Nadere regels Wmo Stichtse Vecht 2025

Geldend van 21-05-2025 t/m heden

Intitulé

Nadere regels Wmo Stichtse Vecht 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht;

besluit:

vast te stellen de Nadere regels Wmo Stichtse Vecht 2025.

1 Inleiding

Deze nadere regels geven gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:

  • Maatwerkvoorzieningen om te kunnen wonen en meedoen in een veilige en gezonde omgeving;

  • De kwaliteitseisen en de eisen aan vaardigheden bij een pgb.

Deze nadere regels ondersteunen, net als de Verordening Wmo en Jeugdhulp Stichtse Vecht 2025 (hierna: ‘de Verordening’), de werkwijze van de gemeente waarbij meegedacht wordt met de inwoner over het effect dat hij wil bereiken en bekeken wordt of dit past binnen de doelstelling van de wetten van het sociaal domein. Vervolgens wordt bekeken welke wettelijke instrumenten de gemeente heeft om dit doel met en voor de inwoner te realiseren.

1.1 Waarom deze regels?

De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners kunnen meedoen aan de samenleving. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo)

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Deze nadere regels geven invulling aan de Verordening en de wettelijke regels. Het zijn regels voor de uitvoering. De begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet en in de Verordening

1.2 Uitgangspunten

De uitgangspunten die in de Verordening, Wmo en Awb zijn beschreven zijn ook op deze nadere regels van toepassing.

2 Wmo

2.1 Toegang tot de Wmo

  • 1.

    De inwoner kan een Wmo hulpvraag stellen bij het Jeugd en Wmo team dit team bestaat uit:

    • a.

      TIM Stichtse Vecht;

    • b.

      Het Wmo loket.

2.2 Aanvullende criteria voor toekennen van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    In de Verordening wordt bepaald dat alleen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt als de inwoner onvoldoende eigen kracht heeft en het gebruik van een andere voorziening of algemene voorziening het probleem niet oplost.

  • 2.

    Een andere voorziening of algemene voorziening kan het probleem van de inwoner (deels) oplossen als deze:

    • a.

      daadwerkelijk beschikbaar is; en

    • b.

      passend en toereikend is voor de hulpvraag.

2.3 Algemeen gebruikelijke voorziening

Wanneer het probleem van een inwoner kan worden opgelost met een algemeen gebruikelijke voorziening verstrekt de gemeente geen voorziening.

Zie de ‘richtlijn algemeen gebruikelijke voorziening’ in de bijlage.

3 Maatwerkvoorzieningen Wmo

3.1 Vervoer

Collectief vervoer

Collectief vervoer bestaat uit een regiotaxipas waarmee tegen gereduceerd tarief maximaal 3000 kilometer per jaar kan worden gereisd. Als de inwoner naast de regiotaxipas ook een andere vervoersvoorziening heeft zoals bijvoorbeeld een scootmobiel dan kan hij maximaal 1500 kilometer tegen gereduceerd tarief reizen. De inwoner kan in aanmerking komen voor een collectieve vervoersvoorziening als hij geen 800 meter (eventueel met hulpmiddel) zelfstandig kan afleggen en/of het openbaar vervoer niet in kan komen. Collectief vervoer is bedoeld voor sociaal recreatieve doeleinden in de regio tot maximaal 25 kilometer vanaf het vertrekadres. Collectief vervoer mag niet gebruikt worden voor bijvoorbeeld woon-werkverkeer en vaste ritten naar dagbesteding of dagbehandeling.

Individueel vervoer

Alleen wanneer (op basis van medisch advies) is vastgesteld dat de regiotaxi voor de inwoner niet voldoet kan hij in aanmerking komen voor een vergoeding voor individueel vervoer. De vergoeding voor taxikosten bedraagt jaarlijks op declaratiebasis maximaal €1.208,50 voor rolstoeltaxikosten bedraagt deze jaarlijks op declaratiebasis maximaal €1.812,70 en voor gebruik eigen auto bedraagt deze jaarlijks op declaratiebasis maximaal €878,25

Autoaanpassingen

Als een inwoner zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto en het collectief vervoer niet voldoet, kunnen autoaanpassingen worden vergoed. Bij autoaanpassingen wordt beoordeeld of het specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen betreft die meer kosten dan gebruikelijke autoaanpassingen. In de Wmo word uitgegaan van een levensduur van minimaal 10 jaar van de aanpassingen. Bij verstrekking van autoaanpassingen is het daarom redelijk om van de aanvrager te verlangen dat hij aantoont dat de aan te passen auto de investering nog waard is, dus naar verwachting nog minimaal 10 jaar mee kan.

Vervoer naar Dagbesteding

Bij een indicatie voor Begeleiding Groep wordt in het onderzoek betrokken of de inwoner in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Als de inwoner in staat is met het openbaar vervoer te reizen of met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van mantelzorg of vrijwilliger, indien beschikbaar) de dagbesteding kan bereiken dan is dat uiteraard voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is wordt vervoer van en naar de dagbesteding geïndiceerd.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vervoer basis en vervoer rolstoel.

3.2 Woonvoorzieningen

Normaal gebruik van de woning

Een woningaanpassing is bedoeld om het normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel.

Bezoekbaar

Wanneer de inwoner in een instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van de ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de inwoner toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. De gemeente waarin de Wlz-instelling staat, is verantwoordelijk voor het bezoekbaar maken van een woning.

De tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt op declaratiebasis maximaal €2.927,50.

Verhuiskosten

Als een inwoner ten gevolge van plotseling opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd dan kan een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.

Ook aan de inwoner die een aangepaste woning, op verzoek van de gemeente verlaat kan een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt. De tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt op declaratiebasis maximaal €2927,50.

Vergoeding dubbele woonlasten

In uitzonderlijke situaties kan een vergoeding worden geboden voor tijdelijke dubbele woonlasten (maximaal 3 maanden) bijvoorbeeld wanneer inwoner gedurende de uitvoering van de woningaanpassing niet in de eigen woning kan wonen.

Huurderving

Aan de eigenaar van een woning kan een voorziening ‘huurderving’ worden toegekend met het doel deze woning ter beschikking of opnieuw ter beschikking van een inwoner met een beperking te laten komen. Deze voorziening kan alleen uitbetaald worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming aan de eigenaar van de woning. De voorwaarden zijn:

  • De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woning met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag;

  • De tegemoetkoming wordt maximaal 6 maanden verstrekt;

  • De eerste maand huur wordt niet vergoed.

Keuring, onderhoud en reparatie woonvoorzieningen

Voor trapliften, rolstoel of plateauliften, woonhuisliften, patiëntenliften, mechanische inrichting voor het in hoogte verstellen van keukenblok, bad- of wastafel, elektromagnetische openings- en afsluitingsmechanismen van deuren is vergoeding mogelijk voor kosten van keuring, onderhoud en reparatie. De vergoeding bedraagt 100% van de werkelijk gemaakte kosten.

3.3 Sportvoorziening

Als een inwoner zonder sporthulpmiddel niet op een aanvaardbaar niveau kan participeren of zelfredzaam kan zijn dan kan een sporthulpmiddel worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel. De inwoner moet actief lid zijn van een sportvereniging of op een andere manier kunnen aantonen dat er sprake is van actieve sportbeoefening. De vergoeding voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel bedraagt op declaratiebasis maximaal €3513. Dit bedrag is voor drie jaar, onderhoud en reparatie zijn inbegrepen.

3.4 Hulp bij het huishouden

Zie de ‘richtlijn Hulp bij het Huishouden’ in de bijlage.

3.5 Begeleiding

Zie de ‘richtlijn Begeleiding’ in de bijlage.

4 Persoonsgebonden budget (pgb): voorwaarden en kwaliteit

4.1 Algemene voorwaarden pgb

  • 1.

    Als de hoogte van het pgb niet toereikend is of de voorziening niet kan worden geleverd door de gecontracteerde leveranciers, dan wordt de hoogte van het pgb bepaald op het bedrag van de goedkoopste door de gemeente geaccepteerde offerte voor zover het gaat om een voorziening die niet te verkrijgen is via zorg in natura. De inwoner overlegt minimaal twee offertes. Deze bepaling betreft een uitwerking van artikel 6.3.4, eerste lid, van de Verordening.

  • 2.

    De inwoner stelt een zorgovereenkomst op die voldoet aan de eisen van de SVB en de gemeente.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een pgb gelden de voorwaarden die de SVB stelt aan de betaling van een pgb.

4.2 Pgb-vaardigheid

  • 1.

    De gemeente beoordeelt of de beoogde budgethouder of budgetbeheerder voldoende vaardigheden heeft om het Pgb te beheren. De budgethouder of budgetbeheerder dient in ieder geval:

    • a.

      een duidelijk beeld te hebben van de hulpvraag;

    • b.

      op de hoogte te zijn van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb of deze zelf (online) weten te vinden;

    • c.

      in staat te zijn om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden;

    • d.

      voldoende vaardig te zijn om in de Nederlandse taal te communiceren met de gemeente, de SVB en de zorgverleners;

    • e.

      in staat te zijn zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;

    • f.

      in staat te zijn om afspraken te maken en vast te leggen en om dit te verantwoorden aan het college;

    • g.

      in staat te zijn om te beoordelen en te beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

    • h.

      in staat te zijn de inzet van zorgverleners te coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

    • i.

      in staat te zijn om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren; en

    • j.

      voldoende kennis te hebben over het werk- of opdrachtgeverschap of deze kennis weten te vinden.

  • 2.

    Een budgethouder of een budgetbeheerder wordt in beginsel niet in staat geacht de aan een pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren als sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

    • a.

      schuldenproblematiek;

    • b.

      ernstige verslavingsproblematiek;

    • c.

      aangetoonde fraude, in de zin van opzettelijke misleiding om financieel voordeel te verkrijgen, begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • d.

      een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

    • e.

      een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • f.

      een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis;

  • het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

4.3 Pgb bij formele hulp

4.3.1 Verplichtingen aan de hulpverlener bij formele hulp

De formele hulpverlener met rechtspersoonlijkheid die zorg verleent, moet ingeschreven staan bij de KvK met een SBI code op het gebied van gezondheid- en welzijnszorg.

4.3.2 Kwaliteitseisen aan de formele hulpverlener

  • 1. De formele hulpverlener beschikt over relevante diploma’s die nodig zijn voor de het geven van de hulp. De gemeente beoordeelt of dit nodig is. Voor het bieden van begeleiding is een relevante opleiding op minimaal MBO 4-niveau vereist.

  • 2. De formele hulpverlener werkt voor het verlenen van hulp met een plan van aanpak. Deze is besproken met de inwoner en gemeente en is afgestemd op de behoeften van de inwoner.

  • 3. De formele hulpverlener werkt, op een aantoonbare manier, aan de doelen die de inwoner samen met de consulent van de gemeente heeft opgesteld. De hulp wordt uitgevoerd volgens de beschikking van de gemeente. De hulpverlener werkt daarbij actief en integraal samen met andere zorgverleners in het belang van de inwoner.

  • 4. De formele hulpverlener weet wat hij kan en mag en kan dus aangeven wanneer andere ondersteuning is gewenst of wanneer op- of afgeschaald kan worden.

  • 5. De formele hulpverlener respecteert de privacy van de inwoner en gaat vertrouwelijk om met informatie over de persoonlijke situatie.

  • 6. De formele hulpverlener draagt zorg voor een evaluatieverslag over de resultaten die door de inzet van het pgb worden bereikt.

  • 7. De gemeente eist van de formele hulpverlener dat deze in het bezit is van een geldige VOG. De VOG mag niet eerder zijn afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop de zorgverlener voor de aanbieder ging werken. De gemeente kan bepalen dat elke drie jaar de VOG opnieuw moet worden aangevraagd. De kosten van een VOG worden niet door de gemeente vergoed.

  • 8. De formele hulpverlener heeft bij een incident of calamiteit een meldplicht aan de gemeente. Huiselijk geweld en kindermishandeling worden altijd gemeld bij Veilig Thuis.

  • 9. De formele hulpverlener is verplicht om de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling na te leven.

  • 10. De formele hulpverlener is niet bekend bij de gemeente vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving, misleiding, fraude en/of uitbuiting van personeel.

  • 11. Bovengenoemde kwaliteitseisen worden door de gemeente getoetst.

4.4 Pgb bij hulp door informele hulp (sociaal netwerk)

4.4.1 Kwaliteitseisen aan de informele hulpverlener (sociaal netwerk)

  • 1. Als een inwoner leerbaar is, wordt verwacht dat de hulpverlener zich richt op het aanleren van vaardigheden in plaats van taken overnemen.

  • 2. De informele hulpverlener werkt actief en integraal samen met andere zorgverleners in het belang van de inwoner die hulp ontvangt.

  • 3. De informele hulpverlener werkt aantoonbaar aan de doelen die de inwoner samen met de gemeente heeft opgesteld. De hulp wordt uitgevoerd volgens de beschikking van de gemeente.

  • 4. De informele hulpverlener draagt zorg voor een evaluatieverslag over de resultaten die door de inzet van het pgb worden bereikt.

  • 5. De informele hulpverlener weet wat hij kan en mag en kan dus aangeven wanneer andere ondersteuning is gewenst of wanneer op- of afgeschaald moet worden.

  • 6. De informele hulpverlener respecteert de privacy van de inwoner en gaat vertrouwelijk om met informatie over de persoonlijke situatie.

  • 7. De informele hulpverlener moet, indien gevraagd, beschikken over een geldige VOG. De VOG is niet ouder is dan 12 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de hulp. De gemeente kan bepalen dat elke drie jaar de VOG opnieuw moet worden aangevraagd. De kosten van een VOG worden niet door de gemeente vergoed.

  • 8. De informele hulpverlener heeft bij een incident of calamiteit een meldplicht aan de gemeente. Huiselijk geweld en kindermishandeling worden altijd gemeld bij Veilig Thuis.

  • 9. De informele hulpverlener is bij de gemeente niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving, misleiding en/of fraude.

  • 10. Bovengenoemde kwaliteitseisen worden door de gemeente getoetst.

4.5 Aanvullende bepalingen aan het pgb bij overige voorzieningen

Bij het verlenen van een pgb voor overige voorzieningen zoals bijvoorbeeld een hulpmiddel of een woonvoorziening gelden de volgende verplichtingen:

  • a.

    de inwoner is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de aangekochte voorziening en de leverancier waarbij de voorziening wordt aangeschaft. De inwoner kan hierbij letten op aanwezige keurmerken, zoals het Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen.

  • b.

    de inwoner of budgethouder verantwoordt een voorziening waarvoor een eenmalige uitkering is verstrekt, binnen 6 maanden na aanschaf van de voorziening. Dit moet worden gedaan met een kopie van het aankoopbewijs. Het pgb-bedrag wordt betaald nadat de gemeente de factuur met het bedrag van de voorziening van de inwoner ontvangt.

Programma van eisen

Wanneer de inwoner kiest voor een pgb krijgt hij in de beschikking een programma van eisen waar de voorziening aan moet voldoen. De inwoner kan op basis van dit programma van eisen zelf de voorziening aanschaffen. Als de inwoner een andere voorziening wil voor hetzelfde doel, kan hij daarvoor kiezen onder de voorwaarde dat de voorziening geen (andere) belemmeringen oproept. De gewenste voorziening moet wel de beperking op hetzelfde niveau compenseren als in het programma van eisen wordt gesteld en niet slechts een deel van het probleem oplossen.

Duur van de toekenning

De voorziening in de vorm van een pgb wordt toegekend voor een periode van 7 jaar (tenzij anders beschreven in de beschikking). Als de voorziening tussentijds niet blijkt te voldoen en er geen sprake is van veranderde omstandigheden, kan geen beroep worden gedaan op een vervangende voorziening en/of aanpassing van de voorziening.

De situatie van de inwoner kan verslechteren. Als wordt verwacht dat deze (langzaam) achteruit gaat, wordt dit ook opgenomen in het programma van eisen. Indien nodig dient inwoner mee te werken aan een medisch onderzoek of een passing. De voorkeur van de gemeente gaat in een dergelijke situatie uit naar zorg in natura.

Pgb bedrag

In de beschikking wordt een bedrag opgenomen voor de voorziening en een bedrag voor reparatie en onderhoud. De hoogte van het pgb-bedrag en de voorwaarden voor de verantwoording zijn opgenomen in de beschikking. Als het door de inwoner gewenste hulpmiddel duurder is dan de goedkoopst, vergelijkbare voorziening in natura, betekent het niet dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Inwoners kunnen er voor kiezen om zelf bij te betalen wanneer het tarief van de door hen gewenste voorziening duurder is.

Omzetting pgb in voorziening in natura

Een omzetting van het pgb in een voorziening in natura is niet meer mogelijk nadat het pgb reeds is besteed aan een voorziening. De inwoner moet dan ten minste 7 jaar wachten met het doen van een nieuwe aanvraag. Een voorziening of een pgb voor een voorziening wordt maar éénmaal per 7 jaar verstrekt.

4.6 Verplichtingen bij maatwerkvoorzieningen en pgb voor overige voorzieningen

  • 1.

    De inwoner is verplicht om een bruikleenovereenkomst te tekenen voor de voorziening die hij in bruikleen ontvangt.

  • 2.

    Voor de eigen bijdrage wordt een afschrijvingstermijn tot de kostprijs gehanteerd.

  • 3.

    Voor voorziening die een inwoner in bruikleen ontvangt gelden de volgende verplichtingen en verboden:

    • a.

      het verbod om wijzigingen aan te brengen aan de voorziening;

    • b.

      de verplichting om de voorziening in de oorspronkelijke staat, los van normale slijtage als gevolg van het gebruik, in te leveren en af te melden bij de gemeente als deze niet meer wordt gebruikt;

    • c.

      de verplichting om de voorziening zorgvuldig te gebruiken;

    • d.

      het verbod om de voorziening aan andere personen of organisaties in gebruik te geven.

  • 4.

    Voor een voorziening die een inwoner met een pgb in eigendom heeft, gelden de volgende verplichtingen en verboden:

    • a.

      de verplichting om de voorziening zorgvuldig te gebruiken en onderhouden;

    • b.

      de verplichting om een elektrische voorziening WA te verzekeren;

    • c.

      het verbod om de voorziening aan andere personen of organisaties in gebruik te geven.

5 Mantelzorgwaardering

De gemeente is blij met iedereen die voor een familielid, vriend of iemand in de buurt zorgt. Daarom biedt de gemeente mantelzorgers iets extra’s aan. Dat gebeurt via de mantelzorgwaardering. De mantelzorgwaardering bestaat uit een cadeaukaart te besteden bij de deelnemende lokale ondernemers. De hoogte van de cadeaukaart kan per jaar variëren.

Voorwaarden mantelzorgwaardering;

  • 1.

    minimaal 3 maanden aaneengesloten en minimaal 8 uur per week mantelzorg verlenen

  • 2.

    Degene die de zorg krijgt, moet een inwoner zijn van Stichtse Vecht

  • 3.

    De mantelzorger hoeft niet in Stichtse Vecht te wonen-

Je komt niet in aanmerking voor mantelzorgwaardering als je betaalde zorg levert (bijvoorbeeld via een Pgb).

6 Van oud naar nieuw

In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke regels vervangen worden door deze nadere regels en wanneer deze nadere regels ingaan. Hier is ook opgenomen dat de gemeente met regelmaat beoordeelt of de nadere regels nog goed werken, wat de officiële naam is van deze nadere regels en dat de gemeente van deze nadere regels kan afwijken als dit echt nodig is.

6.1 Afwijken van de nadere regels (hardheidsclausule)

De gemeente kan afwijken van een regel in deze nadere regels als het toepassen van die regel volgens de gemeente een onredelijk resultaat oplevert voor de inwoner of voor iemand anders die direct betrokken is bij het besluit. Een resultaat is in ieder geval onredelijk als de doelen van de wetten en Verordening of de doelen van deze nadere regels, niet worden bereikt door het toepassen van de regels.

6.2 Intrekken oude regels

De Wmo Uitvoeringsregels Stichtse Vecht 2023, worden ingetrokken per 15 mei 2025.

6.3 Overgangsrecht

  • 1.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de bij 5.1 genoemde ingetrokken regeling, past de gemeente die ingetrokken nadere regels toe, tenzij de Nadere regels Wmo Stichtse Vecht 2025 gunstiger zijn voor de inwoner.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Wmo uitvoeringsregels Stichtse Vecht 2023 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de nieuwe nadere regels, worden afgehandeld conform deze oude nadere regels.

6.4 Ingangsdatum en naam

Deze nadere regels worden genoemd: Nadere regels Wmo Stichtse Vecht 2025 en treden in werking op 15 mei 2025.

7 Begrippen

In deze nadere regels worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten en de Verordening waarop deze nadere regels zijn gebaseerd. In deze nadere regels worden ook begrippen gebruikt die niet zijn terug te vinden in de wetten en de Verordening. Deze zijn hier omschreven.

aanbieder: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in opdracht van de gemeente een voorziening, dienst of hulp levert.

budgethouder: persoon die wettelijk verantwoordelijk is voor uitvoering van de taken verbonden aan het PGB (overeenkomsten aangaan, werkgever zijn, declareren en verantwoorden).

budgetplan: door de inwoner ingediend inhoudelijke plan met begroting en doelen voor de invulling van het persoonsgebonden budget.

KVK: Kamer van Koophandel.

participatie: deelnemen aan het maatschappelijk verkeer/leven.

SVB: Sociale Verzekeringsbank.

VOG: Verklaring omtrent gedrag.

zorgovereenkomst: overeenkomst waarin afspraken tussen hulpverlener en budgethouder worden vastgelegd volgens het model van de Sociale Verzekeringsbank.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van de gemeente Stichtse Vecht, gehouden op 6 mei 2025,

Burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht,

de gemeentesecretaris,

de burgemeester

Bijlage 1. Richtlijn Hulp bij het Huishouden

Algemene afweging

Ondersteuning vanuit de gemeente bij het voeren van een huishouden helpt de inwoner om het resultaat ‘een schoon een leefbaar huis’ te behalen.

De gemeente bekijkt hierbij ook de mogelijkheden van de inwoner:

  • kan de inwoner zelf een deel van de huishoudelijke taken uitvoeren;

  • van de inwoner wordt een ergonomisch verantwoorde woning verwacht. Met daarbij ook een logische planning van huishoudelijke werkzaamheden (bijvoorbeeld zoveel mogelijk zelf voorbereiden van de was).

Het type en de grootte van de woning heeft geen invloed op het aantal uren hulp bij het huishouden. De woningkeuze is namelijk een eigen keuze van de inwoner en heeft hier dus zelf invloed op. Dit geldt ook voor het verzorgen van huisdieren (behalve hulphonden/dieren). Het onderhoud van de tuin hoort niet bij het huishouden.

Particuliere hulp

Is de inwoner al gewend om zelf een schoonmaakhulp in te huren en te betalen, dan is alleen het feit dat zich beperkingen voordoen geen reden om ondersteuning vanuit de gemeente te vragen. In de Wmo staan oplossingen die op eigen kracht gedaan kunnen worden namelijk voorop. Wel wordt gekeken of de inwoner kan doorgaan met de particuliere hulp en of deze hulp voldoende is.

Schoon en leefbaar huis

Het resultaat van de hulp is dat de inwoner beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, slaapkamer(s), de keuken, sanitaire ruimtes (badkamer en toilet) en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen regelmatig schoongemaakt te worden. Een schoon huis betekent niet dat alle ruimtes wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en op vaste momenten schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.

Basisuren voor een schoon huis

Hulp bij het huishouden bestaat uit basisuren (of een deel daarvan) voor een schoon huis en extra uren die individueel en op maat toegekend kunnen worden als dit nodig is. Het werkelijke aantal uren wordt per individu bepaalt en is afhankelijk van de eigen kracht en de aanvullend daarop benodigde uren. Maximaal zijn er 108 basisuren beschikbaar.

De basisuren worden toegekend als de inwoner recht heeft op ondersteuning bij het huishouden. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente omschreven niveau van schoon.

Het gaat om:

  • de lichte en zware schoonmaakwerkzaamheden (bijvoorbeeld afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen);

  • Maximaal 108 uren ondersteuning per jaar, die door de inwoner zelf ingezet kunnen worden. De inwoner stemt zelf met de hulp/aanbieder af welke taken worden uitgevoerd en hoe vaak.

Het aantal uren dat verstrekt wordt via de basisuren én het niveau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM.

Aanvullende uren op maat

Wanneer door aantoonbare (medische) beperkingen een inwoner niet genoeg ondersteund wordt door de basisuren, kunnen aanvullende uren ingezet worden. Dit kan ook als een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden. Via een onderzoek wordt bepaald of de inwoner aanvullende uren nodig heeft.

Er zijn twee vormen van aanvullende uren:

  • 1.

    Aanvullende enkelvoudige ondersteuning

  • 2.

    Aanvullende complexe ondersteuning

De volgende resultaten vallen onder Aanvullende enkelvoudige ondersteuning

A. Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Deze aanvullende uren kunnen ingezet worden als de inwoner door aantoonbare medische/fysieke belemmeringen niet genoeg resultaat kan bereiken met het slim inzetten van de beschikbare basisuren voor het realiseren van een schoon huis. Daarbij moet inhoudelijk geen ander resultaat behaald worden. Reden voor de inzet van deze aanvullende uren kan zijn:

  • ernstige fysieke beperkingen waardoor de inwoner zelf geen huishoudelijke werkzaamheden kan doen; of

  • medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is; of

  • medische/fysieke beperkingen waardoor het huis sneller vies wordt.

Ook kan de aanwezigheid van kinderen onder de 13 jaar ervoor zorgen dat een huis sneller vies wordt. Van ouders wordt verwacht dat zij proberen om kinderen zo min mogelijk extra rommel te laten maken, maar het kan een reden zijn voor extra uren op maat. De leeftijdsgrens van 13 jaar komt uit het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006.

De gemeente doet onderzoek en kijkt of het nodig is om, door de (medische) beperkingen van de inwoner, extra schoonmaaktijd in te zetten.

B. Het klaarzetten of bereiden van eten en drinken

Maaltijdverzorging is het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten en/of de warme maaltijd opwarmen. Voor de broodmaaltijd wordt 1 keer per dag tijd ingepland. Op dat moment worden 2 broodmaaltijden klaargezet. Voor de warme maaltijd wordt 1 keer per dag tijd ingepland.

C. Beschikken over schoon linnen- en beddengoed en schone kleding

Het doel van dit resultaat is het hebben van schoon linnen- en beddengoed en/of schone kleding. Het gaat om het wassen in de wasmachine, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed.

Van de inwoner wordt verwacht dat:

  • er een wasmachine is;

  • hij kleding heeft die niet gestreken hoeft te worden;

  • voorkomen wordt dat er extra was ontstaat door bijvoorbeeld het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.

Omvang, vorm en bepalen van aanvullende uren (enkelvoudig)

  • De aanvullende uren komen bij de basisuren voor een schoon huis;

  • De indicatie is in uren op jaarbasis, of het aantal uren naar rato;

  • Voor de hoogte van de indicatie wordt gebruik gemaakt van de tabel Richtlijn individuele weging. Deze tabel is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn;

  • De inwoner en de zorgaanbieder zorgen er samen voor dat de hulp zo goed mogelijk wordt ingezet zodat de tijd van de hulp zo goed mogelijk gebruikt wordt.

  • Een hoger opgeleide hulp is niet noodzakelijk.

Richtlijn individuele weging aanvullende uren enkelvoudige ondersteuning

Resultaat

Taken

Norm per jaar

 

Het gaat niet om een limitatieve lijst

De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een optelling aan uren. Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt.

Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Extra lichte taken en zware taken noodzakelijk als gevolg van:

  • medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt / ernstige klachten ten gevolge van COPD problematiek;

  • hogere vervuilingsgraad door gebruik noodzakelijke hulpmiddelen;

  • extra schoonmaak door incontinentie, speekselverlies, spugen;

  • extra schoonmaak door ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.

Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar.

Het klaarzetten of bereiden van eten en drinken

  • Broodmaaltijd bereiden en klaarzetten;

  • Koffie/thee zetten;

  • Warme maaltijd opwarmen.

Uitgaande van 30 minuten per dag, 5 dagen in de week is de richttijd 130 uur per jaar.

Beschikken over schoon linnen- en beddengoed en schone kleding

  • Wassen en centrifugeren in wasmachine. Deze drogen in droogmachine of ophangen;

  • Vouwen en opbergen;

  • Er kan sprake zijn van extra bewassing door bijvoorbeeld incontinentie of bedlegerigheid.

Op basis van 41 minuten per week bij een eenpersoonshuishouding, is de richttijd 35,5 uur per jaar. Op basis van 50 minuten per week bij een meerpersoonshuishouden is de richttijd 43,3 uur per jaar.

De volgende resultaten vallen onder Aanvullende complexe ondersteuning

D. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. De gemeente ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar. De ondersteuning is dus altijd tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven voor maximaal 3 maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden een oplossing te realiseren. Van ouders wordt verwacht dat zij zich maximaal zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Kinderopvang, peuterspeelzaal en voor- en naschoolse opvang zijn voorliggend aan de hulp van de gemeente. Ook wordt bekeken of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van het kind. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

E. Organiseren van huishoudelijke taken

Als een inwoner niet zelf zijn huishouden kan organiseren, kan de gemeente hier hulp voor inzetten. Naast het overnemen van huishoudelijke taken, heeft de hulp, aansturende- en regietaken. Daarbij heeft de hulp een extra verantwoordelijkheid, namelijk het signaleren van ongewenste of zorgelijke situaties bij de inwoner. Ook kan hulp bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoon houden van het huis, maar ook hulp bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan nodig zijn als de inwoner niet meer zelfstandig beslissingen kan nemen (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt.

Voorbeelden hiervan zijn een woning die erg vervuild is, het niet meer hebben van schone kleding, het niet hebben van genoeg eten en drinken of een huishouden wat niet meer op orde is waardoor een inwoner zich ook buitenshuis niet meer goed kan redden.

De hulp betrekt de inwoner zoveel mogelijk bij het maken van keuzes. Daarbij sluit de hulp aan bij het niveau, de vaardigheden en het leervermogen van de inwoner. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de inwoner zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorgeven aan de gemeente).

Omvang, vorm en bepalen aanvullende uren (complex)

  • De aanvullende uren komen bij de basisuren voor een schoon huis;

  • De indicatie is in uren op jaarbasis, of het aantal uren naar rato;

  • Voor de hoogte van de indicatie wordt gebruik gemaakt van de tabel Richtlijn individuele weging. Deze tabel is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn;

  • De inwoner en de zorgaanbieder zorgen er samen voor dat de hulp zo slim mogelijk wordt ingezet zodat de tijd van de hulp zo goed mogelijk gebruikt wordt.

  • Een hoger opgeleide hulp is wel mogelijk noodzakelijk (voor alle uren die zijn toegekend, ook voor de basisuren).

Richtlijn individuele weging aanvullende uren complexe ondersteuning

Resultaat

Taken

Het gaat niet om een limitatieve lijst.

Norm

De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een optelling aan uren. Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt.

Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Helpen/ondersteunen bij de persoonlijke verzorging van de kinderen (bijv. tandenpoetsen, aan/uit kleden, wassen, luier verschonen).

Hulp bij eten en/of drinken bij baby’s en kinderen;

Broodmaaltijd bereiden/warme maaltijd opwarmen/flesje melk bereiden voor baby.

Richttijd tot maximaal 40 uur per week.

(Indicatie kan maximaal afgegeven worden voor 3 maanden).

(Samen met klant) organiseren van huishoudelijke taken.

Opslaan en beheer van levensmiddelen;

Organisatie huishoudelijke activiteiten;

Helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden;

Signalerende, aansturende en regie taken.

Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar.

Bijlage 2 Richtlijn Begeleiding

Individuele begeleiding of groepsbegeleiding is bedoeld voor inwoners die zelfstandig wonen en onder de Wmo vallen, beperkt zelfredzaam zijn en niet volledig door het eigen sociale netwerk, maatschappelijke partners of andere partijen in de sociale basis kunnen worden ondersteund, vanwege het intensieve dan wel specifieke karakter van de zorgvraag.

Beperkingen in zelfredzaamheid en participatie

Er is sprake van beperkingen in zelfredzaamheid en participatie als het zelfstandig nemen van besluiten of oplossen van problemen niet vanzelfsprekend is. Wanneer de inwoner hulp nodig heeft bij het regelen van dagelijkse bezigheden of bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur, niet goed begrijpt wat anderen zeggen of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Als gevolg van deze problematiek is er bijsturing van taken vereist door een professional, omdat de situatie anders verslechtert en/of waardoor de veiligheid van de inwoner en/of zijn omgeving in gevaar zijn.

De beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie kunnen het gevolg zijn van belemmeringen op de volgende terreinen:

Beperkingen in cognitief functioneren

Beperkingen in cognitief functioneren kunnen het gevolg zijn van GGZ- en psychosociale problematiek, een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) of (Niet) Aangeboren Hersenletsel ((N)AH), als ook dementie. Als gevolg van de beperkingen in het cognitief functioneren ondervindt de inwoner belemmeringen in het dagelijkse leven en kan zich bijvoorbeeld sociaal niet goed redden. Er is vaak sprake van leerproblemen en soms ook van (ernstige) gedragsproblemen. Er kan ook sprake zijn van meervoudige problematiek zoals een combinatie van NAH met bijkomende GGZ- en psychosociale problematiek. Cognitieve beperkingen uiten zich in problemen met het geheugen, de snelheid van het denken, aandacht en concentratie, taalbegrip en uiten van taal, plannen, organiseren en overzicht bewaren of problemen in de waarneming. In het geval van dementie is er sprake van structurele beperkingen in oriëntatie en geheugen, waarbij er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving en desoriëntatie. Er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van (eenvoudige) taken en het vasthouden van een structuur gedurende de dag.

Beperkingen in psychisch en psychosociaal functioneren

Er is sprake van beperkingen in het psychisch functioneren van de inwoner als er regelmatig hulp nodig is vanwege problemen die veroorzaakt worden door een psychische en emotionele gesteldheid. Dit kan het denken, voelen en handelen zodanig beïnvloeden dat er structurele beperkingen ontstaan die leiden tot aanzienlijke belemmering van zelfredzaamheid en participatie. Deze beperkingen kunnen het gevolg zijn van GGZ- en psychosociale problematiek, zoals een stoornis in het autisme spectrum. Vaak gaat het om meervoudige (complexe) problematiek, soms om ernstige psychiatrische problematiek. Wanneer er sprake is van een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) is er altijd sprake van een combinatie van medische en sociale problematiek.

Lichamelijke beperkingen

Er is sprake van lichamelijke beperkingen wanneer inwoner wordt belemmerd door een verminderde/afwezige werking van lichamelijke functies (bijvoorbeeld handfunctie) waardoor structurele beperkingen ontstaan die leiden tot aanzienlijke belemmering van zelfredzaamheid en participatie. Deze lichamelijke beperking kan het gevolg zijn van lichamelijke problematiek als ook GGZ-problematiek of Aangeboren- of Niet Aangeboren Hersenletsel. Hierdoor is er hulp nodig bij het uitvoeren van taken en mogelijk moeten er taken worden overgenomen. Een (later in het leven optredende) lichamelijke beperking kan ook leiden tot gedragsproblematiek en/of een beperking in het cognitief en emotioneel functioneren van de inwoner, zoals bijvoorbeeld het geval is bij dementie of Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH).

Het resultaat van de begeleiding is het bereiken en behouden van een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en/of participatie, waarbij de inwoner wordt ondersteund door een begeleider. Het resultaat kan ook zijn dat de ondersteuning kan worden afgebouwd of overgedragen kan worden aan maatschappelijke partners in de sociale basis.

Bij het onderzoek of de maatwerkvoorziening begeleiding noodzakelijk is worden de volgende elementen betrokken:

  • Er is sprake van zware en/of chronische problematiek op meerdere levensgebieden en/of;

  • Het gaat om (complexe) problematiek die specifieke expertise vraagt; wanneer de inwoner ook in behandeling is (geweest), dient bij het bieden van de begeleiding advies ingewonnen te worden bij een behandelaar;

  • Het gaat om (complexe) problematiek die door de intensiviteit (langdurig regelmatig schema) en/of momenten waarop de begeleiding plaats moet vinden, niet kan worden uitgevoerd door maatschappelijke partners in de sociale basis;

  • Inwoner is onvoldoende in staat eigen kracht in te zetten en/of heeft een zwak of afwezig netwerk. Er is voldoende ontwikkelperspectief om de eigen kracht van de inwoner te vergroten en/of het eigen netwerk te benutten;

  • De situatie van de inwoner is instabiel of de veiligheid is in het geding

  • Begeleidingsvormen die zich richten op (of onderdeel zijn van) behandeling en (alternatieve) therapieën vallen onder de Zorgverzekeringswet. Dit is geen begeleiding zoals omschreven in deze leidraad.

Omvang Individuele Begeleiding

Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren, minimaal 1 maximaal 25 uur per week. Meer uren per week zijn indien nodig en duidelijk gemotiveerd mogelijk. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten: Dus welke activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd kosten deze activiteiten, hoe vaak per week en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar of is er ook vaak toezicht nodig? Deze indicatie is maatwerk.

Omvang Groepsbegeleiding

Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het maximum is 9 dagdelen dat is gelijk aan een in Nederland gebruikelijke 36-urige werkweek. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van de noodzaak, de mogelijkheden van de inwoner en het doel dat met de dagbesteding beoogd wordt.

Kortdurend verblijf of respijtzorg

Bij kortdurend verblijf logeert iemand maximaal 3 etmalen, (72 uur) per week in een instelling. Bijvoorbeeld in een gehandicapteninstelling, verpleeghuis of verzorgingshuis. Hierdoor wordt de mantelzorg ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt thuis kan blijven wonen. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die permanent toezicht nodig hebben. Bijvoorbeeld als er valgevaar is of als iemand zelf niet in staat is hulp in te roepen als dat nodig is of omdat er ernstige gedragsproblemen zijn.

Beschermd wonen, beschermd thuis en maatschappelijke opvang

Cliënten die door hun beperkingen (tijdelijk) niet in staat zijn zelfstandig te wonen, kunnen terecht in beschermd wonen. Beschermd wonen vindt vaak intramuraal plaats bij een instelling met een cluster van woonruimten, met een eigen leefeenheid of alleen een eigen slaapkamer. Beschermd wonen is belegd bij de gemeente Utrecht. De gemeente Utrecht ontvangt het budget voor deze taak en is verantwoordelijk voor de indicatiestelling. Het voortraject: onderzoek en doorgeleiding naar Utrecht vindt plaats in Stichtse Vecht. Over de uitstroom van mensen vanuit een beschermde woonvorm of de maatschappelijke opvang zijn afspraken gemaakt. Zoveel als mogelijk keren deze inwoners terug naar de gemeente van herkomst (beschermd thuis). Bij beschermd thuis is er 24 uur per dag een begeleider bereikbaar. Bij beschermd wonen is er 24 uur per dag een begeleider aanwezig.

Maatschappelijke opvang is bedoeld voor daklozen. Utrecht voert deze taak voor Stichtse Vecht uit. De daklozenopvang bevindt zich met name in Utrecht. Inwoners komen hier zelf terecht of via de centrale toegang van de gemeente Utrecht. Daklozen inwoners binnen Stichtse Vecht waar sprake is van meerdere (ernstige) problematieken vallen onder de verantwoordelijkheid van Utrecht, zij moeten voor een bed zorgen. Bij lichtere problematiek is Stichtse Vecht zelf verantwoordelijk en moet zorgen dat er een bed beschikbaar komt.

Een beroep doen op andere wetgeving en meervoudige domeinoverstijgende problematiek

De Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) kunnen voorliggend zijn op ondersteuning vanuit de Wmo. De Wlz kan voorliggend zijn als blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig is. De Zvw kan voorliggend zijn als behandeling mogelijk is. Wanneer de doelgroep te maken heeft met meervoudige problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Participatiewet wordt voor een goede afstemming van de ondersteuning gezorgd.

Persoonlijke verzorging

Wanneer er geen sprake is van geneeskundige zorg en ook geen risico daarop, maar wel behoefte aan lijfgebonden of lichaamsgerichte zorg, valt persoonlijke verzorging onder de Wmo en niet onder de zorgverzekeringswet. De behoefte aan persoonlijke verzorging hangt samen met de behoefte aan begeleiding. Bij zorgen over mogelijke verzwakking / verergering van de klachten is het van belang dat de Wmo-aanbieder afstemt met de wijkverpleegkundige of andere specialist, zodat tijdig de behoefte aan geneeskundige zorg, of risico daarop, wordt gesignaleerd.

In geval de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, gaat het aanvragen van persoonlijke verzorging via de Zorgverzekeringswet voor op het eventueel bieden van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo. Indien de enige huisgenoot van belanghebbende vanwege zijn/haar werk fysiek niet aanwezig is, wordt dit betrokken bij de afweging of de gebruikelijke hulp daadwerkelijk geleverd kan worden. Persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015 kan dan bestaan uit hulp bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL).

Bijlage 3. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een Algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen. Daarnaast moet het gangbaar zijn onder de gehele bevolking.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen komen niet in aanmerking voor een vergoeding van de gemeente. Het hangt altijd van de omstandigheden van de inwoner af of iets als algemeen gebruikelijk wordt gezien. De gemeente beoordeelt dit.

De gemeente merkt in ieder geval de volgende voorzieningen als algemeen gebruikelijk aan:

Vervoer

  • a.

    fiets (standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor);

  • b.

    bromfiets;

  • c.

    autoaanpassingen (bijvoorbeeld automatische transmissie; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco);

  • d.

    een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar;

  • e.

    openbaar vervoer.

Woonvoorzieningen:

  • a.

    toiletpot en verhoogd / hangend toilet, losse toiletverhoger, toiletstoel;

  • a.

    renovatie (bijvoorbeeld vervangen lavet door douche);

  • b.

    airconditioning woonruimte;

  • c.

    kooktoestellen algemeen;

  • d.

    zonwering (binnen en buiten);

  • e.

    alle vormen van kranen (eenhendel-mengkranen, thermostaatkranen en glijstangset);

  • f.

    intercom;

  • g.

    afzuigkap boven kooktoestel;

  • h.

    (teruggebogen) deurkrukken;

  • i.

    regulier aanrechtblad;

  • j.

    douchezitjes, douchestoelen en badzitjes;

  • k.

    beugels (wand/vloer), grepen (wand/vloer) en kleine drempelhulpen;

  • l.

    renovatie (van bijvoorbeeld badkamer of keuken);

  • m.

    waterbed;

  • n.

    antislip behandeling badkamervloer

  • o.

    spoelföhn.

Rolstoelen/scootmobielen:

accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar wel als nuttige accessoires aangeboden zoals:

  • a.

    regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak;

  • b.

    rolstoelhandschoenen;

  • c.

    accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers.

Overig:

  • a.

    lid worden van een vereniging;

  • b.

    domotica (bijv. robotstofzuiger);

  • c.

    activiteiten zoals een computercursus of taalles.