Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739157
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739157/1
Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Voorschoten 2025
Geldend van 10-05-2025 t/m heden
Intitulé
Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Voorschoten 2025De raad van de gemeente Voorschoten;
Gelet op artikelen 16, 82, 83 en 84 van de Gemeentewet;
Besluit vast te stellen het:
Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Voorschoten 2025
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
- -
amendement: voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;
- -
burgercommissielid: commissielid niet zijnde een raadslid;
- -
griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;
- -
initiatiefvoorstel: voorstel van één of meer raadsleden voor een verordening of ander voorstel;
- -
motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;
- -
subamendement: voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een aanhangig amendement;
- -
voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;
- -
wet: Gemeentewet.
Artikel 2. Presidium
-
1. Er is een presidium dat bestaat uit de fractievoorzitters. De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.
-
2. Bij verhindering kan een fractievoorzitter een raadslid of, als hiervoor geen raadslid beschikbaar is, een burgercommissielid uit de eigen fractie aanwijzen die hem in het presidium vervangt.
-
3. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.
-
4. Het presidium kan anderen, waaronder de gemeentesecretaris, uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.
-
5. Het presidium doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies.
-
6. Het presidium stelt de voorlopige agenda’s vast voor raadsvergaderingen en raadscommissievergaderingen en stelt de lange-termijnagenda vast als basis voor agendaplanning en voorkantsturing.
-
7. Het presidium stelt de vergadercyclus en het vergaderschema van de raad en van de raadscommissies vast.
-
8. Het presidium stelt datum, tijd en plaats vast voor vergaderingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid van de wet.
-
9. Het presidium vergadert zonder publiek. Andere raads- en burgercommissieleden kunnen als toehoorder aanwezig zijn.
-
10. De besluitenlijst van het presidium is openbaar.
Artikel 3. Fractievoorzittersoverleg
-
1. Er is een fractievoorzittersoverleg dat bestaat uit de fractievoorzitters. De voorzitter van de raad is voorzitter van het fractievoorzittersoverleg.
-
2. Het fractievoorzittersoverleg komt bijeen voor uitwisseling van vertrouwelijke persoonlijke aangelegenheden of vertrouwelijk politiek-bestuurlijke kwesties.
-
3. Het fractievoorzittersoverleg komt bijeen zo vaak als de voorzitter van de raad dit noodzakelijk acht. Iedere fractievoorzitter kan bij de voorzitter van de raad gemotiveerd verzoeken om een vergadering van het fractievoorzittersoverleg.
-
4. Het fractievoorzittersoverleg vindt besloten plaats.
-
5. Leden van het fractievoorzittersoverleg kunnen zich niet laten vervangen.
Artikel 4. Werkgroepen
-
1. Het presidium kan werkgroepen instellen en opheffen.
-
2. Het presidium regelt de taak, de bevoegdheid, de werkwijze en de samenstelling van een werkgroep.
Artikel 5. De griffier
-
1. De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen, vergaderingen van het presidium en het fractievoorzittersoverleg.
-
2. Bij verhindering of afwezigheid vindt vervanging van de griffier plaats door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.
-
3. De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.
Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
-
1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.
-
2. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, staat een minderheidsstandpunt vermeld in dit advies.
-
3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.
-
4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
-
5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin de raad over diens toelating beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
Artikel 7. Benoeming wethouders
-
1. Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.
-
2. Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet.
-
3. De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.
-
4. De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt, voorafgaand aan het besluit over benoeming, over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad.
Artikel 8. Fracties
-
1. Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.
-
2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren. De fractienaam voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet. Deze naam geldt voor de gehele zittingsperiode.
-
3. De fractie geeft de naam van de fractievoorzitter zo spoedig mogelijk door aan de voorzitter.
-
4. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.
-
5. De naam van een nieuwe fractie als bedoeld in lid 4 is de naam van de fractievoorzitter van deze fractie. De fractienaam wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad.
Hoofdstuk 2. Raadsvergaderingen
Paragraaf 1. Voorbereiding
Artikel 9. Oproep en agenda
-
1. De voorzitter zendt ten minste zes dagen voor een raadsvergadering de raadsleden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken.
-
2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden gezonden.
-
3. Op de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 10, derde lid, van toepassing.
-
4. De raad stelt de agenda bij aanvang van een raadsvergadering vast.
Artikel 10. Publiceren van stukken
-
1. De agenda met bijlagen wordt gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep gepubliceerd op de website van de gemeente. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken gepubliceerd worden, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad.
-
2. Op verzoek kan de griffie voor belangstellenden raadstukken op papier beschikbaar stellen.
-
3. Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.
Artikel 11. Openbare kennisgeving
Raadsvergaderingen worden ter openbare kennis gebracht door aankondiging op de website van de gemeente.
Paragraaf 2. Ter vergadering
Artikel 12. Presentielijst
-
1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder raadslid de presentielijst.
-
2. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen en bewaart deze na afloop.
Artikel 13. Zitplaatsen
-
1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.
-
2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.
Artikel 14. Spreektijden
-
1. In de raadsvergadering gelden spreektijden voor de fracties en het college.
-
2. Het presidium stelt de spreektijdenregeling vast.
-
3. De voorzitter stelt de raad bij aanvang van de vergadering een vergaderduur voor en verdeelt de spreektijd conform de spreektijdenregeling.
Artikel 15. Aantal spreektermijnen
-
1. Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.
-
2. De voorzitter sluit de spreektermijnen af.
-
3. Raadsleden voeren in een termijn niet meer dan éénmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel.
-
4. Per agendapunt voert één raadslid per fractie het woord.
-
5. Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend ten aanzien van de beraadslaging daarover.
-
6. Bij de bepaling hoeveel keer een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.
-
7. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.
Artikel 16. Deelname aan de beraadslaging door anderen
Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet, kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 17. Voorstellen van orde
Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.
Artikel 18. Collegevoorstel
-
1. Het college kan een collegevoorstel aan de raad dat vermeld staat op de (voorlopige) agenda van de raadsvergadering, niet intrekken zonder toestemming van de raad.
-
2. Als de raad van oordeel is dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies of nadere inlichtingen terug te zenden aan het college, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
-
3. Als de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie.
Paragraaf 3. Stemmingen
Artikel 19. Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.
Artikel 20. Beslissing
-
1. De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.
-
2. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.
Artikel 21. Stemming; procedure hoofdelijke stemming
-
1. De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.
-
2. Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.
-
3. Als een raadslid om stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.
-
4. De voorzitter verzoekt de leden van de raad elektronisch of met handopsteken te stemmen, tenzij één of meer raadsleden verzoeken om hoofdelijke stemming.
-
5. Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder op volgorde van de presentielijst.
-
6. Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.
-
7. Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.
-
8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.
Artikel 22. Volgorde stemming over amendementen en moties
-
1. Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, stemt de raad eerst over die amendementen en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.
-
2. Als een subamendement is ingediend, stemt de raad eerst over het subamendement en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.
-
3. Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, stemt de raad, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement. De voorzitter doet aan de raad een voorstel over de volgorde van verstrekkendheid.
-
4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, stemt de raad eerst over het voorstel en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.
Artikel 23. Stemming over personen
-
1. Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter twee raadsleden tot stembureau. In plaats hiervan kunnen de voorzitter en griffier met instemming van de raad het stembureau vormen.
-
2. Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.
-
3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.
-
4. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.
Artikel 24. Beslissing door het lot
-
1. Wanneer ingevolge artikel 31 lid 3 van de wet het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de griffier op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.
-
2. De griffier vouwt deze briefjes, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze, deponeert ze in een stembokaal en schudt ze om.
-
3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.
Paragraaf 4. Verslaglegging; ingekomen stukken
Artikel 25. Verslag en besluitenlijst
-
1. De griffier draagt zorg voor verslagen en besluitenlijsten van raadsvergaderingen.
-
2. Uit een verslag blijkt in ieder geval:
- a.
de namen van de voorzitter, de griffier, de raadsleden en de wethouders, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;
- b.
welke raadsleden afwezig waren;
- c.
de zaken die aan de orde zijn geweest;
- d.
een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de sprekers;
- e.
een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de wet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;
- f.
de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen, en
- g.
bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van artikel 16 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.
- a.
-
3. Een conceptverslag wordt op de website van de gemeente gepubliceerd bij de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering.
-
4. De raad stelt het verslag in de eerstvolgende raadsvergadering vast.
-
5. De voorzitter en de griffier ondertekenen het vastgestelde verslag.
-
6. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de website van de gemeente.
Artikel 26. Ingekomen stukken
-
1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst die aan de raadsleden wordt toegezonden en gepubliceerd op de website van de gemeente.
-
2. De raad stelt op voorstel van de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Paragraaf 5. Besloten raadsvergaderingen
Artikel 27. Toepassing reglement op besloten vergaderingen
Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 28. Verslag en besluitenlijst besloten vergadering
-
1. Conceptverslagen en -besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de raads- en commissieleden ter inzage gelegd bij de griffie.
-
2. De verslagen worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.
-
3. De voorzitter en de griffier ondertekenen de vastgestelde verslagen.
Artikel 29. Opheffing geheimhouding
Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Paragraaf 6. Toehoorders en pers
Artikel 30. Toehoorders en pers
-
1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.
-
2. Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.
Artikel 31. Petitie aanbieding
Een ieder heeft de mogelijkheid om een petitie aan te bieden aan de raad. Degene die gebruik wil maken van deze petitiemogelijkheid, meldt dit aan de griffier. De voorzitter van de raad bepaalt op welk tijdstip de petitie-aanbieding kan plaatsvinden.
Artikel 32. Geluid- en beeldregistraties
Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.
Hoofdstuk 3. Bevoegdheden, instrumenten raadsleden
Artikel 33. Amendementen en subamendementen
-
1. Raadsleden dienen amendementen en subamendementen schriftelijk in bij de voorzitter, voorafgaand aan het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.
-
2. De raad kan alleen beraadslagen over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben en aanwezig zijn in de raadsvergadering.
-
3. Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.
Artikel 34. Moties
-
1. Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.
-
2. De raad kan alleen beraadslagen over moties die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben en aanwezig zijn in de raadsvergadering.
-
3. De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.
-
4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.
-
5. Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.
Artikel 35. Initiatiefvoorstel
-
1. Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.
-
2. Het college kan binnen drie weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.
-
3. Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende nog te verzenden commissievergadering geplaatst.
Artikel 36. Interpellatie
-
1. Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.
-
2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.
-
3. Over verzoeken die ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, stemt de raad tijdens de eerstvolgende raadsvergadering. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.
-
4. De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden voeren niet vaker dan één keer het woord in de tweede termijn. De burgemeester en de wethouders voeren niet vaker dan tweemaal het woord, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.
Artikel 37. Schriftelijke vragen
-
1. Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier en geven daarbij aan of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.
-
2. De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.
-
3. Schriftelijke beantwoording gebeurt zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ingediend. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.
-
4. Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester zendt de griffier aan de raadsleden toe.
-
5. De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende commissie- of raadsvergadering waarvoor de oproep nog niet is verstuurd en bij mondelinge beantwoording in dezelfde commissie- of raadsvergadering nadere inlichtingen vragen over het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Artikel 38. Vragenuur
-
1. In iedere raadsvergadering is er een vragenuur.
-
2. Het vragenuur is bedoeld voor vragen over politiek actuele onderwerpen, vragen die niet gesteld kunnen worden als schriftelijke vragen (artikel 37 Reglement van orde) of als technische of informatieve vragen op grond van de ambtelijke bijstand.
-
3. Raadsleden melden hun vragen voor het vragenuur ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenuur aan bij de voorzitter.
-
4. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.
-
5. De voorzitter verleent per onderwerp aan de vragensteller het woord om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven. Na de beantwoording daarvan krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.
-
6. De voorzitter verleent in de tweede termijn aan andere raadsleden het woord om aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.
-
7. Tijdens het vragenuur is het indienen van moties, het voeren van discussies en interrumperen niet toegelaten.
Artikel 39. Inlichtingen
-
1. Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid van de wet schriftelijk in bij de griffier.
-
2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.
-
3. Indien het college of de burgemeester de verlangde inlichtingen mondeling verstrekt, gebeurt dat in de eerstvolgende raads- of commissievergadering waarvoor de oproep nog niet is verzonden, mits er tenminste vijftien dagen zitten tussen het verzoek en de betreffende vergadering.
-
4. Indien het college of de burgemeester de verlangde inlichtingen schriftelijk verstrekt gebeurt dat binnen vijftien dagen nadat het verzoek is ingediend.
Artikel 40. Raadpleegbijeenkomst
-
1. De raad kan een raadpleegbijeenkomst houden. Een raadpleegbijeenkomst is een bijeenkomst waarin een raadscommissie voorafgaand aan besluitvorming door de raad zonder tussenkomst van het college met een aantal relevante maatschappelijke partijen in gesprek gaat. Doel is om de eigenstandige oordeelsvorming van commissie en raad te versterken.
-
2. Raadsleden kunnen een voorstel voor een raadpleegbijeenkomst indienen bij het presidium, dat hierover beslist.
-
3. Een raadpleegbijeenkomst is openbaar en vindt onder voorzitterschap van de commissievoorzitter plaats.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 41. Uitleg reglement
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.
Artikel 42. Intrekking oude reglement
Het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad Voorschoten 2012 wordt ingetrokken.
Artikel 43. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Dit reglement treedt in werking op de dag na bekendmaking.
-
2. Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Voorschoten 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Voorschoten,
gehouden op 3 april 2025.
de griffier,
Drs. B.J. Urban
de voorzitter,
Drs. N. Stemerdink
Toelichting Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Voorschoten
Hieronder staat een artikelsgewijze toelichting. Er is alleen een toelichting opgenomen indien dat nodig is voor de verduidelijking van of nadere toelichting bij een artikel.
Artikel 2. Presidium
Door de toevoeging van de wettelijke grondslag van artikel 84 Gemeentewet (overige commissies) in dit Reglement van orde is het presidium een op de wet gebaseerd gremium en gelden de wettelijke bepalingen van artikel 84. Dit betekent onder meer dat de burgemeester en wethouders geen lid van deze commissie kunnen zijn. De burgemeester kan als raadsvoorzitter wel voorzitter van het presidium zijn, wat in Voorschoten het geval is. Artikel 17 van de wet regelt de frequentie van de vergaderingen van de raad.
Artikel 3. Fractievoorzittersoverleg.
Ook hier geldt, net zoals voor het presidium, dat burgemeester en wethouders geen lid kunnen zijn. De burgemeester kan als raadsvoorzitter wel voorzitter van het fractievoorzittersoverleg zijn, wat in Voorschoten het geval is.
Artikel 4. Werkgroepen
Ook anderen dan raadsleden kunnen lid zijn van een werkgroep, bijvoorbeeld burgercommissieleden, burgemeester en wethouders, ambtenaren en externen.
Artikel 5. De griffier
In verband met artikel 22 van de wet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen over het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.
Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde meldt schriftelijk aan de raad of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt legt hij aan de raad stukken over waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de wet (artikel V 3 van de Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven en de beslissing over de toelating moeten in een openbare vergadering gebeuren. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.
Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na de raadsverkiezingen beslist de raad in oude samenstelling in zijn laatste vergadering over de toelating van de nieuw gekozen leden. Met ingang van 00:00 uur de volgende dag treedt de nieuwe raad aan (artikel 18 van de wet en artikel C 4, tweede lid, van de Kieswet).
Derde lid:
Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten. Het derde lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (of deze juist is vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad een dergelijk besluit kan baseren. Op 28 februari 2014 heeft de minister van BZK een circulaire uitgebracht waarin toegelicht wordt wanneer de raad gebruik kan maken van deze bevoegdheid (Gemeenteraadverkiezingen: hertellingen, kenmerk 2014-0000116196, 28 februari 2014, Ministerie van BZK).
Artikel 7. Benoeming wethouders
Artikel 7 geeft invulling aan een leemte in de wet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De wet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.
Het ligt voor de hand om voor het benoemen door de raad van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen (eerste lid). De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de wet). Voor wethouders is er de aanvullende verplichting om een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) te kunnen overleggen (artikel 36a, tweede lid, van de wet). De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers.
De kandidaat-wethouders worden in opdracht van de burgemeester voor aanvang van iedere ambtstermijn aan een integriteitstoets onderworpen. Dit gebeurt volgens de Procedure risicoanalyse integriteit kandidaat wethouders, behorend bij informatiebrief 012 d.d. 27 januari 2022, en de geactualiseerde versie daarvan. De burgemeester krijgt zicht op de volledige rapportage van de risicoanalyse. Zo heeft hij een goed beeld van de kandidaat en kan hij met de kandidaat een gesprek voeren over de uitkomsten. De burgemeester kan ten aanzien van de risicoanalyse en de conclusies geheimhouding opleggen aan de raad. Met de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur (artikel 87 van de wet) is de burgemeester hiertoe expliciet bevoegd gemaakt (vierde lid).
Artikel 8. Fracties
Eerste en tweede lid:
De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, van de wet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Vanaf de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd (eerste lid). De fractie gebruikt in de raadsvergadering de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee (tweede lid).
Vierde lid:
Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de wet en artikel 129 van de Grondwet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen voor zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.
Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.
Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).
Artikel 9. Oproep en agenda
In artikel 19, eerste lid, van de wet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst, de oproep en stukken per elektronische weg te versturen. Hiervoor is in Voorschoten gekozen.
Met het vierde lid heeft de raad een actievere rol in de opstelling van de raadsagenda. Enerzijds kunnen individuele raadsleden via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de voorlopige agenda voordragen. Anderzijds kunnen zij echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren of om de volgorde van de agendapunten te wijzigen.
Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de wet niet van toepassing en geldt artikel 32, vijfde lid, van de wet.
Artikel 10. Publiceren van stukken
Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden (eerste lid). De reguliere werkwijze is dat de stukken gepubliceerd worden op de website van de gemeente. Op verzoek kan de griffie stukken ook op papier verstrekken.
Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo). Een ‘document’ houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, verslagen, (concept)adviezen, al dan niet in elektronische vorm, verkrijgen de status van ‘document’ in de zin van de Woo.
Bij de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur is de reikwijdte van de Gemeentewet uitgebreid van ‘stukken’ naar ‘informatie’ (artikel 19, tweede lid, van de wet). Verder hoeft de raad de geheimhouding niet meer te bekrachtigen (artikel 89, vierde lid, van de wet). College, burgemeester en commissies mogen zelf geheimhouding opleggen (artikel 87 van de wet).
Onder de ‘informatie’ als bedoeld in het derde lid wordt verstaan: informatie van de raad en aan de raad verstrekte informatie, waaronder de zogeheten ‘achterliggende’ stukken waarvan in raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s, etc.) waarop geheimhouding is gelegd.
Indien het gaat om geheime of vertrouwelijke stukken, waarop geheimhouding is gelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Indien de geheimhouding op informatie anders dan in schríftelijke vorm rust, moet de verplichting op een passende wijze kenbaar worden gemaakt (artikel 89, eerste lid, van de wet).
De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom liggen stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering die geheim moeten blijven bij hem ter inzage voor raadsleden (derde lid).
Artikel 11. Openbare kennisgeving
Dit artikel geeft invulling aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de wet. Artikel 11 legt vast op welke wijze raadsvergaderingen worden aangekondigd. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dient er een grondslag in een verordening te zijn. In artikel 11 wordt deze grondslag gecreëerd.
Artikel 12. Presentielijst
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de wet. Artikel 12 legt de procedure vast. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de wet.
Artikel 13. Zitplaatsen
Bij aanvang van de raadsperiode bespreekt het presidium de zitplaatsindeling en wijst de raadsvoorzitter de indeling aan. De indeling kan gelden voor de gehele raadsperiode, maar ook tussentijds kan de indeling wijzigen. Een vaste zitplaats is vanwege praktische overwegingen nodig omdat de zaalopstelling een flexibele indeling moeilijk toelaat.
Artikel 14. Spreektijden
De raadsvergadering duurt maximaal drie uur. Evenzoveel spreektijd wordt verdeeld over de fracties, het college en overig (waaronder de voorzitter) conform een vaste verdeelsleutel (spreektijdenregeling). Het presidium stelt de verdeelsleutel vast. Afhankelijk van het aantal agendapunten stelt de voorzitter een lager aantal vergaderuren voor met evenredige spreektijden.
Artikel 16. Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de wet geregelde immuniteit. De raad kan op grond van artikel 5, derde lid, bepalen dat de griffier deelneemt aan de beraadslagingen. De raad kan ook anderen, zoals de secretaris, uitnodigen deel te nemen. De burgemeester en de wethouder(s) hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet.
Artikel 17. Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. De raad beslist direct over een voorstel van orde, zonder beraadslaging. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (omdat het ordevoorstel betrekking heeft op de lopende vergadering is artikel 32, vierde lid, van de wet hierop niet van toepassing).
Artikel 18. Collegevoorstel
Artikel 18 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven (eerste lid).
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden of op grond van het derde lid (terug) sturen naar de commissie voor een extra behandeling. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw wordt behandeld. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan presidium overlaten, conform artikel 2.
Artikel 19. Stemverklaring
Stemverklaringen moeten kort zijn en mogen niet het karakter krijgen spreektermijn. De stemverklaringen worden gegeven vóór de oproep van de voorzitter tot (hoofdelijke) stemming.
Artikel 21. Stemming; procedure hoofdelijke stemming
Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden (eerste lid). De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de wet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen (tweede lid). Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog gewezen op artikel 209, tweede lid, van de wet, dat tot hoofdelijke stemming verplicht bij het aangaan van een verplichting voordat de begroting is goedgekeurd.
Een raadslid kan zich alleen onthouden van deelname aan stemming op grond van artikel 28 van de wet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen.
De gemeente kan een elektronisch stemsysteem gebruiken waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de wet en van toepassing in Voorschoten.
Artikel 22. Volgorde stemming over amendementen en moties
Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement strekt tot wijziging van een voorstel en komt daarom in stemming voorafgaand aan de stemming over dat voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Bovendien kan de raad besluiten af te wijken van deze stemvolgorde.
Artikel 23. Stemming over personen
Artikel 31, eerste lid, van de wet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Artikel 31 is ook van toepassing op de stemming over de benoeming van een wethouder (artikel 35, eerste lid, van de Gemeentewet). Datzelfde geldt voor de stemming over het ontslag van een wethouder in het geval een motie van wantrouwen niet tot onmiddellijk aftreden leidt (artikel 49 van de Gemeentewet). Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. In geval van twijfel oordeelt de raad of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.
Bij de meeste stemmingen over personen bij benoemingen of aanbevelingen is sprake van een vrije stemming. Dat betekent dat het de raad vrij staat om voor een bepaalde functie een kandidaat naar keuze in te vullen. Bijvoorbeeld de benoeming van wethouders is een vrije stemming. Bij een vrije stemming staan er geen vooraf ingevulde namen op het stembriefje, maar staat de functie daarop en kan een raadslid de naam van zijn keuze invullen. Bij een vrije stemming is artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de wet niet van toepassing. Daarin is bepaald dat een raadslid zich van stemming onthoudt wanneer hij “behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt". Bij een vrije stemming mag een raadslid dus op zichzelf stemmen. Artikel 32, vierde en vijfde lid van de wet, over de werkwijze bij stakende stemmen, zijn hier van toepassing.
In slechts enkele gevallen is er bij de stemming over personen sprake van een voordracht, namelijk als dit uit de wet voortvloeit. Dan is het wettelijk of reglementair niet mogelijk om tegenkandidaten aan te dragen. Er kan dus voor een beperkt aantal vooraf bekende kandidaten gekozen worden. In dit geval is artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de wet wél van toepassing en mag een raadslid niet op zichzelf stemmen. Artikel 31, tweede en derde lid van de wet, over de werkwijze bij stakende stemmen, zijn hier van toepassing.
Artikel 24. Beslissing door het lot
Dit artikel geeft een nadere uitwerking gegeven aan artikel 31, derde lid van de wet dat gaat over het staken van de stemming over personen in geval van een voordracht waarbij de keuze tot vooraf bekende kandidaten beperkt is.
Artikel 25. Verslag en besluitenlijst
Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. De wet spreekt alleen over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, zesde lid). Andere vormen van verslaglegging zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld een (geluids)opname van de raadsvergadering en een besluitenlijst. In Voorschoten is gekozen voor woordelijke verslaglegging van de raadsvergadering.
Artikel 26. Ingekomen stukken
Over aan de raad gerichte inkomende stukken neemt de raad besluiten van procedurele aard, bijvoorbeeld kennisnemen, door college van burgemeester en wethouders laten beantwoorden, in handen stellen van het college van burgemeester en wethouders, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken is buiten de orde.
Artikel 27. Toepassing reglement op besloten vergaderingen
In artikel 23 van de wet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Artikel 28. Verslag en besluitenlijst besloten vergadering
In artikel 23 leden 5 en 6 van de wet zijn procedurevoorschriften opgenomen over verslag en besluitenlijst van een besloten raadsvergadering.
Artikel 29. Opheffing geheimhouding
Op grond van artikel 87, van de wet, kan geheimhouding op informatie worden opgelegd door de raad, het college, de burgemeester en een commissie. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad verstrekte informatie vervalt, indien de raad de verplichting tot geheimhouding opheft (artikel 89, vierde lid, van de wet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 30. Toehoorders en pers
Dit artikel is een aanvulling op artikel 26 van de wet. Dat geeft de voorzitter de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.
Artikel 33. Amendementen en subamendementen
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de wet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in dit artikel. Op basis van artikel 147b, tweede lid, juncto artikel 147a, tweede lid, van de wet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Uit artikel 147b, tweede lid, van de wet blijkt dat ieder individueel raadslid het recht heeft om amendementen in te dienen; drempelsteun is derhalve niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).
Artikel 34. Moties
In artikel 1 van dit reglement is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
In de wet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de “motie van wantrouwen” waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is gebruikelijk dat een wethouder na het aannemen van zo’n motie opstapt. Indien hij zelf niet opstapt, zal de raad moeten besluiten tot ontslag.
Over iedere motie neemt de raad apart een besluit. De beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft (derde lid).
Artikel 35. Initiatiefvoorstel
In artikel 147a, eerste lid, van de wet is het initiatiefrecht uitgewerkt. Met de formulering dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).
Het tweede en derde lid van artikel 147a van de wet bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld. Dat is in dit artikel geregeld.
In het vierde lid van artikel 147a van de wet is sinds bepaald dat het college de gelegenheid moet krijgen om wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het college moet immers de besluiten van de raad uitvoeren (artikel 160, eerste lid, onder b, van de wet). Deze zgn. voorhangregeling is uitgewerkt in het tweede lid van dit artikel. Het is in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33691, 3, p. 2-3).
Artikel 36. Interpellatie
Artikel 36 stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid, van de wet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is een zwaarder instrument. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig, omdat de vergaderorde wordt doorbroken.
Artikel 37. Schriftelijke vragen
Het vragenrecht stelt de leden van de raad in staat informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is politiek van strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is.
Artikel 38. Vragenuur
Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de wet over het vragenrecht. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college aan de tand te voelen. De vragen moeten politiek actueel zijn en niet op een andere manier schriftelijk gesteld kunnen worden. Bijvoorbeeld voortgangsvragen worden niet toegestaan.
Het karakter van het vragenuur verschilt van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt.
Artikel 39. Inlichtingen
Artikel 39 geeft een procedurele uitwerking aan de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. De passieve inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 169, derde lid en artikel 180, derde lid van de wet is de klassieke informatieplicht die het college en de burgemeester opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl