Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2026

Geldend van 08-05-2025 t/m heden

Intitulé

Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2026

De Verenigde Vergadering van waterschap Hollandse Delta

op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 11 maart 2025

gelet op artikel 115 lid 1, b en c van de Waterschapswet en artikel 13.1a lid 1 en lid 3 Omgevingswet

Besluit

vast te stellen de:

Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2026

Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 2 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is aangevraagd.

Artikel 3 Maatstaf en tarief

  • 1. De leges worden geheven naar de maatstaf en het tarief die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van de in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3. De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd met de waarde van de index materiele overheidsconsumptie van het afgelopen jaar (T-1) zoals deze wordt gepubliceerd in de kerngegevenstabel van september T-2 (publicatie CPB Macro Economische Verkenning).

Artikel 4 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een aanslag. Dit kan via een mondelinge, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, nota of andere schriftuur.

Artikel 5 Vrijstellingen

  • 1. Geen leges worden geheven:

    • a.

      voor de afgifte van beschikkingen voor werken:

      • -

        die geringer in oppervlakte zijn dan 1.000 m2, en (of):

      • -

        die een geringere lengte hebben dan 1.000 m1, of:

      • -

        die een hoeveelheid water lozen minder dan totaal 10.000 m3, of:

      • -

        waarvoor geen rapportage met betrekking tot geohydrologische en/of geologische berekeningen of berekeningen van leidingsterkte noodzakelijk is.

    • b.

      voor ontheffingen op grond van het Binnenvaartpolitiereglement;

    • c.

      voor ontheffingen op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990);

    • d.

      voor diensten die ter voldoening aan wettelijke of administratieve voorschriften kosteloos moeten worden verleend;

    • e.

      voor de afgifte van beschikkingen, wanneer het verzoek tot het verlenen van een vergunning of ontheffing een direct gevolg is van de uitvoering van een werk door of ten behoeve van het waterschap;

    • f.

      voor de afgifte van beschikkingen ten behoeve van het personeel van het waterschap, voor zover deze betrekking hebben op de ambtelijke verhouding tot het waterschap;

    • g.

      voor de afgifte van stukken die aan de publiciteitsmedia worden verstrekt;

    • h.

      voor de afgifte van stukken die uit voorlichtingsmotieven aan particulieren, bedrijven en instellingen worden verstrekt;

    • i.

      voor de afgifte van stukken die aan overheidslichamen, overheidsdiensten of de rechterlijke macht (ambtshalve) worden verstrekt;

    • j.

      voor het doen van de in hoofdstuk 3 van de tarieventabel genoemde nasporingen, voor zover deze worden gedaan voor zuiver wetenschappelijk onderzoek;

    • k.

      voor waterkwaliteitsbesluiten.

    • l.

      advisering aan andere overheden in het kader van de omgevingsvergunning wanneer het waterschap geen bevoegd gezag is.

  • 2. Indien dit in het algemeen belang wenselijk is, kan het college van dijkgraaf en heemraden besluiten dat aan heffing van leges onderhevige stukken tegen een door het college van dijkgraaf en heemraden te bepalen lager bedrag, dan wel kosteloos, beschikbaar worden gesteld.

Artikel 6 Tijdstip van betaling

In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 9 van de Invorderingswet 1990, gelden bij de heffing van de leges de volgende betalingstermijnen:

  • a.

    indien de leges worden geheven bij wijze van aanslag, dienen de leges te worden betaald binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet;

  • b.

    indien de leges worden geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving, dienen de leges te worden betaald op het moment waarop de kennisgeving wordt gedaan;

  • c.

    indien de leges worden geheven bij wege van een schriftelijke kennisgeving, dienen de leges te worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel indien de kennisgeving wordt toegezonden, binnen twee weken na dagtekening van de kennisgeving.

Artikel 7 Teruggaaf

  • 1. Indien een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, worden geen leges geheven.

  • 2. Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges, ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst, wordt verleend op aanvraag als bedoeld in artikel 132 van de Waterschapswet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de tabel opgenomen bepaling.

  • 3. Bij het verlenen van gehele of gedeeltelijke teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, is invorderingsrente verschuldigd op basis van artikel 28, leden 4 en 5, van de Invorderingswet 1990.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Nadere regels door dijkgraaf en heemraden

Het college van dijkgraaf en heemraden kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de leges.

Artikel 10 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die waarop zij bekend is gemaakt.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

  • 3. Met ingang van de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing wordt ingetrokken de 'Legesverordening 2012' van Waterschap Hollandse Delta, vastgesteld op 24 november 2011 en gewijzigd 23 november 2023. Deze blijft van toepassing op belastbare feiten die zich vóór de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2026'.

Ondertekening

Ridderkerk, 16 april 2025

De Verenigde Vergadering voornoemd,

secretaris-directeur,

V. Bergsma

dijkgraaf,

J.F. Bonjer

Tabel behorend bij de legesverordening waterschap Hollandse Delta 2026 (bedragen vastgesteld 12-11-2024. Jaarlijkse indexatie met begroting)

Omschrijving

tarief

Hoofdstuk 1

Omgevingsvergunning wateractiviteit

 

1.1

 

Omvang van het werk, waarbij

A = oppervlakte in vierkante meter (m2)

L = lengte in meter (m)

Q = omvang lozingsdebiet of inhoud van de activiteit in kubieke meters (m3).

Voor grondwater wordt het invloedsgebied (in m2) als bepalende factor gezien. Hierbij wordt de 5-cm verlagingscontour gehanteerd. De oppervlakte hiervan bepaalt de hoogte van de heffing.

 

categorie A:

A < 1000 m2

L < 1000 m1

Q < 10.000 m3

nihil

categorie B:

1000 m2 <A< 1 ha

1000 m1 <L< 3000 m1 

10.000 m3 <Q< 30.000 m3

€ 1.405,45

categorie C:

1 ha <A< 2,5 ha

3000 m1 <L< 6000 m1

30.000 m3 <Q< 60.000 m3

€ 3.334,42 

categorie D:

2,5 ha<A< 10 ha

6000 m1 <L< 10.000 m1

60.000 m3 <Q< 100.000 m3

€ 5.610,53

categorie E:

A> 10 ha

L> 10.000 m1

Q > 100.000 m3

€ 18.785,95

1.2

 

toeslag voor de complexiteit van het werk (categorieën A tot en met E)

 
  • 1.

    werk waarvoor één en een eenvoudige rapportage bijgevoegd is

€ 1.058,32

  • 2.

    werk waarvoor meerdere rapportages of een specialistische rapportage bijgevoegd is

€ 3.174,97

  • 3.

    werk waarvoor een contra-expertise vereist is of een externe beoordeling

volgens raming

1.3

 

Vervallen

Vervallen

Hoofdstuk 2

 

Overige bepalingen

 

2.1

 

Vervallen

 

2.2

 

Vervallen

 

2.3

 

Vervallen

 

2.4

 

Vervallen

 

2.5

 

Vervallen

 

Artikelsgewijze toelichting op de Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2026

Aard van de heffing en belastbaar feit

Artikel 1

In de bij de verordening behorende tarieventabel zijn uiteenlopende diensten opgenomen waarvoor leges kunnen worden geheven. In de verordening is ervoor gekozen het belastbare feit te omschrijven als 'het door het waterschap in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel'. Hiermee wordt bereikt dat de materiële belastingschuld niet pas ontstaat op het moment dat de aangevraagde vergunning of ontheffing daadwerkelijk wordt verleend, maar al ontstaat bij het in behandeling nemen van de betreffende aanvraag. Daarnaast sluit de gehanteerde term 'aanvraag' aan bij de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel l: 3, sub 3, Awb).

In artikel 1 is ook tot uitdrukking gebracht dat de leges naar hun aard rechten zijn, als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet.

Belastingplicht

Artikel 2

Uitgangspunt is dat de aanvrager van de dienst belastingplichtig is. De aanvrager zal in de meeste gevallen immers ook belanghebbende bij de dienst zijn. Er zijn echter situaties denkbaar waarin de aanvrager niet tevens als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een derde in opdracht en ten behoeve van een ander een dienst aanvraagt (bijvoorbeeld een adviesbureau of ingenieursbureau vraagt, ten behoeve van een klant, een ontheffing aan om werken in eigendom of gronden van het waterschap te mogen aanleggen). In deze gevallen is niet de aanvrager, maar degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd, belastingplichtig. Door het opnemen van het woorden 'dan wel' in de bepaling, wordt voorkomen dat met betrekking tot dezelfde dienst zowel de aanvrager als de belanghebbende bij de aanvraag belastingplichtig zijn. Het verschuldigde bedrag wordt slechts bij één van hen gevorderd.

Maatstaf en tarief,

Artikel 3

Ingevolge hetgeen bepaald is in artikel 111 Waterschapswet dient de Belastingverordening onder andere de heffingsmaatstaf te vermelden. Aan dit vereiste is invulling gegeven in de bij de verordening behorende tarieventabel. Doordat door middel van de Legesverordening de kosten van uiteenlopende diensten worden verhaald, komen in de tarieventabel ook verschillende heffingsmaatstaven voor. Om onduidelijkheden uit de weg te gaan, is in de tekst van de verordening (artikel 3, tweede lid) de volgende passage opgenomen: 'Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.' Met betrekking tot vergunningen en ontheffingen is ervoor gekozen deze in categorieën in te delen en wel zodanig dat naar mate van complexiteit van de aanvraag, de omvang van het betrokken plangebied, alsmede de lengte van het werk, een tarief kan worden vastgesteld. In gevallen waarin het waterschap in het kader van een aanvraag externe advisering inwint, bestaat de behoefte deze advieskosten direct bij de aanvrager in rekening te brengen. In gevallen waarbij externe advieskosten worden gemaakt wordt het in de legestabel opgenomen hogere tarief aan de aanvrager in rekening gebracht. In de jurisprudentie wordt deze werkwijze nogmaals onderstreept (Hof Arnhem 31 maart 1998, nr. 96/0589-E-3, Belastingblad 1998, bladzijde 638 en Hof Arnhem 16 december 1999, nr. 98/3926-E-3, Belastingblad 2000, bladzijde 784).

Indexatiecijfer:

Er is voor de prijsindex van de materiele overheidsconsumptie (imoc) gekozen omdat dit een gebruikelijke index is voor het corrigeren van prijsstijgingen (infleren) van afspraken en contracten van lokale overheden. Ook het ministerie van Financiën maakt voor de prijscompensatie gebruik van de imoc ramingen uit het Centraal Economisch Plan.

Voor het vaststellen van de legestarieven voor begroting jaar t, is op het moment van opstellen van de begroting, slechts de raming van jaar T-1 beschikbaar. Voorbeeld: Tarieven voor 2026 zijn geïndexeerd met imoc 2025 zoals gepubliceerd in september 2024.

Wijze van heffing

Artikel 4

Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Heffing bij wege van afdracht op aangifte is voor de waterschapsbelastingen niet toegestaan. In de Belastingverordening zal moeten worden aangegeven op welke wijze de heffing plaatsheeft. In artikel 4 van de Legesverordening is gekozen voor de mogelijkheid van zowel de heffing bij wege van aanslag als voor de heffing op andere wijze, en wel omdat er in de praktijk behoefte kan bestaan aan een werkwijze, waarin de leges voor relatief eenvoudige handelingen en voor verzoeken waaraan min of meer direct gevolg kan worden gegeven (bijvoorbeeld het verstrekken van exemplaren van bestuursstukken) ook direct en op relatief eenvoudige wijze in rekening kunnen worden gebracht (vormvrijheid), terwijl in weer andere gevallen (te denken valt aan gevallen waarin ontheffing wordt verleend voor de aanleg van bouw- en kunstwerken in en op waterstaatswerken) in de praktijk behoefte kan bestaan aan het verzenden van een aanslagbiljet.

Bij de heffing bij wege van aanslag is het volgende van belang. Het belastbare feit voor de leges is het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van bijvoorbeeld een bouwvergunning of ontheffing. Op het moment van het in behandeling nemen van deze aanvraag, zal de volle omvang van de werken in sommige gevallen nog niet definitief vaststaan. Als de ambtenaar belast met de heffing van de leges op dat moment de aanslag reeds vaststelt, is het niet ondenkbaar dat dit tot een te laag bedrag gebeurt. De ambtenaar kan deze aanslag echter niet zondermeer laten volgen door één of meer nadere aanslagen. Dit laatste kan alleen indien sprake zou zijn van een feit, waarmee de ambtenaar belast met de heffing bij het opleggen van de eerste aanslag niet bekend was en redelijkerwijs ook niet bekend had kunnen zijn (de eis van het zogenaamde nieuw feit), behoudens in het geval waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw zou zijn.

De formulering van dit artikel 4, verwoordt de keuze voor 'heffing op andere wijze'. Op basis van artikel 125a, lid 2, van de Waterschapswet worden de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen.

De dagtekening van de kennisgeving is onder meer van belang voor de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt.

Vrijstellingen

Artikel 5

In het eerste lid van artikel 5 is aangegeven voor welke diensten geen leges verschuldigd zijn. Daarnaast wordt in het tweede lid van dit artikel aan Dijkgraaf en Heemraden de mogelijkheid geboden om aan leges onderhevige stukken tegen een lager tarief, dan wel kosteloos beschikbaar te stellen. Hiermee is beoogd om kleinere werken vrij te stellen van leges.

De motieven hierbij zijn de volgende: heffing en invordering van kleine bedragen kost meer dan het oplevert. Een ander argument is, dat de kans op illegaliteit groot is, wanneer er financiële drempels zijn. In de verordening zijn in dit artikel onder a de criteria geformuleerd.

Tijdstip van betaling

Artikel 6

De hoofdregel voor de betalingstermijnen is opgenomen in artikel 9 van de Invorderingswet 1990. Artikel 139, eerste lid, van de Waterschapswet bepaalt dat de Belastingverordening ter zake afwijkende voorschriften kan inhouden. In de aanhef van artikel 7 is dit tot uitdrukking gebracht. In de Legesverordening is ervoor gekozen om, afhankelijk van de wijze waarop de legesheffing plaatsvindt, de regeling voor de betalingstermijnen vorm te geven. Bij sub a van artikel 6 is de mogelijkheid gecreëerd om in het geval waarin de leges bij wege van aanslag worden geheven, een andere termijn te hanteren dan de algemene termijn van twee maanden die uit de Invorderingswet voortvloeit. Deze termijn kan zowel een langere als een kortere termijn zijn. Bij sub a is gekozen voor een termijn van één maand. Bij sub b is bepaald dat in het geval van heffing bij wege van een mondelinge kennisgeving, de belasting meteen moet worden betaald.

Op grond van het gestelde sub c van artikel 6, dient in het geval waarin de leges bij wege van een schriftelijke kennisgeving worden geheven, de belasting meteen bij het uitreiken van de kennisgeving te worden betaald. In de gevallen waarin de kennisgeving wordt toegezonden, is dit niet mogelijk. De betaling van de leges moet dan binnen de sub c van artikel 6 genoemde termijn van twee weken plaatshebben.

Teruggaaf

Artikel 7

Omdat de tijd en kosten die worden besteed aan een aanvraag die uiteindelijk buiten behandeling wordt gesteld (bijvoorbeeld vanwege het niet aanleveren van voldoende gegevens) beperkt is, worden daarvoor geen leges in rekening gebracht.

Deze bepaling ziet verder op het terugbetalen van een deel van de leges, indien een aanvraag wordt ingetrokken. Terugbetaling van een deel van de leges, kan plaatsvinden wanneer een vergunning niet wordt verleend. Artikel 132 van de Waterschapswet voorziet in de mogelijkheid om in de Belastingverordening regels te stellen voor de teruggaaf van belasting.

Kwijtschelding

Artikel 8

De tekst van de verordening spreekt voor zich.

Nadere regels door het dagelijks bestuur

Artikel 9

Deze bepaling is in de verordening opgenomen om kenbaar te maken dat er in de praktijk, naast de in de verordening geregelde onderwerpen, nog andere onderwerpen voor de heffing en invordering van belang kunnen zijn. Op grond van artikel 123, vierde lid, Waterschapswet kunnen deze onderwerpen geregeld worden door een besluit van dijkgraaf en hoogheemraden.

Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

Artikel 10

Het eerste lid van artikel 10 regelt de inwerkingtreding en de bekendmaking van de ver¬ordening. Ingevolge artikel 73 van de Waterschapswet verbinden besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. Aangezien een Belastingverordening een besluit van het bestuur van het waterschap is dat algemeen verbindende voorschriften inhoudt, is bekendmaking van de verordening een wettelijk vereiste.

Het derde lid van artikel 10 regelt dat de oude verordeningen worden ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. Deze bepaling voorkomt dat op enig moment twee of meer verschillende verordeningen van kracht zijn. De oude verordeningen blijven evenwel van toepassing op belastbare feiten die zich voor de datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan. Voor 'oude' belastbare feiten blijft heffing op basis van de oude verordeningen in de praktijk dus van toepassing.