Regeling vervalt per 01-04-2028

Beleidsregels tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek 2025, 2026 en 2027 gemeente Zundert

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 21-05-2025 t/m 31-03-2028 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Beleidsregels tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek 2025, 2026 en 2027 gemeente Zundert

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert;

gelezen het bepaalde in art. 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht; titel 4.3 van de Algemene wet Bestuursrecht; en artikel 78gg van de Participatiewet;

Overwegende dat het gewenst is een beleidsregel vast te stellen om huishoudens, in het kader van de alleenverdienersproblematiek, in de jaren 2025, 2026 en 2027 een vaste forfaitaire tegemoetkoming te verstrekken.

besluit:

  • 1.

    De 'beleidsregels tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek 2025, 2026 en 2027 gemeente Zundert' vast te stellen;

  • 2.

    deze beleidsregels in werking te laten treden op de dag na bekendmaking en terug te laten werken tot en met 1 januari 2025.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Participatiewet;

    • b.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam Werkplein Hart van West-Brabant;

    • c.

      Alleenverdiener: het huishouden dat:

      • i.

        een inkomen heeft uit een uitkering, niet zijnde een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, eventueel aangevuld met een uitkering op grond van de Participatiewet en;

      • ii.

        vergeleken met een vergelijkbaar huishouden, waarvoor het inkomen uit enkel een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet bestaat, een lager bedrag aan tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt, als gevolg van de verschillende afbouwpaden van de dubbele algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 37, tweede lid, Participatiewet en in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en;

      • iii.

        een netto-inkomen en tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt dat in totaal lager ligt dan bij een vergelijkbaar huishouden waarvoor het inkomen uit een uitkering enkel bestaat uit een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, vanwege hetgeen genoemd is onder sub ii;

    • d.

      huishouden: twee personen die fiscaal partner en toeslagpartner van elkaar zijn voor het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • e.

      vaste tegemoetkoming: het bedrag dat over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 per jaar wordt vastgesteld bij ministeriële regeling in het kader van artikel 78gg, Participatiewet.

    • f.

      Werkplein: Werkplein Hart van West-Brabant.

    • g.

      Werkpleingemeente: gemeente: Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Zundert.

Artikel 2. Doelgroep tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek

  • 1. De vaste tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek wordt verstrekt aan een huishouden als bedoeld onder artikel 1 lid 2 onder c en d.

  • 2. Tot het huishouden wordt niet gerekend de persoon die op de datum van: ontvangst van de BSN-lijst van de Belastingdienst, of op datum aanvraag:

    • a.

      niet woonachtig is in de gemeente Zundert;

    • b.

      is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres;

  • 3. Er bestaat geen recht op de vaste tegemoetkoming als het vermogen van het huishouden hoger is dan de vermogensgrens van de zorgtoeslag zoals die geldt voor het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming wordt aangevraagd. Het peilmoment van het vermogen is 1 januari 00:00 uur van het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd.

Artikel 3. Hoogte vaste tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek en wijze van uitbetaling

  • 1. De hoogte van de vaste tegemoetkoming wordt jaarlijks bij ministeriële regeling bepaald.

  • 2. De vaste tegemoetkoming waarop recht bestaat wordt per kalenderjaar als één bedrag toegekend en uitgekeerd.

  • 3. De verstrekking voor het betreffende kalenderjaar wordt niet gewijzigd als het huishouden uit de Werkpleingemeente verhuist.

  • 4. Bij toepassing van artikel 5 twaalfde lid, wordt de tegemoetkoming waarop beide ex-fiscaal partners in dat betreffende kalenderjaar gezamenlijk recht hebben voor 50% uitbetaald aan ieder van hen.

Artikel 4. Ambtshalve toekenning

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kent aan ieder huishouden waarvan voor het betreffende kalenderjaar het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner is verstrekt aan het Werkplein op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet, ambtshalve de vaste tegemoetkoming voor dat kalenderjaar toe.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kent de vaste tegemoetkoming over de jaren: 2025, 2026 en/of 2027 ambtshalve toe aan het huishouden, indien:

    • a.

      het huishouden voor: 2025, 2026 en/of 2027 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor 2025, 2026 en 2027 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan het Werkplein op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij het Dagelijks Bestuur bekende gegevens over het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, het Dagelijks Bestuur vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming;

    • d.

      er zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten; en

    • e.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in één van de zes Werkpleingemeenten.

  • 3. Bij een voorgenomen ambtshalve toekenning moet de inwoner/aanvrager de volgende informatie verstrekken:

    • a.

      op basis van de ontvangen BSN-lijst van de Belastingdienst:

      • i.

        een kopie van een bankpas, of recent bankafschrift met daarop het rekeningnummer en de tenaamstelling.

    • b.

      op basis van over het voorafgaande kalenderjaar toegekende: bijzondere bijstand, of vaste tegemoetkoming op grond van artikel 78gg Pw:

      • i.

        een verklaring waaruit blijkt dat er zich in de periode tussen de vorige toekenning en heden geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de woon -en leefsituatie van het huishouden.

Artikel 5. Aanvraag zelfmelder

  • 1. Een huishouden dat niet voor ambtshalve toekenning op grond van artikel 4 in aanmerking komt kan een aanvraag voor de vaste tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek indienen bij het Werkplein Hart van West-Brabant. Hiervoor moeten zij het daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier op de website van het Werkplein Hart van West-Brabant gebruiken. In afwijking van deze digitale aanvraag is een schriftelijke aanvraag mogelijk indien naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur bijzondere omstandigheden in het individuele geval hiertoe aanleiding geven.

  • 2. Voor toepassing van lid 1 is het woonplaatsbeginsel als bedoeld in artikel 40 eerste lid van de Participatiewet op de aanvraagdatum bepalend en niet de periode waarop de kosten waarvoor de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd zich voordoen, of hebben voorgedaan.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur beoordeelt of de aanvrager alleenverdiener is als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder c.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur beoordeelt of de meestverdienende partner in het huishouden op de datum van aanvraag inwoner van één van de zes Werkpleingemeenten is en het huishouden voor het betreffende jaar nog geen vaste tegemoetkoming heeft ontvangen. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldoet, wordt de gevraagde vaste tegemoetkoming afgewezen.

  • 5. Bij de vaststelling van het inkomen om te bepalen of het huishouden tot de doelgroep van alleenverdieners behoort, telt alleen het inkomen van beide fiscale- en toeslagpartners mee.

  • 6. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid toetst het Dagelijks Bestuur als er sprake is van een vast maandinkomen, het inkomen van de maand voorafgaand aan de maand van aanvraag. Het Dagelijks Bestuur rekent dit maandinkomen om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 7. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid toetst het Dagelijks Bestuur als er sprake is van een variabel maandinkomen, het inkomen van de drie achtereenvolgende maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag. Het Dagelijks Bestuur rekent deze maandinkomens om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 8. Bij een aanvraag die betrekking heeft op een voorafgaand kalenderjaar toetst het Dagelijks Bestuur het inkomen aan de maand december van het voorafgaande kalenderjaar. Het Dagelijks Bestuur rekent dit maandinkomens om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 9. Bij de vaststelling van het vermogen hanteert het Dagelijks Bestuur de vermogensgrens van de zorgtoeslag zoals die geldt voor het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd. Het peilmoment van het vermogen is 1 januari 00:00 van het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd.

  • 10. De vaste tegemoetkoming over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 kan worden aangevraagd tot 1 april van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 11. Bij de aanvraag moet de aanvrager over de kalenderjaren: 2025, 2026 en 2027 de volgende informatie verstrekken:

    • a.

      Algemeen:

      • i.

        een kopie van een identiteitsbewijs van de aanvrager en de fiscale -toeslagpartner;

      • ii.

        een kopie van een bankpas, of recent bankafschrift met daarop het rekeningnummer en de tenaamstelling.

    • b.

      Inkomen en vermogen:

      • i.

        de voorlopige beschikking van de Belastingdienst – Toeslagen met berekeningsspecificatie over het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

      • ii.

        bewijs waaruit blijkt hoe hoog het vermogen van aanvragers is op het moment van aanvraag;

      • iii.

        bij een vast maandinkomen: de inkomensspecificatie(s) van de maand voorafgaand aan de maand van aanvraag van de aanvrager en de fiscaal-toeslagpartner. De inkomens-specificaties dienen zowel het nettoloon als ook het belastbaar loon te bevatten;

      • iv.

        bij een variabel maandinkomen: de inkomensspecificatie(s) van de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag van de aanvrager en de fiscaal-toeslagpartner. De inkomensspecificaties dienen zowel het nettoloon als ook het belastbaar loon te bevatten;

      • v.

        Bij een aanvraag die betrekking heeft op het voorafgaand kalenderjaar: de inkomens-specificatie(s) van de maand december van het voorafgaande kalenderjaar van de aanvrager en de fiscaal-toeslagpartner. De inkomensspecificaties dienen zowel het nettoloon als ook het belastbaar loon te bevatten.

  • 12. Als in het kalenderjaar waarop de aanvraag als bedoeld in lid 1 sprake was van fiscaal partnerschap maar door verbreking van die relatie bestaat dat fiscaal partnerschap op het moment van aanvraag niet meer, dan moeten beide partners ieder voor zich de aanvraag voor de vaste tegemoetkoming voor dat betreffende kalenderjaar indienen.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als de ‘Beleidsregels tijdelijke regeling alleenverdieners-problematiek 2025, 2026 en 2027 gemeente Zundert’.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2025.

  • 3. Deze beleidsregels vervallen met ingang van 1 april 2028 met dien verstande dat deze beleidsregels van toepassing blijven op vóór 1 april 2028 ingediende aanvragen voor een tegemoetkoming 2025, 2026 en 2027 en eventueel daartegen ingediende bezwaar -en beroepschriften.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 6 mei 2025

Burgemeester en wethouders van Zundert,

secretaris,

G.A.A. van Rijswijk

de burgemeester,

J.G.P. Vermue

Toelichting Beleidsregels tijdelijke regeling tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek

Toelichting algemeen

Iedereen in Nederland heeft recht op een besteedbaar inkomen op het bestaansminimum. Dit bedrag is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. Mensen met lage inkomens krijgen extra ondersteuning door middel van toeslagen. Een groep huishoudens ontvangt door een ongelukkige samenloop van wet- en regelgeving te weinig toeslagen. Dit heeft nadelige gevolgen voor het netto-inkomen van deze huishoudens. Zij ontvangen een netto-inkomen dat lager is dan een vergelijkbaar (echt)paar met bijstand en maximale toeslagen. Daarmee komen zij netto uit onder het bestaansminimum. Deze omstandigheden noemen we de Alleenverdienersproblematiek.

Deze problematiek ontstond in 2009 toen de overdraagbaarheid van de Algemene Heffingskorting gefaseerd werd afgebouwd (volledige afbouw in 2023), en daarbij een andere afbouw volgde dan de bijstandsuitkering (volledige afbouw in 2039). Het wegnemen van deze ongewenste situatie wordt in 3 fasen gecorrigeerd waarbij het rijk gemeenten heeft verzocht hierbij te ondersteunen in fase 1 en 2.

  • Fase 1: Gemeenten helpen het rijk in 2023 en 2024 met een oplossing via individuele bijzondere bijstand. Hiervoor is een handelingsperspectief geboden. Voor de uitvoering van deze fase heeft de gemeente in de 2e helft 2024 al beleid vastgesteld. De uitvoering van fase 1 door het Werkplein loopt van september 2024 tot april 2025.

  • Fase 2: Gemeenten helpen het rijk in 2025, 2026 en 2027 met (de uitvoering van) de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek.

  • Fase 3: Vanaf 2028 is door de Belastingdienst een definitieve oplossing voorzien via de fiscaliteit (de inkomstenbelasting).

De “Beleidsregels tijdelijke regeling tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek” hebben betrekking op fase 2, de “Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek” (Wtrap). Deze tijdelijke wet is op 1 januari 2025 in werking getreden. De wet is een aparte regeling binnen de Participatiewet. De Wtrap biedt de wettelijke grondslag om de bij de Belastingdienst bekende huishoudens met alleen-verdienersproblematiek over de jaren 2025, 2026 en 2027 ambtshalve een vaste tegemoetkoming te betalen. De vaste tegemoetkoming wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor het kalenderjaar 2025 is de tegemoetkoming vastgesteld op € 1.000,- per huishouden.

Het Inlichtingenbureau heeft eind januari 2025 de bij de Belastingdienst bekende Burgerservicenummers (BSN) van de meestverdienende partner van de betrokken huishoudens met het Werkplein Hart van West-Brabant gedeeld. Hierna heeft het Werkplein aan de gemeenten gevraagd om de ontvangen BSN te screenen via de Basisregistratie Personen (BRP). Screening betreft: wonen de huishoudens nog steeds in de gemeente en hebben zij nog een partner.

De in januari 2025 van de Belastingdienst ontvangen BSN’s zijn immers gebaseerd op de definitieve inkomsten -en vermogensgegevens over het belastingjaar 2023 [=belastingjaar T-2].

Inwoners waarvan het Werkplein de BSN heeft gekregen en die door de gemeentelijke BRP-screening komen, hebben recht op de tegemoetkoming in het jaar 2025. Het kan zijn dat dit recht op grond van actuele inkomens- en vermogensgegevens over 2025 er voor 2025 eigenlijk niet is. Het is bekend dat dit voor een deel van de inwoners gaat gelden. Toch heeft het Rijk (Ministerie SZW) bepaald dat aan alle inwoners waarvan de Belastingdienst de BSN verstrekt en die door de BRP-screening komen ambtshalve de tegemoetkoming mag worden toegekend. Wanneer een inwoner niet op de lijst met verstrekte BSN staat (en dus in 2023 geen recht op tegemoetkoming had), maar nu wel tot de doelgroep behoort, dan kan deze inwoner zelf een aanvraag voor deze regeling indienen. Als bij de boordeling van de aanvraag (=inkomen en vermogen van beide fiscaal-toeslagpartners) blijkt dat de inwoner tot de doelgroep behoort en recht heeft op een tegemoetkoming, dan wordt het voor dat betreffende jaar vastgestelde forfaitaire bedrag toegekend.

Belangrijkste verschillen tussen fase 1 en fase 2:

Fase 1:

Fase 2:

grondslag: individuele bijzondere bijstand

grondslag: aparte forfaitaire regeling in de Pw

  • maatwerkbeoordeling op basis van inkomen en vermogen beide partners,

  • inwonende kinderen en medebewoners (incl. hun inkomen en vermogen) zijn van belang,

  • verschuldigde subsidiabele huur bepaalt in hoge mate de hoogte te verstrekken bijzondere bijstand,

  • alléén toekenning op aanvraag.

  • alleen beoordeling of men tot de doelgroep behoort,

  • alleen inkomen van aanvrager en partner telt mee,

  • inwoning kinderen en medebewoners niet relevant,

  • behoort men tot de doelgroep: dan recht op forfaitair vergoedingsbedrag. Voor 2025 is dit bedrag bepaald op € 1.000 per huishouden,

  • aan: inwoners waarvan de Belastingdienst jaarlijks de BSN verstrekt + aan huishoudens die al bekend zijn bij het Werkplein omdat aan hen in de voorafgaande periode de alleen- verdienerscompensatie al eerder is verstrekt, kan de tegemoetkoming ambtshalve worden toegekend.

  • overige inwoners moeten aanvraag indienen.

Voor meer details: zie Toelichting artikelsgewijs.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt uitgegaan van de begrippen zoals vermeld in: de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tenzij in deze regeling anders is bepaald.

In lid 2 onder c is het begrip alleenverdiener gedefinieerd. Dit begrip is van belang om te kunnen beoordelen of de inwoner met zijn/haar partner tot de doelgroep van deze regeling behoort.

Ook is het begrip huishouden gedefinieerd. Dit begrip bepaalt dat voor de beoordeling van het recht op de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek alleen wordt gekeken naar de aanvrager en de fiscaal toeslagpartner. Dit is een afwijking van de Fase 1-regeling waarbij ook de inwoning van kinderen en medebewoners relevant was.

Artikel 2. Doelgroep tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek

Het per 1 januari 2025 ingevoerde artikel 78gg Pw in combinatie met het begrip: alleenverdiener in artikel 1 lid 2 onder c bepalen wie tot de doelgroep van deze regeling behoort.

Een voorwaarde om tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek te horen is dat het hoofd-inkomen van het huishouden moet bestaan uit een loondervingsuitkering van UWV of van een particuliere verzekeringsmaatschappij, of een Wajong-uitkering.

In het tweede lid is hier nog aan toegevoegd dat de persoon op: ontvangst van de BSN-lijst van de Belastingdienst, of de aanvraagdatum, daadwerkelijk nog woonachtig moet zijn in de gemeente.

Zoals vermeld in de Toelichting algemeen komen de BSN’s van de Belastingdienst uit het bestand van een belastingjaar wat vaak 2 jaar voor het actuele (toetsings)jaar ligt (=T-2).

In die tussentijd is de inwoner mogelijk verhuisd naar een andere gemeente, of misschien zelfs wel overleden. In die gevallen kan/mag er niet tot ambtshalve toekenning worden overgegaan.

Het derde lid bepaalt dat er geen recht op de tegemoetkoming bestaat als de inwoner en zijn/haar fiscaal toeslagpartner een vermogen heeft wat hoger is dan de vermogensvrijlating voor de zorgtoeslag. De vermogensvrijlating zorgtoeslag voor 2025 bedraagt € 179.429 als men een toeslagpartner heeft.

Artikel 3. Hoogte vaste tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek en wijze van uitbetaling

De Minister van SZW bepaalt jaarlijks de hoogte van de vaste tegemoetkoming. Voor het jaar 2025 is die vastgesteld op € 1.000.

Het tweede en derde lid regelen dat de te verstrekken tegemoetkoming als één bedrag voor een heel kalenderjaar wordt berekend en uitbetaald. Als een gezin vervolgens in de loop van een jaar verhuist naar een andere gemeente verandert dat niets aan de eerdere toekenning en uitbetaling.

Het 4e lid voorziet in de situatie dat er sprake is van ex-fiscaal partners. In zo’n situatie wordt het aan de voormalige “leefeenheid” toe te kennen recht met bijbehorende uitbetaling gesplitst. Iedere partner krijgt in dat geval de helft van de tegemoetkoming over dat betreffende jaar.

Artikel 4. Ambtshalve toekenning

Het eerste en tweede lid regelen de ambtshalve toekenning van de vaste tegemoetkoming aan huishoudens waarvan de Belastingdienst de BSN’s heeft verstrekt aan het Werkplein. Ambtshalve toekenning is ook mogelijk als het Werkplein aan een huishouden in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft al eerder de alleenverdienerscompensatie heeft verstrekt. Voorwaarde is wel dat er zich nadien geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden.

Om voor de ambtshalve toekenning in aanmerking te komen geldt wel de voorwaarde dat op het moment waarop het Werkplein de BSN-lijst van de Belastingdienst ontvangt men woonplaats moet hebben in één van de zes Werkplein-gemeenten. Dit is geregeld in artikel 2 lid 2.

In het derde lid staat beschreven welke informatie de inwoner nog moet aanleveren voordat het Werkplein tot ambtshalve toekenning kan overgaan. Voor inwoners die op de BSN-lijst van de Belastingdienst staan is dit alleen het bankrekeningnummer waarop het Werkplein de tegemoetkoming moet uitbetalen. Om AVG-technische redenen staan op de BSN-lijst van de Belastingdienst geen bankrekeningnummers. Daarom moet het Werkplein die ontbrekende informatie dan ook eerst tussentijds bij de inwoner opvragen voordat er ambtshalve kan worden toegekend.

Inwoners die niet op de BSN-lijst van de Belastingdienst staan maar aan wie het Werkplein over het voorafgaande kalenderjaar wel de tegemoetkoming heeft verstrekt, moeten aangeven of er zich tussen de vorige toekenning en heden relevante wijzigingen in de woon -en leefsituatie van het huishouden hebben voorgedaan. Als daarvan sprake is kan dat een reden zijn dat men niet voor ambtshalve toekenning in aanmerking komt. Voorbeelden van relevante wijzigingen kunnen bijvoorbeeld zijn: relatie is verbroken, of het hoofdinkomen van het huishouden bestaat niet meer uit een loondervingsuitkering van UWV of van een particuliere verzekeringsmaatschappij, of een Wajong-uitkering. Dan behoort men immers niet meer tot de doelgroep van deze regeling.

Artikel 5. Aanvraag zelfmelder

Een huishouden dat tot de doelgroep behoort, maar niet op de jaarlijkse BSN-lijst van de Belastingdienst staat, kan aanspraak op deze regeling maken door zelf een aanvraag in te dienen bij het Werkplein Hart van West-Brabant.

In het 2e lid is bepaald dat men op de aanvraagdatum wel woonplaats moet hebben in één van de zes Werkplein-gemeenten. Dit is geregeld in het tweede en vierde lid.

Een voorwaarde voor toekenning van de tegemoetkoming is dat men moet voldoen aan de begripsbepaling: “alleenverdiener” als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder c. Zie: derde lid.

Het vijfde lid bepaalt dat bij de beoordeling van het recht op tegemoetkoming alleen het inkomen en vermogen van beide fiscale - en toeslagpartners van belang is. Dit is een verruiming ten opzichte van de Fase 1-uitvoering. Bij Fase 1 werd ook gekeken of er kinderen en medebewoners inwoonden en hoe hoog hun inkomen en vermogen was.

De leden 6, 7 en 8 regelen de referteperiode voor de inkomenstoets bij ontvangen aanvragen van z.g. zelfmelders.

In het negende lid is bepaald dat voor de vermogenstoets aangesloten wordt bij de vermogensgrens die geldt voor het recht op zorgtoeslag.

Het tiende lid bepaalt tot wanneer er een aanvraag voor de tegemoetkoming alleenverdieners-problematiek ingediend kan worden. De uiterste aanvraagdatum is steeds 31 maart van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de aanvraag voor de vaste tegemoetkoming betrekking heeft.

Verwacht wordt dat het aantal aanvragen van inwoners die niet voor de ambtshalve toekenning in aanmerking komen heel beperkt zal zijn.

In het elfde lid is beschreven welke bewijsstukken de aanvrager bij een aanvraag, moet overleggen. Dit om te kunnen beoordelen of de aanvrager recht heeft op een tegemoetkoming op grond van deze regeling.

Het twaalfde lid voorziet in de situatie dat er in een kalenderjaar weliswaar sprake is van fiscaal-toeslagpartners, maar waarbij op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend die relatie is verbroken. Er zijn dan twee werkwijzen mogelijk:

  • één van beide partners kan een aanvraag voor het betreffende kalenderjaar indienen voor het gehele huishouden. Na toekenning regelen de ex-partners vervolgens de verdeling,

  • beide ex-partners moeten ieder voor hun deel voor het betreffende kalenderjaar een aanvraag indienen. Bij toekenning wordt aan ieder de helft van de tegemoetkoming uitbetaald.

De tweede werkwijze geniet de voorkeur. Niet in alle gevallen gaan partners immers in goede verstandhouding uit elkaar. In dat geval kan een vrijwillige onderlinge verdeling van de tegemoetkoming problematisch worden.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Op 1 januari 2025 is in de Participatiewet een nieuw artikel 78gg ingevoegd. Dit artikel regelt de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek. Omdat in deze beleidsregels het lokale beleid voor de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek is vastgelegd, moeten deze beleidsregels terugwerkende kracht hebben tot en met 1 januari 2025.

Omdat inwoners nog tot en met het 1e kwartaal 2028 een aanvraag voor het kalenderjaar 2027 kunnen indienen, kan de regeling per 1 april 2028 worden ingetrokken.

De lokale beleidsregels blijven uiteraard nog wel gelden voor tijdig ingediende aanvragen als bedoeld in artikel 5 eerste lid waarop nog geen besluit is genomen op de dag dat deze beleidsregels worden ingetrokken. Dat geldt ook voor bezwaar -en beroepsschriften tegen besluiten op aanvragen voor de vaste tegemoetkoming over de toeslagenjaren: 2025, 2026 en/of 2027 waarop dan nog geen definitief besluit is genomen.