Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009 (nr2009INT238096)houdende regels inzake subsidieverstrekking kwaliteitsimpuls natuur en landschap

Geldend van 29-09-2011 t/m 04-10-2012

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van (10 maart 2009, nr. 2009INT238096) inzake het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer Gelet op artikel 145 van de Provinciewet en artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch beheerpakket: in bijlage 3, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht beschreven pakket, bestaande uit instapeisen, beheereisen en, voor zover in het betreffende agrarische beheerpakket opgenomen, administratieve of aanvullende verplichtingen;

  • b

    . ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7;

  • c.

    beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht beschreven pakket, bestaande uit instap- en beheereisen;

  • d.

    beheertype: een agrarisch beheerpakket, een beheerpakket landschap, een landschapselement of een natuurbeheertype;

  • e.

    DLG: de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • f.

    functieverandering: het omzetten van landbouwgrond in natuurterrein;

  • g.

    gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht, met dien verstande dat voor de toepassing van de in artikel 5, onderdeel a, van de onderhavige regeling opgenomen uitzondering onder gecertificeerde begunstigde mede wordt verstaan Staatsbosbeheer, mits zij beschikt over een geldig certificaat natuurbeheer, afgegeven door of namens Gedeputeerde Staten;

  • h.

    investeringsplan: plan als bedoeld in artikel 10, eerste lid;

  • i.

    investeringssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 8;

  • j.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • k.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

  • l.

    landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel t , andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels

    Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken, Landbouw

    en Innovatie;

  • m.

    landschapselement: in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht opgenomen onderdeel van het landschap;

  • n.

    minister: de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • o.

    natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht;

  • p.

    natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • q.

    natuurkwaliteit: op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan aangegeven gewenst kwaliteitsniveau van het beheertype, gebaseerd op de Index Natuur en Landschap;

  • r.

    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;

  • s.

    plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

  • t.

    realisatieplan: plan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

  • u.

    subsidie functieverandering: subsidie als bedoeld in artikel 15.

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond vaststellen voor de investeringssubsidies, bedoeld in artikel 8, alsmede een subsidieplafond voor de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij uitsluiten:

    • a.

      bepaalde gebieden;

    • b.

      bepaalde categorieën van aanvragers;

    • c.

      bepaalde investeringssubsidies, al dan niet voor bepaalde beheertypen;

    • d.

      het verstrekken van een subsidie functieverandering voor zover die subsidie vooraf gaat aan:

      • i.

        de realisatie van een op grond van onderdeel c uitgesloten natuurbeheertype, ongeacht of die realisatie plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

      • ii.

        de realisatie en bescherming van een op grond van onderdeel c uitgesloten landschapselement, ongeacht of die realisatie plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering. Een dergelijk besluit wordt uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

  • 3 Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad. 

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

  • 1 Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.

  • 2 Indien Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond aanvragen tot subsidieverlening met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

  • 3 Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 4 Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

  • 5 Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn het eerste tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen met gecertificeerde begunstigden afspraken maken over meerjarige subsidieplafonds voor elke gecertificeerde begunstigde. Dergelijke afspraken worden vastgelegd in een door Gedeputeerde Staten en de gecertificeerde begunstigde te ondertekenen overeenkomst. Aanvragen binnen meerjarenovereenkomsten worden behandeld voor zover de aanvragen binnen de  in de meerjarenovereenkomst gestelde kaders passen. Het tweede en derde lid zijn op deze aanvragen niet van toepassing.

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

 Artikel 4a (beslistermijn)

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten binnen zesentwintig weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste zesentwintig weken worden verdaagd.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van investeringssubsidie aan Staatsbosbeheer;

  • b.

    rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b.

Artikel 6 (anti-cumulatie)

  • 1 Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

    • a.

      de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;

    • b.

      de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of

    • c.

      de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.

  • 2 De aanvrager verklaart op het door of namens Gedeputeerde Staten vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de betreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.

Artikel 6a (Communautaire richtsnoeren voor staatssteun)

  • 1 Subsidies als bedoeld in de artikelen 8 en 15 worden slechts verstrekt voor zover die verstrekking geschiedt in overeenstemming met punt 16, vierde alinea, van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (Pb 2006/C 319/01).

  • 2 Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht.

  • 3 Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, alsmede artikel 15 kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.

Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)

 

Hoofdstuk 2 Ambitiekaart

Artikel 7 (ambitiekaart)

Gedeputeerde Staten stellen ten behoeve van de uitvoering van deze regeling een ambitiekaart met een topografische ondergrond van ten hoogste 1:10.000 vast als onderdeel van het natuurbeheerplan, waarop:

  • a.

    de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 willen verstrekken;

  • b.

    binnen deze begrenzing de natuurkwaliteit van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd conform de Index Natuur en Landschap.

Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap

Artikel 8 (grondslag subsidie)

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:

    • a.

      de realisatie van een natuurbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • b.

      de realisatie en bescherming van een landschapselement op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • c.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype;

    • d.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande landschapselement, of

    • e.

      de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype in een natuurterrein met een overeenkomstig de ambitiekaart gewenst natuurbeheertype te realiseren.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doel de realisatie van een agrarisch beheerpakket.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen met als doel:

    • a.

      de realisatie en bescherming van een binnen een natuurterrein gelegen landschapselement waarbij geen functieverandering hoeft plaats te vinden, of

    • b.

      de realisatie en bescherming van een buiten een natuurterrein gelegen beheerpakket landschap.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma van éénmalige investeringen dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die één of meerdere van de in het eerste lid of het derde lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

  • 1 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

      • i.

        eigendom;

      • ii.

        erfpacht;

      • iii.

        recht van beklemming;

      • iv.

        artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

      • v.

        een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold;

    • b.

      rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht.

  • 3 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde personen en samenwerkingsverbanden.

  • 4 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde landbouwers.

  • 5 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, kan worden verstrekt aan een gecertificeerde begunstigde welke in zijn kwaliteitshandboek het onderdeel projecten heeft opgenomen en daarvoor mede is gecertificeerd door Gedeputeerde Staten.

  • 6 Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.

Artikel 9a (uitsluitingen)

  • 1 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer provincie Utrecht 2007;

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

    • c.

      hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen onmogelijk wordt.

  • 2 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapselement nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer provincie Utrecht 2007;

    • b.

      hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

    • c.

      afdeling 5.1.2 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht, tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapselement door die maatregelen onmogelijk wordt.

  • 3 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt niet verstrekt voor zover op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer provincie Utrecht;

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, of 

    • c.

        hoofdstuk 4 van de subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Provincie Utrecht.

  • 4 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer provincie Utrecht 2007, of

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

  • 5 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, wordt niet verstrekt voor zover op het beheerpakket landschap nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer provincie Utrecht;

    • b.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

    • c.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

    • d.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland; of

    • e.

       afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer. 

Artikel 9b (prétoets)

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies van de DLG omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit van de voorgestelde investering.Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01 kan pas worden ingediend indien:

    • a.

      de begunstigde schriftelijk bij Gedeputeerde Staten aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het betreffende natuurterrein te realiseren. De grenzen van het betreffende natuurterrein worden op een bijgevoegde kaart aangegeven;

    • b.

      Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met de realisatie van dat natuurbeheertype op het betreffende natuurterrein, én

    • c.

      de ambitiekaart door Gedeputeerde Staten is aangepast zodat de realisatie van het natuurbeheertype op dat natuurterrein in overeenstemming is met het natuurbeheerplan.

  • 2 De onderdelen a tot en met c van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.

Artikel 10 (aanvraag subsidie)

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie

    • b.

      een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft

    • c.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen

    • d.

      de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd.

    • e.

      de motivering voor het treffen van de maatregelen

    • f.

      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven

    • g.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden

    • h.

      een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd

    • i.

      een gespecificeerde begroting

    • j.

      één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven;

  • 2 Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3 Onverminderd artikel 9, zesde lid, gaat een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van:

    • a.

      de eigenaar van het betreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, én, in voorkomend geval,

    • b.

      de erfpachter van het betreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar. Onderdeel b is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door de erfpachter, bedoeld in dat onderdeel.

  • 4 Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in “artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v., of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein, tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

  • 5 In afwijking van het eerste lid gaat een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, vergezeld van:

    • a.

      een lijst van de natuurterreinen of landschapselementen ten behoeve waarvan de bedoelde investeringen worden verricht;

    • b.

      een vermelding per natuurterrein of landschapselement op welke natuurbeheertype of landschapselement de investeringen betrekking hebben;

    • c.

      een vermelding per natuurterrein welk van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde investeringsdoelen het betreft;

    • d.

      een vermelding van de natuurterreinen waarop een investering als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, betrekking heeft;

    • e.

      een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;

    • f.

      een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de hoogte van de investering;

    • g.

      een vermelding van de looptijd van het totale programma van éénmalige investeringen en per natuurterrein of landschapselement de spreiding van de verschillende investeringen binnen die looptijd;

    • h.

      één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen. 

Artikel 11 (subsidievoorwaarden)

  • 1 Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma van éénmalige investeringen, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

    • b.

      het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat uiterlijk zes weken vóór de datum van aanvraag van de betreffende subsidie gold;

    • c.

      de maatregelen die het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma van éénmalige investeringen, beschrijft realiseren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld in onderdeel a efficiënt en effectief;

    • d.

      de inrichtingsmaatregelen zijn niet uitgevoerd vóórdat een beslissing op de aanvraag voor investeringssubsidie is genomen;

    • e.

      de inrichtingsmaatregelen leiden tot:

      • i.

        een natuurbeheertype dat voldoet aan de betreffende eisen zoals opgenomen in de Index Natuur en Landschap;

      • ii.

        een agrarisch beheerpakket, beheerpakket landschap of landschapselement dat voldoet aan de betreffende instapeisen zoals opgenomen in de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde verordening wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.

  • 3 Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken. 

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

De ontvanger van een investeringssubsidie:

  • a.

    realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, bedoeld in artikel 8, vierde lid;

  • b.

    brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten, tenzij alle inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond.

  • c.

    vervalt.

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)

  • 1 De volgende kosten komen, inclusief BTW voorzover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor het door derden laten opstellen van het investeringsplan;

    • b.

      maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen

    • c.

      maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding

    • d.

      grondverzet

    • e.

      het plaatsen van een raster

    • f.

      afvoer van grond

    • g.

      de verwijdering van opstallen

    • h.

      de verwijdering van begroeiing en beplanting

    • i.

      maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurterrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden

    • j.

      overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering;

    • k.

      vervalt.

  • 2 De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

    • b.

      kosten voor de bouw van opstallen;

    • c.

      kosten voor de aanschaf van machines;

    • d.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

    • e.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • f.

      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • g.

      kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid

    • h.

      kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak. 

Artikel 14 (hoogte investeringssubsidie)

  • 1 Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

  • 2 De subsidie is maximaal 95% van de subsidiabele kosten. In naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bijzondere gevallen kan een lagere respectievelijk hogere subsidie worden toegekend.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van de voorgaande leden, een maximumbedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.

Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in elk geval:

  • a.

    in hoeverre het investeringsplan in uitvoering kan worden genomen;

  • b.

    het bedrag waarop de investeringssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en

  • c.

    de tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen in hun geheel gerealiseerd dienen te zijn.

Artikel 14b (bevoorschotting)

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen jaarlijks op aanvraag een voorschot verlenen, mits:

    • a.

      de goedgekeurde tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd meer dan één jaar bedraagt;

    • b.

      de hoogte van het toe te kennen voorschot minimaal € 500,- en maximaal 50% van de totale investeringssubsidie bedraagt;

    • c.

      de aanvraag vergezeld gaat van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan.

  • 2 Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.

Artikel 14c (subsidievaststelling)

  • 1 De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na:

    • a.

      afronding van de inrichtingsmaatregelen, of

    • b.

      afloop van de goedgekeurde looptijd van het programma van éénmalige investeringen, indien het een subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, betreft.

  • 2 De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel.

Artikel 14d (overdracht)

  • 1 Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:

    • a.

      zij hier gezamenlijk binnen vier weken na de overdracht schriftelijk om verzoeken, én

    • b.

      de derde verklaart met ingang van de datum van overdracht te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten.

  • 2 Uiterlijk zes weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.

  • 3 Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.

Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering

Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein.

Artikel 16 (begunstigden)

Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:

  • a.

    de organisaties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties van de minister, zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde;

  • b.

    eigenaren die subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van de betreffende landbouwgrond;

  • c.

    eigenaren aan wie voor de betreffende grond reeds eerder een subsidie functieverandering is verstrekt op grond van de onderhavige verordening, de Subsidieregeling natuurbeheer provincie Utrecht 2007 of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

Artikel 16a (uitsluitingen)

Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:

  • a.

    de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer provincie Utrecht 2007;

  • b.

    de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

  • c.

    hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht;

  • d.

    de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

  • e.

    de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

  • 1 De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000, waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden..

  • 2 Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3 Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

  • 4 Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de betreffende landbouwgrond.

  • 5 In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein te ontwikkelen en te beheren.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.

Artikel 18 (subsidievoorwaarden)

Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de subsidie is bedoeld voor de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein;

  • b.

    de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak;

  • c.

    de functieverandering is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat uiterlijk zes weken voor de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold;

  • d.

    de in het realisatieplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van het natuurterrein draagt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende bij aan de doelstellingen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan.

Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)

De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:

  • 1.

    binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de provincie tot stand komt waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

    • b.

      dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechtshebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

  • 2.

    de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, wordt ingeschreven in de openbare registers;

  • 3.

    de subsidieontvanger binnen een termijn van één jaar na de subsidieverstrekking met het Nationaal Groenfonds een overeenkomst tot voorfinanciering afsluit waarin is opgenomen:

    • a.

      de verplichting van de subsidieontvanger het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel voor te laten financieren door het Nationaal Groenfonds;

    • b.

      de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel te betalen binnen acht weken nadat zowel de desbetreffende overeenkomst is getekend als de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, is ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 20 (vasstelling subsidie functieverandering)

  • 1 De hoogte van de subsidie functieverandering wordt bepaald aan de hand van het bedrag waarmee de landbouwgrond als gevolg van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein in waarde daalt.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxatie.

  • 3 De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door DLG. Bij deze taxatie wordt uitgegaanvan de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.

  • 4 De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 1, alsmede de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 3, komen voor rekening van de provincie.

Artikel 21 (subsidievaststelling)

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen binnen 10 weken na de datum waarop de overeenkomst als bedoeld in artikel 19 lid 1 is ingeschreven in de openbare registers de subsidie vast.

  • 2 De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste 10 weken worden verdaagd.

Artikel 21a (overgangsrecht gewijzigde definitie)

Op aanvragen die zijn ingediend vóór 28 september 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.

Artikel 22 (toepasselijkheid ILG-verordening/geen toepassing hardheidsclausule)

De Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Utrecht 2006 zoals deze luidde op 1 april 2010, is met uitzondering van artikel 20 (afwijkingsbevoegdheid) van overeenkomstige toepassing voor zover in deze regeling niet anders is bepaald.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23

Gedeputeerde Staten kunnen deze verordening wijzigen na overleg met de minister en de overige provinciebesturen.

Artikel 24

De Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Utrecht 2006 is van toepassing op subsidieverstrekking krachtens deze verordening, tenzij daarvan in het bij of krachtens deze verordening bepaalde uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 25

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 26

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009.

 

Provinciale Staten van Utrecht,

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter.

L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier.

 

Uitgegeven 3 juli 2009

Provinciale Staten van Utrecht,

namens hen H.H. SIETSMA, secretaris