Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739278
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739278/1
Beleidsregels uitwegen Berkelland 2025
Geldend van 15-05-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels uitwegen Berkelland 2025Burgemeester en wethouders van Berkelland;
overwegende dat er behoefte bestaat aan uitleg en nadere invulling van de weigeringsgronden voor een vergunning voor een uitweg;
gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening 2024 en zijn rechtsopvolgers;
B E S L U I T E N :
vast te stellen de:
Beleidsregels uitwegen Berkelland 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Definities
- -
Uitweg: een weg die een perceel met de openbare weg verbindt en daarmee toegang biedt tot een perceel. Met ‘uitweg’ wordt ook bedoeld: ‘inrit’, ‘uitrit’ en ‘oprit’;
- -
Openbare parkeerplaats: een voor iedereen toegankelijk en voor parkeren bestemd verhard of half verhard gedeelte van de rijweg. Hieronder vallen als zodanig ingerichte en herkenbare parkeerstroken en parkeervakken, alsmede de ruimte langs het trottoir zolang daar geen parkeerverbod van kracht is en de ruimte op de openbare weg voldoende is om hier te parkeren zonder de rijbaan te blokkeren.
Artikel 2 Reikwijdte
Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het maken, veranderen en gebruiken van een uitweg als bedoeld in artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening 2024 van de gemeente Berkelland en zijn rechtsopvolgers (hierna: Apv).
Het verbod is niet van toepassing op beperkingen gebiedsactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapverordening.
Indien een omgevingsplan regels of algemeen verbindende voorschriften bevat die relevant zijn voor het aanleggen, veranderen en gebruiken van uitwegen, dan dient de aanvrager er voor te zorgen dat aan de bepalingen van het omgevingsplan wordt voldaan.
Artikel 3 Weigeringsgronden
In artikel 2:12 van de Apv is bepaald dat het zonder omgevingsvergunning verboden is een uitweg naar de weg te maken of veranderen. Deze vergunning kan slechts worden geweigerd:
- a.
ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
- b.
als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
- c.
als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast, of
- d.
als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Hoofdstuk 2. Beleidsregels weigeringsgronden
Artikel 4 Voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg
Artikel 2:12, tweede lid, onderdeel a, van de Apv bepaalt dat de omgevingsvergunning geweigerd wordt ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg.
Een uitweg leidt tot gevaar voor het verkeer op de weg en wordt geweigerd in de volgende situaties:
- a.
op een plaats waar de rijweg zodanig smal is dat de uitweg wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een motorvoertuig niet direct kan worden in- of uitgereden;
- b.
op een onoverzichtelijke plek, waaronder in elk geval wordt verstaan:
- -
op of binnen een afstand van 5 meter van een rotonde, kruispunt of splitsing van wegen;
- -
in een onoverzichtelijke bocht of binnen een afstand van 5 meter van een onoverzichtelijke bocht;
- -
op of binnen een afstand van 5 meter van de plaats van opstelstroken dan wel voorsorteervakken op de rijbaan;
- -
op of binnen een afstand van 5 meter van een oversteekplaats voor fietsers en/of voetgangers;
- -
op of binnen een afstand van 25 meter van verkeerslichten of een spoorwegovergang;
- -
bij objecten die het vrije zicht belemmeren vanaf de uitweg op de rijbaan, het fietspad of het trottoir, zoals een muur, een schutting, struiken of een bomenrij.
- -
- c.
als de lengte van de parkeerplaats op eigen terrein kleiner is dan 5,00 meter, deze daardoor gedeeltelijk op de openbare weg ligt en hierdoor de vrije afwikkeling van het verkeer in het geding is.
Artikel 5 Zonder noodzaak ten koste van een openbare parkeerplaats
Artikel 2:12, tweede lid, onderdeel b, van de Apv bepaalt dat de omgevingsvergunning geweigerd wordt indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats.
Of er sprake is van het vervallen van één of meer openbare parkeerplaatsen vanwege de uitweg wordt bepaald aan de hand van een door de gemeente uit te voeren berekening van de hoeveelheid parkeerruimte zonder en met de uitweg. Bij deze berekening worden de op het moment van de aanvraag geldende richtlijnen van de CROW gevolgd voor wat betreft de lengte van een parkeerplaats.
Bij noodzaak wordt gekeken naar:
- 1.
Het doel van de uitweg. Een uitweg is noodzakelijk wanneer deze:
- •
toegang biedt tot een garage bij een gebouw op een particulier perceel;
- •
toegang biedt tot een rijweg op een particulier perceel ter ontsluiting van een gebouw of bouwwerk (geen gebouw zijnde);
- •
toegang biedt tot parkeergelegenheid op een perceel als dit door de gemeente vereist wordt om aan gehanteerde parkeernormen te voldoen.
- •
-
In de situatie waarin er één of meer openbare parkeerplaatsen zullen vervallen vanwege de uitweg en de uitweg dient niet één van de genoemde doelen, dan wordt de uitweg geweigerd.
- 2.
De gevolgen voor de openbare parkeergelegenheid. In de situatie waarin er één of meer openbare parkeerplaatsen zullen vervallen vanwege de uitweg en er reeds in de situatie zonder de uitweg sprake is van onvoldoende openbare parkeergelegenheid, dan wordt de uitweg geweigerd.
Deskundigen van de gemeente toetsen of er sprake is van voldoende openbare parkeerruimte aan de hand van de door de gemeente gehanteerde parkeernormen per functiecategorie (type woning, type bedrijf, type maatschappelijke instelling e.d.) voor het gebied binnen een straal van 100 meter rond de aangevraagde uitweg.
Artikel 6 Onaanvaardbare aantasting van het openbaar groen
Artikel 2:12, tweede lid, onderdeel c, van de Apv bepaalt dat de omgevingsvergunning geweigerd wordt indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast. Van aantasting op onaanvaardbare wijze is in ieder geval sprake als:
- a.
op de locatie van de aangevraagde uitweg een boom staat die onderdeel is van het openbaar groen en die niet gekapt mag worden zonder een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 22.8 Omgevingswet (jo. Bomenverordening 2023) en deze omgevingsvergunning niet wordt verleend;
- b.
de aangevraagde uitweg ten koste gaat van een boom die op de bijzondere bomenlijst van de gemeente staat;
- c.
de aangevraagde uitweg ten koste gaat van openbaar groen zodanig dat dit naar het oordeel van deskundigen van de gemeente de continuïteit van de groenstructuur in de directe omgeving aantast;
- d.
de uitweg gelegen is op minder dan 4 meter afstand van een boom, loodrecht gemeten tussen de zijkant van de uitweg en de boomstam, of gelegen is onder de kroonprojectie van een boom.
Artikel 7 Een tweede uitweg welke ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen
Een uitwegvergunning voor een tweede (en evt. volgende) uitweg welke ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen wordt geweigerd. De beoordelingsruimte die bestaat bij de weigeringsgronden zoals beschreven in de artikelen 5 en 6, is hier niet van toepassing.
Hoofdstuk 3 Aanvraag, vormgeving en realisatie
Artikel 8 Aanvraag
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan moet de aanvrager de volgende gegevens verstrekken:
- a.
de situering van de uitweg aan de voor-, zij- of achterzijde van het perceel;
- b.
de afmeting van de nieuwe uitweg of de te veranderen bestaande uitweg en de beoogde verandering daarvan;
- c.
de te gebruiken materialen;
- d.
de aanwezigheid van obstakels voor het aanleggen of veranderen van de uitweg, zoals bomen, lantaarnpalen en nutsvoorzieningen.
Artikel 9 Vormgeving
Artikel 9.1 Voor uitwegen ten behoeve van een woonperceel gelden de volgende regels:
- a.
een uitweg binnen de bebouwde kom is maximaal 3,50 meter breed en buiten de bebouwde kom maximaal 5,00 meter breed. De breedte wordt gemeten op de grens van het perceel met de openbare weg;
- b.
een uitweg ligt op ten minste 0,50 meter afstand van de zijdelingse perceelsgrens;
- c.
een bredere uitweg binnen de bebouwde kom tot maximaal 5,00 meter breed is toegestaan wanneer:
- -
deze het gevolg is van het combineren van twee bestaande uitwegen;
- -
er sprake is van twee (of meer) parkeerplaatsen of een dubbele garage op eigen terrein, en aangetoond is dat een bredere uitweg noodzakelijk is om die parkeerplaatsen onafhankelijk van elkaar te kunnen gebruiken;
- -
- d.
in het geval van één (gecombineerde) uitweg voor twee of meer percelen bedraagt de maximale breedte van een uitweg 5,00 meter;
- e.
de uitweg wordt bijvoorbeeld uitgevoerd met inritblokken (foto 1) of hoekelementen met betonstraatstenen (foto 2). Waar geen niveauverschil bestaat tussen erf en openbare weg wordt de uitweg uitgevoerd in een afwijkende verharding ten opzichte van de rijweg.
Foto 1
Foto 2
Artikel 9.2 Voor uitwegen ten behoeve van een bedrijfsperceel gelden de volgende regels:
- a.
een uitweg is maximaal 8 meter breed. De breedte wordt gemeten op de grens van het perceel en de openbare weg.
- b.
bij twee uitwegen dient er minimaal 8 meter ruimte tussen iedere uitweg aanwezig te zijn;
- c.
de uitweg heeft een afwijkende verharding in type en/of kleur ten opzichte van de openbare weg waar deze op aansluit;
- d.
op een bedrijventerrein heeft de uitweg over de gehele breedte een doorgetrokken witte markering van 20 cm breed op de grens van de uitweg en de openbare weg (foto 3).
Foto 3
Artikel 9.3 Voor uitwegen ten behoeve van een agrarisch perceel geldt:
- a.
een uitweg is maximaal 6 meter breed. De breedte wordt gemeten op de grens van het perceel en de openbare weg.
Artikel 10 Realisatie
Uitwegen op gronden die in beheer en onderhoud zijn bij de gemeente worden aangelegd door de gemeente. De aanleg vindt niet eerder plaats dan nadat de aanvrager een vergunning heeft ontvangen en de legeskosten en de uitvoeringskosten heeft betaald.
Hoofdstuk 4 Financiële- en slotbepalingen
Artikel 11 Kosten
-
1. De legeskosten die verbonden zijn aan een vergunningaanvraag komen voor rekening van de aanvrager. Hiervoor gelden de tarieven zoals die zijn opgenomen in de legesverordening van de gemeente.
-
2. Voor rekening van de aanvrager komen de kosten ten behoeve van de aanleg van de uitweg (inclusief eventuele extra kosten van maatregelen zoals het verplaatsen van een lichtmast, kolken, straatmeubilair, groenvoorzieningen en kabels en leidingen, het kappen van een boom, of het uitvoeren van compenserende maatregelen), tenzij:
- -
er sprake is van een reconstructie of (her)inrichting;
- -
er sprake is van een nieuwbouwlocatie waarbij de fase woonrijp maken nog niet is afgerond.
- -
-
3. De gemeente is verantwoordelijk voor en bekostigt het onderhoud aan uitwegen.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De Beleidsregels uitwegen Berkelland 2025 treden in werking op de dag na de bekendmaking.
-
2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels uitwegen Berkelland 2025.
Ondertekening
Burgemeester en wethouders van Berkelland,
de secretaris,
drs. J. Jonker
de burgemeester,
drs. J.H.A. van Oostrum
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl