Subsidieregeling Waterstof kennisontwikkeling en innovatie (NPG)

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 20-05-2025

Intitulé

Subsidieregeling Waterstof kennisontwikkeling en innovatie (NPG)

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

Overwegende dat:

  • in het startdocument en het programmakader van het Nationaal Programma Groningen de ambitie is uitgesproken om de energietransitie versnellen en in de provincie Groningen in 2035 voor een groot deel de gebouwde omgeving aardgasvrij te hebben;

  • Provinciale Staten hebben ingestemd met het uitvoeringsprogramma "Programmalijn Energie 2024-2025";

  • in het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2050 de CO2 emissies zijn gereduceerd tot nul;

  • in De Klimaatagenda Provincie Groningen 2030 is vastgesteld dat we als provincie een waterstofecosysteem willen faciliteren waarin voldoende koolstofarme waterstof beschikbaar is om de Groningse industrie te verduurzamen. Om dit doel te bereiken is het noodzakelijk dat er waterstofketens worden ontwikkeld, zodat er vraag en aanbod van waterstof ontstaat. Daarbij is ook nieuwe kennis en innovatie nodig om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van waterstof te faciliteren;

  • ook in de Economische Visie van de provincie Groningen wordt herkend dat onze provincie aantrekkelijk is als vestgingslocatie voor een waterstofecosysteem. Hierbij wordt ook het uitgangspunt genoemd dat de sector investeert in duurzame inzetbaarheid en scholing, onder andere in een waterstofcampus. Door in te zetten op o.a. kennis en innovatie, willen we ervoor zorgen dat onze bedrijvigheid toekomstbestendig is. Daarbij is het doel om nieuwe verbindingen te leggen, in het bijzonder ook tussen de kennisinstellingen en de bedrijven en in het innovatie ecosysteem als geheel. Deze regeling is opgesteld om ontwikkelingen op het gebied van kennis en innovatie te stimuleren.

Gelet op:

  • titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 3 van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • de Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018.

Besluiten:

Vast te stellen de:

Subsidieregeling Waterstof kennisontwikkeling en innovatie (NPG)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening of AGVV: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, laatstelijk gewijzigd bij Verordening EU 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023.

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun;

  • d.

    Duurzaamheid: het gebruik van technologieën, processen en energiebronnen die een significante bijdrage leveren aan de vermindering van milieu- en klimaateffecten, zoals CO₂-reductie, efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen en minimalisatie van afvalstromen;

  • e.

    Kaderverordening: Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • f.

    Onderneming: een eenheid die een economische activiteit uitoefent met rechtspersoonlijkheid en die bijdraagt aan de kennis- en innovatietrajecten in de waterstofsector;

  • g.

    Penvoerder: De partij binnen een samenwerkingsverband die als hoofdaanvrager optreedt bij de subsidieaanvraag. De penvoerder is verantwoordelijk voor de coördinatie, uitvoering en administratieve afhandeling van het project en fungeert als aanspreekpunt voor de subsidieverstrekker;

  • h.

    Procedureregeling: Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • i.

    Provincie: provincie Groningen;

  • j.

    Samenwerkingsverband: overeengekomen samenwerking die geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaand uit ten minste twee partijen, die is opgericht ten behoeve van de uitvoering van projectactiviteiten die bijdragen aan kennis- en innovatietrajecten in de waterstofsector;

  • k.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 2 Doel

Het doel van de regeling is stimuleren van kennis en innovatie gerelateerde activiteiten op het gebied van waterstof in de provincie Groningen door kennis over waterstof te vergroten, te verspreiden en te borgen in de regio. De regeling beoogt samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven te bevorderen en kennisinstellingen structureel te versterken op het gebied van waterstof.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door een:

    • a.

      Onderneming;

    • b.

      Kennisinstelling;

    • c.

      Publiekrechtelijke rechtspersoon;

    • d.

      Samenwerkingsverband.

  • 2. In het geval van een Samenwerkingsverband wordt subsidie aangevraagd door de Penvoerder van het Samenwerkingsverband en draagt het project aantoonbaar de instemming van alle deelnemers van het Samenwerkingsverband.

Artikel 4 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling subsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor experimentele of industriële onderzoeksprojecten (waaronder modellering) op het gebied van koolstofarme waterstof.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor een experimentele of industriële ontwikkeling van innovatieve technologieën en processen gericht op de waterstofketen.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt voor het opzetten van trainingen en onderwijsprogramma's gericht op waterstof.

  • 4. Subsidie kan worden verstrekt voor ontwikkeling van stageplekken bij bedrijven actief in de waterstofindustrie.

  • 5. Subsidie kan worden verstrekt voor investeringen in waterstofonderzoeksfaciliteiten.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 Awb en de artikelen 2.5 en 2.6 van de Procedureregeling wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    het project niet past binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen;

  • b.

    de aanvrager van de subsidie niet behoort tot de in artikel 3 vermelde doelgroep van deze regeling;

  • c.

    het project niet uitvoerbaar of financieel niet haalbaar is binnen de huidig geldende marktomstandigheden;

  • d.

    er geen sprake is van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 5;

  • e.

    het project niet voldoet aan de in artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen;

  • f.

    subsidieverstrekking tot gevolg zou hebben dat, gelet op artikel 8 van de AGVV, één of meer van de in artikel 4, eerste lid, van de AGVV genoemde aanmeldingsdrempels of de op grond van de AGVV toepasselijke maximale steunintensiteit zou worden overschreden;

  • g.

    het een Onderneming of een deelnemer van het Samenwerkingsverband betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

  • h.

    de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • i.

      subsidie verstrekt zou worden aan een Onderneming of een deelnemer van het Samenwerkingsverband die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of;

    • ii.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in artikel 6 van de AGVV.

Artikel 7 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de aanvrager maakt in de aanvraag aannemelijk dat de te subsidiëren activiteiten zoals genoemd in artikel 5 baten hebben die hoofdzakelijk landen in de provincie Groningen;

  • b.

    het project voldoet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid.

Artikel 8 Beoordelingscriteria

  • 1. Om subsidie te verlenen moet een aanvraag een minimaal aantal punten halen en voldoen aan alle knock out criteria. Het minimale aantal punten verschilt per activiteit:

    • a.

      activiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste, tweede en vijfde lid dienen minimaal 70 punten te behalen;

    • b.

      activiteiten als bedoeld in artikel 5, derde lid dienen minimaal 40 punten te behalen;

    • c.

      activiteiten als bedoeld in artikel 5, vierde lid dienen minimaal 23 punten te behalen.

  • 2. Aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

    • a.

      uitvoerbaarheid (knock out)

      Technische en organisatorische haalbaarheid: Uit de aanvraag moet blijken dat het project technisch haalbaar is. Dit omvat een duidelijke onderbouwing van de technische aanpak, inclusief gebruikte technologieën en processen. Daarnaast moet de organisatorische structuur van het project goed gepland en navolgbaar zijn, met heldere rollen en verantwoordelijkheden.

      Financiële stabiliteit van projectpartners: In de aanvraag moet navolgbaar worden beargumenteerd dat alle betrokken partners over voldoende financiële middelen en operationele capaciteit beschikken om het project succesvol uit te voeren.

      Risicobeheersing: De aanvraag moet een gedetailleerde risicobeoordeling bevatten, waarin de belangrijkste risico’s zijn geïdentificeerd. Tevens moet worden onderbouwd welke maatregelen worden genomen om deze risico’s te mitigeren;

    • b.

      relevantie voor beleidsdoelen (knock out)

      Dit criterium geldt niet voor artikel 5, vierde lid.

      Aansluiting bij provinciale doelstellingen: Uit de aanvraag moet blijken dat het project concreet bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen van de provincie Groningen op het gebied van waterstofkennis en -innovatie. Dit verband moet helder en aantoonbaar worden uitgelegd.

      En:

      Impact op regionale ontwikkeling: In de aanvraag moet navolgbaar worden beargumenteerd hoe het project bijdraagt aan de economische en technologische ontwikkeling binnen de provincie Groningen. Hierbij ligt de nadruk op duurzame groei en de versterking van de regionale waterstofsector;

    • c.

      financiële bijdrage (knock out)

      Eigen bijdrage van de aanvrager: Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager minimaal 50% van de totale projectkosten (in-kind) cofinanciert. Deze (in-kind) cofinanciering moet duidelijk en aantoonbaar worden onderbouwd in de begroting bij de aanvraag;

    • d.

      innovativiteit (25 punten)

      Dit criterium geldt niet voor de activiteit als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid.

      Nieuwheid van de voorgestelde oplossingen: In de aanvraag moet navolgbaar worden aangetoond dat de voorgestelde technologieën, methoden of processen innovatief zijn en een duidelijke vooruitgang vormen ten opzichte van de huidige stand van zaken in de waterstofsector.

      Originaliteit: De aanvraag moet beargumenteren hoe het project nieuwe kennis, methoden of vaardigheden genereert die waardevol zijn voor de waterstofsector en de bredere energietransitie;

    • e.

      samenwerking en kennisdeling (25 punten)

      Samenwerkingsverbanden: De aanvraag moet duidelijk maken welke kennisinstellingen en bedrijven betrokken zijn bij het project en hoe deze partijen samenwerken. Het belang en de kwaliteit van deze samenwerking moeten navolgbaar worden beargumenteerd.

      Kennisoverdracht: Uit de aanvraag moet blijken hoe het project bijdraagt aan kennisdeling, bijvoorbeeld via workshops, publicaties of sector brede platforms. De inzet en impact van deze activiteiten moeten concreet worden beschreven.

      Stageplaatsen en onderwijs: De aanvraag moet aangeven hoeveel stageplaatsen en/of onderwijsprogramma’s worden ontwikkeld, en welke bijdrage deze leveren aan de ontwikkeling van de benodigde vaardigheden in de sector;

    • f.

      versterking van kennisinstellingen (25 punten)

      Dit criterium geldt niet voor de activiteit als bedoeld in artikel 5, vierde lid.

      Versterking van de kennisinfrastructuur: De aanvraag moet aantonen hoe het project bijdraagt aan de verbetering van de kennisinfrastructuur van betrokken kennisinstellingen, bijvoorbeeld door nieuwe faciliteiten of onderzoekscapaciteit te creëren.

      Ondersteuning van onderwijs en onderzoek: In de aanvraag moet navolgbaar worden beschreven hoe het project bijdraagt aan de versterking van onderwijsprogramma’s en/of wetenschappelijk onderzoek op het gebied van waterstof;

    • g.

      duurzaamheid en lange termijn impact (10 punten)

      Dit criterium geldt niet voor de activiteit als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid.

      Milieueffecten: Uit de aanvraag moet blijken hoe het project bijdraagt aan een duurzame energietransitie. Dit omvat een concrete beschrijving van de milieueffecten, zoals reductie van CO₂-uitstoot of andere duurzaamheidsvoordelen.

      Langetermijnbijdrage: De aanvraag moet onderbouwen hoe het project op lange termijn bijdraagt aan een robuuste en duurzame waterstofinfrastructuur, inclusief de opschaling van innovaties;

    • h.

      toegevoegde waarde voor de waterstofsector (10 punten)

      Dit criterium geldt niet voor de activiteit als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid.

      Relevantie voor de sector: De aanvraag moet navolgbaar uitleggen hoe het project inspeelt op de huidige behoeften en uitdagingen in de waterstofsector.

      Potentieel voor opschaling en replicatie: Uit de aanvraag moet blijken dat het project potentieel heeft om op grotere schaal of in andere regio’s te worden toegepast. Dit moet concreet en onderbouwd worden beschreven;

    • i.

      integraliteit en samenhang (5 punten)

      Dit criterium geldt niet voor de activiteit als bedoeld in artikel 5, derde lid.

      Rollen van verschillende partijen: De aanvraag moet aantonen welke rol elke betrokken partij (kennisinstellingen, bedrijven, overheden) speelt in het project. De bijdrage van elke partij moet helder worden beschreven en gerechtvaardigd.

      Samenhang met eerdere projecten: In de aanvraag moet worden uitgelegd hoe het project voortbouwt op eerdere initiatieven, bijvoorbeeld ontstaan vanuit andere subsidieregelingen (bijv. de JTF-campusregeling). Indien het project niet gebaseerd is op eerder geïnitieerde projecten, moet het potentieel worden beschreven om als basis te dienen voor toekomstige projecten.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    voor activiteiten uit artikel 5, eerste en tweede lid worden de subsidiabele kosten beperkt tot kosten als genoemd in artikel 25 en 49 van de AGVV;

  • b.

    voor activiteiten uit artikel 5, derde en vierde lid worden de subsidiabele kosten beperkt tot kosten als genoemd in artikel 31 AGVV;

  • c.

    voor de activiteit uit artikel 5, vijfde lid worden de subsidiabele kosten beperkt tot kosten als genoemd in artikel 26 AGVV;

  • d.

    loonkosten voor activiteiten die direct verbonden zijn aan subsidiabele activiteiten mogen worden opgevoerd als kosten, voor zover vastgesteld met Integrale Kostensystematiek of het Handleiding Overheidstarieven.

Artikel 10 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.5 van de Procedureregeling komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    algemene overheadkosten;

  • b.

    marketing- en promotiekosten;

  • c.

    advies- en Consultantkosten zonder directe projectrelevantie;

  • d.

    reiskosten;

  • e.

    boetes, juridische kosten en schadevergoeding;

  • f.

    exploitatiekosten zonder directe projectrelevantie;

  • g.

    kosten voor educatie en/of trainingen die niet direct verbandhouden met het project of direct noodzakelijk zijn om de doelen van het project te halen.

Artikel 11 Indieningsvereisten

  • 1. Een subsidieaanvraag voor subsidie kan elektronisch worden ingediend bij het SNN. Elektronische indiening vindt plaats via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een projectplan en een begroting conform het door het SNN beschikbaar gestelde format.

  • 3. Onverminderd artikel 2.1, lid 1 en 2 van de Procedureregeling bevat een aanvraag:

    • a.

      een projectbeschrijving op activiteitenniveau. Gebruik deze om alle belangrijke onderdelen te onderbouwen of toelichting te geven op de andere bijlagen van uw aanvraag;

    • b.

      een businesscase, waaruit per kalenderjaar de omvang van de investeringen blijkt (inclusief geplande investeringsbesluit). In ieder geval bevat deze businesscase een investerings- en exploitatiebegroting. Indien andere subsidies worden aangetrokken voor het project, dient u duidelijk inzichtelijk te maken welke subsidies aangevraagd dan wel beschikt zijn;

    • c.

      een plan voor kennisdeling en evaluatie van de impact op de waterstofsector;

    • d.

      een samenwerkingsovereenkomst waarin de rollen, verantwoordelijkheden, en financiële bijdragen van alle partners duidelijk worden beschreven;

    • e.

      een toelichting waarom de aanvraag past binnen artikel 25, 26, 31 of 49 van de AGVV, inclusief verklaring geen financiële moeilijkheden en geen openstaand bevel tot terugvordering;

Artikel 12 Indieningstermijn

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met ingang van 20 mei 2025 tot en met 1 juli 2028.

Artikel 13 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 9.900.000,-.

Artikel 14 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5 bedraagt in alle gevallen maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €2.500.000,-. Dit geldt ook als op grond van de staatssteunregels een hoger percentage of bedrag kan worden verstrekt.

  • 2. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid wordt berekend aan de hand van artikel 25 of 49 AGVV.

  • 3. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid wordt berekend aan de hand van artikel 31 AGVV.

  • 4. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 5, vijfde lid wordt berekend aan de hand van artikel 26 AGVV.

  • 5. Voor toepassing van steun geldt dat het percentage als bedoeld in lid 1 wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal aan steun die aangemerkt moet worden als staatssteun niet meer bedraagt dan op grond van het Europese steunkader is toegestaan.

Artikel 15 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 16 Staatssteun

Subsidie kan worden verstrekt met toepassing van artikel 25, 26, 31 en 49 van de AGVV.

Artikel 17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in aanvulling op artikel 2.10 van de Procedureregeling in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger voert de activiteiten zoals omschreven in artikel 5 uit voor 1 juli 2029;

  • b.

    de subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 13 weken na afronding van de subsidiabele activiteiten het vaststellingsverzoek in;

  • c.

    de subsidieontvanger start het project uiterlijk binnen 1 jaar na goedkeuring van de aanvraag;

  • d.

    de uitvoering van het project dient uiterlijk één jaar na het verlenen van de subsidie te zijn gestart;

  • e.

    de aanvrager verspreidt kennis over het project door de resultaten en leerpunten van het project publiek beschikbaar te maken en actief te delen;

  • f.

    de resultaten in stand te houden voor een periode van vijf jaar na het besluit tot subsidievaststelling;

  • g.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan 12 maanden bedraagt;

  • h.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • i.

    het delen van de opgedane kennis met de provincie Groningen.

  • j.

    aanvrager verspreidt de kennis door de (indien van toepassing) resultaten en leerpunten van het project publiek beschikbaar te maken en actief te delen;

Artikel 18 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken voor de activiteiten genoemd in artikel 5 op aanvraag vooruitlopend op realisatie van de projectactiviteiten een voorschot van 20% van de verleende subsidie.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat. Dit is altijd het geval als de financiering niet zeker is gesteld.

  • 3. Gedeputeerde Staten verstrekken op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten. Het voorschot bedraagt de in de rapportage verantwoorde gemaakte en betaalde subsidiabele kosten, vermenigvuldigd met het toegestane subsidiepercentage, bedoeld in artikel 14 eerste lid.

  • 4. De voorschotten bedragen in totaal maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 19 Subsidievaststelling

Na afronding van het project dient de aanvrager binnen 13 weken een verzoek tot subsidievaststelling in.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 mei 2025.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Waterstof kennisontwikkeling en innovatie (NPG).

Ondertekening

Groningen, 6 mei 2025

Gedeputeerde Staten van Groningen:

René Paas, voorzitter

Hans Schrikkema, secretaris

Bijlage I Staatssteun

Artikel 25 AGVV Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten

  • 1.

    Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, met inbegrip van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel „Excellentiekeur” hebben gekregen, en gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en, indien van toepassing, steun voor gecofinancierde teamvormingsacties is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    Het gesteunde deel van het onderzoeks- en ontwikkelingsproject valt volledig binnen één of meer van de volgende categorieën:

    • a)

      fundamenteel onderzoek;

    • b)

      industrieel onderzoek;

    • c)

      experimentele ontwikkeling;

    • d)

      haalbaarheidsstudies.

  • 3.

    De in aanmerking komende kosten van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten worden bij een specifieke categorie onderzoek en ontwikkeling ingedeeld en betreffen:

    • a)

      personeelskosten: onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b)

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c)

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;

    • d)

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e)

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien; onverminderd artikel 7, lid 1, derde zin, kunnen deze projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling bij wijze van alternatief worden berekend op basis van een vereenvoudigde kostenbenadering in de vorm van een vast percentage tot 20 %, dat wordt toegepast op de totale in aanmerking komende projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in de punten a) tot en met d). In dat geval worden de voor de berekening van de indirecte kosten gebruikte projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling vastgesteld op basis van normale boekhoudkundige praktijken en omvatten zij uitsluitend in aanmerking komende projectkosten voor onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in de punten a) tot en met d).

  • 4.

    Bij haalbaarheidsstudies zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van de studie.

  • 5.

    De steunintensiteit bedraagt voor elke begunstigde ten hoogste:

    • a)

      100 % van de in aanmerking komende kosten voor fundamenteel onderzoek;

    • b)

      50 % van de in aanmerking komende kosten voor industrieel onderzoek;

    • c)

      25 % van de in aanmerking komende kosten voor experimentele ontwikkeling;

    • d)

      50 % van de in aanmerking komende kosten voor haalbaarheidsstudies.

  • 6.

    De steunintensiteiten voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling kunnen worden verhoogd tot een maximale steunintensiteit van 80 % van de in aanmerking komende kosten overeenkomstig de volgende punten a) tot en met d), waarbij de punten b), c) en d) onderling niet mogen worden gecombineerd:

    • a)

      met 10 procentpunten voor middelgrote ondernemingen en met 20 procentpunten voor kleine ondernemingen;

    • b)

      met 15 procentpunten indien één van de volgende voorwaarden is vervuld:

      • i)

        het project behelst daadwerkelijke samenwerking: — tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een kmo is, of wordt uitgevoerd in ten minste twee lidstaten of in een lidstaat en in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst, en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70 % van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening; of — tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10 % van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;

      • ii)

        de projectresultaten worden ruim verspreid via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software;

      • iii)

        de begunstigde verbindt zich ertoe licenties voor onderzoeksresultaten van gesteunde projecten inzake onderzoek en ontwikkeling die door intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd, tijdig tegen marktprijs en op niet-exclusieve en niet-discriminerende basis beschikbaar te stellen voor gebruik door geïnteresseerde partijen in de EER;

      • iv)

        het project inzake onderzoek en ontwikkeling wordt uitgevoerd in een steungebied dat aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag voldoet; of

    • c)

      met 5 procentpunten indien het project inzake onderzoek en ontwikkeling wordt uitgevoerd in een steungebied dat aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag voldoet;

    • d)

      met 25 procentpunten indien het project inzake onderzoek en ontwikkeling:

      • i)

        door een lidstaat is geselecteerd na een openbare oproep om deel uit te maken van een project dat gezamenlijk wordt opgezet door ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst; en

      • ii)

        een daadwerkelijke samenwerking inhoudt tussen ondernemingen in ten minste twee lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst wanneer de begunstigde een kmo is, of in ten minste drie lidstaten of overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst wanneer de begunstigde een grote onderneming is; en

      • iii)

        indien ten minste een van de twee volgende voorwaarden is vervuld:

        • de resultaten van het project inzake onderzoek en ontwikkeling worden ruim verspreid in ten minste drie lidstaten of overeenkomst sluitende partijen bij de EER-overeenkomst via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software; of

        • de begunstigde verbindt zich ertoe licenties voor onderzoeksresultaten van gesteunde projecten inzake onderzoek en ontwikkeling die door intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd, tijdig tegen marktprijs en op niet-exclusieve en niet-discriminerende basis beschikbaar te stellen voor gebruik door geïnteresseerde partijen in de EER.

  • 7.

    De steunintensiteit voor haalbaarheidsstudies kan worden verhoogd met 10 procentpunten voor middelgrote ondernemingen en met 20 procentpunten voor kleine ondernemingen.

Artikel 26 AGVV Investeringssteun voor onderzoeksinfrastructuur

  • 1.

    Steun voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    Wanneer met onderzoeksinfrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie.

  • 3.

    De prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, stemt overeen met een marktprijs.

  • 4.

    Toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld.

  • 5.

    De in aanmerking komende kosten zijn de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.

  • 6.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 50 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan tot 60 % worden verhoogd indien ten minste twee lidstaten overheidsfinanciering verstrekken, of voor een onderzoeksinfrastructuur die op het niveau van de Unie wordt geëvalueerd en geselecteerd.

  • 7.

    Wanneer onderzoeksinfrastructuur overheidsfinanciering ontvangt voor zowel economische als niet-economische activiteiten, werken lidstaten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme uit om te garanderen dat de toepasselijke steunintensiteit niet wordt overschreden door een toename van het aandeel economische activiteiten ten opzichte van de situatie waarmee op het tijdstip van de toekenning van de steun werd gerekend.

Artikel 31 AGVV Opleidingssteun

  • 1.

    Opleidingssteun is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    Er wordt geen steun toegekend voor opleiding die ondernemingen geven om te voldoen aan bindende nationale opleidingsnormen.

  • 3.

    De in aanmerking komende kosten zijn de volgende:

    • a)

      de personeelskosten van de opleiders, voor de uren dat de opleiders aan de opleiding deelnemen;

    • b)

      rechtstreeks met het opleidingsproject verband houdende operationele kosten van opleiders en deelnemers aan de opleiding, zoals reiskosten, accommodatiekosten, materiaal en benodigdheden die rechtstreeks met het project verband houden, de afschrijving van werktuigen en uitrusting voor zover deze uitsluitend voor het opleidingsproject worden gebruikt;

    • c)

      kosten van adviesdiensten met betrekking tot het opleidingsproject;

    • d)

      de personeelskosten van de deelnemers aan de opleiding en algemene indirecte kosten (administratieve kosten, huur, algemene vaste kosten), voor de uren dat de deelnemers de opleiding bijwonen.

  • 4.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 50 % van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan als volgt worden verhoogd tot een maximale steunintensiteit van 70 % van de in aanmerking komende kosten:

    • a)

      met 10 procentpunten indien de opleiding aan werknemers met een handicap of aan kwetsbare werknemers wordt gegeven;

    • b)

      met 10 procentpunten indien de steun aan middelgrote ondernemingen wordt toegekend en met 20 procentpunten indien de steun aan kleine ondernemingen wordt toegekend.

  • 5.

    Wanneer de steun in de sector van het zeevervoer wordt toegekend, kan de steunintensiteit worden verhoogd tot 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a)

      de deelnemers aan de opleiding behoren niet tot de bemanning, maar tot de opvarenden, en b) de opleiding vindt plaats aan boord van schepen die in de Unie zijn geregistreerd.

Artikel 49 AGVV Steun voor studies of consultancydiensten inzake milieubescherming en energiethema’s

  • 1.

    Steun voor studies of consultancydiensten, met inbegrip van energieaudits, die rechtstreeks verband houden met op grond van dit deel voor steun in aanmerking komende investeringen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    Indien de volledige studie of consultancydienst investeringen betreft die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn de in aanmerking komende diensten de kosten van de studie of consultancydienst. Indien slechts een deel van de studie of de consultancydienst betrekking heeft op investeringen die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van het deel van de studie of de consultancydienst dat met die investeringen verband houdt.

  • 2bis.

    Steun wordt toegekend, ongeacht of de bevindingen van de studie of de consultancydienst worden gevolgd door een investering die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komt.

  • 3.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 60 % van de in aanmerking komende kosten.

  • 4.

    De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd bij studies of consultancydiensten voor rekening van kleine ondernemingen en met 10 procentpunten bij studies of consultancydiensten voor rekening van middelgrote ondernemingen.

  • 5.

    Voor energieaudits die worden uitgevoerd om aan Richtlijn 2012/27/EU te voldoen, wordt alleen steun toegekend indien de energieaudit wordt uitgevoerd naast de op grond van die richtlijn verplichte energieaudit.

Bijlage II - Beoordelingssystematiek

Onderzoeksprojecten en modellering op het gebied van koolstofarme waterstof

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

indieningsdatum

 
 

uiterlijke beschikkingsdatum

 
 

 
 

Weigeringsgronden

 
 

beleidstoets door provincie

beleidstoets door provincie

 

beoordeling uitvoeringsorganisatie

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

beleidstoets door provincie

beleidstoets door provincie

 

beoordeling uitvoeringsorganisatieingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

beoordeling uitvoeringsorganisatiede artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 70.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria: Onderzoeksprojecten en modellering op het gebied van koolstofarme waterstof

Omschrijving

Beoordelingsschaal

Punten

Uitvoerbaarheid (knock-out)

Het project is technisch en organisatorisch haalbaar, onderbouwd met een duidelijk plan van aanpak, planning en voldoende middelen.

 
 

Relevantie voor Beleidsdoelen (knock-out)

Project draagt aantoonbaar bij aan provinciale doelstellingen op het gebied van waterstofontwikkeling en verduurzaming.

 
 

Financiële Bijdrage (knock-out)

De aanvragende partij(en) draagt minimaal 50% bij aan de kosten van het project.

 
 

Samenwerking en Kennisdeling (25 punten)

Het project omvat samenwerking tussen relevante partijen en bevat een strategisch plan voor effectieve kennisdeling.

Zeer goed: Het project toont een breed consortium met duidelijk gedefinieerde rollen, uitgebreide kennisdeling en concrete output.

25

 
 

Goed: Het project omvat een goed samenwerkingsverband met relevante partijen, maar de kennisdeling is minder uitgebreid.

20

 
 

Voldoende: Het project toont enige samenwerking, maar de kennisdeling is beperkt en onvoldoende onderbouwd.

10

 
 

Onvoldoende: Het project toont geen aantoonbare samenwerking of strategie voor kennisdeling.

0

Innovativiteit (25 punten)

Het project introduceert nieuwe technologieën, methodologieën of processen die bijdragen aan de kennisontwikkeling rondom waterstof.

Zeer goed: Het project biedt innovatie met substantiële impact en/of potentie voor brede toepassing binnen de sector.

25

 
 

Goed: Het project bevat innovatieve elementen, maar deze zijn beperkt toepasbaar.

20

 
 

Voldoende: Het project bevat beperkte innovaties en richt zich voornamelijk op incrementele verbeteringen.

10

 
 

Onvoldoende: Het project bevat geen aantoonbare innovatie of vooruitgang.

0

Versterking van Kennisinstellingen (25 punten)

Het project draagt substantieel bij aan de versterking van de regionale kennisinfrastructuur en onderzoeksfaciliteiten.

Zeer goed: Het project levert significante en duurzame verbeteringen aan de kennisinfrastructuur, met brede toepasbaarheid.

25

 
 

Goed: Het project versterkt de kennisinfrastructuur, maar de impact is beperkter in omvang of duur.

20

 
 

Voldoende: Het project draagt marginaal bij aan de versterking van kennisinstellingen en onderzoeksfaciliteiten.

10

 
 

Onvoldoende: Het project biedt geen aantoonbare bijdrage aan de kennisinfrastructuur.

0

Lange termijn impact (10 punten)

Het project richt zich op verduurzaming binnen de waterstofsector, met aantoonbare reductie van CO₂-uitstoot en andere voordelen.

Zeer goed: Het project levert een goed onderbouwde en meetbare bijdrage aan verduurzaming, inclusief lange termijn impact.

10

 
 

Goed: Het project bevat concrete duurzaamheidsmaatregelen, maar de lange termijn impact is minder duidelijk uitgewerkt.

7

 
 

Voldoende: Het project adresseert verduurzaming, maar de maatregelen zijn onvoldoende concreet of meetbaar.

5

 
 

Onvoldoende: Het project toont geen aantoonbare bijdrage aan verduurzaming of lange termijn impact.

0

Toegevoegde Waarde voor de Waterstofsector (10 punten)

Het project versterkt de waterstofsector door resultaten met potentieel voor replicatie en opschaling.

Zeer goed: Het project biedt substantiële waarde voor de sector en heeft een sterk potentieel voor brede toepassing.

10

 
 

Goed: Het project toont een duidelijke toegevoegde waarde, maar de potentie voor opschaling is beperkt.

7

 
 

Voldoende: Het project levert beperkte toegevoegde waarde voor de sector, met minimale opschaalmogelijkheden.

5

 
 

Onvoldoende: Het project biedt geen aantoonbare waarde of impact binnen de sector.

0

Integraliteit en Samenhang (5 punten)

Het project sluit aan bij bestaande initiatieven en draagt bij aan het bredere ecosysteem van waterstofinnovatie.

Zeer goed: Het project bouwt voort op eerdere initiatieven en toont sterke samenhang en synergie met bestaande projecten.

5

 
 

Goed: Het project toont aansluiting bij bestaande initiatieven, maar de samenhang is minder volledig uitgewerkt.

3

 
 

Voldoende: Het project toont enige aansluiting, maar mist duidelijk synergie met andere projecten.

2

 
 

Onvoldoende: Het project sluit niet aan bij bestaande initiatieven en mist samenhang binnen het ecosysteem.

0

Maximaal aantal punten

100

 
 

Minimaal aantal punten

70

 
 

Ontwikkeling van innovatieve technologieën en processen gericht op de waterstofketen

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

indieningsdatum

 
 

uiterlijke beschikkingsdatum

 
 

Weigeringsgronden

 
 

het project past niet binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen

beleidstoets door provincie

 

het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is binnen de huidig geldende marktomstandigheden

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

het project voldoet niet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid (zie toelichting) en Innovatie

beleidstoets door provincie

 

het betreft een deelnemer van het Samenwerkingsverband tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

er is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

het project niet voldoet aan de artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 70.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria: Ontwikkeling van innovatieve technologieën en processen gericht op de waterstofketen

Omschrijving

Beoordelingsschaal

Punten

Uitvoerbaarheid (knock-out)

Project is technisch en organisatorisch haalbaar, onderbouwd met een duidelijke planning en de benodigde middelen zijn aanwezig.

 
 

Relevantie voor Beleidsdoelen (knock-out)

Project draagt aantoonbaar bij aan de doelen van de provincie rondom het verduurzamen van de waterstofketen en de energietransitie.

 
 

Financiële Bijdrage (knock-out)

De aanvragende partij(en) draagt minimaal 50% bij aan de kosten van het project.

 
 

Samenwerking en Kennisdeling (25 punten)

Het project omvat samenwerking tussen technologieontwikkelaars en gebruikers, ondersteund door een gedetailleerd plan voor kennisoverdracht.

Zeer goed: Sterke samenwerking tussen diverse relevante partijen, met een goed uitgewerkt plan voor brede kennisdeling.

25

 
 

Goed: Relevante samenwerking met een redelijk plan voor kennisdeling.

20

 
 

Voldoende: Enige samenwerking met beperkt uitgewerkt plan voor kennisdeling.

10

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare samenwerking of kennisdeling.

0

Innovativiteit (25 punten)

Het project introduceert vernieuwende technologieën of processen die nog niet (commercieel) zijn toegepast binnen de waterstofsector.

Zeer goed: Zeer innovatieve technologieën of methodologieën met significante impact op de sector.

25

 
 

Goed: Innovatieve elementen met matige of beperkte toepasbaarheid.

20

 
 

Voldoende: Marginale innovaties gericht op incrementele verbeteringen.

10

 
 

Onvoldoende: Geen nieuwe of innovatieve aspecten aanwezig.

0

Versterking van Kennisinstellingen (25 punten)

Het project draagt bij aan de versterking van kennisinstellingen door de ontwikkeling en toepassing van relevante technologieën.

Zeer goed: Duidelijke en duurzame versterking van kennisinstellingen met substantiële impact.

25

 
 

Goed: Betrokkenheid van kennisinstellingen met merkbare maar minder impactvolle verbeteringen.

20

 
 

Voldoende: Marginale bijdragen aan de ontwikkeling van kennisinstellingen.

10

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare bijdrage aan kennisinstellingen.

0

Duurzaamheid en Langetermijnimpact (10 punten)

Het project draagt aantoonbaar bij aan verduurzaming binnen de waterstofsector, met meetbare vermindering van CO₂-uitstoot.

Zeer goed: Zeer goed onderbouwde en substantiële bijdrage aan CO₂-reductie en duurzame oplossingen.

10

 
 

Goed: Relevante maatregelen met zichtbare, maar minder uitgebreide impact.

7

 
 

Voldoende: Enkele duurzaamheidsmaatregelen, maar met beperkte meetbaarheid en impact.

5

 
 

Onvoldoende: Geen significante bijdrage aan duurzaamheid.

0

Toegevoegde Waarde voor de Waterstofsector (10 punten)

Het project biedt duidelijke mogelijkheden voor replicatie en opschaling binnen de waterstofketen.

Zeer goed: Het project heeft brede toepassingsmogelijkheden en biedt substantiële waarde voor de sector.

10

 
 

Goed: Projectresultaten zijn toepasbaar, maar minder breed inzetbaar of schaalbaar.

7

 
 

Voldoende: Beperkte toepasbaarheid en minimale opschaalmogelijkheden.

5

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare toegevoegde waarde of potentieel voor replicatie.

0

Integraliteit en Samenhang (5 punten)

Het project sluit aan bij bestaande innovaties en draagt bij aan een sterk waterstofecosysteem.

Zeer goed: Het project bouwt effectief voort op eerdere initiatieven en toont sterke synergie met bestaande projecten.

5

 
 

Goed: Enige aansluiting bij eerdere initiatieven, maar minder uitgebreide synergie.

3

 
 

Voldoende: Beperkte aansluiting en weinig integratie met bestaande initiatieven.

2

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare aansluiting of samenhang.

0

Maximaal aantal punten

100

 
 

Minimaal aantal punten

70

 
 

Trainingen en onderwijsprogramma's gericht op waterstof

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

indieningsdatum

 
 

uiterlijke beschikkingsdatum

 
 

 
 

Weigeringsgronden

 
 

het project past niet binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen

beleidstoets door provincie

 

het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is binnen de huidig geldende marktomstandigheden

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

het project voldoet niet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid (zie toelichting) en Innovatie

beleidstoets door provincie

 

het betreft een deelnemer van het Samenwerkingsverband tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

er is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

het project niet voldoet aan de artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 40.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria: Trainingen en onderwijsprogramma's gericht op waterstof

Omschrijving

Beoordelingsschaal

Punten

Uitvoerbaarheid (knock-out)

Het project heeft een duidelijke structuur voor het trainen van deelnemers en is haalbaar binnen de voorgestelde tijdslijn en budget.

 
 

Relevantie voor Beleidsdoelen (knock-out)

Project versterkt kennis en vaardigheden in de waterstofsector en draagt bij aan de doelstellingen op het gebied van waterstof van de provincie.

 
 

Financiële Bijdrage (knock-out)

De aanvragende partij(en) draagt minimaal 50% bij aan de kosten van het project.

 
 

Samenwerking en Kennisdeling (25 punten)

Het project bevordert samenwerking tussen kennisinstellingen en bevat een plan voor kennisdeling.

Zeer goed: Het project toont een sterk geïntegreerde samenwerking tussen alle relevante kennisinstellingen en trainers in de regio. Het plan voor kennisdeling is gedetailleerd, breed toepasbaar en gericht op duurzame samenwerking en kennisuitwisseling.

25

 
 

Goed: Het project omvat samenwerking tussen meerdere relevante kennisinstellingen en trainers. Het kennisdelingsplan is voldoende uitgewerkt, maar kan nog verder worden uitgebreid om de impact te vergroten.

20

 
 

Voldoende: Het project toont enige samenwerking tussen kennisinstellingen en trainers, maar de reikwijdte is beperkt. Het kennisdelingsplan is summier en biedt weinig praktische toepassing.

10

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare samenwerking tussen kennisinstellingen en trainers. Het ontbreekt aan een kennisdelingsplan of deze is niet concreet.

0

Versterking van Kennisinstellingen (25 punten)

Het project versterkt de kennisbasis van de kennisinstellingen door lesmethoden en nieuwe programma’s te introduceren.

Zeer goed: Het project introduceert niet bestaande lesmethoden en/of innovatieve kennisprogramma’s die breed worden toegepast in de kennisinstellingen in de regio. Het versterkt structureel en duurzaam de kennisbasis.

25

 
 

Goed: Het project bevat nieuwe lesmethoden en/of leerprogramma’s met duidelijke toegevoegde waarde voor de kennisinstellingen, maar de impact blijft beperkt tot een vakgebieden of instellingen.

20

 
 

Voldoende: Het project bevat basale verbeteringen in bestaande lesmethoden en programma’s op het gebied van waterstof. De bijdrage aan de kennisbasis is marginaal en gericht op een klein segment van de instellingen.

10

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare bijdrage aan de versterking van de kennisbasis van de kennisinstellingen.

0

Maximaal aantal punten

50

 
 

Minimaal aantal punten

40

 
 

Ontwikkeling van stageplekken bij bedrijven actief in de waterstofindustrie

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

indieningsdatum

 
 

uiterlijke beschikkingsdatum

 
 

 
 

Weigeringsgronden

 
 

het project past niet binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen

beleidstoets door provincie

 

het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is binnen de huidig geldende marktomstandigheden

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

het project voldoet niet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid (zie toelichting) en Innovatie

beleidstoets door provincie

 

het betreft een deelnemer van het Samenwerkingsverband tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

er is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

het project niet voldoet aan de artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 23.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria: Ontwikkeling van stageplekken bij bedrijven actief in de waterstofindustrie

Omschrijving

Beoordelingsschaal

Punten

Uitvoerbaarheid (knock-out)

Het project heeft een duidelijke structuur en is haalbaar binnen de voorgestelde tijdsperiode en budget.

 
 

Financiële Bijdrage (knock-out)

De aanvragende partij(en) draagt minimaal 50% bij aan de kosten van het project.

 
 

Samenwerking en Kennisdeling (25 punten)

Het project biedt mogelijkheden voor samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen en bevat een plan voor kennisdeling.

Zeer goed: Sterke samenwerking tussen meerdere bedrijven en kennisinstellingen, met een goed uitgewerkt plan voor brede kennisdeling.

25

 
 

Goed: Relevante samenwerking tussen een of enkele bedrijven en kennisinstellingen, met een redelijk plan voor kennisdeling.

20

 
 

Voldoende: Enige samenwerking met een beperkt uitgewerkt plan voor kennisdeling.

10

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare samenwerking of kennisdeling.

0

Integraliteit en Samenhang (5 punten)

Het project past binnen het bredere waterstofecosysteem door samenwerking met relevante partijen en voortbouwen op eerdere projecten.

Zeer goed: Het project sluit goed aan bij eerdere initiatieven en draagt significant bij aan een sterker netwerk en ecosysteem.

5

 
 

Goed: Het project heeft enige aansluiting bij eerdere initiatieven, maar er is minder sprake van synergie.

3

 
 

Voldoende: Het project toont beperkte aansluiting met bestaande initiatieven en draagt weinig bij aan het bredere ecosysteem.

2

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare aansluiting of bijdrage aan samenhang binnen het ecosysteem.

 

Maximaal aantal punten

30

 
 

Minimaal aantal punten

23

 
 

Investeringen in waterstofonderzoeksfaciliteiten

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

indieningsdatum

 
 

uiterlijke beschikkingsdatum

 
 

Weigeringsgronden

 
 

het project past niet binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen

beleidstoets door provincie

 

het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is binnen de huidig geldende marktomstandigheden

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

het project voldoet niet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid (zie toelichting) en Innovatie

beleidstoets door provincie

 

het betreft een deelnemer van het Samenwerkingsverband tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

er is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

het project niet voldoet aan de artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 70.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria: Investeringen in H2-onderzoeksfaciliteiten

Omschrijving

Beoordelingsschaal

Punten

Uitvoerbaarheid (knock-out)

Het project is technisch haalbaar en heeft voldoende middelen om succesvol te worden afgerond.

 
 

Relevantie voor Beleidsdoelen (knock-out)

Het project moet duidelijk bijdragen aan het versterken van de aantrekkingskracht van de regio door de onderzoekscapaciteit voor waterstof te verbeteren.

 
 

Financiële Bijdrage (knock-out)

De aanvragende partij(en) draagt minimaal 50% bij aan de kosten van het project.

 
 

Samenwerking en Kennisdeling (25 punten)

De mate waarin het project structurele samenwerking bevordert tussen kennisinstellingen, bedrijven en andere relevante stakeholders en voorziet in een strategisch plan voor kennisverspreiding.

Zeer goed: Project omvat een breed samenwerkingsverband met meerdere kennisinstellingen en industriële partners, met een gedetailleerd kennisdelingsplan en langetermijnstrategie.

25

 
 

Goed: Duidelijke samenwerking tussen enkele kennisinstellingen en bedrijven, met een plan voor kennisuitwisseling en gezamenlijke onderzoeksactiviteiten.

20

 
 

Voldoende: Beperkte samenwerking met kennisinstellingen en/of bedrijven, kennisverspreidingsplan mist concreetheid.

10

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare samenwerking of kennisdeling met relevante partijen.

0

Innovativiteit (25 punten)

De mate waarin het project vernieuwende technologieën, methodologieën of onderzoekbenaderingen introduceert en bijdraagt aan wetenschappelijke of technologische vooruitgang in de waterstofsector.

Zeer goed: Project introduceert innovaties die de onderzoekscapaciteit en -methodologieën substantieel verbeteren en internationale erkenning kunnen krijgen.

25

 
 

Goed: Innovatieve benadering met duidelijke meerwaarde voor onderzoeksactiviteiten en toepassing in de waterstofsector.

20

 
 

Voldoende: Enkele innovatieve elementen, maar impact op onderzoeksmethodologieën of infrastructuur is beperkt.

10

 
 

Onvoldoende: Geen significante innovatie of vernieuwende onderzoeksaanpak.

0

Versterking van Kennisinstellingen (25 punten)

De mate waarin het project bijdraagt aan de uitbreiding en modernisering van onderzoeksinfrastructuur en wetenschappelijke capaciteit binnen kennisinstellingen.

Zeer goed: Realiseert een substantiële uitbreiding van onderzoeksinfrastructuur, inclusief nieuwe laboratoria, testfaciliteiten en state-of-the-art apparatuur.

25

 
 

Goed: Versterkt bestaande faciliteiten en verhoogt de onderzoekscapaciteit door modernisering en efficiënter gebruik.

20

 
 

Voldoende: Beperkte uitbreiding van infrastructuur met verbeterde functionaliteit, maar impact is gering.

10

 
 

Onvoldoende: Geen wezenlijke verbetering van onderzoeksinfrastructuur.

0

Duurzaamheid en Langetermijnimpact (10 punten)

De mate waarin het project bijdraagt aan de verduurzaming van onderzoeksfaciliteiten en toekomstbestendigheid van de waterstofsector.

Zeer goed: Project omvat een integrale duurzaamheidsstrategie met circulaire oplossingen, energiebesparing en minimale ecologische voetafdruk.

10

 
 

Goed: Duurzaamheidsaspecten zijn geïntegreerd, inclusief energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen.

7

 
 

Voldoende: Enkele duurzame maatregelen toegepast, maar zonder strategische benadering.

5

 
 

Onvoldoende: Geen of zeer beperkte aandacht voor duurzaamheid en lange termijn impact.

0

Toegevoegde Waarde voor de Waterstofsector (10 punten)

De mate waarin het project een significante bijdrage levert aan de ontwikkeling van waterstofinfrastructuur en toepasbaarheid binnen de sector.

Zeer goed: Project creëert nieuwe mogelijkheden voor grootschalige toepassing van waterstoftechnologie en draagt bij aan beleidsdoelen en industriële adoptie.

10

 
 

Goed: Ondersteunt bestaande waterstofontwikkelingen en faciliteert opschaling of bredere toepassing.

7

 
 

Voldoende: Enige toegevoegde waarde, maar beperkte impact op de sector als geheel.

5

 
 

Onvoldoende: Geen aantoonbare bijdrage aan de waterstofsector.

0

Integraliteit en Samenhang (5 punten)

De mate waarin het project aansluit op bestaande initiatieven en investeringen en synergie creëert binnen een breder netwerk van onderzoeks- en industriële partijen.

Zeer goed: Project bouwt voort op eerdere investeringen en sluit naadloos aan op bestaande onderzoeksprogramma’s, met een duidelijke integratiestrategie.

5

 
 

Goed: Aansluiting op eerdere investeringen is aanwezig, maar verdere integratie mogelijk.

3

 
 

Voldoende: Beperkte afstemming met eerdere projecten en samenwerking met andere initiatieven is minimaal.

2

 
 

Onvoldoende: Geen samenhang met bestaande onderzoeksinitiatieven of investeringen.

0

Maximaal aantal punten

100

 
 

Minimaal aantal punten

70

 
 

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Waterstof kennisontwikkeling en innovatie (NPG)

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017 (Kaderverordening) en de Procedureregeling subsidies Groningen (Procedureregeling). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Kaderverordening en Procedureregeling. In de Procedureregeling staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Kaderverordening en Procedureregeling noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

In de Klimaatagenda van de provincie Groningen is aangegeven dat de provincie Groningen waterstof ziet als cruciaal onderdeel van de energietransitie en daarom initiatieven op het gebied van waterstof wil ondersteunen. Dit is nader uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Energie, waarin is vastgesteld dat we als provincie een waterstofecosysteem willen faciliteren waarin voldoende koolstofarme waterstof beschikbaar is om de Groningse industrie te verduurzamen. Om dit doel te bereiken is het noodzakelijk dat er waterstofketens worden ontwikkeld, zodat er vraag en aanbod van waterstof ontstaat. Daarbij is ook nieuwe kennis en innovatie nodig om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van waterstof te faciliteren.

Ook in de Economische Visie van de provincie Groningen wordt herkend dat onze provincie aantrekkelijk is als vestgingslocatie voor een waterstofecosysteem. Ook is het perspectief voor 2035 dat er een sterke integratie is van de industriële sector met de energiesector. Met name op het gebied van CO2 vrije waterstof, die een groene en circulaire industrie mogelijk maakt, en het gebruik van restwarmte door andere bedrijven en huishoudens. Deze regeling is bedoeld om deze ontwikkeling mede mogelijk te maken.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat definities van kernbegrippen die in de regeling worden gebruikt. Deze begrippen zijn essentieel voor een uniforme interpretatie van de regeling.

Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV): Dit begrip verwijst naar de EU-verordening waarin wordt vastgesteld welke categorieën van staatssteun verenigbaar zijn met de interne markt en zonder voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie kunnen worden verleend.

Awb: Algemene wet bestuursrecht, de wet die de algemene regels vastlegt voor het bestuur van Nederland, inclusief het verstrekken van subsidies.

De-minimisverordening: Regels voor kleine steunbedragen die geen invloed hebben op de mededinging en daarom buiten de staatssteunregels vallen.

Kaderverordening: Provinciaal kader waarin de algemene regels voor subsidies zijn vastgelegd.

Procedureregeling: Regeling die de procedurele stappen en eisen voor het aanvragen van provinciale subsidies beschrijft.

Provincie: Verwijst naar de provincie Groningen, het rechtsgebied waarbinnen deze regeling van toepassing is.

Artikel 2 Doel

Het artikel verduidelijkt dat de regeling gericht is op het stimuleren van kennis en innovatie op het gebied van waterstof. Deze activiteiten moeten bijdragen aan het vergroten, verspreiden en borgen van waterstofkennis in de regio. Ook wordt samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven bevorderd.

Artikel 3 Doelgroep

De regeling staat open voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden. De penvoerder vraagt de subsidie voor het samenwerkingsverband aan.en samenwerkingsverband geen rechtspersoonlijkheid bezit, mag een deelnemer met Deze aanpak bevordert samenwerking, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat de verantwoordelijkheid bij één duidelijke partij ligt.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Artikel 5 bevat een limitatieve opsomming van activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie. Hieronder wordt per onderdeel een uitgebreide toelichting gegeven:

1. Experimentele of industriële onderzoeksprojecten (waaronder modellering) op het gebied van koolstofarme waterstof:

Deze categorie omvat projecten die zich richten op het ontwikkelen en valideren van nieuwe kennis over koolstofarme waterstof, zoals productie, transport, opslag en gebruik.

Voorbeelden van activiteiten:

Modellering van waterstofproductieprocessen om de efficiëntie te verbeteren;

Onderzoek naar innovatieve membranen voor elektrolyzers;

Simulaties en analyses van grootschalige waterstofopslag in zoutcavernes.

2. Experimentele of industriële ontwikkeling van innovatieve technologieën en processen gericht op de waterstofketen

Hierbij gaat het om projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe technologieën en processen die innovatief zijn en bijdragen aan de versterking van de waterstofinfrastructuur.

Voorbeelden van activiteiten:

Ontwikkeling van efficiëntere brandstofcellen voor transport.

Innovatieve pijpleidingtechnologieën voor waterstofdistributie.

Procesoptimalisatie voor de productie van groene waterstof uit duurzame bronnen.

3. Trainingen en onderwijsprogramma's gericht op waterstof

Deze categorie ondersteunt initiatieven die kennis en vaardigheden ontwikkelen voor professionals, studenten en andere belanghebbenden binnen de waterstofsector.

Voorbeelden van activiteiten:

Het opzetten van trainingsprogramma's voor operators en technici in waterstofproductie.

Het ontwikkelen van leermodules voor mbo-, hbo- en universitaire opleidingen.

Bij- en nascholing voor professionals die willen overstappen naar de waterstofsector.

4. Ontwikkeling van stageplekken bij bedrijven actief in de waterstofindustrie

Hiermee worden bedrijven ondersteund bij het aanbieden van stageplaatsen die studenten voorbereiden op een loopbaan in de waterstofsector.

Voorbeelden van activiteiten:

Het creëren van stageplekken voor technische studenten bij waterstofproductiebedrijven.

Het opzetten van traineeships die gericht zijn op het ontwikkelen van vaardigheden in innovatieve waterstoftechnologieën.

5. Investeringen in waterstofonderzoeksfaciliteiten

Deze categorie omvat fysieke investeringen in faciliteiten die bijdragen aan onderzoek en innovatie in de waterstofketen.

Voorbeelden van activiteiten:

De bouw of renovatie van laboratoria gericht op waterstofonderzoek.

De aanschaf van gespecialiseerde apparatuur, zoals elektrolyzers of testopstellingen voor waterstofopslag.

Afstemming met Beleidsdoelen

Alle activiteiten die subsidiabel zijn onder deze regeling sluiten aan bij de beleidsdoelstellingen van de provincie Groningen, zoals beschreven in het uitvoeringsprogramma "Programmalijn Energie 2024-2025" en het Nationaal Programma Groningen. De activiteiten dragen bij aan:

De energietransitie door de ontwikkeling van duurzame waterstofoplossingen.

Economische groei en werkgelegenheid in de provincie.

Het versterken van de regionale kennisinfrastructuur en samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen.

Voorwaarden en Randvoorwaarden

Hoewel deze activiteiten subsidiabel zijn, moeten ze voldoen aan de subsidievereisten zoals opgenomen in artikel 7 en voldoen aan de beoordelingscriteria zoals beschreven in artikel 8. Projecten die geen aantoonbare relevantie hebben voor waterstof, niet uitvoerbaar zijn of niet bijdragen aan de gestelde beleidsdoelen, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 7 Subsidievereisten

Dit artikel bepaalt de voorwaarden waaraan een project moet voldoen.

Hoofdzakelijke baten in Groningen: Dit betekent dat het project een significante bijdrage moet leveren aan de regionale ontwikkeling, zoals werkgelegenheid, kennisverspreiding of technologische vooruitgang in de provincie Groningen. Aanvragers moeten dit specifiek onderbouwen in hun aanvraag.

Kennisverspreiding: Dit omvat het delen van projectresultaten via publicaties, workshops of andere vormen van disseminatie. Deze eis borgt dat de opgedane kennis ook voor anderen toegankelijk is en bijdraagt aan de bredere ontwikkeling van de waterstofsector.

Artikel 10 Niet-subsidiabele kosten

Dit artikel sluit bepaalde kosten expliciet uit van subsidie.

  • a.

    algemene overheadkosten: Alleen directe projectkosten komen in aanmerking, overheadkosten zoals niet project specifieke huur en algemene administratieve kosten zijn niet subsidiabel;

  • b.

    marketing- en promotiekosten: Kosten voor reclame, promotie en andere publiciteits- of netwerkactiviteiten zijn niet subsidiabel;

  • c.

    advies- en Consultantkosten zonder directe projectrelevantie: Alleen consultancy met directe, aantoonbare projectrelevantie (bijv. technisch advies) kan mogelijk subsidiabel zijn, mits vooraf goedgekeurd;

  • d.

    reiskosten;

  • e.

    boetes, juridische kosten en schadevergoeding: Kosten voor juridische geschillen, boetes of schadevergoedingen zijn niet subsidiabel;

  • f.

    exploitatiekosten zonder directe projectrelevantie: Alleen exploitatiekosten die aantoonbaar verband houden met innovatieve onderdelen van het project komen in aanmerking

  • g.

    kosten voor educatie en/of trainingen die niet direct verbandhouden met het project of direct noodzakelijk zijn om de doelen van het project te halen.

Artikel 11 Indieningsvereisten

Dit artikel bepaalt welke documenten moeten worden ingediend om een subsidieaanvraag in behandeling te nemen.

Businesscase en financiële onderbouwing: De businesscase moet inzicht geven in de financieringsstructuur van het project. Uit de aanvraag moet blijken dat het project financieel haalbaar is en voldoet aan de subsidieregeling.

Plan voor kennisdeling: uit de aanvraag moet blijken hoe resultaten en leerpunten worden gedeeld met de sector.

Artikel 14 Subsidiehoogte

De maximale hoogte van de subsidie per project wordt gespecificeerd. Daarnaast wordt bepaald dat het percentage subsidiabele kosten afhankelijk is van de activiteit en de relevante Europese staatssteunregels. De subsidiabele kosten worden berekend op basis van de specifieke AGVV-artikelen (zoals artikel 25 of 31). Aanvragers dienen expliciet aan te geven onder welk artikel de aanvraag valt en dit onderbouwen.