Besluit van de regeringscommissaris voor Sint Eustatius d.d. 30 oktober 2018 no. 5.8 in plaats van de eilandsraad tot vaststelling van de Afvalstoffenverordening Sint Eustatius

Geldend van 20-12-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van de regeringscommissaris voor Sint Eustatius d.d. 30 oktober 2018 no. 5.8 in plaats van de eilandsraad tot vaststelling van de Afvalstoffenverordening Sint Eustatius

De Regeringscommissaris voor Sint Eustatius, handelende in plaats van de eilandsraad;

overwegende dat ingevolge artikel 4.7 van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES de eilandsraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vaststelt;

gelet op het bepaalde in artikel 4.7 van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer

BES en artikel ;

besluit:

vast te stellen de navolgende:

Afvalstoffenverordening Sint Eustatius

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    afgewerkte olie: minerale, smeer- en systeemolie die door vermenging met andere stoffen of op andere wijze onbruikbaar is geworden voor het doel waarvoor zij oorspronkelijk is gebruikt;

  • b.

    afvalbrengstation: het afvalbreng-, overslag- en verbrandingsstation aan de Charles A. Arnaud road te Oranje-stad; indien het bestuurscollege ook andere locaties binnen het openbaar lichaam aanwijst waar afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, worden die andere locaties mede onder deze definitie begrepen;

  • c.

    afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

  • d.

    agrarisch afval: organische afvalstoffen van plantaardige herkomst die vrijkomen bij agrarische activiteiten;

  • e.

    autowrak: motorrijtuig op twee of meer wielen of anders dat rij-technisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert en dat tevens in kennelijk verwaarloosde toestand verkeert, dan wel omvangrijke delen van een zodanig voertuig;

  • f.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen die geen huishoudelijke afvalstoffen zijn, alsmede huishoudelijke afvalstoffen en klein chemisch afval, nadat deze zijn ingezameld;

  • g.

    beheer van afvalstoffen: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van de activiteiten van afvalstoffenhandelaars en afvalstoffenmakelaars;

  • h.

    destructiemateriaal: kadavers en ander afval van dierlijke herkomst;

  • i.

    doelmatig beheer van afvalstoffen: zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalstoffenplan;

  • j.

    gescheiden inzameling: inzameling waarbij een afvalstoffenstroom gescheiden gehouden wordt naar soort en aard van de afvalstoffen om een specifieke behandeling te vergemakkelijken;

  • k.

    gevaarlijke afvalstoffen: afvalstoffen als bedoeld in bijlage VIII bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, Bazel, 22-03-1989 (Basel Convention on the Control of Transboundary Movements of Hazardous Wastes and their Disposal), die de eigenschappen bezitten, bedoeld in bijlage III bij dat verdrag;

  • l.

    groot tuinafval: organische afvalstoffen uit tuinen, zoals bomen, struiken en takken die van een zodanige omvang of een zodanig gewicht zijn dat zij niet kunnen worden aangeboden in een inzamelmiddel;

  • m.

    grof huishoudelijke afval: huishoudelijk afvalstoffen van een zodanige omvang of een zodanig gewicht dat zij ook na verkleining niet kunnen worden aangeboden in een inzamelmiddel;

  • n.

    hergebruik: elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld;

  • o.

    huishoudelijk afval: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens;

  • p.

    inzameldienst: de in artikel 7, eerste lid, aangewezen inzameldienst;

  • q.

    inzameling: het ophalen of anderszins innemen van afvalstoffen met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen;

  • r.

    inzamelmiddel: door het bestuurscollege beschikbaar gestelde of goedgekeurde voorwerp voor het opslaan en ter inzameling aanbieden van (categorieën van) afvalstoffen;

  • s.

    klein chemisch afval (kca): gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van huishoudelijk gebruik alsmede, voor zover daaronder niet reeds begrepen:

    • 1.

      accu’s en batterijen,

    • 2.

      afbijtmiddel,

    • 3.

      afgewerkte olie en remolie,

    • 4.

      afgewerkte olie,

    • 5.

      asbest of asbesthoudend materiaal,

    • 6.

      beits en houtverduurzamingsmiddelen,

    • 7.

      benzine,

    • 8.

      bestrijdingsmiddelen / insecticiden,

    • 9.

      etsvloeistoffen als salpeterzuur en zwavelzuur,

    • 10.

      gootsteenontstopper (natriumhydroxide, zwavelzuur),

    • 11.

      injectienaalden,

    • 12.

      kwastontharder en wasbenzine,

    • 13.

      kwastreiniger,

    • 14.

      kwikschakelaars (bijvoorbeeld niet-digitale verwarmingsthermostaten),

    • 15.

      kwikthermometers (vanwege het giftige kwik),

    • 16.

      lak,

    • 17.

      lampenolie,

    • 18.

      medicijnen,

    • 19.

      motorolie,

    • 20.

      oliefilters,

    • 21.

      ontwikkelaar en fixeer voor foto’s,

    • 22.

      petroleum,

    • 23.

      spaarlampen en energiezuinige lampen,

    • 24.

      thinner,

    • 25.

      tl-buizen,

    • 26.

      verf,

    • 27.

      verfproducten als terpentine,

    • 28.

      verfverdunner,

    • 29.

      zoutzuur.

  • t.

    mengsel: een mengsel of een oplossing bestaande uit twee of meer stoffen;

  • u.

    nuttige toepassing: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie, andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt;

  • v.

    preventie: maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afvalstof is geworden, ter vermindering van:

    • 1.

      de hoeveelheden afvalstoffen, al dan niet via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten;

    • 2.

      de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid, of

    • 3.

      het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten;

  • w.

    recycling: nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, met inbegrip van het opnieuw bewerken van organische afvalstoffen, en met uitsluiting van energieterugwinning en het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal;

  • x.

    verwerking: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;

  • y.

    verwijdering: elke handeling met afvalstoffen die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen,

  • z.

    voorbereiding voor hergebruik: nuttige toepassing bestaande uit controleren, schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten, die afvalstoffen zijn geworden, worden klaargemaakt zodat ze zullen worden hergebruikt zonder dat verdere voorbehandeling nodig is.

Artikel 2

  • 1. Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen op andere wijze dan voorzien in deze verordening.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor dode honden en katten en andere kleine huisdieren, die op eigen grond begraven worden.

  • 3. Verplicht tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, is degene

    • a.

      bij wie in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf afvalstoffen ontstaan,

    • b.

      die afvalstoffen verwijdert, of

    • c.

      die afvalstoffen verhandelt of

    • d.

      die bemiddelt bij de verwijdering van afvalstoffen, en

    • e.

      die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door de verwijdering van die afvalstoffen nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan.

Artikel 3

  • 1. De eilandsraad stelt tenminste eenmaal in de vijf jaar een afvalstoffenplan vast, dat richting geeft aan de in de eerst volgende vijf jaar te nemen beslissingen ten aanzien van het voorkomen van het ontstaan en verwijderen van afvalstoffen.

  • 2. Bij het opstellen van het afvalstoffenplan wordt de volgende voorkeursvolgorde over de verwijdering van afvalstoffen aangehouden: preventie, producthergebruik, materiaalhergebruik, toepassing van verbranden met energiewinning, verbranden en storten.

  • 3. Het afvalstoffenplan bevat in ieder geval:

    • a.

      de hoofdlijnen van het beleid ter uitvoering van deze verordening;

    • b.

      een uitwerking van deze hoofdlijn en met betrekking tot daarbij aangegeven categorieën van afvalstoffen of verwijderingswijzen;

    • c.

      de benodigde capaciteit voor het verbranden of storten van afvalstoffen.

Artikel 4

  • 1. Het bestuurscollege betrekt bij de voorbereiding van het afvalstoffenplan de naar zijn oordeel meest belanghebbende instellingen en organisaties en andere relevante bestuursorganen.

  • 2. Het ontwerp van het afvalstoffenplan wordt gedurende tenminste vier weken ter inzage gelegd.

  • 3. Gedurende de in het tweede lid bedoelde termijn kan iedereen schriftelijk bedenkingen inbrengen tegen het ontwerp. Hiervan wordt voor de terinzagelegging openbare kennisgeving gedaan.

Hoofdstuk 2. Preventie en hergebruik

Artikel 5

Het bestuurscollege kan nadere regels stellen in het belang van het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen met betrekking tot

  • a.

    het vervaardigen,

  • b.

    invoeren,

  • c.

    voorhanden hebben,

  • d.

    aan een ander ter beschikking stellen of

  • e.

    in ontvangst nemen

van daarbij aangewezen producten of categorieën van producten.

Artikel 6

Het bestuurscollege kan nadere regels stellen in het belang van het bevorderen van het hergebruik van producten of materialen of anderszins in het belang van bescherming van het milieu en daarbij personen die daarbij aangegeven producten op de markt brengen, verplichten deze of soortgelijke producten na gebruik in te nemen en op een daarbij aangegeven wijze te verwijderen.

Hoofdstuk 3 Aanwijzing inzameldienst en ander inzamelaars

Artikel 7

  • 1. Het bestuurscollege wijst een inzameldienst aan die is belast met het inzamelen, overslaan, vervoeren, bewerken of verwerken van afvalstoffen overeenkomstig deze verordening.

  • 2. Naast de inzameldienst kan het bestuurscollege natuurlijke - of rechtspersonen of instanties aanwijzen, die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen, overslaan en vervoeren van daarbij aangewezen afvalstoffen.

Hoofdstuk 4. Het hebben en zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen

Afdeling 1 Algemeen

Artikel 8

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege van derden afkomstige huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, te vervoeren, te bewaren, te verwerken en/of te vernietigen,

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de inzameldienst en voor een aangewezen persoon of instantie bedoeld in artikel 7 lid 2.

  • 3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, de personen of instanties aangewezen overeenkomstig artikel 7 lid 2 of de houder van een vergunning om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

Artikel 9

  • 1. Het bestuurscollege draagt er zorg voor

    • a.

      dat tenminste een maal per week huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld en ter inzameling kunnen worden aangeboden bij elk perceel waar deze afvalstoffen plegen te ontstaan;

    • b.

      dat op ten minste één afvalbrengstation in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden. Het bestuurscollege stelt de dagen, tijden en wijze van aanbieden van de afvalstoffen vast.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het verboden de hierna genoemde afvalstoffen aan de inzamel-dienst bij het perceel ter inzameling aan te bieden:

    • a.

      klein chemisch afval;

    • b.

      wrakken en ander grof huishoudelijk afval;

    • c.

      destructiemateriaal;

    • d.

      andere door het college, bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen afvalstoffen.

  • 3. In het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen kan het bestuurscollege bepalen dat in afwijking van het bepaalde in het eerste lid:

    • a.

      huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld nabij elk perceel;

    • b.

      huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld met een bij verordening aangegeven regelmaat;

    • c.

      in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.

  • 4. Het bestuurscollege treft maatregelen betreffende:

    • a.

      het voorkomen dat afvalstoffen als zwerfafval in het milieu terecht komen dan wel teneinde te bereiken dat dit zo min mogelijk gebeurt;

    • b.

      het opruimen van afvalstoffen die als zwerfafval in het milieu terecht zijn gekomen.

Artikel 10

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op een andere wijze ter inzameling aan te bieden aan de inzamel-dienst dan overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

  • 2. Het ter inzameling aanbieden van huishoudelijk afvalstoffen mag uitsluitend geschieden door op de daarvoor door het bestuurscollege vastgestelde dagen en tijden door middel van het daarvoor aangewezen inzamelmiddel.

  • 3. Een inzamelmiddel mag uitsluitend gebruikt worden voor de categorie van afvalstoffen waarvoor het is aangewezen.

  • 4. Een inzamelmiddel moet op ordelijke wijze en deugdelijk gesloten geplaatst te worden bij het perceel waar de afvalstoffen ontstaan, aan de kant van de weg, zo dicht mogelijk bij de rijweg, op een voor het inzamelpersoneel goed zichtbare plaats.

  • 5. Uit het inzamelmiddel mogen geen voorwerpen uitsteken op zodanige wijze dat daardoor verwondingen kunnen ontstaan of de inzameling anderszins kan worden bemoeilijkt.

  • 6. De houder van een inzamelmiddel draagt ervoor zorg dat dit na lediging doch uiterlijk aan het eind van de inzameldag van de openbare weg is verwijderd.

  • 7. Een inzamelmiddel mag met de daarin aan te bieden huishoudelijke afvalstoffen niet zwaarder zijn dan het daarvoor vastgestelde maximum gewicht.

Artikel 11

  • 1. Als de inzameldienst containers voor huishoudelijke afvalstoffen plaatst ten behoeve van een woonwijk of ander gebied, is het verboden daarin afvalstoffen afkomstig van buiten die woonwijk of dat gebied achter te laten.

  • 2. Het is verboden

    • a.

      zodanige containers te verwijderen van de daarvoor bestemde standplaatsen,

    • b.

      daarin andere afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen of bij of krachtens artikel 8 lid 2 aangewezen huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, of

    • c.

      het normaal gebruik ervan op andere wijze te belemmeren.

Artikel 12

Als door de inzameldienst containers voor de gescheiden inzameling van een bepaalde categorie van huishoudelijke afvalstoffen worden geplaatst, is het verboden daarin andersoortige afvalstoffen achter te laten.

Artikel 13

Het bestuurscollege kan nadere regels stellen ten aanzien van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Daarbij kan worden bepaald dat deze in bijzondere gevallen op afroep ter inzameling kunnen worden aangeboden.

Afdeling 2 Aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij een afvalbrengpunt

Artikel 14 Dagen en tijden

  • 1. Het bestuurscollege stelt dagen en tijden vast voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij een afval-brengstation en kan nadere regels stellen betreffende de aanbieding op een afvalbrengstation van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2. Het bestuurscollege kan daarbij onder meer regels stellen inhoudende

    • a.

      de maximale omvang of het maximale gewicht van een aan te bieden stuk of bundel afval,

    • b.

      een zodanige wijze van aanbieding van afvalstoffen, dat deze met behulp van een kraanwagen kunnen worden verladen;

    • c.

      de wijze van verpakking van de afvalstoffen.

  • 3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden of achter te laten buiten de vastgestelde dagen en tijden en in afwijking van de door het bestuurscollege vastgestelde regels.

Artikel 15 Afzonderlijke aanbieden van bijzondere categorieën van afvalstoffen

  • 1. Het bestuurscollege stelt in elk geval nadere regels betreffende de afzonderlijke aanbieding op een afvalbrengstation van huishoudelijke afvalstoffen die niet bij het perceel ter inzameling mogen worden aangeboden.

  • 2. Het bestuurscollege kan daarbij in elk geval regels stellen betreffende de wijze van verpakking en etikettering van de aangeboden huishoudelijke afvalstoffen.

Afdeling 3 Aanwezig hebben van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 16

  • 1. Het is verboden op een voor het publiek zichtbare plaats huishoudelijke afvalstoffen aanwezig te hebben.

  • 2. Het verbod geldt niet voor huishoudelijke afvalstoffen in een inzamelmiddel en voor huishoudelijke afvalstoffen die binnen drie werkdagen zullen worden aangeboden aan een afvalbrengstation.

Hoofdstuk 5. Het hebben en zich ontdoen van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 17

Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op bedrijfsafvalstoffen met dien verstande

  • a.

    dat voor “huishoudelijke afvalstoffen” steeds wordt gelezen “bedrijfsafvalstoffen”;

  • b.

    dat voor “klein chemisch afval” wordt gelezen “gevaarlijke afvalstoffen”.

Artikel 18 Vergunningvereiste voor de aanbieding van gevaarlijke stoffen

  • 1. In zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 17, is het verboden zonder voorafgaande vergunning van het bestuurscollege gevaarlijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden of aan te bieden.

  • 2. Het bestuurscollege kan aan de vergunning voorschriften verbinden, onder meer ook betreffende de verpakking en etikettering van de gevaarlijke afvalstoffen.

Hoofdstuk 6. De verwijdering van vloeibare afvalstoffen

Artikel 19

Het is verboden vloeibare afvalstoffen voorhanden te hebben op een zodanige wijze dat daardoor verontreiniging, beschadiging, of onvoldoende afwatering van een weg dan wel anderszins nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

Artikel 20

Het is verboden zich van vloeibare afvalstoffen te ontdoen aan een ander dan aan de inzameldienst of de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21.

Artikel 21

Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege vloeibare afvalstoffen in te zamelen, te bewaren, te bewerken, te verwerken of te vernietigen. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de inzameldienst.

Artikel 22

  • 1. Het bestuurscollege kan nadere regels stellen omtrent:

    • a.

      de wijze en de plaats waar vloeibare afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden;

    • b.

      de tijden waarop deze door de inzameldienst of de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21 worden opgehaald of kunnen worden aangeboden op een daarbij aangewezen in zamelplaats.

  • 2. Het is verboden vloeibare afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan overeenkomstig het krachtens het eerste lid bepaalde.

Artikel 23

Het is verboden vloeibare afvalstoffen anders te vervoeren dan in deugdelijke, vloeistofdichte tanks.

Hoofdstuk 7. De verwijdering van autowrakken

Artikel 24

  • 1. Het is verboden een of meer autowrakken op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig te hebben.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 35.

Artikel 25

Het is verboden zich van een autowrak te ontdoen door afgifte aan een ander dan de inzameldienst of de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 35.

Artikel 26

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege van derden afkomstige autowrakken in te zamelen, te bewaren, te bewerken, te verwerken of te vernietigen.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de inzameldienst.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen ter bescherming van het milieu

Artikel 27

Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan, te doorzoeken of weg te nemen zonder daar toe krachtens deze verordening gerechtigd te zijn.

Artikel 28

  • 1. Het is verboden afvalstoffen op of in de bodem te brengen of te houden, te verbranden, te bewaren, over te laden of anderszins te bewerken, te verwerken of te vernietigen.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet:

  • 3. voor zover het betreft het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen overeenkomstig deze verordening of het bewaren met het oog daarop;

    • a.

      voor door het bestuurscollege aangewezen afvalstoffen op daartoe daarbij aangewezen plaatsen;

    • b.

      voor zover de betrokken handeling krachtens een hindervergunning is toegestaan.

  • 4. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het eerste lid.

Artikel 29

  • 1. Het is verboden afvalstoffen op een zodanige plaats op te slaan of opgeslagen te hebben, dat deze vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar zijn.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover het betreft de inzameling aanbieden overeenkomstig deze verordening.

  • 3. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 30

  • 1. Het is verboden afvalstoffen zodanig te vervoeren dat de weg daardoor kan worden verontreinigd of dat daardoor nadelige gevolgen kunnen ontstaan voor het milieu.

  • 2. Het bestuurscollege kan nadere regels stellen ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 31

De rechthebbende, de beheerder of bedrijfsleider van een winkel, hal, kraam of soortgelijke gelegenheid waar eet- of drinkwaren worden verstrekt, die ter plaatse plegen te worden genuttigd:

  • a.

    draagt er zorg voor dat ten behoeve van het publiek een voldoende aantal manden, bakken of soortgelijke voorwerpen aanwezig is, waarin papier, plastic bekers, etensresten en ander afval kunnen worden achtergelaten en die van een zodanige constructie zijn, dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft;

  • b.

    draagt er zorg voor dat die voorwerpen regelmatig en tijdig worden geledigd;

  • c.

    draagt er zorg voor dat afval dat niet in de in dat onderdeel bedoelde voorwerpen is gedeponeerd en zich bevindt binnen een onbelemmerde straal van 4 meter van de in de aanhef bedoelde gelegenheid van de openbare weg wordt verwijderd.

Artikel 32

  • 1. Degene die een bedrijf uitoefent draagt ervoor zorg dat op de weg achtergebleven stoffen en andere voorwerpen die het milieu verontreinigen en die kennelijk uit zijn bedrijf afkomstig zijn dan wel daarvoor zijn bestemd, worden verwijderd

    • a.

      ten minste dagelijks, uiterlijk één uur voor zonsondergang, en ook

    • b.

      terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar of aangewezen instantie, belast met de handhaving van deze verordening.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor degene die een bedrijf uitoefent in een inrichting in de zin van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES.

Artikel 33

De organisator van een evenement, betoging of optocht draagt er zorg voor dat na afloop van het evenement, de betoging of de optocht op de weg achtergebleven veeg- en zwerfafval, stoffen en voorwerpen worden verwijderd.

Hoofdstuk 9. Algemene bepalingen met betrekking tot vergunningen en ontheffingen

Artikel 34

  • 1. De aanvraag om een vergunning of ontheffing wordt schriftelijk ingediend.

  • 2. De aanvrager verstrekt alle inlichtingen en legt alle bescheiden over die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 3. Een vergunning of ontheffing kan worden geweigerd, indien

    • a.

      het verlenen daarvan niet in overeenstemming is met het afvalstoffenplan; of

    • b.

      anderszins niet in het belang is van een doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord afvalstoffenbeheer.

  • 4. Een vergunning of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

  • 5. Aan een vergunning of ontheffing worden voorschriften verbonden in het belang van een doelmatig en milieu-hygiënisch verantwoord afvalstoffenbeheer.

  • 6. Tot die voorschriften kan behoren dat de vergunninghouder financiële zekerheid stelt voor de naleving van de aan de vergunning verbonden gestelde voorschriften.

Artikel 35

  • 1. Het bestuurscollege beschikt op een aanvraag binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het kan deze termijn eenmaal met ten hoogste dertig dagen verlengen.

Artikel 36

  • 1. Het bestuurscollege kan een vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken of ambtshalve wijzigen, indien

    • a.

      de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beschikking zou zijn gegeven, indien juiste en volledige gegevens bekend zouden zijn geweest;

    • b.

      beperkingen waaronder de vergunning of ontheffing is verleend of voorschriften die eraan zijn verbonden, niet zijn nageleefd;

    • c.

      zich na de verlening nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan of gebleken is van inzichten, die zouden hebben geleid tot weigering van de vergunning of ontheffing of tot het verlenen daarvan onder andere beperking en of het verbinden daaraan van andere voorschriften.

  • 2. Voorts kan het bestuurscollege een vergunning of ontheffing op verzoek van de houder ervan wijzigen indien het belang van een doelmatige en milieu hygiënisch verantwoord afvalstoffenbeheer zich daartegen niet verzet.

Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 37

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na afkondiging.

  • 2. De Verordening afvalstoffen 2016 wordt ingetrokken.

  • 3. Een vergunning of ontheffing verleend op grond van de Verordening afvalstoffen 2016 blijft gedurende 3 maanden na de in het eerste lid bedoelde datum van kracht en geldt dan als vergunning of ontheffing op grond van deze verordening.

  • 4. Indien binnen die termijn een vergunning of ontheffing is aangevraagd op grond van een corresponderend voorschrift in deze verordening, blijft een vergunning of ontheffing als bedoeld in het eerste lid van kracht tot zes weken nadat op de aanvraag is beslist.

  • 5. Indien nog van kracht op de dag van inwerkingtreding van deze verordening, worden afdeling 4.2 en de artikelen 4.3.1 en 4.3.5 van de Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap 1993 ingetrokken.

Artikel 38

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Sint Eustatius.

Ondertekening

Aldus besloten door de regeringscommissaris op 30 oktober 2018

De regeringscommissaris,

w.g. De heer M.C.F. Franco