Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009 (nr2009INT238096)houdende regels inzake subsidieverstrekking kwaliteitsimpuls natuur en landschap

Geldend van 11-11-2009 t/m 15-10-2010

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van (10 maart 2009, nr. 2009INT238096) inzake het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer Gelet op artikel 145 van de Provinciewet en artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

a. agrarisch beheertype: in bijlage 4, onderdeel A, tweede kolom van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht, opgenomen omschrijving voor een groep agrarische beheerpakketten die eenzelfde doel hebben;

b. beheertype: een natuurbeheertype, een agrarisch beheertype en/of een landschapsbeheertype;

c. gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in artikel 3.3, onderdeel a of b van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht die beschikt over een geldig certificaat natuurbeheer respectievelijk certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, afgegeven door of namens GS;

d. investeringsplan: plan bedoeld in artikel 10;

e. investeringssubsidie: een investeringssubsidie natuur en landschap bedoeld in artikel 8;

f. landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

g. landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen, die een landbouwactiviteit uitoefent;

h. landbouwgrond: in de provincie Utrecht gelegen stuk grond, waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend, niet zijnde een natuurterrein, niet zijnde grond met als functie natuur en niet zijnde grond waarvoor een aanspraak bestaat op een vergoeding voor het waardeverschil tussen agrarische grond;

i. landschapsbeheertype: in bijlage 7, onderdeel A, eerste kolom, van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer opgenomen omschrijving van een groep landschapselementen;

j. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

k. natuurbeheerplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan op basis van hoofdstuk 2 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer;

l. natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer opgenomen soort natuur zoals nader is beschreven in de Index Natuur en Landschap;

m. natuurkwaliteit: op de beheerkaart van het natuurbeheerplan aangegeven kwaliteitsniveau van het beheertype gebaseerd op de Index Natuur en Landschap;

n. natuurterrein: in de provincie Utrecht gelegen grond met als functie natuur of grond waarvoor een aanspraak bestaat op een vergoeding voor het waardeverschil tussen agrarische grond en grond met als functie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer is begrensd;

o. terrein: een in de provincie Utrecht gelegen gebied, niet zijnde een erf of tuin, dat niet wordt doorsneden door:

1° wegen breder dan 5 meter,

2° waterlopen die op enig punt breder zijn dan 25 meter,

3° een dubbelsporige spoorlijn, of

4° een geëlektrificeerde spoorlijn, en ten hoogste tot een oppervlakte van 1% van het gebied bestaat uit bebouwing;

p. subsidie agrarisch natuurbeheer: subsidie voor het uitvoeren van de in bijlage 4, onderdeel B van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer opgenomen agrarische beheerpakketten op landbouwgrond.

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

1. Gedeputeerde Staten kunnen verschillende subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende soorten investeringssubsidie bedoeld in artikel 8, voor de subsidie functieverandering bedoeld in artikel 15 of voor categorieën van aanvragers van de bedoelde investeringssubsidie of subsidie functieverandering.

2. Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering. Een dergelijk besluit wordt uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

3. Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad. 

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

1. Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.

2. Indien Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond aanvragen tot subsidieverlening met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

3. Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

4. Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

5. Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn lid 1, 2, 3 en 4 van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.

6. Gedeputeerde Staten kunnen met gecertificeerde begunstigden afspraken maken over meerjarige subsidieplafonds voor elke gecertificeerde begunstigde. Dergelijke afspraken worden vastgelegd in een door Gedeputeerde Staten en de gecertificeerde begunstigde te ondertekenen overeenkomst. Aanvragen binnen meerjarenovereenkomsten worden behandeld voor zover de aanvragen binnen de  in de meerjarenovereenkomst gestelde kaders passen. Lid 2 is op deze aanvragen niet van toepassing.

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:

a. publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van inrichtingssubsidies voor Staatsbosbeheer;

b. rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

c. privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b.

Artikel 6 (anti-cumulatie)

Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd uit anderen hoofde subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten dan wel door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt:

a. dan de werkelijke kosten die de activiteiten met zich brengen;

b. dan de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven of,

c. dan de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze subsidieregeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de Europese maxima te voorkomen.

Hoofdstuk 2 Natuurbeheerplan

Artikel 7 (Natuurbeheerplan)

Gedeputeerde Staten stellen ten behoeve van de uitvoering van deze subsidieregeling een ambitiekaart met een topografische ondergrond van 1 : 10.000 vast als onderdeel van het natuurbeheerplan waarop:

a. de begrenzing is vastgelegd voor alle bestaande en nog te realiseren natuur;

b. binnen deze begrenzing de ambitie van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd volgens de Index Natuur en Landschap.

Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap

Artikel 8 (grondslag subsidie)

1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor eenmalige investeringen in terreinen die door middel van eenmalige maatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende terreinen wijzigen met als doel:

a. de omzetting van landbouwgrond naar natuurterrein te realiseren

b. de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype of landschapsbeheertype

c. de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype naar een natuurterrein met een gewenst natuurbeheertype te realiseren.

2. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor eenmalige investeringen in landbouwgrond die noodzakelijk zijn voor de realisatie van een agrarisch beheertype, of de verhoging van de kwaliteit van een bestaand agrarisch beheertype, met als doel voor het gerealiseerde agrarisch beheertype een subsidie agrarisch natuurbeheer uit te voeren, welke investeringen tevens een verhoging van de waarde van de agrarische natuur tot gevolg hebben.

3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor eenmalige investeringen in natuurterreinen en landbouwgrond die tot doel hebben de aanleg en bescherming van een landschapsbeheertype.

4. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor een programma van eenmalige investeringen dat is gericht op investeringen in terreinen die één of meer van de in lid 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 1 kan worden verstrekt aan:

a. natuurlijke personen of rechtspersonen die zeggenschap hebben over het perceel waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

1°. eigendom;

2°. erfpacht met een erfpachtsovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar;

3°. recht van beklemming;

4°. artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

5°. artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die gold tot 1 januari 2007, mits is voldaan aan de voorwaarden opgenomen in artikel 189, tweede lid;

b. een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid van natuurlijke personen of rechtspersonen, bedoeld in onderdeel a.

2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 2 kan worden verstrekt aan natuurlijke personen of rechtspersonen die op de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd een landbouwactiviteit uitoefenen krachtens een zakelijk recht dan wel een persoonlijk recht.

3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 3 kan worden verstrekt aan de personen genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel.

4. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 4 kan worden verstrekt aan een gecertificeerde begunstigde, welke in zijn kwaliteitshandboek het onderdeel projecten heeft opgenomen en daarvoor mede is gecertificeerd.

5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt voor zover de betrokken begunstigden verder niet zijn uitgesloten op grond van artikel 5.

Artikel 10 (aanvraag subsidie)

1. Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

a. een beschrijving van de uitgangssituatie

b. een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft

c. een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen

d. de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd.

e. de motivering voor het treffen van de maatregelen

f. de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven

g. een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden

h. een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd

i. een gespecificeerde begroting

j. één of meer topografische kaarten met een schaal van 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein, landbouwgrond of landschapsbeheertype waarvoor subsidie wordt aangevraagd is aangegeven;

2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

3. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 1, 2 en 3 gaat tevens vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van het perceel of de percelen waarvoor investeringssubsidie wordt aangevraagd en voor zover relevant, een verklaring van geen bezwaar van de erfpachter, indien de aanvrager van de investeringssubsidie een ander is dan de eigenaar en, voor zover relevant, de erfpachter van de percelen waarvoor een investeringssubsidie wordt aangevraagd.

4. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a punt v dient tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

5. In afwijking van lid 1 en 2 gaat een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 4 vergezeld van:

a. een lijst van de natuurterreinen, landbouwgronden of landschapsbeheertypen waar de bedoelde investeringen worden verricht;

b. per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding op welke beheertypen de investeringen betrekking hebben;

c. per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding welk van de in artikel 7 bedoelde investeringsdoelen het betreft;

d. per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;

e. per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding van de hoogte van de investering;

f. per natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype een vermelding van de looptijd van de investering en de spreiding van de investering binnen deze looptijd;

g. één elektronische kaart waarvan Gedeputeerde Staten de technische specificaties nader kunnen aangeven met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein, perceel landbouwgrond of landschapsbeheertype waarvoor subsidie wordt aangevraagd. 

Artikel 11 (subsidiecriteria)

1. Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de betreffende maatregelen in het investeringsplan bedoeld in artikel 10 dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10 lid 1 sub b omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

b. het op basis van artikel 10 lid 1 sub b omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat uiterlijk 6 weken voor de datum van aanvraag van de betreffende subsidie gold;

c. de maatregelen die het investeringsplan beschrijft realiseren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld onder sub a efficiënt en effectief.

2. In aanvulling op het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, voorzover het een kwaliteitsverbetering van een landschapsbeheertype inhoudt en als bedoeld in artikel 8 tweede lid en derde lid, enkel worden verleend indien voor het betreffende terrein een bijbehorende subsidie agrarisch natuurbeheer, dan wel een subsidie landschapsbeheer kan worden verleend. 

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

De ontvanger van een investeringssubsidie

a. realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan;

b. brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten;

c. vraagt in de eerst volgende aanvraagperiode voor het betreffende terrein de bijbehorende subsidie agrarisch natuurbeheer dan wel de bijbehorende subsidie landschapsbeheer aan, indien het betreft een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 1 sub b voor zover het een kwaliteitsverbetering van een landschapsbeheertype inhoudt, of een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 lid 2 en 3.

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)

1. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

a. kosten voor het door derden laten opstellen van het investeringsplan;

b. maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen

c. maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding

d. grondverzet

e. het plaatsen van een raster

f. afvoer van grond

g. de verwijdering van opstallen

h. de verwijdering van begroeiing en beplanting

i. maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een terrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden

j. overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering;

k. de kosten gemaakt voor het laten opstellen van een accountantsverklaring, indien een dergelijke verklaring in het kader van de eindverantwoording verplicht is gesteld

2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

a. kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

b. kosten voor de bouw van opstallen;

c. kosten voor de aanschaf van machines;

d. kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

e. kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

f. kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

g. kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid

h. kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak. 

Artikel 14 (hoogte investeringssubsidie)

1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

2. De subsidie is maximaal 95% van de subsidiabele kosten. In naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bijzondere gevallen kan een lagere respectievelijk hogere subsidie worden toegekend.

3. Gedeputeerde Staten kunnen naast het bepaalde in het eerste lid ook een maximum bedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.

Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering

Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein.

Artikel 16 (begunstigden)

Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van terreinbeherende organisaties en voor zover niet uitgezonderd in artikel 5.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meer topografische kaarten met een schaal van 1:10.000 waarop de grenzen van het voor subsidie in aanmerking komende terrein is aangegeven, alsmede de in dat terrein gelegen wegen, vaarwegen, waterlopen en paden.

2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

3. Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

Artikel 18 (subsidiecriteria)

Een subsidie functieverandering kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende criteria:

a. de subsidie is bedoeld voor de omzetting van landbouwgrond naar natuurterrein of voor de aanleg van een landschapselement op landbouwgrond;

b. met betrekking tot de landbouwgrond waarvoor subsidie is aangevraagd, bestaat geen aanspraak op een subsidie agrarisch natuurbeheer;

c. de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak;

d. de functieverandering realiseert de doelen in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat uiterlijk 6 weken voor de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold.

e. de eigenaar van de landbouwgrond, of zijn rechtsvoorgangers, hebben voor de verwerving van het betreffende landbouwgrond geen subsidie ontvangen.

Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)

De subsidie functieverandering wordt verleend onder de voorwaarde dat:

1. binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening een overeenkomst tussen degene aan wie de grond toebehoort en de provincie Utrecht tot stand komt waarin is opgenomen:

a. de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken beheertype op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

b. dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechtshebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

2. de overeenkomst, bedoeld in lid 1, wordt ingeschreven in de openbare registers;

3. de subsidieontvanger binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening met het Nationaal Groenfonds een overeenkomst tot voorfinanciering afsluit waarin is opgenomen:

a. de verplichting van de subsidieontvanger het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel voor te laten financieren door het Nationaal Groenfonds;

b. de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel te betalen;

c. betaling als bedoeld onder sub b zal plaatsvinden nadat de overeenkomst als bedoeld in lid 3 is getekend door beide partijen en nadat het Nationaal Groenfonds hiertoe van Gedeputeerde Staten opdracht heeft ontvangen. 

Artikel 20 (subsidiabele kosten/hoogte subsidie functieverandering)

1. De hoogte van de subsidie functieverandering wordt bepaald aan de hand van het bedrag waarmee het terrein als gevolg van de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein in waarde daalt.

2. Gedeputeerde Staten bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxatie.

3. De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door Dienst Landelijk Gebied. Bij deze taxatie wordt uitgegaanvan de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.

4. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in artikel 19 lid 2, alsmede de kosten die voortvloeien uit de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid komen voor rekening van de provincie.

Artikel 21 (subsidievaststelling)

1. Gedeputeerde Staten stellen binnen 10 weken na de datum waarop de overeenkomst als bedoeld in artikel 19 lid 1 is ingeschreven in de openbare registers de subsidie vast.

2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste 10 weken worden verdaagd.

Artikel 22 (betaling)

1. Na subsidievaststelling zullen Gedeputeerde Staten aan het Nationaal Groenfonds de opdracht geven over te gaan tot uitbetaling van het subsidiebedrag. Betaling vindt plaats uiterlijk 8 weken nadat deze opdracht is verstrekt.

2. Indien op het moment van de opdrachtverstrekking de overeenkomst als bedoeld in artikel 19 lid 3 nog niet is ondertekend, vindt de betaling plaats uiterlijk 8 weken na ondertekening van de betrokken overeenkomst.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23

Gedeputeerde Staten kunnen deze verordening wijzigen na overleg met de minister en de overige provinciebesturen.

Artikel 24

De Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Utrecht 2006 is van toepassing op subsidieverstrekking krachtens deze verordening, tenzij daarvan in het bij of krachtens deze verordening bepaalde uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 24b (geen toepassing hardheidsclausule)

Gedeputeerde Staten zullen voor toepassing van deze subsidieregeling geen gebruik maken van de bevoegdheid zoals verwoord in Artikel 20 van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Utrecht 2006.

Artikel 25

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 26

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009.

 

Provinciale Staten van Utrecht,

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter.

L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier.

 

Uitgegeven 3 juli 2009

Provinciale Staten van Utrecht,

namens hen H.H. SIETSMA, secretaris