Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739084
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739084/1
Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Berg en Dal 2025
Geldend van 09-05-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Berg en Dal 2025De raad van de gemeente Berg en Dal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal van 18 maart 2025;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat de taak, om te zorgen voor kinderopvang voor gezinnen met sociaal-medische problematiek, door het rijk is neergelegd bij de gemeenten;
besluit
vast te stellen onderstaande Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Berg en Dal 2025;
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal;
- b.
raad: de gemeenteraad van de gemeente Berg en Dal;
- c.
belanghebbende: de ouder(s) die inwoner is (zijn) van de gemeente en een tegemoetkoming aanvraagt in de kosten van kinderopvang van haar/zijn kind(eren) op grond van een sociaal medische indicatie;
- d.
partner: degene, met wie belanghebbende is gehuwd of anderszins een gezamenlijke huishouding voert;
- e.
tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie.
- f.
aanvraag: een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie;
- g.
sociaal-medische indicatie: een schriftelijk advies door een adviesorgaan waaruit blijkt dat kinderopvang van het kind of de kinderen van belanghebbende om sociaal-medische redenen noodzakelijk is. In dit advies staat tevens het benodigde aantal uren opvang per week en de benodigde duur van de opvang.
- h.
adviesorgaan: het sociaal team van de gemeente of het CIZ.
- i.
kinderopvang: dagopvang of buitenschoolse opvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang van een kind of kinderen van belanghebbende van 0 jaar tot de leeftijd dat het kind naar het voortgezet onderwijs gaat.
- j.
inkomensafhankelijke ouderbijdrage: de ouderbijdrage zoals aangegeven in de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk.
- k.
toetsingsinkomen: het bruto jaarinkomen van de klant en de eventuele partner conform systematiek belastingdienst toeslagen.
- l.
verordening: de verordening Tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015;
- m.
onverwijld: binnen vijf werkdagen na de datum waarop de wijziging plaatsvindt die leidt tot wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming.
Artikel 2 Doelstelling
Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag kunnen tijdelijk een financiële tegemoetkoming ontvangen in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie, ten behoeve van de opvang van kind(eren) van belanghebbende in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar of het einde van groep 8 van de basisschool.
De tegemoetkoming kan worden toegekend om tenminste één van de twee onderstaande doelen te bereiken:
- 1.
om ouders te ontlasten die door een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking tijdelijk niet in staat zijn om een goede opvoedsituatie te creëren;
- 2.
om de ontwikkeling van het kind, dat door gezinsproblematiek in het gedrang dreigt te komen, zodanig te stimuleren dat het kind zich kan ontwikkelen zoals andere kinderen.
Artikel 3 Bevoegdheid college
Het college besluit op aanvragen met inachtneming van de verordening. In bijzondere gevallen kan het college gemotiveerd afwijken van het gestelde in deze verordening.
Artikel 4 Rechthebbende
De verordening is van toepassing op belanghebbende met een kind of meerdere kinderen in de leeftijd van 0 jaar tot en met 12 jaar of het einde van groep 8 van de basisschool, waarbij een adviesorgaan een schriftelijk advies heeft afgegeven waarin de noodzaak van kinderopvang wordt aangegeven op grond van een sociaal medische indicatie. Belanghebbende kan geen beroep doen op een voorliggende voorziening.
Artikel 5 Voorliggende voorziening
-
1. Het college weigert de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:
- a.
opvangmogelijkheden binnen het sociaal netwerk;
- b.
ondersteuningsmogelijkheden van lokale algemene voorzieningen;
- c.
een voorziening op grond van de Wet kinderopvang;
- d.
een voorziening voor voorschoolse educatie en peuterspeelzaal;
- e.
een voorziening op grond van Zorgverzekeringswet;
- f.
een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
- g.
een voorziening op grond van de Jeugdwet.
- a.
-
2. Indien er geen voorliggende voorziening is op grond van lid 1, maar wel een andere voorliggende voorziening die voldoet, dan weigert het college de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk.
Artikel 6 Vaststellen van het recht op een tegemoetkoming
-
1. Het college stelt op aanvraag van belanghebbende vast of er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening.
-
2. Het college kan aanvullend op de sociaal-medische indicatie, advies vragen aan een ander adviesorgaan, als het college dat nodig acht om een besluit te kunnen nemen ten aanzien van het recht op een tegemoetkoming.
-
3. Het college kan op elk moment, als daar reden toe is, een onderzoek instellen naar de noodzaak en rechtmatigheid van de tegemoetkoming kinderopvang die is toegekend aan belanghebbende.
Artikel 7 Aanvraag
-
1. Voor een aanvraag dient belanghebbende gebruik te maken van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
-
2. Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens en bewijsstukken:
- a.
persoonsgegevens en burgerservicenummer van belanghebbende;
- b.
persoonsgegevens en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;
- c.
bruto-inkomensgegevens van belanghebbende(n);
- d.
de sociaal-medische indicatie van een adviesorgaan, waarin wordt aangegeven: de grond waarop de kinderopvang nodig is, de omvang (in uren per week) en de duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht. Dit kan met terugwerkende kracht teruggaan tot maximaal zes maanden gerekend vanaf de datum van aanvraag;
- e.
een contract onder voorbehoud of een offerte van het geregistreerde kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind per week, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;
- f.
overige gegevens die het college nodig acht om een besluit te kunnen nemen op de aanvraag.
- a.
-
3. Belanghebbende moet de gegevens/bewijsstukken genoemd onder lid 2 binnen een redelijk gestelde termijn na het indienen van de aanvraag aanleveren. Als belanghebbende de gevraagde gegevens en bewijsstukken genoemd onder lid 2 niet binnen de gestelde termijn aanlevert, wordt een hersteltermijn geboden waarbinnen belanghebbende de gevraagde gegeven/bewijsstukken moet aanleveren. Als belanghebbende de gevraagde gegevens/bewijsstukken niet binnen de hersteltermijn aanlevert, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
-
1. De tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van de datum waarop de kinderopvang, op sociaal-medische indicatie, is begonnen. Dit kan met terugwerkende kracht, teruggaand tot maximaal zes maanden gerekend vanaf de datum van de aanvraag.
Artikel 9 Periode van de tegemoetkoming
-
1. de indicatie geldt voor maximaal 12 maanden.
-
2. na afloop van een periode kan de indicatie weer voor maximaal 12 maanden worden toegekend nadat de noodzaak van verlenging is vastgesteld door het college.
-
3. in bijzondere gevallen, dit ter beoordeling aan het college, kan voor een indicatie een termijn van maximaal 18 maanden worden gehanteerd.
Artikel 10 Hoogte van de tegemoetkoming
-
1. De hoogte van de tegemoetkoming per maand is maximaal: het benodigde aantal opvanguren per maand vermenigvuldigd met het uurtarief van de kinderopvang (zoals vastgesteld door de Belastingdienst) minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage.
-
2. De inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt vastgesteld op basis van het toetsingsinkomen en de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. Bij de eerste (laagste) inkomensschijf wordt in afwijking van de VNG adviestabel de ouderbijdrage op € 0,00 per uur gesteld, zowel voor het eerste kind als voor het tweede kind e.v. Dit betekent dat ouders met een inkomen dat valt in de eerste inkomensschijf van de VNG adviestabel of een inkomen op 110% bijstandsniveau, geen ouderbijdrage hoeven te betalen. Voor de berekening van de tegemoetkoming bij meerdere kinderen met een indicatie wordt het kind waarvoor de minste kosten worden gemaakt beschouwd als het eerste kind.
Artikel 11 Inlichtingenplicht
-
1. Belanghebbende informeert het college onverwijld en uit eigen beweging schriftelijk over inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of intrekking ervan.
-
2. Belanghebbende verstrekt op verzoek van het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn en hersteltermijn, alle gegevens en inlichtingen die voor het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.
-
3. Indien belanghebbende niet voldoet aan de inlichtingenplicht zoals aangegeven in lid 1 en 2, wordt de tegemoetkoming beëindigd.
Artikel 12 Beperking noodzaak
-
1. De ouder doet aantoonbaar al het mogelijke om de periode, waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.
-
2. De ouder doet aantoonbaar al het mogelijke om het aantal uren, waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo gering mogelijk te laten zijn.
-
3. De ouder verleent medewerking, zoals beschreven in het onderzoeksverslag, om samen met de jeugdconsulent de (gezins)omstandigheden te verbeteren, zodat de noodzaak van de tegemoetkoming wordt beperkt.
-
4. De ouder doet aantoonbaar al het mogelijke om tijdens de periode van de tegemoetkoming een structurele oplossing te vinden voor de (gezins)omstandigheden, indien de problematiek niet van tijdelijke aard is.
Artikel 13 Intrekking recht op tegemoetkoming en terugvordering
-
1. De tegemoetkoming kan worden ingetrokken door het college indien:
- a.
de tegemoetkoming is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door belanghebbende;
- b.
de kinderopvang niet of niet meer plaatsvindt;
- c.
belanghebbende niet meer woonachtig is in de gemeente Berg en Dal;
- d.
belanghebbende aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening;
- e.
de sociaal-medische indicatie is komen te vervallen;
- f.
de tegemoetkoming naar het oordeel van het college niet of niet voldoende bijdraagt aan het doel waarvoor de SMI is afgegeven;
- g.
niet wordt voldaan aan de verplichtingen die in het onderzoeksverslag staan vermeld.
- a.
-
2. Het college kan (een deel van) de tegemoetkoming terugvorderen van belanghebbende als:
- a.
belanghebbende de tegemoetkoming heeft ontvangen met betrekking tot een periode waarin hij niet of niet volledig gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang.
- b.
de tegemoetkoming is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door belanghebbende en belanghebbende redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald.
- a.
Artikel 14 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
-
1. Deze verordening treedt in werking de eerste dag na bekendmaking. Gelijktijdig wordt de Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015 ingetrokken;
-
2. Aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtreding van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Berg en Dal 2025 en waarop nog niet is beslist worden afgehandeld volgens de regels die golden tot de inwerkingtreding van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Berg en Dal 2025 tenzij toepassing van de gewijzigde Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2025 voor de aanvrager gunstiger uitpakt.
Artikel 15 Citeertitel
De verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Berg en Dal 2025.
Ondertekening
Vastgesteld door de raad van de gemeente Berg en Dal in zijn openbare vergadering van 17 april 2025
De griffier,
E.W.A.T. Pastoors
De burgemeester,
mr. M. Slinkman
Toelichting Algemeen
Een gezin kan kinderopvang nodig hebben wegens sociaal-medische redenen (gelegen in de ouder of het kind), maar geen kinderopvangtoeslag van de belastingdienst ontvangen omdat de ouder of één van de ouders niet werkt. Kan een gezin dan nog een tegemoetkoming krijgen in de kosten van kinderopvang?
Aanvankelijk maakte kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) onderdeel uit van de Wet kinderopvang (de Wko). Omdat er in 2005 geen duidelijkheid ontstond over de plaats waar de centrale indicatiestelling voor de doelgroep zou moeten plaatsvinden, zijn de SMI-artikelen uit de Wko niet in werking getreden en is aan gemeenten gevraagd de uitvoering ter hand te nemen en een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van SMI te verstrekken. Hiervoor is een bedrag toegevoegd aan het gemeentefonds. De meeste gemeenten voerden dit al een aantal jaren uit. Wettelijke borging van kinderopvang op grond van SMI in de Wko is in de jaren na 2005 echter nooit tot stand gekomen, ook niet in de Jeugdwet en de Wmo.
Destijds nog de MUG-gemeenten hadden in de jaren na 2005 veelvuldig aan gezinnen een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang verstrekt op grond van een sociaal-medische indicatie. Begin 2015 is een beleidsregel vastgesteld door het college van het toenmalige Groesbeek om dit voort te zetten. Een beleidsregel was echter niet het juiste instrument om de tegemoetkoming te kunnen toekennen, omdat de wettelijke basis ontbreekt (zie hierboven). Daarom werd op grond van artikel 149 Gemeentewet de Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015 vastgesteld. Artikel 149 van de Gemeentewet geeft de raad de autonome bevoegdheid om een gemeentelijk regeling vast te stellen. Deze verordening uit 2015 is de basis voor de Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Berg en Dal 2025, waarin op basis van de uitvoeringspraktijk een aantal zaken is geactualiseerd en aangevuld.
In de verordening is geen inkomensgrens gesteld, omdat sociaal-medische problematiek in alle inkomensgroepen voorkomt. Een brede toegang wordt ook voorgestaan door het Rijk. Wel wordt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage gevraagd conform de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. Dit is redelijk, gezien het feit dat ook in de Wet kinderopvang en bij de peuterspeelzalen in de gemeente een inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt gevraagd.
De indicatiestelling van de kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie ligt in eerste instantie bij het sociaal team van de gemeente. Binnen het sociaal team wordt de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI in een gezin integraal bekeken: er wordt gekeken naar de totale problematiek binnen een gezin, de totale behoefte aan hulpverlening en andere mogelijkheden van opvang van de kinderen (bijv het netwerk om het gezin heen). Het advies van het sociaal team wordt vervolgens getoetst aan de verordening. In bepaalde situaties volstaat echter een indicatie van het CIZ, met name bij aanvragen van het moeder/kind huis 24/7.
Toelichting Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
g: het adviesorgaan is in eerste instantie het sociaal team van de gemeente. Binnen het sociaal team wordt de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI in een gezin integraal bekeken: er wordt gekeken naar de totale problematiek binnen een gezin, de totale behoefte aan hulpverlening en andere mogelijkheden van opvang van de kinderen (bijvoorbeeld het netwerk om het gezin heen). Het advies van het sociaal team wordt vervolgens getoetst aan de verordening.
Een indicatie van het CIZ is daarnaast ook een mogelijkheid, met name bij de aanvragen van het moeder-kind huis 24/7. Tot slot kan in een enkel geval de noodzaak tot kinderopvang zo eenduidig zijn een sociaal-medische indicatie achterwege kan blijven.
i: de adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van VNG sluit aan bij de inkomenstabel die de belastingdienst hanteert, maar is een vereenvoudigde versie, waar veel gemeenten mee werken.
j. het bruto jaarinkomen op basis van een actuele loonstrook en/of uitkeringsspecificatie houdt in dat daarin ook inkomsten uit bijvoorbeeld vakantietoeslag en uitkeringen zoals een 13e maand worden meegenomen.
Artikel 2 Doelstelling
Met genoemde doelstelling wordt een lacune opgevuld in de Wet kinderopvang voor ouders die vanwege sociaal medische redenen op kinderopvang zijn aangewezen of als dit de ontwikkeling van het kind ten goede komt. De tegemoetkoming is als een tijdelijke ondersteuning bedoeld aangezien ouders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kind(eren). Van hen wordt verwacht dat zij actief zoeken naar andere mogelijkheden om weer zelf te kunnen voorzien in de noodzakelijke opvang van hun kind(eren)
Artikel 3 Bevoegdheid van het college
Het college besluit over aanvragen met (uiteraard) inachtneming van de verordening, maar het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de verordening. In de praktijk behelst dit vooral aanvragen van ouders in het Moeder-Kindhuis, waarbij het in redelijkheid niet altijd mogelijk is om de verordening strict te volgen zonder daarmee een risico op bepaald gevaar of schade te veroorzaken.
Artikel 5 Voorliggende voorziening
De tegemoetkoming fungeert als een vangnet. Als het netwerk van belanghebbende, de ondersteuningsmogelijkheden vanuit lokale algemene voorzieningen, de Wet kinderopvang, de peuterspeelzaal, de Zorgverzekeringswet, de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning, een mogelijkheid biedt, dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.
Artikel 6 Vaststellen van het recht op een tegemoetkoming
Het college neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie van een adviesorgaan.
De indicatie bevat in ieder geval:
- •
naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarvoor de indicatie geldt;
- •
de redenen voor de noodzaak van de kinderopvang;
- •
de soort opvang;
- •
de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.
In dit artikel is opgenomen dat het college een advies bij een ander adviesorgaan kan opvragen als zij twijfels heeft bij de noodzaak of de omvang van de gevraagde kinderopvang.
Artikel 7 Aanvraag
Lid 2, sub d: in een enkel geval kan de noodzaak voor kinderopvang zo duidelijk zijn dat een sociaal-medische indicatie achterwege kan blijven. Dit moet echter wel goed worden gemotiveerd.
Artikel 9 Periode van de tegemoetkoming
Kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie is met nadruk een tijdelijke oplossing. Verlenging moet niet jaar na jaar plaatsvinden; 1,5 tot 2 jaar zou het maximum moeten zijn. Werken aan een oplossing op langere termijn is hierbij belangrijk. Vandaar dat het college een indicatie kan afgeven voor maximaal 12 maanden, die verlengd kan worden met wederom maximaal 12 maanden als dat noodzakelijk is. In bijzondere gevallen kan het college een indicatie afgeven voor maximaal 18 maanden.
Artikel 10 Hoogte van de tegemoetkoming
lid 2. Door bij de eerste inkomensschijf van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk de ouderbijdrage op € 0,-- per uur te zetten, wordt tegemoetgekomen aan een groep ouders, die de ouderbijdrage vaak niet kan betalen wegens een minimuminkomen (110% bijstandsnorm). Deze ouders vragen hiervoor vaak bijzondere bijstand aan. Dat zou betekenen dat ze weer een aanvraag bijzondere bijstand moeten doen, met net iets andere regels, en dat de gemeente een aanvraag bijzondere bijstand moet verwerken, en de bijzondere bijstand moet uitbetalen. Nu hoeven deze ouders dat niet te doen, en hoeven ze geen ouderbijdrage te betalen aan de gemeente (en dus ook geen bijzondere bijstand hiervoor te ontvangen). Het bespaart de gemeente een hoop administratieve rompslomp. Voor de berekening van de tegemoetkoming bij meerdere kinderen met een indicatie wordt het kind waarvoor de minste kosten worden gemaakt beschouwd als eerste kind. Dit is in het voordeel van de ouders.
Artikel 12 Beperking noodzaak
Ouders hebben een verantwoordelijkheid om de noodzaak van de tegemoetkoming zoveel mogelijk en zo snel mogelijk te beperken. Ouders kunnen daar ook op worden aangesproken.
Artikel 13 Intrekking recht op tegemoetkoming en terugvordering
lid 2 sub a. Teveel betaalde tegemoetkoming wordt zoveel als mogelijk voorkomen door de tegemoetkoming pas uit te betalen nadat belanghebbende de factuur van de opvanginstelling heeft overlegd.
lid 2, sub b. Het bedrag wordt teruggevorderd. Omdat deze verordening niet valt onder de Participatiewet, volgt er geen boeteprocedure.
Artikel 14 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
lid 2. Aanvragen die nog onder de verordening 2015 zijn gedaan en waarop nog niet is beslist, worden afgehandeld op basis van de verordening 2015, tenzij toepassing van de verordening 2025 gunstiger is voor de aanvrager.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl