een aanduiding waar verwerving van in het natuurgebied gelegen landbouwgronden of andere gronden met het oog op natuurontwikkeling, ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, dan wel ten behoeve van Staatsbosbeheer niet uitsluitend wordt nagestreefd, en

g. een aanduiding waar verwerving van in het natuurgebied gelegen landbouwgronden of andere gronden met het oog op natuurontwikkeling, uitsluitend wordt nagestreefd ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties of ten behoeve van Staatsbosbeheer dan wel ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van die regeling, doch ten aanzien van deze laatstbedoelde instellingen slechts voorzover die gronden zijn gelegen in een door de minister goedgekeurd begrenzingenplan als bedoeld in het derde lid van dat artikel.

2. Bij een aanduiding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, kan worden vastgesteld in welke mate subsidies als bedoeld in artikel 2 ten behoeve van de ontwikkeling of omvorming van basis- of pluspakketten slechts aan instellingen als bedoeld in die onderdelen kunnen worden verstrekt.

3. In het natuurgebiedsplan kan een ruilgebied worden begrensd waarvan de grenzen op de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde kaart zijn opgenomen.

4. Voor zover in natuurgebiedsplannen quota zijn opgenomen wordt met deze quota geen rekening gehouden bij de beoordeling van subsidieaanvragen.

5. Voor zover natuurgebiedsplannen voorzien in het aanleggen, herstellen of in stand houden van het landschapspakket dat is opgenomen in bijlage 42 kan in het desbetreffende natuurgebied tevens het landschapspakket dat is opgenomen in bijlage 43 worden aangelegd, hersteld of in stand gehouden. 

Artikel 14

1. Natuurgebiedsplannen worden vastgesteld en gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten .

2. Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een natuurgebiedsplan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

HOOFDSTUK 3 Aanvragen van subsidie

Artikel 15

1. Aanvragen tot subsidieverlening uit hoofde van deze regeling worden ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.

2. In de aanvraag tot subsidieverlening wordt in ieder geval aangegeven:

a. welk basis-, plus-, landschaps- of recreatiepakket, onderscheidenlijk welke basis-, plus-, landschaps- of recreatiepakketten, de aanvraag betreft;

b. of er sprake is van inrichtingssubsidie;

c. of er sprake is van subsidie functieverandering;

d. of er sprake is van landschapssubsidie;

e. of de subsidieaanvrager beheerder is.

3. Tegelijkertijd met de aanvraag kan een verzoek tot ontheffing van de verplichting als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel c, worden ingediend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en de aard van het terrein.

4. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 45 weken op de aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste 7 weken worden verdaagd.

Artikel 16

1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meer topografische kaarten met een schaal van 1:10.000 waarop de grenzen van het voor subsidie in aanmerking gebrachte terrein is aangegeven, de in dat terrein gelegen wegen, vaarwegen, waterlopen en paden.

2. Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere basis-, plus-, landschaps- of recreatiepakketten binnen een terrein worden op de topografische kaart, bedoeld in het eerste lid, tevens de grenzen aangegeven waar de verschillende basis-, plus-, landschaps- of recreatiepakketten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zullen worden in stand gehouden.

3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een of meer pluspakketten, opgenomen in de bijlagen 22 tot en met 31 en 33, gaat deze vergezeld van een kaart waarop ten minste één waarnemingslocatie per soort per gridcel is aangegeven.

4. Indien subsidie wordt aangevraagd op grond van artikel 5, gaat de aanvraag tot subsidieverlening tevens vergezeld van de met betrekking tot het desbetreffende terrein tot stand gekomen overeenkomst, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, alsmede van de met betrekking tot die grond of dat water opgestelde verklaring, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 17

1. Een verzamelaanvraag voldoet aan de volgende voorschriften:

a. de aanvraag en de daarbij behorende kaarten worden digitaal ingediend, met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen en dat volledig is ingevuld overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze;

b. de aanvraag heeft betrekking op ten minste 400 hectare waarvan ten minste een deel is gelegen in de provincie Utrecht;

c. de aanvraag gaat vergezeld van een protocol dat is opgesteld overeenkomstig de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 66, en

d. de aanvraag gaat vergezeld van een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt ten behoeve van welke beheerder of beheerders subsidie wordt aangevraagd.

2. Ingeval de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend vóór 1 januari 2009, wordt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, het protocol uiterlijk op 31 december 2008 ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen.

3. Artikel 16, vierde lid, is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid. 

Artikel 18

Indien er met betrekking tot een terrein meer beheerders zijn, kan door hen gezamenlijk een aanvraag worden ingediend, welke aanvraag, onverminderd de artikelen 15 en 16, vergezeld gaat van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het beheer van dat terrein.

Artikel 19

1. Subsidie wordt niet verstrekt aan een beheerder indien in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag voor subsidieverlening een verzoek tot intrekking van een subsidieverlening op grond van deze regeling of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, voor de desbetreffende beheerseenheid door de beheerder is ingediend en dit verzoek is gehonoreerd.

2. In afwijking van het eerste lid kan een subsidie worden verstrekt aan een beheerder, die conform een aanduiding als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen f of g, de desbetreffende beheerseenheid in de twee jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft verworven, aan wie een inrichtingssubsidie is verleend of die een aanvraag als bedoeld in artikel 17 heeft ingediend.

HOOFDSTUK 4 Beheerssubsidie

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 20

Beheerssubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak.

Artikel 21

1. Per terrein kan voor één of meerdere basis- of pluspakketten opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 41 beheerssubsidie worden verleend, met dien verstande dat in het terrein niet meerdere basis- of pluspakketten op dezelfde oppervlakte kunnen worden in stand gehouden.

2. Onverminderd het eerste lid, kunnen de landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 43, 46, 48 tot en met 50 en 56 op dezelfde oppervlakte worden in stand gehouden als de basis- of pluspakketten opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 41.

Artikel 22

Beheerssubsidie ten behoeve van een terrein wordt verstrekt met het oog op de instandhouding van een of meerdere basis- of pluspakketten die op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor beheerssubsidie op het terrein zijn ontwikkeld.

Artikel 23

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt:

a. voor de instandhouding van een basis- of pluspakket op een beheerseenheid waarvan de oppervlakte niet ten minste overeenkomt met het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende basis- of pluspakket is vermeld;

b. aan Staatsbosbeheer;

c. ten behoeve van terreinen waarop verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

1. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister

2. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer provincie Utrecht 2007;

3. de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

4. de Beschikking beheersovereenkomsten 1983;

5. de Regeling beheersovereenkomsten 1988;

6. de Regeling beheersovereenkomsten 1993;

7. de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;

8. de regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

9. de Regeling functiebeloning bos en natuurterreinen,

10. de Beschikking ter zake het uit productie nemen van bouwland, of

11. de Beschikking bijdragen probleemgebieden. 

Artikel 24

In afwijking van artikel 23, onderdeel a, kan beheerssubsidie worden verstrekt voor de instandhouding van een basis- of pluspakket op een beheerseenheid waarvan de oppervlakte kleiner is dan het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende basis- of pluspakket is vermeld, ingeval sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 17.

Artikel 25

Beheerssubsidie wordt niet verstrekt indien voor de desbetreffende beheerseenheid voor de instandhouding van een basis- of pluspakket bijdragen worden genoten door tussenkomst van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 5.

Artikel 26

1. Indien op het terrein een basis- of pluspakket in stand wordt gehouden, bedraagt de beheerssubsidie per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van de beheersbijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende basis- of pluspakket met het getal zes en het aantal hectares waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.

2. Indien op het terrein meerdere basis- of pluspakketten in stand worden gehouden, bedraagt de beheerssubsidie de som van de beheersbijdragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen van elk van de onderscheiden basis- of pluspakketten met het getal zes en het aantal hectares per basis- of pluspakket waarvoor beheerssubsidie wordt verleend.

Paragraaf 2 De subsidieverlening

Artikel 27

Indien beheerssubsidie wordt verleend voor de instandhouding van een of meerdere basis-of pluspakketten op een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

a. de ligging en grootte van het terrein;

b. het doel, onderscheidenlijk de doelen, van de beheerssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak in stand houden van het natuurresultaat beschreven in onderdeel 1 van het desbetreffende basis- of pluspakket, onderscheidenlijk de desbetreffende basis-of pluspakketten;

c. de mate waarin het terrein dient te worden opengesteld voor publiek;

d. de datum waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend, aanvangt, en

e. de beheersbijdrage, onderscheidenlijk de beheersbijdragen, en de berekening op basis waarvan het bedrag van de beheerssubsidie zal worden vastgesteld.

Artikel 28

De datum, bedoeld in artikel 27, onderdeel d, waarop het tijdvak waarover beheerssubsidie wordt verleend aanvangt, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden zijn.

Paragraaf 3 Voorwaarden en verplichtingen

Artikel 29

1. De subsidieontvanger is verplicht:

a. het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel onderscheidenlijk doelen, bedoeld in artikel 27, onderdeel b, te realiseren;

b. de in het betreffende basis- of pluspakket, onderscheidenlijk betreffende basis- of pluspakketten,opgenomen beheersvoorschriften te treffen of na te leven die zijn vermeld in de bijlage waarin dat basis- of pluspakket is, onderscheidenlijk die basis- of pluspakketten zijn opgenomen;

c. het terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos van zonsopgang tot zonsondergang open te stellen, toegankelijk te houden en de openstelling kenbaar te maken door middel van borden;

d. het terrein niet te bemesten tenzij voor het beheer als bedoeld in de bijlagen 15, 19, 28 of 29 toepassing van ruige mest of kalk noodzakelijk is;

e. de bestaande waterhuishouding van het terrein te handhaven;

f. het reliëf van het terrein te handhaven;

g. geen chemische onkruidbestrijding toe te passen, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is;

h. in geval van beweiding of begrazing geen hogere veebezetting toe te passen dan 1,5 GVE op enig moment per hectare;

i. in het terrein aanwezige paden, wegen, vaarwegen en waterlopen niet te verwijderen of te wijzigen en deze voldoende toegankelijk te houden;

j. van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in de onderdelen a of b binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst Regelingen schriftelijk melding te doen;

k. uiterlijk drie maanden nadat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, dit schriftelijk te melden aan de directeur van de Dienst Regelingen, en

l. ingeval aan hem subsidie is verstrekt naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 17 zich te houden aan het protocol, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c van dat artikel.

2. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d tot en met i, gelden voor de periode waarover beheerssubsidie is verleend, met dien verstande dat zij niet gelden voorzover dit in de beschikking tot verlening van beheerssubsidie, dan wel in het basis- of pluspakket anders is bepaald.

Paragraaf 4 Voorschotten

Artikel 30

1. Gedeputeerde Staten verstrekken binnen acht weken na afloop van het eerste jaar van het tijdvak een voorschot en vervolgens telkens ten minste een jaar later. De hoogte van de voorschot komt overeen met de jaarlijkse beheersbijdrage van elk van de basis- of pluspakketten waarvoor ten behoeve van het desbetreffende terrein voor dat tijdvak subsidie wordt verleend.

2. In afwijking van het eerste lid wordt in een jaar het voorschot verminderd met 100% als de beheerder in de twee jaar voorafgaande aan de verstrekking van het voorschot op enig moment niet heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 29, onderdelen b tot en met l, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage.

3. Per terrein kunnen per tijdvak ten hoogste vijf voorschotten worden verstrekt. Paragraaf 5. Subsidievaststelling

Artikel 31

1. Telkens binnen 8 weken na afloop van een tijdvak dient de ontvanger van beheerssubsidie voor het desbetreffende terrein een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.

2. Een subsidieontvanger aan wie subsidie is verleend op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 17, verstrekt bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt ten behoeve van welke beheerder of beheerders de subsidie is ontvangen.

3. De ontvanger van beheerssubsidie geeft in de aanvraag aan in hoeverre het doel, bedoeld in artikel 27, onderdeel b, is gerealiseerd.

Artikel 32

1. Gedeputeerde Staten stellen na ontvangst van de in artikel 31 bedoelde aanvraag de beheerssubsidie telkens vast binnen 13 weken. Deze beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

2. De beheerssubsidie wordt vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald

Artikel 33

1. De subsidie per basis- of pluspakket wordt vastgesteld op het bedrag dat uit de subsidieverlening voor het desbetreffende terrein voortvloeit, verminderd met:

a. 100%, indien niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen a of b, tenzij de aard en de ernst van de het niet-nakomen van de genoemde verplichting aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage;

b. 100% indien, voorzover van toepassing, niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen c tot en met i en l, tenzij de aard en de ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichtingen aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage, en

c. 5%, indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel j, onderscheidenlijk onderdeel k.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie vastgesteld op:

a. de beheersbijdrage, verminderd met 15% indien niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel a, maar wel is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, ingeval voor een terrein bij aanvang van een tijdvak subsidie is verleend voor een basispakket;

b. de beheersbijdrage van het corresponderende basispakket, verminderd met 10%, indien niet is voldaan aan de voorwaarden van het desbetreffende pluspakket, maar wel is voldaan aan de voorwaarden van het corresponderende basispakket, ingeval voor een terrein bij aanvang van een tijdvak subsidie is verleend voor een pluspakket; of

c. de beheersbijdrage van het in bijlage 34 opgenomen pluspakket soortenrijk weidevogelgrasland, verminderd met 10%, indien niet is voldaan aan de voorwaarden van het in bijlage 35 opgenomen pluspakket zeer soortenrijk weidevogelgrasland, maar wel is voldaan aan de voorwaarden van het in bijlage 34 opgenomen pluspakket soortenrijk weidevogelgrasland, ingeval bij aanvang van een tijdvak subsidie is verleend voor het pluspakket, opgenomen in bijlage 35.

3. De verminderingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en tweede lid, onderdelen a tot en met c, worden niet toegepast voorzover niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen a en b, ten gevolge van overmacht.

4. De verminderingen bedoeld in het eerste en tweede lid, worden voorts niet toegepast ten aanzien van dat deel van die verminderingen dat het bedrag van de beheerssubsidie te boven gaat.

5. Indien niet wordt voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 31, eerste lid, wordt behoudens overmacht, de subsidie per basis- of pluspakket 15% lager vastgesteld, tenzij de aard en ernst van het niet-nakomen van de genoemde verplichting aanleiding geven tot vermindering met een lager percentage. 

Artikel 34

Indien de subsidieontvanger overeenkomstig deze regeling verplicht is fysieke en administratieve controles door aangewezen toezichthouders of bevoegde controleurs toe te laten en door toedoen van de subsidieontvanger of zijn vertegenwoordiger kunnen een of meer controles niet plaatsvinden, wordt, behoudens overmacht, de subsidieverlening of -vaststelling ingetrokken.

HOOFDSTUK 5 Subsidie functieverandering

Artikel 35

1. Subsidie functieverandering wordt verstrekt ten behoeve van de omvorming van landbouwgronden in bos en natuurterrein.

2. Subsidie functieverandering wordt niet verstrekt ten behoeve van het beheer van terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.

Artikel 36

1. Subsidie functieverandering wordt verstrekt ten behoeve van terreinen die zijn gelegen in natuurgebieden voor de ontwikkeling van één of meerdere basis- of pluspakketten die zijn opgenomen in een natuurgebiedsplan waarin het desbetreffende natuurgebied is opgenomen.

2. Subsidie functieverandering wordt verstrekt ten behoeve van terreinen die niet zijn gelegen in natuurgebieden ten behoeve van de ontwikkeling van een basis- of pluspakket opgenomen in de bijlagen 20 en 38.

Artikel 37

Subsidie functieverandering wordt niet verstrekt:

a. aan beheerders aan wie ten behoeve van de verwerving van het desbetreffende terrein subsidie is verstrekt, of

b. voor terreinen waarvoor reeds eerder subsidie voor functieverandering werd verstrekt, of

c. aan instellingen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, voorzover de aanvraag betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 36, eerste lid,

Artikel 38

1. De subsidie voor functieverandering wordt bepaald aan de hand van het bedrag waarmee het desbetreffende terrein in waarde daalt als gevolg van de omvorming van landbouwgrond in bos of natuurterrein.

2. Gedeputeerde Staten bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een door de Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerde taxatie.

Artikel 39

Indien subsidie functieverandering wordt verstrekt, vermeldt de beschikking tot subsidieverstrekking in ieder geval:

a. de ligging en de grootte van het terrein;

b. het doel van de subsidie, bestaande uit de verplichting, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel i;

c. de datum waarop het tijdvak waarover subsidie functieverandering wordt verstrekt, aanvangt, en

d. het bedrag, bedoeld in artikel 38, eerste lid, en de berekening op basis waarvan de subsidie functieverandering wordt vastgesteld.

Artikel 40

1. Subsidie functieverandering ten behoeve van de ontwikkeling van één of meerdere natuurdoelpakketten op landbouwgrond wordt verstrekt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking:

a. een overeenkomst tussen degene aan wie de grond toebehoort en de provincie, tot stand komt waarin is opgenomen:

I. de verplichting van degene aan wie de grond toebehoort de desbetreffende landbouwgrond niet te gebruiken of te doen gebruiken met het oog op de uitoefening van de landbouw, en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken basis- of pluspakket op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

II. dat die verplichting zal overgaan op degenen die de grond onder bijzondere titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen, en

III. dat de overeenkomst zal worden ingeschreven in de openbare registers, en

b. een overeenkomst tot voorfinanciering tussen degene aan wie de grond toebehoort en het Nationaal Groenfonds tot stand komt waarin is opgenomen:

I. de verplichting van degene aan wie de grond toebehoort het bedrag, bedoeld in artikel 38, eerste lid, in zijn geheel te laten voorfinancieren door het Nationaal Groenfonds, en

II. de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag, bedoeld in artikel 38, eerste lid, in zijn geheel te betalen binnen 8 weken nadat zowel de desbetreffende overeenkomst is ondertekend als de overeenkomst, bedoeld in onderdeel a, is ingeschreven in de openbare registers.

2. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, alsmede de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, komen voor rekening van de provincie. Gedeputeerde Staten kunnen een model voor een overeenkomst als bedoeld in het eerste of tweede lid vaststellen 

HOOFDSTUK 6 Inrichtingssubsidie

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 41

Inrichtingssubsidie wordt verstrekt voor de duur van ten hoogste een tijdvak.

Artikel 42

1. Inrichtingssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van terreinen gelegen in natuurgebieden voor zover:

a. deze betrekking heeft op het, door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende terrein, gericht op behoud, omvorming of ontwikkeling van een of meerdere basis- of pluspakketten of landschapspakketten ten behoeve van behoud of realisering van een basis- of pluspakket of een landschapspakket voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende natuurgebiedsplan of

b. deze betrekking heeft op beheersmaatregelen die gericht zijn op de omvorming of ontwikkeling van een of meerdere basis- of pluspakketten of landschapspakketten ten behoeve van het realiseren van een basis- of pluspakket of een landschapspakket voor zover dat in overeenstemming is met het desbetreffende natuurgebiedsplan.

2. Inrichtingssubsidie wordt verstrekt met het oog op de ontwikkeling van een basis- of pluspakket opgenomen in de bijlagen 20 en 38 ten behoeve van terreinen die niet zijn gelegen in natuurgebieden. 

Artikel 43

1. Inrichtingssubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een natuurgebied aan andere beheerders dan instellingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties voorzover dit in het desbetreffende natuurgebiedsplan op grond van artikel 13, tweede lid, is aangegeven.

2. In de periode tussen de vaststelling van een landinrichtingsplan en de vaststelling van een plan van toedeling wordt aan instellingen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties met betrekking tot een terrein dat is gelegen binnen een blok, zoals dat in het landinrichtingsplan is begrensd, geen inrichtingssubsidie verstrekt.

Artikel 44

Inrichtingssubsidie wordt niet verstrekt voor de ontwikkeling of omvorming:

a. van een basis- of pluspakket op een terrein waarvan de oppervlakte niet ten minste overeenkomt met het aantal hectares dat is opgenomen als minimumoppervlakte in de bijlage waarin het desbetreffende basis- of pluspakket is vermeld, tenzij het terrein grenst aan een ander terrein waar hetzelfde basis- of pluspakket in stand wordt gehouden en beide terreinen tezamen voldoen aan de eisen ten aanzien van de minimumoppervlakte, of

b. van een landschapspakket voor een landschapselement waarvan de oppervlakte, de lengte of het aantal niet voldoet aan de eisen die met betrekking tot de oppervlakte, de lengte of het aantal zijn gesteld in de bijlage waarin het desbetreffende landschapspakket is vermeld.

Artikel 45

Onverminderd artikel 41 wordt inrichtingssubsidie verstrekt overeenkomstig een inrichtingsplan waarin in ieder geval zijn opgenomen:

a. de te treffen inrichtingsmaatregelen;

b. een beschrijving van de uitgangssituatie;

c. de oppervlakte waarop die maatregelen zullen worden uitgevoerd;

d. de motivering voor het treffen van de maatregelen;

e. de met die maatregelen beoogde situatie van het terrein;

f. een gedetailleerde beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden;

g. voorzover van toepassing, een tijdplanning voor het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend;

h. de benodigde beheersmaatregelen;

i. een gespecificeerde begroting;

j. een opgave van de financieringswijze van de kosten, inclusief de financiële planning van de uitvoering, en

k. een topografische kaart met een schaal van 1 : 10.000 waarop zo nodig is aangegeven waar de onderscheiden maatregelen zullen worden getroffen.

Artikel 46

Tot de subsidiabele kosten behoren de kosten, inclusief BTW, voorzover verrekening niet mogelijk is, verband houdende met:

a. het opstellen door derden van een inrichtingsplan;

b. bebossing van een terrein, voorzover dit betrekking heeft op de ontwikkeling en daaropvolgende instandhouding van een basis- of pluspakket dat is vermeld in een van de bijlagen 20 en 38;

c. maatregelen, gericht op wijziging van de waterhuishouding;

d. grondverzet;

e. maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een terrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

f. de verwijdering van opstallen;

g. de verwijdering van begroeiing en beplanting, of

h. overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel 47

Tot de subsidiabele beheersmaatregelen behoren in ieder geval:

a. waterhuishoudkundig beheer;

b. begrazingsbeheer;

c. maaien, of

d. kappen of verwijderen van gewas of begroeiing.

Artikel 48

Niet tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval de kosten, verband houdende met:

a. de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

b. de bouw van opstallen;

c. de aanschaf van machines;

d. de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 46;

e. de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

f. de aanleg van parkeergelegenheid, of

g. achterstallig onderhoud, tenzij subsidie functieverandering is verleend.

Artikel 49

1. Geen inrichtingssubsidie wordt verstrekt:

a. voor kosten die zijn gemaakt, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen, behoudens de kosten, bedoeld in artikel 46, onderdeel a, of

b. ten behoeve van maatregelen waarmee een aanvang is gemaakt, onderscheidenlijk die reeds zijn uitgevoerd, alvorens een beslissing op de aanvraag voor inrichtingssubsidie is genomen.

2. Ten behoeve van de inrichting van een terrein in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon anders dan een gemeente wordt geen inrichtingssubsidie verstrekt met geldmiddelen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.

Artikel 50

Inrichtingssubsidie bedraagt 95% van de werkelijk gemaakte noodzakelijke subsidiabele kosten, met dien verstande dat geen vergoeding wordt verstrekt voor zover deze kosten meer bedragen dan een door gedeputeerde staten bij de subsidieverlening te bepalen maximumbedrag.

Artikel 51

Gedeputeerde Staten kunnen beleidsregels vaststellen met het oog op de toepassing van artikelen 45, 46, 47 en 50.

Paragraaf 2 Subsidieverlening

Artikel 52

De subsidieverlening vermeldt:

a. in hoeverre het inrichtingsplan in uitvoering kan worden genomen;

b. het bedrag waarop de inrichtingssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en

c. de datum waarop de periode waarover inrichtingssubsidie wordt verleend aanvangt en eindigt.

Paragraaf 3 Verplichtingen

Artikel 53

De subsidieontvanger is verplicht de maatregelen overeenkomstig het inrichtingsplan als bepaald bij de subsidieverlening uit te voeren en overeenkomstig de tijdsplanning, bedoeld in artikel 45, onderdeel g.

Paragraaf 4 Voorschotten

Artikel 54

1. Op de inrichtingssubsidie kunnen Gedeputeerde Staten ten hoogste viermaal per jaar op aanvraag tot ten hoogste 95% voorschotten verlenen, met een minimum van EUR 2.500,-.

2. De aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een overzicht van de werkelijk gemaakte kosten.

3. De aanvraag tot voorschotverlening wordt ingediend bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.

4. Het voorschot wordt binnen acht weken na de voorschotverlening betaald.

Paragraaf 5 Subsidievaststelling

Artikel 55

1. De ontvanger van inrichtingssubsidie dient binnen 8 weken na afloop van het tijdvak voor het desbetreffende terrein een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de directeur van de Dienst Regelingen.

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:

a. een verklaring dat de maatregelen en, voorzover van toepassing, het beheer overeenkomstig de subsidieverlening zijn uitgevoerd, en

b. een financiële verantwoording met betrekking tot de getroffen maatregelen, bestaande uit een rekening alsmede, indien de subsidieverlening een bedrag van EUR 25.000,- te boven gaat, een verklaring, overeenkomstig een door de directeur van de Dienst Regelingen te verstrekken model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de maatregelen zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot verlening van inrichtingssubsidie. 

Artikel 56

Gedeputeerde Staten stellen na ontvangst van de in artikel 55 bedoelde bescheiden de inrichtingssubsidie binnen 26 weken vast op grond van de werkelijk gemaakte kosten, zoals bepaald bij de subsidieverlening. Deze beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

HOOFDSTUK 7 Recreatiesubsidie

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 57

Recreatiesubsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van de instandhouding van een recreatiepakket ten aanzien van terreinen waarvoor tevens beheerssubsidie wordt verstrekt.

Artikel 58

Recreatiesubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van het beheer van terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.

Artikel 59

Recreatiesubsidie bedraagt per hectare per tijdvak het bedrag dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van de recreatiebijdrage opgenomen in de bijlage van het desbetreffende recreatiepakket met het getal zes.

Artikel 60

Recreatiesubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak dat begint op hetzelfde tijdstip als het tijdvak waarvoor beheerssubsidie wordt verstrekt.

Paragraaf 2 De subsidieverlening

Artikel 61

De beschikking tot verlening van recreatiesubsidie vermeldt in ieder geval:

a. de ligging en grootte van het terrein;

b. het doel van de recreatiesubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein in stand houden van een recreatiepakket;

c. de recreatiebijdrage op basis waarvan de recreatiesubsidie zal worden vastgesteld, en

d. de datum waarop het tijdvak waarover recreatiesubsidie wordt verleend, aanvangt.

Paragraaf 3 Verplichtingen

Artikel 62

De subsidieontvanger is verplicht:

a. het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 61, onderdeel b, te realiseren, en

b. van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst Regelingen schriftelijk melding te doen.

Artikel 63

De artikelen 21, 25, 28 tot en met 32 zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 8 Landschapssubsidie

Artikel 64

1. Landschapssubsidie wordt verstrekt ten behoeve van terreinen gelegen in natuurgebieden voor de instandhouding van een landschapspakket dat is opgenomen in een natuurgebiedsplan waarin het desbetreffende natuurgebied is opgenomen.

2. Onverminderd het eerste lid, wordt landschapssubsidie verstrekt ten behoeve van terreinen gelegen in bestaande bossen en natuurterreinen.

3. Landschapssubsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van het beheer van terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij die publiekrechtelijke rechtspersoon het terrein in gebruik heeft gegeven aan een ander, niet zijnde een publiekrechtelijke rechtspersoon, op basis van een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar.

Artikel 65

Landschapssubsidie wordt verstrekt voor een tijdvak.

Artikel 66

1. Indien op het terrein een landschapspakket in stand wordt gehouden, bedraagt de landschapssubsidie het bedrag per tijdvak dat wordt gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdrage opgenomen in de bijlagen van het desbetreffende landschapspakket en het aantal hectares, onderscheidelijk meters, onderscheidelijk stuks waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.

2. Indien op het terrein meerdere landschapspakketten in stand worden gehouden bedraagt de landschapssubsidie de som van de beheersbijdragen die worden gevormd door de vermenigvuldiging van het getal zes met de beheersbijdragen opgenomen in de bijlagen van de desbetreffende landschapspakketten en het aantal hectares, onderscheidelijk meters, onderscheidelijk stuks per landschapspakket waarvoor landschapssubsidie wordt verleend.

Artikel 67

Indien landschapssubsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van een of meerdere landschapspakketten binnen een terrein, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

a. de ligging en grootte van het terrein;

b. het doel van de landschapssubsidie, bestaande uit het gedurende het tijdvak op het terrein ontwikkelen of in stand houden van een of meerdere landschapspakketten;

c. het bedrag, onderscheidenlijk de bedragen, op basis waarvan de landschapssubsidie zal worden vastgesteld, en

d. de datum waarop het tijdvak waarover landschapssubsidie wordt verleend, aanvangt.

Artikel 68

De subsidieontvanger is verplicht:

a. het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 67, onderdeel b, te realiseren;

b. van omstandigheden als gevolg waarvan het redelijkerwijs niet mogelijk is te voldoen aan de verplichting, bedoeld in onderdeel a, binnen twee weken nadat de subsidieontvanger daarvan redelijkerwijs op de hoogte kan zijn aan de directeur van de Dienst Regelingen schriftelijk melding te doen, en

c. uiterlijk drie maanden nadat gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en beheer van het betrokken terrein plaatsvindt, dit schriftelijk te melden aan de directeur van de Dienst Regelingen.

Artikel 69

1. De artikelen 21, eerste lid, 23, 25, 28, 30, 31, eerste lid, 32, 33, eerste en vijfde lid, en 34 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing voor zover subsidie wordt verstrekt voor een landschapspakket opgenomen in de bijlagen 42, 43, 46, 47, 48, 51, 54 en 55.

HOOFDSTUK 9 Wijziging en intrekking

Artikel 70

1. Een verzoek tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening kan worden gedaan met het oog op het vergroten van het areaal waarvoor subsidie is verleend.

2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, kan slechts eenmaal per jaar worden gedaan te rekenen vanaf het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

3. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt slechts in behandeling genomen indien:

a. op de toe te voegen terreinen hetzelfde basis-, plus- of landschapspakket wordt ontwikkeld, omgevormd of instandgehouden als dat waarvoor reeds subsidie is verleend of

b. de terreinen waarvoor subsidie wordt verzocht, voldoen aan de voorwaarden die voor de verlening van subsidies als bedoeld in deze regeling gelden.

4. In het geval, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn bepalingen omtrent minimumoppervlakte of minimumlengten, opgenomen in de basis-, plus-of landschapspakketten, niet van toepassing, voorzover de vergroting van het areaal een beheerseenheid vormt met de beheerseenheid waarvoor subsidie wordt verleend.

5. De artikelen 1 tot en met 10, eerste lid, 12 en 15 tot en met 19 zijn ten aanzien van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

6. De subsidie met betrekking tot het vergroten van het areaal, bedoeld in het eerste lid, wordt naar evenredigheid verleend en vastgesteld voor het resterende gedeelte van het tijdvak, bedoeld in artikel 20, waarvoor reeds subsidie was verleend.

7. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt afgewezen indien de subsidie door toewijzing van dat verzoek met minder dan EUR 50,- per jaar zou toenemen.

Artikel 71

1. Een verzoek tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening kan worden gedaan met het oog op het verkleinen van het areaal waarvoor subsidie is verleend.

2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, kan slechts eenmaal per jaar worden gedaan te rekenen vanaf het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

3. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt slechts in behandeling genomen indien het verkleinen van het areaal een gevolg is van de uitvoering van een werk ten algemene nutte.

4. Bepalingen omtrent minimumoppervlakte of minimumlengten opgenomen in de beheerspakketten of landschapspakketten blijven van toepassing.

5. De subsidie met betrekking tot het verkleinen van het areaal, bedoeld in het eerste lid, wordt naar evenredigheid verleend en vastgesteld voor het resterende gedeelte van het tijdvak, bedoeld in artikel 20, waarvoor reeds subsidie was verleend.

Artikel 72

In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein waarvan de oppervlakte waarop de subsidieverlening betrekking heeft groter is dan de daadwerkelijke oppervlakte wordt de subsidieverlening als volgt gewijzigd:

a. de subsidieverlening wordt gebaseerd op de daadwerkelijke oppervlakte als de afwijking ten hoogste 3% is;

b. de subsidieverlening wordt gebaseerd op de daadwerkelijke oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil tussen de oppervlakte waarop de subsidieverlening betrekking heeft en de daadwerkelijke oppervlakte wanneer dit verschil groter is dan 3% of 2 hectare maar niet groter dan 20%;

c. de subsidieverlening wordt ingetrokken, wanneer het verschil tussen de oppervlakte waarop de subsidieverlening betrekking heeft en de daadwerkelijke oppervlakte groter is dan 20%. 

Artikel 73

In geval subsidie is verleend ten behoeve van een terrein, waarvan het recht tot gebruik en beheer berust bij de subsidieontvanger, en dat recht gaat over op een derde gedurende de periode waarover de desbetreffende subsidie is verleend, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde indien deze, uiterlijk drie maanden na de datum waarop het recht tot gebruik en beheer is overgegaan, bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk stuk, verklaart te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten, vanaf de datum met ingang waarvan de wijziging uit hoofde van dit lid van kracht zal zijn.

Artikel 74

1. In geval subsidie is verleend op grond van hoofdstuk 4, 6, 7 of 8 met betrekking tot een terrein waarvan het gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die overlijdt tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening voor dat terrein ingetrokken met ingang van de dag, volgend op de dag van overlijden, op voorwaarde dat de erfgenamen uiterlijk drie maanden na het overlijden om deze intrekking verzoeken bij wege van een aan de directeur van de Dienst Regelingen gericht schriftelijk verzoek.

2. In geval van intrekking uit hoofde van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin het overlijden plaatsvond ambtshalve vastgesteld op het bedrag naar evenredigheid ten opzichte van de subsidie zoals die op grond van de subsidieverlening ten hoogste zou kunnen worden vastgesteld.

Artikel 75

1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 17 die wordt ingediend tezamen met een verzoek van een beheerder of een ander dan een beheerder als bedoeld in artikel 5 tot intrekking van een aan hem verleende subsidie voor het terrein waarop die aanvraag betrekking heeft, wordt niet gehonoreerd indien die aanvraag ertoe zou leiden dat minder dan vijf jaren subsidie voor het desbetreffende terrein kan worden verleend.

2. Artikel 74, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 76

1. In geval subsidie is verleend op grond van de onderhavige regeling met betrekking tot een terrein dat deel uitmaakt van een gebied waar landinrichting uit kracht van de Landinrichtingswet, zoals die gold tot 1 januari 2007, of uit kracht van de Wet inrichting landelijk gebied geschiedt en het voldoen aan de aan desbetreffende subsidieverlening verbonden verplichtingen na vaststelling van het landinrichtingsplan niet meer mogelijk is, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop in zodanig gebied de kavelovergang plaatsvindt ingevolge de in het plan van toedeling opgenomen bepalingen omtrent de inbezitneming, bedoeld in artikel 196, tweede lid, onderdeel e, van de Landinrichtingswet,zoals die gold tot 1 januari 2007, of als bedoeld in artikel 51 eerste lid onderdeel f van de Wet inrichting landelijk gebied.

2. Artikel 74, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 77

1. Indien subsidie is verleend met betrekking tot een terrein dat is verworven door Staatsbosbeheer, het bureau beheer landbouwgronden, een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties of de provincie en het de subsidieontvanger als gevolg van de overdracht aan een van de bedoelde organisaties onderscheidelijk bestuursorgaan niet meer mogelijk is te voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidieverlening, wordt de subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag, waarop de overdracht van het terrein heeft plaatsgevonden.

2. In geval van intrekking op grond van het eerste lid, wordt de subsidie over het tijdvak waarin de verwerving plaatsvond ambtshalve vastgesteld op een bedrag evenredig met het deel van het tijdvak dat voor de overdracht is verstreken.

Artikel 78

1. In geval subsidie is verleend op grond van de onderhavige regeling met betrekking tot grond die wordt onteigend tijdens de periode waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag waarop het besluit tot onteigening van de betrokken grond onherroepelijk vaststaat.

2. Artikel 74, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 79

Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten worden teruggevorderd, vermeerderd met wettelijke rente. De wettelijke rente wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugbetalingsverplichting en het moment van terugbetaling of verrekening.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 80

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze regeling bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Dienst landelijk gebied en de Algemene inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 81

Natuurgebiedsplannen die zijn vastgesteld in het kader van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister blijven van kracht tot zij zijn ingetrokken of vervangen door een natuurgebiedsplan als bedoeld in artikel 13 van deze regeling.

Artikel 82

1. Subsidies of voorschotten daarop worden verleend onder het voorbehoud van goedkeuring van Commissie van de Europese Gemeenschappen.

2. De beslissing tot verlening van een subsidie of een voorschot daarop kan worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling, of wegens het uitblijven daarvan.

Artikel 83

Gedeputeerde staten stellen de bijlagen bij deze verordening vast.

Artikel 84

Gedeputeerde staten kunnen deze verordening wijzigen na overleg met de minister en andere provinciebesturen.

Artikel 85

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2006. Indien het provinciaal blad waarin deze verordening wordt geplaatst wordt uitgegeven na die datum, treedt zij in werking met ingang van de dag na de uitgifte en werkt zij terug tot en met 1 november 2006.

Artikel 86

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieverordening natuurbeheer provincie Utrecht 2007.

Ondertekening

Voorzitter, B. Staal Griffier, L.C..A.W. Graafhuis