Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739040
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR739040/1
Geldend van 07-05-2025 t/m heden
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding en opzet van het provinciaal programma wonen en werken
In de provincie Utrecht is er een grote behoefte aan woningen en ruimte voor bedrijven. De oplossing van deze grote maatschappelijke vraagstukken kan niet door een enkele partij worden geboden. Daarvoor is samenwerking noodzakelijk, tussen verschillende overheden maar ook met andere partners. De provincie Utrecht werkt samen met andere partijen aan het oplossen van deze maatschappelijke vraagstukken, waarbij iedereen vanuit z’n eigen rol en verantwoordelijkheden een bijdrage kan leveren.
In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is ervoor gekozen om via een adaptieve en meer flexibele manier om te gaan met de invulling van deze opgaven, namelijk door een gezamenlijk proces van de programmering van woon- en werklocaties. Het Provinciaal Programma Wonen en Werken (PPWW) is het resultaat van dit proces. Dit programma dient twee doelen:
Het geeft aan hoe de provincie zorgt voor voldoende (ruimte voor) woningen en bedrijventerrein. Daarbij gaat het zowel om binnenstedelijke locaties als om buitenstedelijke locaties.
Het programma geeft kwalitatieve ambities en randvoorwaarden mee voor de te realiseren woon- en werklocaties.
Het programma heeft betrekking op binnenstedelijke en buitenstedelijke locaties voor wonen en bedrijventerreinen. Het programma richt zich op de periode tot en met 2040, waarbij onderscheid wordt gemaakt in twee tijdsvakken;
De totstandkoming van het Provinciaal Programma Wonen en Werken is een cyclisch proces waarbij gemeenten en provincie samen in regionaal verband toewerken naar een programma. Het eerste Provinciaal Programma Wonen en Werken (PPWW21) is vastgesteld in oktober 2021. Op 4 juli 2023 hebben Gedeputeerde Staten het tweede Provinciaal Programma Wonen en Werken (PPWW23) vastgesteld.
Het Provinciaal Programma Wonen en Werken is een programma onder de Omgevingswet. Op 9 februari 2022 hebben Provinciale Staten de Werkwijze programma’s en projectbesluiten in het kader van de Omgevingswet vastgesteld. Het vaststellen van een omgevingswetprogramma is een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten.
1.2 Van visie en kaderstelling naar programma
Voor het Provinciaal Programma Wonen en Werken is in de Omgevingsvisie afgesproken dat Provinciale Staten, in aanvulling op de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, aanvullende kaders kunnen meegeven aan Gedeputeerde Staten voor het op te stellen provinciale programma. Deze kaders hebben, voor zowel wonen als werken, betrekking op kwantitatieve aspecten (bandbreedtes per tijdsperiode) en kwalitatieve aspecten. Ook kunnen Provinciale Staten aandachtspunten meegeven voor het proces van de totstandkoming van het Provinciale Programma, waarbij er ruimte is voor een specifieke regionale invulling.
Op 24 april 2024 is hiervoor het nieuwe Kader Provinciale Programmering Wonen en Werken vastgesteld door Provinciale Staten. Dit kader is gehanteerd bij de totstandkoming van dit programma. In het kader worden, in aanvulling op het omgevingsbeleid uit de omgevingsvisie en verordening, aanvullende aandachtspunten meegegeven door Provinciale Staten. De inhoud van het Kader is verwerkt in voorliggend programma.

Afbeelding 1: Samenhang visie, verordening en programma
Het Provinciaal Programma Wonen en Werken als programma onder de Omgevingswet is onderdeel van het Omgevingsbeleid van de provincie Utrecht en werkt door naar het gemeentelijk beleid. Zo is in de Omgevingsverordening opgenomen dat de provincie kan meewerken aan de realisatie van een uitbreidingslocatie voor woningbouw (>50 woningen) of bedrijventerrein als de locatie is opgenomen in het Provinciaal Programma Wonen en Werken.
Vanwege de status van Omgevingswetprogramma, moet het Provinciaal Programma Wonen en Werken digitaal raadpleegbaar zijn via het Digitaal Stelstel Omgevingswet (DSO). Dit vereist aanpassingen in de opbouw en vormgeving van het Provinciaal Programma Wonen en Werken Daarom wijkt de opbouw in dit Provinciaal Programma Wonen en Werken ook enigszins af van de vorige PPWW's.
1.3 Opbouw van het programma
Het programma Wonen en Werken bestaat uit een viertal bouwstenen. In Hoofdstuk 2 Samenhang programma Wonen en Werken met andere beleidsthema's en programma's is de relatie met andere provinciale beleidsthema’s en programma’s weergegeven en ook de samenhang met beleid van het Rijk en buurprovincies.
In Hoofdstuk 3 Thema Wonen wordt ingegaan op de programmering van woonlocaties. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het programma op provinciaal niveau en het programma op regionaal niveau. In de paragraaf over het programma op regionaal niveau wordt ook toegelicht welk totaal- en buitenstedelijk programma per gemeente naar verwachting kan worden gerealiseerd. In Hoofdstuk 4 Thema werken wordt ingegaan op de programmering van werklocaties. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het programma op provinciaal niveau en het programma op regionaal niveau.
Het Provinciaal Programma Wonen en Werken geeft niet alleen inzicht in het kwantitatief programma (hoeveel woningen en hoeveel hectares bedrijventerrein) maar maakt ook nieuwe uitleglocaties mogelijk. In Hoofdstuk 4 Thema werken is vermeld welke locaties via dit Provinciaal Programma Wonen en Werken mogelijk worden gemaakt en indien relevant of er eventueel aanvullende voorwaarden voor deze locaties zijn. Omdat dit programma in plaats komt van het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021 en Provinciaal Programma Wonen en Werken 2023, worden daarbij ook locaties genoemd die op zijn genomen in deze programma’s. Daarbij kan het zijn dat locaties die in eerdere programma’s zijn mogelijk gemaakt dienen te voldoen aan andere kwalitatieve eisen. Indien daar sprake van is, wordt dat toegelicht bij de locatieomschrijving.
1.4 Milieueffectrapportage (mer)
In de Omgevingswet is vastgelegd dat voor plannen en programma's die duidelijke milieueffecten kunnen hebben een plan-mer-procedure doorlopen moet worden en een zogenaamd plan-Milieueffectrapport (verder PlanMER) moet worden opgesteld.
In een PlanMER worden milieueffecten van een plan of programma in beeld gebracht. Het doel is om inzichtelijk te maken welke effecten het nieuwe beleid heeft op de leefomgeving en of het voorgestelde beleid bijdraagt aan het halen van de gestelde doelen.
In 2021 is voor het eerste Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021 een PlanMER opgesteld. Het PlanMER behorende bij het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2023 bouwde hierop voort. Ten behoeve van het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 is een nieuwe aanvullende PlanMER opgesteld voor de nieuwe locaties die worden toegevoegd. Deze aanvullende PlanMER opgesteld bestaat drie twee delen:
Alle locaties zijn in een vroeg stadium ambtelijk beoordeeld op basis van de regels uit de Omgevingsverordening. De als kansrijke beoordeelde locaties kunnen door de regio’s worden voorgedragen voor programmering in het (ontwerp) Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025. Deze locaties zijn ook beoordeeld in de PlanMER en de uitkomsten daarvan zijn betrokken bij de programmering van die locaties en de randvoorwaarden die aan die locaties zijn gesteld.
Eenmalige uitbreidingen met minder dan 50 woningen die bijdragen aan de vitaliteit van de kern zijn al mogelijk op grond van de Omgevingsverordening en worden daarom niet beoordeeld via het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Voor de volledigheid van de cijfers zijn deze locaties wel opgenomen in de programmering. Ook locaties die onder de voormalige Provinciale Structuurvisie en Verordening al mogelijk werden gemaakt en zijn opgenomen in bijlage 19 van de Provinciale Omgevingsverordening zijn reeds beoordeeld en worden niet opnieuw beoordeeld bij de totstandkoming dit programma.
Uitkomsten beoordeling en doorwerking resultaten PlanMER
Alle locaties zijn in de PlanMER beoordeeld aan de hand van de 7 thema’s uit de Omgevingsvisie, te weten: “stad en land gezond”, “klimaatbestendig en waterrobuuste leefomgeving”, “duurzame energie”, “vitale steden en dorpen”, “duurzaam, gezond en veilig bereikbaar”, “Levend landschap, erfgoed en cultuur” en “toekomstbestendige natuur en landbouw”. Een aantal aspecten is relatief moeilijker te beoordelen in deze fase van de planvorming, doordat in veel gevallen de echte planuitwerking nog plaats moet vinden. Deze (gemeentelijke) planuitwerking vindt later plaats en bij deze uitwerking wordt pas echt inzichtelijk wat de effecten zijn. Dat geldt onder andere voor een thema als klimaatadaptatie (de omgang met hitte, droogte en wateroverlast zijn elementen die in het stedenbouwkundig plan een plaats dienen te krijgen) en in iets mindere mate, voor landschap en cultuurhistorie. De gemeenten zullen nadat het plan is uitgewerkt ook een PlanMER uitvoeren, waarin deze uitwerkingen beter kunnen worden beoordeeld. Wel kunnen op basis van de provinciale PlanMER aandachtspunten worden meegegeven voor deze planuitwerking.
In de PlanMER is per gebied een gebiedsanalyse opgesteld. Per gebiedsanalyse zijn mitigerende/optimaliserende maatregelen voorgesteld die bijdragen aan het behalen van de provinciale ambities. Indien deze mitigerende/optimaliserende maatregel een aanvulling of verbijzondering zijn op de regels uit de omgevingsverordening, zijn deze maatregelen ook benoemd in de locatieomschrijving (Hoofdstuk 5 Toelichting op locaties) van dit programma. De verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten om de ontwikkellocaties uit te werken binnen de kaders van het provinciaal Omgevingsbeleid en de wettelijke kaders. In het kader van het vooroverleg en planbeoordeling zal de provincie er bij de verdere planvorming op toezien dat de gemeente ook invulling geeft aan deze aandachtspunten en of randvoorwaarden.
Passende beoordeling (stikstof)
Tevens is een Passende beoordeling uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat het programma mogelijke effecten kan hebben op verzuring/vermesting in de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofuitstoot. Voor alle uitbreidingslocaties die in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 worden opgenomen dient de gemeente nog aanvullend onderzoek op dit vlak uit te voeren en tot een zodanige planuitwerking te komen dat deze effecten worden voorkomen.
Op dit moment wordt geen van de beoordeelde locaties onuitvoerbaar geacht vanwege het effect op Natura 2000-gebieden. Er zijn wel risico’s maar met voldoende mitigerende maatregelen is het mogelijk om de locaties opgenomen in het programma te realiseren. Daarbij komt het ook voor dat door transformatie vaak ook stikstofbronnen verdwijnen.
1.5 Besluitvorming
Participatie en communicatie
In lijn met de Omgevingsvisie is het Provinciaal Programma Wonen en Werken in afstemming met de gemeenten en de drie regio’s (U10, Amersfoort en Foodvalley) opgesteld. Ook het Programma is in concept met de drie regio’s ambtelijk besproken en besproken in de bestuurlijke overleggen van de drie regio’s. De regio’s U10 en Amersfoort hebben ook schriftelijk gereageerd op het ontwerp-PPWW. Deze reacties zijn waar mogelijk verwerkt in voorliggend Provinciaal Programma Wonen en Werken.
Gemeenten hebben over locaties die zijn opgenomen in het ontwerp Provinciaal Programma Wonen en Werken gecommuniceerd met bewoners en waar mogelijk heeft ook participatie plaatsgevonden.
Het ontwerpprogramma ligt ter inzage in de periode vanaf 17 december 2024 tot 27 januari 2025. Ook de bijbehorende PlanMER en de passende beoordeling ligt gedurende deze periode ter inzage. Naar aanleiding van de inspraakreacties gedurende deze periode kan het programma op onderdelen worden aangepast.
Vaststelling van het programma
Deze Nota van Beantwoording gaat over de zienswijzen die zijn ingediend op het Ontwerp Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 en de bijbehorende PlanMER. Het Ontwerp Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 is door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 10 december 2024. Het Ontwerp Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 en de bijbehorende PlanMER hebben voor eenieder ter inzage gelegen van 17 december 2024 tot en met 27 januari 2025. Tijdens de periode van terinzagelegging zijn 527 zienswijzen binnengekomen. Al deze zienswijzen zijn ontvankelijk verklaard. Van de geplande hoorzitting voor mondelinge zienswijzen is geen gebruik gemaakt.
De Nota van Beantwoording is gezamenlijk met dit programma op 22 april 2025 vastgesteld door het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht. De wijzigingen die uit de Nota van beantwoording voortvloeien, worden verwerkt in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 en de bijbehorende PlanMER die ook op 22 april 2025 zijn vastgesteld en per 16‑05‑2025 in het DSO gepubliceerd worden.
Op 19 februari 2025 is de Statenbrief Ontwerp Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 behandeld in de Statencommissie Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen (ROW). Hierbij werd stilgestaan bij de verschillende elementen van het Provinciaal Programma Wonen en Werken en bij een aantal specifieke locaties. Er werd in algemene zin waardering uitgesproken voor het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Aandacht werd gevraagd voor onder andere de plancapaciteit en het percentage harde plannen, het op handen zijnde gebiedsonderzoek naar het Kromme Rijngebied, enkele door gemeenten gewenste uitbreidingen van bedrijventerreinen die niet zijn opgenomen in het Provinciaal Programma Wonen en Werken en de opname van de opvang van asielzoekers bij enkele uitbreidingslocaties in het Provinciaal Programma Wonen en Werken. De behandeling van het Ontwerp Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 in de commissie heeft niet geleid tot een directe aanpassing van het programma. Wel is besproken dat bij de behandeling van het Kader we verder met elkaar in gesprek gaan over o.a. doelgroepen, de potentie van andere vormen van toevoegen zoals opsplitsing/optopping en het mogelijk actief aanwijzen van woningbouwlocaties. Verder is in het commissiedebat van 22 januari 2025 over het programma Versnelling Woningbouw 2025-2028 aan de orde geweest hoe er beter gestuurd kan worden op voldoende plancapaciteit. Er zijn tijdens de commissie geen toezeggingen gedaan voor aanpassing van het Provinciaal Programma Wonen en Werken.
Parralel aan het terinzageleggingtraject, heeft de provincie de Commissie voor de milieueffectrapportage (de Commissie) gevraagd om een advies over de juistheid en de volledigheid van de uitgevoerde PlanMER. De Commissie heeft op 10 maart 2025 haar advies uitgebracht en gepubliceerd op haar website. Naar aanleiding van het advies van de commissie MER is zowel het programma als het PlanMER op onderdelen aangepast. De wijze waarop is terug te vinden in de Nota van Beantwoording.
Hoofdstuk 2 Samenhang programma Wonen en Werken met andere beleidsthema's en programma's
2.1 Relatie PPWW met andere provinciale beleidsthemas en programmas
Inleiding
De Omgevingsvisie bevat de integrale visie op de fysieke leefomgeving in de provincie Utrecht. Het omgevingsbeleid in de Omgevingsvisie is opgehangen aan zeven samenhangende beleidsthema’s (afbeelding 2). Daarnaast zijn er overkoepelende thema’s, zoals circulariteit. Het Provinciaal Programma Wonen en Werken heeft relaties met andere provinciale programma’s en belangen. Deze relaties zijn hieronder benoemd. Bij nieuwe binnenstedelijke locaties die in dit Provinciaal Programma Wonen en Werken zijn opgenomen stelt dit Programma geen randvoorwaarden. Wel vindt sturing plaats aan de hand van de regels in de Provinciale Omgevingsverordening, die gemeenten bij nieuwe plannen in acht moeten nemen.

Afbeelding 2: Zeven samenhangende beleidsthema’s
Voor buitenstedelijke locaties geldt dat alle locaties in een voorfase van dit programma zijn beoordeeld aan de hand van het Omgevingsbeleid. Locaties die op essentiële punten in strijd waren met het Omgevingsbeleid en waarbij de verwachting was dat het niet mogelijk was die locaties in de verdere planuitwerking voldoende passend te maken, zijn daarbij afgevallen. Voor locaties die op voorhand niet zijn afgevallen, is zowel gekeken naar de programmatische noodzaak van de locatie als de randvoorwaarden en aandachtspunten die vanuit het programma mee kunnen worden gegeven om zoveel mogelijk bij te dragen aan de verschillende provinciale beleidsthema’s.
2.1.1 Gezonde en veilige leefomgeving
Het centrale thema Gezonde en veilige leefomgeving is een overkoepelend thema. Dit thema werkt door in de (beleids-) programma’s van de andere zeven samenhangende beleidsthema’s. Het centrale thema is uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma.
2.1.2 Stad en land gezond
De ambitie in de Omgevingsvisie is dat we in 2050 in de provincie Utrecht in een gezonde en veilige omgeving leven. Dat wil zeggen: de milieukwaliteit is goed, de veiligheid is gewaarborgd, gezond leven en meer bewegen worden gestimuleerd, er zijn voldoende ontspannings- en ontmoetingsmogelijkheden en iedereen doet mee. Een gezonde en veilige leefomgeving heeft een belangrijke relatie met de kwalitatieve randvoorwaarden die aan nieuwe woon- en werklocaties worden gesteld. Nieuwe locaties worden ontwikkeld mede aan de hand van de afspraken gemaakt in het Convenant Toekomstbestendig bouwen (voorheen Duurzame Woningbouw). Verder is in de Omgevingsverordening een regel opgenomen dat de woningbouw in het buitengebied in samenhang ontwikkeld wordt met lokale en regionale groenontwikkeling (natuur en recreatie, “Groen Groeit Mee”). Ook wordt bij nieuw te programmeren locaties gekeken of er sprake is van een voldoende gezonde leefomgeving.
Binnen dit thema hebben de volgende programma’s een directe relatie met het Provinciaal Programma Wonen en Werken:
Programma Gezond en Veilig provincie Utrecht 2022-2025: vanuit dit programma wordt gestuurd op behoud en versterking van de kwaliteit van de woonomgeving. Bij nieuwe woonomgevingen moet er aandacht zijn voor een gevarieerde openbare ruimte, met voldoende groen en blauw en ruimte om te bewegen en met laagdrempelige en goed bereikbare voorzieningen. Voor een gezonde en veilige leefomgeving is het streven verder gericht op het zoveel mogelijk beperken van de blootstelling van de bewoners van de nieuwe woonomgevingen aan milieubelasting. Afstand houden tussen bronnen en nieuwe woningen en/of maatregelen om de lucht-, geluid- en geurbelasting te minimaliseren zijn daarin belangrijk. Daarom worden leefbaarheid, gezondheid en veiligheid betrokken bij de afwegingen over de uitbreidingslocaties in het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Ook instrumenten zoals het Convenant Toekomstbestendig bouwen en Groen Groeit Mee dragen bij aan de leefbaarheid van nieuwe woongebieden.
Programma Groen Groeit Mee: Groen Groeit mee is een samenwerkingsprogramma van provincie, gemeenten en waterschappen dat zich richt op het evenwichtig laten meegroeien van groen bij verstedelijkingslocaties. De ambitie van Groen Groeit Mee is verwoord in het Groen Groeit Mee Pact. Via de provinciale Omgevingsverordening (artikel 9.15) wordt voor nieuwe woningbouwlocaties in het landelijk gebied verplicht ook te investeren in lokaal en regionaal groen (natuur en recreatie). Er is een handreiking opgesteld die gemeenten kan ondersteunen bij het invulling geven aan Groen Groeit Mee.
2.1.3 Klimaatbestendig en Waterrobuust
In de Omgevingsvisie is als ambitie opgenomen dat de provincie Utrecht in 2050 klimaatbestendig is ingericht. Het Provinciaal Programma Wonen en Werken levert een bijdrage aan deze ambities door aan nieuw te ontwikkelen locaties kwalitatieve kaders mee te geven. Voor woonlocaties sturen we hierop via het Convenant Toekomstbestending Bouwen. Voor werklocaties sturen we hierop via een minimum percentage groen-blauw bij uitbreiding van bedrijventerreinen (artikel 9.18 Omgevingsverordening) en via te maken regionale uitgifteafspraken.
Binnen dit thema zijn de volgende programma’s die een directe relatie hebben met het Provinciaal Programma Wonen en Werken:
Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027: Het Bodem- en waterprogramma 2022-2027 is een uitwerking van ambities voor de bodem en het water uit de provinciale Omgevingsvisie. Het programma gaat over duurzaam gebruik van de ondergrond, circulariteit, schoon oppervlaktewater, schone bodem en schoon grondwater, voldoende water, waterveiligheid en energie uit bodem en water.
2.1.4 Duurzame energie
In de Omgevingsvisie is als ambitie opgenomen dat de provincie Utrecht zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2050 CO2-neutraal is. Deze ambitie vraagt een inspanning bij de ontwikkeling van binnenstedelijk en buitenstedelijke verstedelijkingslocaties. Voor het thema wonen geldt dat bijna alle gemeenten en inmiddels veel ontwikkelaars, beleggers, (bouw)bedrijven en financiers van woningbouwprojecten en hypotheken het Convenant Toekomstbestendig bouwen hebben ondertekend. Daarin zijn 6 thema's nader uitgewerkt met indicatoren en normen die helpen bij slimmer en duurzamer bouwen: energie, circulariteit, natuurinclusiviteit, klimaatadaptatie, duurzame mobiliteit en gezonde leefomgeving. Via het Provinciaal Programma Wonen en Werken stimuleren we dat gemeenten bij de planrealisatie dit convenant volgen. Voor werken wordt er gestreefd naar het beter benutten van de (grote) potentie van bedrijventerreinen voor de energietransitie. Bedrijven op bedrijventerreinen zijn verbruiker/consument van energie, maar ook zijn bedrijven(terreinen) in toenemende mate producent van duurzame energie (zon op dak, restwarmte, windmolens). Daarnaast zijn bedrijventerreinen een plek waar een deel van het (toekomstige) netwerk zich bevindt, zoals schakelstations, batterij-opslag, warmtenet en laadstations. Daarnaast wordt vanwege de energietransitie groei verwacht van (mkb) bedrijven die zich richten op een reductie van energie en het benutten van nieuwe (energie)bronnen.
Binnen dit thema zijn de volgende programma’s die een directe relatie hebben met het Provinciaal Programma Wonen en Werken:
Programma Energietransitie: De afgelopen jaren is er groeiende schaarste op het elektriciteitsnetwerk in de provincie Utrecht: vraag en aanbod van elektriciteit zijn hoger dan de beschikbare netcapaciteit. De verwachting is dat de vraag naar elektriciteit fors blijft groeien. In de concept Energievisie 2024-2050 is het belang van energieplanologie benoemd. In Structurerende Keuze 12 staat dat “Er bij ruimtelijke plannen rekening gehouden moet worden wat de belasting op het elektriciteitsnet is en hoe deze verminderd kan worden". Een potentiële invulling daarvan is het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Daarbij zou bij het tot stand brengen van het Provinciaal Programma Wonen en Werken een maximale netbelasting worden vastgelegd van de ontwikkeling die in de Provinciaal Programma Wonen en Werken mogelijk wordt gemaakt.
P-MIEK (Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat) aanpak is benoemd welke ontwikkelingen op het vlak van energie-infrastructuur voor de provinciale ontwikkelingen wenselijk zijn. Het P-MIEK wordt om de twee jaar herzien en het is belangrijk dat de ontwikkelingen van het Provinciaal Programma Wonen en Werken meegenomen worden in de volgende versies van de P-MIEK. Voor grote ontwikkelingen zou het goed zijn rekening te houden met de energie-infrastructuur.
2.1.5 Vitale steden en dorpen
De provincie heeft de ambitie om voldoende woningen en werklocaties mogelijk te maken en deze ruimtevraag op een duurzame wijze te accommoderen. In de Omgevingsvisie zijn hiervoor sturende principes vastgelegd. Uitgangspunt daarbij is dat zoveel mogelijk binnenstedelijk wordt gebouwd. Daarbij zijn aan aantal locaties specifiek benoemd als potentiële of prioritaire locatie voor grootschalige ontwikkeling van wonen en werken rondom knooppunten. In aanvulling hierop biedt het Omgevingsbeleid ruimte voor meer kleinschalige ontwikkelingen om te voorzien in de eigen behoefte van kernen buiten deze prioritaire en potentiële locaties en ter bevordering van de vitaliteit van deze kernen. Daarbij is binnen het omgevingsbeleid een onderscheid gemaakt tussen kleinschalige uitbreidingen (eenmalig maximaal 50 woningen, direct mogelijk op basis van de Omgevingsverordening) en grotere uitbreidingen die via het Provinciaal Programma Wonen en Werken mogelijk worden gemaakt. Voor bedrijventerreinen is in de Omgevingsverordening een regel opgenomen die het mogelijk maakt om ook snel kleinschalige uitbreidingen (tot 1 ha.) van bestaande bedrijventerreinen mogelijk te maken. Variërend tussen één, twee of drie keer 1 ha. per 10 jaar, per gemeente, afhankelijk van de omvang van een gemeente. Dit om op korte termijn kleine uitbreidingen mogelijk te maken die het lokale bedrijfsleven helpen, terwijl er ruimtetekorten zijn. Meestal kan hierbij gebruik gemaakt worden van bestaande energieaansluiting van bestaande bedrijven.
In aanvulling hierop wordt ook gewerkt aan een actieagenda vitale samenleving, waarin lokale gemeenschappen worden ondersteund die zich inzetten voor minimaal één van de transities in gelijkwaardige samenwerking met gemeenten, (maatschappelijke) organisaties en ondernemers.
Binnen dit thema zijn de volgende programma’s die een directe relatie hebben met het Provinciaal Programma Wonen en Werken:
Programma Versnelling Woningbouw 2025-2028: De ambitie van het uitvoeringsprogramma is om via een stimulerende rol bij te dragen aan de realisatie van 10.000 woningen per jaar in de Provincie Utrecht. Het programma zet zich actief in om de sleutelprojecten uit de woondeals sneller te realiseren, waarbij extra prioriteit wordt gegeven aan projecten van meer dan 500 woningen. Het programma heeft een aanjaagrol in de aanpak van provinciebrede knelpunten en randvoorwaarden in de woningbouw. Ook wordt ingezet op pilotprojecten gericht op het beter benutten van de bestaande voorraad.
In de economische visie en ruimtelijk-economische strategie wordt ingezet op: voldoende vestigingsmogelijkheden voor bedrijven in aantal en kwaliteit, innovatief sterke bedrijven en kennisinstellingen, een sterk en zichtbaar competitief economisch profiel en een toekomstbestendig bedrijfsleven en medewerkers.
De Middellange termijnstrategie (MTS) heeft tot doel in 2050: minder milieudruk, meer leveringszekerheid en een toekomstgerichte regionale economie.
Vitale samenleving: de actie agenda Vitale Samenleving (in wording) richt zich op het bevorderen en het stimuleren van initiatieven of projecten die bijdragen aan vitaliteit in kernen binnen de provincie via zogenaamde dorpendeals. Het programma heeft in beginsel geen betrekking op uitbreidingen van deze kernen.
2.1.6 Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar
In de Omgevingsvisie is vastgelegd dat de provincie Utrecht in 2040 goed bereikbaar is per fiets, openbaar vervoer en auto, in een gezonde en verkeersveilige omgeving. De nadruk ligt op het optimaal benutten van bestaande mobiliteitsnetwerken waaronder spoorwegen, hoogwaardig openbaar vervoer (HOV), het hoofdwegennet en het provinciale netwerk. Bij nieuwe verstedelijking richt de provincie zich zoveel mogelijk op binnenstedelijke ontwikkeling en bouwen bij knooppunten. Daarnaast stimuleert de provincie de mobiliteitstransitie door bij ontwikkeling nadrukkelijk in te zetten op duurzame mobiliteitsvormen.
Binnen dit thema zijn de volgende programma’s die een directe relatie hebben met het Provinciaal Programma Wonen en Werken:
Bereikbaarheidsprogramma 2024-2029 (BBP): Dit programma bevat het bereikbaarheidsbeleid van de provincie voor de komende jaren. De groeiende vraag naar woon- en werkgebieden vraagt niet alleen om een grote inspanningen voor de realisatie ervan, maar ook om duurzame bereikbaarheid. De Omgevingsvisie streeft ernaar dat de ontwikkeling van wonen en werken vooral binnen steden en dorpen plaatsvindt, en bij voorkeur rondom knooppunten Dit sluit aan bij het principe van nabijheid en duurzame bereikbaarheid uit ons mobiliteitsbeleid. Het Bereikbaarheidsprogramma zet daarom in op een schaalsprong voor OV en fiets, met investeringen in infrastructuur voor fiets, OV en auto om woon- en werkgebieden toegankelijk en verbonden te maken.
2.1.7 Levend landschap, erfgoed en cultuur
De Provincie Utrecht kent veel waardevolle landschappen, erfgoed en cultuur. Binnen het omgevingsbeleid wordt ingezet op het beschermen en het benutten van landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en archeologische waarden als dragers en aanjagers van omgevingskwaliteit. Bij ruimtelijke ontwikkelingen streven we daarbij naar behoud door ontwikkeling.
Als hulpmiddel voor het hanteren van de regels uit de verordening is voor de landschappelijke kernkwaliteiten de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschap opgesteld. Deze bestaat uit vijf katernen die kunnen worden gebruikt bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied.
In de Cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) zijn de cultuurhistorisch waardevolle structuren en elementen opgenomen. De cultuurhistorische atlas (CHAT) biedt een overzicht van cultuurhistorische data en het beleid dat de provincie hierop voert. Voor de Utrechtse Werelderfgoederen waar wij als provincie Utrecht als siteholder aan verbonden zijn, hebben we gebiedsanalyses. Bij de beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen worden genoemde documenten betrokken. Bij de locatieomschrijvingen worden (hoofdstuk 5), indien dat aan de orde is, aandachtspunten die vanuit deze kaders komen meegegeven bij de locatieontwikkelingen.
Binnen dit thema zijn de volgende programma’s die een directe relatie hebben met het Provinciaal Programma Wonen en Werken:
Cultuur en Erfgoedprogramma Utrecht 2025-2028: het programma “Verbindende Cultuur en inspirerend Erfgoed: toekomstbestendig en voor iedereen’ richt zich op het behouden, benutten en beleven van Erfgoed. Naast wettelijk beschermingsinstrumentarium doet de provincie dit door belangrijke erfgoedstructuren te beschermen. Deze zijn vastgelegd in de Cultuurhistorische hoofdstructuur. Bij de programmering van nieuwe werklocaties wordt hier rekening mee gehouden, door deze structuren zo goed mogelijk te beschermen en bij ontwikkelingen in de directe nabijheid aandacht te vragen voor het behoud en beter beleefbaar maken van deze structuren.
2.1.8 Toekomstbestendige natuur en landbouw
Voor natuur is in de Omgevingsvisie als ambitie opgenomen dat de provincie Utrecht in 2050 over een robuust klimaatbestendig natuurnetwerk beschikt van hoge kwaliteit. Een belangrijke ambitie voor de landbouw is dat we met onze partners toewerken naar een landbouwsector waarin economisch rendabele bedrijven circulair, natuurinclusief en klimaatneutraal zijn (kringlooplandbouw) en dicht bij de burgers staan. Een toekomstbestendige landbouw en natuur hebben raakvlakken met het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Op het gebied van landbouw geldt het uitgangspunt dat we als provincie terughoudend omgaan met het bieden van ruimte aan verstedelijking buiten bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt ruimte geboden aan functies die van het landelijk gebied afhankelijk zijn, zoals landbouw en natuur, en voor de transitie die die functies doormaken. Op het gebied van natuur kiezen we ervoor te verstedelijken buiten natuurgebieden (NNN) en Groene Contourgebieden. Binnen het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied Utrecht (UPLG) worden de verschillende opgaven in het landelijk gebied en samenhang met elkaar vertaald naar een uitvoeringsagenda.
Om te zorgen dat rode (verstedelijking) en groene ontwikkelingen in balans blijven is in de Omgevingsvisie en in de Omgevingsverordening de koppeling gelegd tussen programmering van woningen en groene groei via het programma Groen Groeit Mee (zie hiervoor thema Stad en land gezond), waarbinnen ook investeringen worden gedaan in natuur.
Binnen dit thema zijn de volgende programma’s die een directe relatie hebben met het Provinciaal Programma Wonen en Werken:
Uitvoeringsprogramma landelijk gebied: In het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied Utrecht worden de provinciale opgaven uit het landelijk gebied gebundeld. De doelen uit het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied Utrecht worden de komende jaren vertaald naar gebiedsprogramma’s met concrete maatregelen. Deze programma’s hebben geen directe verbondenheid met het Provinciaal Programma Wonen en Werken , maar het kan wel zijn dat de doelen uit het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied Utrecht een wisselwerking of synergie hebben met de doelen uit het Provinciaal Programma Wonen en Werken en dat de doelen in samenhang met elkaar worden uitgevoerd. Kansen liggen er vooral op het vlak van Groen Groeit Mee.
2.2. Relatie met plannen Rijk, buurprovincies, waterschappen en gemeenten
2.2.1 Relatie met rijksprogramma's
NOVEX-gebieden
Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen werken in twee Utrechtse NOVEX-gebieden samen aan de verstedelijkingsopgaven:
Utrecht-Amersfoort: in het NOVEX-gebied Utrecht-Amersfoort zijn 165.000 nieuwe woningen en 110.000 extra arbeidsplaatsen voorzien voor de periode 2022-2040. Dit is inclusief de woningen in de gemeenten Barneveld en Nijkerk. Nog niet gekwantificeerd is het aantal hectares bedrijventerrein dat binnen dit gebied gerealiseerd zal moeten worden om een evenwichtige groei van wonen en werken te realiseren. Voor delen van het NOVEX-gebied Utrecht-Amersfoort lopen gebiedsonderzoeken. Binnen deze onderzoeken wordt voor een aantal gebieden de ontwikkelpotentie en het laadvermogen voor wonen en werken na 2030 in beeld gebracht. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen bijdragen het programmeren van woningen en werklocaties hiervan in een van de programmeringsrondes van het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Mogelijke nieuwe locaties die worden onderzocht en die nog niet zijn opgenomen in dit programma zijn onder meer gelegen in de omgeving van Amersfoort Centraal en Isselt-Midden, Station Schothorst en De Hoeft, Zeist Noord A12-zone en Rijnenburg.
Arnhem-Nijmegen-Foodvalley: in het NOVEX-gebied Arnhem-Nijmegen-Foodvalley zijn 100.000 woningen en bijbehorende arbeidsplaatsen voorzien voor de periode 2022-2040, waarvan circa 40.000 voor het gebied Foodvalley. Dit is inclusief de woningen in de Gelderse gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen. Nog niet gekwantificeerd is het aantal hectares bedrijventerrein dat binnen dit gebied gerealiseerd zal moeten worden gedurende deze periode. Voor Utrecht worden de woningen in het NOVEX-gebied (Utrechtse deel) geprogrammeerd via het Provinciaal Progamma Wonen en Werken. Concrete nieuwe locaties die worden onderzocht en die nog niet zijn opgenomen in dit programma zijn onder meer Veenendaal - De Klomp (deels gemeente Ede) en De Nieuwe Meent (gemeente Rhenen).
Binnen de Provincie Utrecht liggen ook nog de NOVEX-gebieden Schipholregio en het Groene Hart. Deze gebieden hebben een andere insteek dan een gezamenlijke verstedelijkingsopgave.
Nationale Woon- en Bouwagenda met de zes programma's
Sinds 2022 worden stappen gezet om de regie op volkshuisvesting te beleggen bij Rijk en provincies. Door een enorm woningtekort komen steeds meer mensen in de knel en dus is meer sturing nodig vanuit alle lagen van de overheid. Het Rijk heeft met de Nationale Woon- en Bouwagenda de ambities vastgesteld: er moeten 100.000 woningen per jaar gebouwd worden, waarbij er tevens voor wordt gezorgd dat er voldoende woningen komen voor specifieke doelgroepen. Verder moet er sprake zijn van goede en betaalbare woningen gebouwd op de juiste plek. Dat moet toekomstbestendig gebeuren: met aandacht voor duurzaamheid en voor de leefbaarheid en veiligheid in de wijk. Om deze ambities te verwezenlijken, zijn zes rijksprogramma's opgesteld:
Programma Woningbouw
Programma Betaalbaar wonen
Programma Een thuis voor iedereen
Programma Wonen en zorg voor ouderen
Programma Versnelling verduurzaming gebouwde omgeving
Nationaal programma Leefbaarheid en veiligheid
Deze rijksprogramma’s krijgen inmiddels vorm in nieuwe wetten (Wet versterking regie volkshuisvesting, Wet betaalbare huur), deals tussen verschillende overheden en corporaties (de regionale woondeals) en diverse uitvoeringsmaatregelen.
Woondeals
In 2023 zijn regionale woondeals afgesloten met de regio U10, de regio Amersfoort en Foodvalley. In deze woondeals zijn afspraken gemaakt over het toevoegen van in totaal ruim 84.500 woningen in de provincie Utrecht, in de periode van 2022-2030. Van de woningen die worden toegevoegd moet in elke gemeente ten minste 30% uit sociale huurwoningen bestaan, en in totaal 2/3 vallen binnen de betaalbaarheidsgrenzen. De woondeals zijn ondertekend door de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de provincie Utrecht, de regiogemeenten en de corporaties (in de regio Foodvalley hebben de corporaties een steunverklaring gegeven). De woondeal van Foodvalley is ook door de provincie Gelderland ondertekend.
Met de woondeals levert de provincie Utrecht een bijdrage aan het oplossen van het landelijke woningtekort van 900.000 woningen. In 2024 is het landelijke woningtekort door de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening naar boven bijgesteld op 981.000 woningen, op basis van nieuwe woningbehoefteramingen. Naar aanleiding hiervan heeft het Rijk alle provincies gevraagd de ambitie op te hogen. Dit heeft voor de provincie Utrecht geresulteerd in afspraken over de realisatie van 3.000 woningen. Voor deze 3.000 woningen zijn voldoende locaties in beeld. Aanvankelijk is hierbij enkel gekeken naar initiatieven met flexwoningen die eerder niet zijn meegeteld. In het kader van dit programma zijn ook veel nieuwe locaties voor reguliere woningen aan de programmering toegevoegd.
De onderliggende gedachte van dit aantal was dat vanaf heden tijdelijke woningen mogen worden meegeteld als volwaardige woningen. Eerder mochten deze aantallen niet worden meegeteld, maar door BZK is besloten tijdelijke woningen vanaf heden wel mee te tellen in de totale opgave.
Uit onderhavig Provinciaal Programma Wonen en Werken blijkt dat er voldoende plannen zijn om invulling te geven aan de 3.000 extra woningen bovenop de bestaande ambitie voor 2022-2030. In deze aantallen zitten zowel permanente als tijdelijke woningen.
Hiermee stijgt de totale opgave naar het toevoegen van 84.500 plus 3.000 woningen in de periode 2022-2030 (gerealiseerde woningen blijven meetellen in de opgave). Alle afspraken over aantallen zijn gemaakt onder de voorwaarde dat de randvoorwaarden voor deze woningbouwprojecten op orde worden gebracht. De nieuwe opgave moet in de eerste helft van 2025 worden vertaald in de herijking van de drie regionale woondeal. Alle afspraken over aantallen zijn gemaakt onder de voorwaarde dat de randvoorwaarden voor deze woningbouwprojecten op orde worden gebracht.
Wet versterking regie volkshuisvesting
Het Rijk heeft een wet Versterking regie volkshuisvesting in voorbereiding. Op grond hiervan krijgen provincies de verplichting een volkshuisvestingsprogramma op te stellen, waarin naast kwantitatieve doelstellingen ook kwalitatieve doelen worden opgenomen. Deze verplichting is nog niet van toepassing op voorliggend Provinciaal Programma Wonen en Werken. In aanloop naar een volgend programma zal er meer duidelijkheid zijn over de vaststelling van deze wet en de verplichtingen die daaruit volgen (o.a. ten aanzien van de huisvesting van aandachtsgroepen en ouderen).
2.2.2 Relatie met programma's van de waterschappen
Gemeenten zijn bij de planvorming bij vergunningverlening gehouden aan de regels van de verordening waterschappen.
De vier waterschappen gelegen binnen de provincie Utrecht hebben samen met de Utrechtse drinkwaterbedrijven en Rijkswaterstaat Midden-Nederland een geschiktheidskaart woon- en werklocaties ontwikkeld. Deze kaart geeft vanuit het water- en bodemsysteem inzicht in de geschiktheid en handelingsperspectief voor nieuwe woon- en werklocaties. De provincie betrekt deze geschiktheidskaart bij de afweging over nieuwe locaties. In aanvulling op de geschiktheidskaart wordt verkend of het gewenst is een handreiking te maken voor gemeenten die inzicht geeft in de wijze waarop de verschillende gebiedsaanduidingen in het geschiktheidskaart vertaald kunnen worden naar inrichtingsmaatregelen.
Voor locaties die zijn toegevoegd aan het Provinciaal Programma Wonen en Werken in 2025 wordt bij de randvoorwaarden waar relevant verwezen naar deze kaart. Voor locaties die reeds in een eerder Provinciaal Programma Wonen en Werken waren geprogrammeerd, is ervoor gekozen om de bestaande randvoorwaarde te handhaven. Echter zullen de gemeenten waarin deze locaties liggen bij de planvorming wel rekening dienen te houden met deze kaart.
In aanvulling hierop zijn de 4 waterschappen gevraagd om te adviseren over mogelijke nieuwe locaties voordat wordt besloten die op te hemen in het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Dit advies wordt betrokken bij de zogenaamde snelkooksessies.
2.2.3. Gemeentelijke plannen
Alle drie de regio’s hebben een verstedelijkingsstrategie, die zijn verwerkt in de NOVEX-ontwikkelperspectieven. Daarnaast hebben veel gemeenten inmiddels een gemeentelijke omgevingsvisie en zijn er ook andere plannen op gemeentelijk niveau. Gemeenten nemen deze plannen mee bij hun inbreng voor het Provinciaal Programma Wonen en Werken. In een aantal gevallen hebben gemeenten ook locaties voorgedragen die nog niet in hun Omgevingsvisie zijn opgenomen. Wanneer het gaat om buitenstedelijke locaties is een uitgangspunt voor programmering dat in ieder geval enige mate van participatie heeft plaatsgevonden over de voorgenomen ontwikkeling.
Hoofdstuk 3 Thema Wonen
3.1. Thema wonen op provinciaal niveau
Inleiding
Het Provinciaal Programma Wonen en Werken bevat ten aanzien van het onderdeel wonen zowel kwantitatieve als kwalitatieve bepalingen. Bij de kwantitatieve bepalingen gaat het om het aantal woningen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de bruto plancapaciteit en het realistisch programma en naar regio en tijdvak. Bij de kwalitatieve randvoorwaarden gaat het om kwalitatieve kaders voor de nieuw te ontwikkelen woningen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, toekomstbestendigheid, betaalbaarheid en de evenwichtige ontwikkeling van groen.
3.1.1 Programma Wonen op provinciaal niveau- uitgangspunten
Bij het kwantitatieve onderdeel van het programma wonen kijkt de provincie naar de bruto plancapaciteit en naar het (realistisch) programma. Daarbinnen wordt onderscheid gemaakt naar regio en tijdvak. Het programma per regio wordt verder toegelicht en uitgesplitst naar gemeenten in paragraaf 3.2. Thema Wonen per regio.
Bruto plancapaciteit
De bruto plancapaciteit is het totaal aantal woningen in alle gemeentelijke plannen (hard en zacht) en - initiatieven die zijn opgenomen in de planregistratie wonen. Dit zijn alle harde en zachte plannen die gemeenten in beeld hebben. Bij de zachte plannen gaat het om zowel concrete locaties als ook mogelijke zoekrichtingen en ambities. Dit kunnen ook locaties zijn die nog vertrouwelijk zijn. Bij het uitlezen van de planregistratie is 1 april 2024 als peildatum aangehouden.
In de praktijk blijkt dat een deel van de woningen niet of later wordt gerealiseerd (planuitval). Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals stijging van de bouwkosten, de rentestand, stikstof, bezwaren van omwonenden, meervoudige ruimteclaims en strategische belangen van grondeigenaren, projectontwikkelaars en beleggers. Ook leidt de aanwezigheid van beschermde soorten draagt steeds vaker bij aan vertraging in de planuitvoering. Dit speelt met name bij planuitvoering. Dit kan voor een deel voorkomen worden door hier zeer vroegtijdig onderzoek naar te doen.
Programma
Om een inschatting te maken van welk deel van de plannen opgenomen in de planregistratie daadwerkelijk kan worden gerealiseerd is, in overleg met de gemeenten, per gemeente een inschatting gemaakt van wat een realistisch programma is. Dit is het aantal woningen dat naar verwachting daadwerkelijk kan worden gerealiseerd. Daarbij wordt zowel gekeken naar woningen in bestaand stedelijk gebied, woningen in uitbreidingslocaties, woningen als gevolg van transformatie in het landelijk gebied en tijdelijke woningen.
In algemene zin is een zeer groot risico de beschikbaarheid van voldoende capaciteit op het energienetwerk om nieuwe woningen aan te sluiten (dit geldt ook voor werklocaties). Op het moment dat het niet meer mogelijk is nieuwe woningen aan te sluiten op het energienetwerk, zal er sprake zijn van een veel grote percentage planuitval dan waar nu van uit wordt gegaan in het programma.
Verhouding plancapaciteit en het programma
De verhouding tussen de bruto plancapaciteit en het programma verschilt per gemeente. Dit heeft ermee te maken dat de samenstelling van de planvoorraad per gemeenten verschilt. Sommige gemeenten hebben relatief veel plannen die onherroepelijk zijn. Bij die plannen is de kans op planuitval relatief gering. Wel kan er vertraging ontstaan. Bij gemeenten met veel plannen die zich nog in de initiatief of voorbereidingsfase bevinden, is de kans op planuitval of het bijstellen van de omvang van het woningbouwprogramma groter. Een tweede factor is dat er gemeenten zijn die plannen in de planregistratie hebben opgenomen op buitenstedelijke locaties waarover nog geen consensus tussen gemeente en provincie is. Die plannen worden dan wel meegeteld in de plancapaciteit capaciteit van die gemeente, maar niet in het programma. Tot slot zijn in de plancapaciteit plannen opgenomen die door de gemeente als vertrouwelijk zijn aangeduid. Voor die plannen maakt de gemeente in afstemming met de provincie een inschatting in hoeverre deze kunnen worden gerealiseerd.
Op provinciaal niveau en rijksniveau streven we naar 30% overprogrammering. Op die manier wordt voorkomen dat door planuitval er uiteindelijk onvoldoende woningen worden gerealiseerd. Dit betekent dat op het niveau van de regio en op het niveau van de provincie gestreefd wordt naar een verhouding programma/plancapaciteit van 1,3.
Regio’s
Binnen de programmering wordt onderscheid gemaakt tussen drie regio’s en twee tijdsvakken. De regio’s betreffen:
De regio Amersfoort (het Utrechtse deel): gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg.
De regio Foodvalley (Utrechtse deel): gemeenten Renswoude, Rhenen en Veenendaal.
De regio U10: gemeenten De Bilt, Bunnik, Houten, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, De Ronde Venen, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vijfheerenlanden, Wijk bij Duurstede, Woerden, IJsselstein en Zeist.
Tijdsvakken
Binnen de programmering wordt onderscheid gemaakt tussen de periode 2023 tot en met 2030 en de periode 2031 tot en met 2040. De ‘schotten’ tussen de verschillende tijdvakken zijn richtinggevend, maar niet absoluut. Hierin is (enige) flexibiliteit mogelijk.
Woningbehoefte en tekort
In het Kader voor Provinciale Programmering Wonen en Werken is per regio een onder- en bovengrens weergegeven voor het aantal woningen waarbinnen het programma idealiter moet blijven. Deze onder- en bovengrens aangeduid als bandbreedte. De bandbreedte is afgeleid uit het in te lopen woningtekort en de woningbehoefte. De onderkant van de bandbreedte faciliteert alleen de toename van de woningbehoefte; de bovenkant faciliteert ook het inlopen van het tekort. Het is niet de ambitie om het tekort volledig (tot 0%) in te lopen, maar op het inlopen van het tekort tot 2%. Dat wordt gezien als een gezonde marktdruk. Om ruimte te bieden aan verhuisbewegingen is over de totale woningbehoefte en woningtekort gerekend met 2% frictieleegstand. Tabel 1a en 1b en 2 geven het de behoefte, het tekort en de bandbreedte aan, zoals opgenomen in het kader.
Tabel 1a: Totale maximale opgave 2023 t/m 2030 (in aantallen woningen)
Periode 2023 t/m 2030 |
Regio Foodvalley |
Regio Amersfoort |
Regio U10 |
Provincie Utrecht |
Toename woningbehoefte (huishoudensontwikkeling) |
4.730 |
14.060 |
40.530 |
59.320 |
In te lopen woningtekort (tot 2%) |
440 |
3.010 |
17.600 |
21.040 |
Totaal woningbehoefte en woningtekort |
5.170 |
17.070 |
58.130 |
80.360 |
Frictieleegstand (2%) |
100 |
340 |
1.160 |
1.1610 |
Totaal: maximale opgave (tekort en behoefte) 2023 t/m 2030
|
5.270 |
17.410 |
59.290 |
81.970 |
Tabel 1b: Totale maximale opgave 2023 t/m 2040 (in aantallen woningen)
Totaal periode 2023 t/m 2040 |
Regio Amersfoort |
Regio Foodvalley |
Regio U10 |
Provincie Utrecht |
Toename woningbehoefte (huishoudensontwikkeling) |
28.200 |
10.230 |
74.890 |
113.320 |
In te lopen woningtekort (tot 2%) |
3.010 |
440 |
17.600 |
21.040 |
Totaal woningbehoefte en woningtekort
|
31.210 |
10.670 |
92.490 |
134.360 |
Frictieleegstand (2%) |
620 |
210 |
1.850 |
2.690 |
Totale maximale opgave (tekort en behoefte) 2023 t/m 2040
|
31.830 |
10.880 |
94.340 |
137.050 |
Tabel 2: bandbreedte per regio en voor provincie (in aantallen woningen)
|
Regio Amersfoort |
Regio Foodvalley |
Regio U10 |
Provincie Utrecht |
Bandbreedte 2023 t/m 2030 (8 jaar)
|
14.300- 17.400 |
4.800- 5.300 |
41.300- 59.300 |
60.050- 82.000 |
Bandbreedte 2023 t/m 2040 (18 jaar)
|
28.800- 31.800 |
10.400- 10.900 |
76.400- 94.300 |
115.600- 137.100 |
De werkwijze van het provinciaal programma is cyclisch en adaptief, waardoor de provincie door regelmatige bijstelling van het programma steeds dichter bij de doelen wil komen. Het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 is het eerste programma waarbij ook woningen voor de periode 2030-2040 worden geprogrammeerd. De verwachting en het streven is niet de volledige woningbouwbehoefte voor deze periode al vol te programmeren. Door in elk Provinciaal Programma Wonen en Werken nieuwe locaties (binnenstedelijk en buitenstedelijk) toe te voegen en bestaande projecten en programma’s te optimaliseren, wordt beoogd uiterlijk in 2032 een programma te hebben waarmee de volledige opgave kan worden ingevuld.
De provincie streeft ernaar voor de periode 2023-2030 zo dicht mogelijk aan de bovenzijde van de bandbreedte uit te komen met het programma. Voor de periode 2031-2040 is dat in dit programma nog niet het streven. Het streven is om de komende jaren ook het programma voor de periode 2030-2040 verder aan te vullen, zodat ook voor die periode voldoende programma is om te voorzien in de woningbehoefte en het inlopen van het tekort. Uitgaande van een indicatieve realisatietermijn van 8 tot 10 jaar, zou het streven moeten zijn uiterlijk in 2032 voldoende plannen te hebben om tot bovenaan de bandbreedte te vullen. Tabel 2 geeft de bandbreedte per tijdvak per regio aan afgerond naar 100-tallen.
3.1.2 Programma Wonen provinciaal niveau- kwantitatief
In tabel 3a en 3b is per tijdvak weergegeven hoeveel woningen naar verwachting kunnen worden gerealiseerd. Dit getal is aangeduid als het programma. Op het niveau van de provincie benadert het programma voor de periode tot en met 2030 de bovengrens, maar wordt de bovengrens nog niet bereikt. Het behalen van de bovengrens is nodig voor het inlopen van het tekort en het voorzien in de behoefte. Voor deze periode zou het wenselijk zijn om in een volgende ronde van programmering te onderzoeken hoe meer woningen kunnen worden toegevoegd.
Voor de periode tot en met 2040 wordt het programma geraamd op 120.216 woningen. Dit is nog fors onder de bovenzijde van de bandbreedte. Op zich is dat niet problematisch. Er is nog tijd om met nieuwe plannen te komen om ook in de periode 2030-2040 voldoende woningen te bouwen. Om dit in beeld te brengen lopen in een aantal gebieden nog gebiedsonderzoeken naar grootschalige ontwikkelingen, die getalsmatig nog niet zijn ingevoerd in de planregistratie. Zie hiervoor 3.2. Thema Wonen per regio waarin per regio omschreven welke onderzoeken er lopen. Daarnaast heeft een klein deel van de gemeenten nog geen woningbouwplannen ingevoerd in de planregistratie voor de periode na 2030. Ook bij gemeenten die wel plannen hebben voor de periode 2030-2040 zullen naar verwachting de komende jaren nieuwe planinitiatieven ontstaan. Verwacht wordt dan ook dat de binnenstedelijke plancapaciteit voor de periode 2030-2040 in zijn geheel zal toenemen.
Tabel 3a: plancapaciteit en programma per tijdvak, regio en totaal provincie (in aantallen woningen)
Regio |
Regio Amersfoort |
Regio Foodvalley |
Regio U10 |
Provincie Utrecht |
Realisatie 23
|
1.723 |
624 |
5.013 |
7.360 |
Programma 24-30
|
14.417 |
5394 |
52.101 |
71.913 |
Plancapaciteit 24-30
|
18.854 |
5786 |
68.116 |
92.756 |
Verhouding plancap - programma 24-30
|
1,31 |
1,07 |
1,31 |
1,29 |
Programma 24-40
|
22.246 |
5715 |
84.895 |
112.857 |
Plancapaciteit 24-40
|
27.255 |
7805 |
119.122 |
154.182 |
Verhouding plancap - programma 24-40
|
1,23 |
1,37 |
1,40 |
1,37 |
Tabel 3b: vergelijking programma met bandbreedte tot en met 2030 (in aantallen woningen)
Regio |
Regio Amersfoort |
Regio Foodvalley |
Regio U10 |
Provincie Utrecht |
Bandbreedte 23-30
|
14.300- 17.400 |
4.800-5.300 |
41.300- 59.300 |
60.050- 82.000 |
Programma 23-30
|
16.140 |
6.018 |
57.115 |
79.273 |
Tabel 3c: vergelijking programma met bandbreedte tot en met 2040 (in aantallen woningen)
Regio
|
Regio Amersfoort
|
Regio Foodvalley
|
Regio U10
|
Provincie Utrecht
|
Bandbreedte 23-40
|
28.800- 31.800 |
10.400- 10.900 |
76.400- 94.300 |
115.600- 137.100 |
Programma 23-40
|
23.969 |
6.339 |
89.908 |
120.217 |
Binnen de programmering wordt uitgegaan van het bruto aantal woningen. In lijn met de woondeals wordt sloop niet meegeteld in deze getallen. In de praktijk zien we dat sloop bij de ontwikkeling van woningbouwprojecten beperkt is. Bij binnenstedelijke ontwikkelingen gaat het in veel gevallen om de transformatie van werklocaties (bijvoorbeeld oude bedrijventerreinen) naar woonlocaties. Alleen in de gemeente Veenendaal zien we een significant aantal woningen dat binnenstedelijk wordt gesloopt. Dit is toegelicht onderaan de regiotabellen in 3.2.2. Regio Foodvalley. Omdat in de woondeals wordt gewerkt met bruto woningbouwaantallen, is gekozen om ook in het Provinciaal Programma Wonen en Werken hiermee te werken.
Tijdelijke woningen
De provincie streeft ernaar om de woningbehoefte zoveel mogelijk in te vullen door de bouw van permanente woningen. De grote woningnood vraagt echter om in aanvulling daarop ook andere vormen van woningbouw te onderzoeken. Sommige locaties lenen zich het beste voor tijdelijke woningen die, na een afgebakende periode, naar een andere locatie worden verplaatst. Door innovatie in de woningbouw hebben deze tijdelijke woningen inmiddels een vergelijkbare kwaliteit als permanente woningen, met het verschil dat ze verplaatsbaar zijn.
Gemeente kunnen besluiten zelf tijdelijke woningen te plaatsen op binnenstedelijke locaties of op locaties die al opgenomen zijn in het Provinciaal Programma Wonen en Werken. Daarnaast biedt de Omgevingsverordening ruimte voor het realiseren van tijdelijke woningen buiten bestaand stedelijk gebied. Daarbij is het uitgangspunt dat deze woningen na 15 jaar worden verwijderd. Voor tijdelijke woningen die binnenstedelijk worden gerealiseerd geldt deze termijn van 15 jaar niet. Tijdelijke woningen worden sinds 2024 meegeteld in de programmeringscijfers. Daarbij is het streven om van 2022 tot en met 2030 3.000 tijdelijke woningen te realiseren in de provincie Utrecht. In het Kader is afgesproken dat in het Provinciaal Programma Wonen en Werken zal worden aangegeven hoeveel tijdelijke woningen naar verwachting zijn of kunnen worden gebouwd in de periode 2023-2030.
In tabel 4 bevat een overzicht van het aantal flexwoningen dat op grond van de huidige plannen naar verwachting gerealiseerd kan worden. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds woningen die gepland zijn op locaties opgenomen zijn of worden in het Provinciaal Programma Wonen en Werken en derhalve ook zijn meegeteld in de plancapaciteit en het programma (zie tabel 3) en anderzijds tijdelijke woningen op buitenstedelijke locaties. Deze laatste categorie is.
Tabel 4: aantal geprogrammeerde flexwoningen op binnenstedelijke locaties en op buitenstedelijke (tijdelijke) locaties
3.1.3 Programma Wonen provinciaal niveau- kwalitatieve randvoorwaarden en uitgangspunten
Onderstaand wordt op basis van de kwalitatieve thema’s zoals die zijn benoemd in de Omgevingsverordening nadere duiding gegeven aan de kwalitatieve aspecten waaraan het Provinciaal Programma Wonen en Werken dient te voldoen. Ook het wetsvoorstel Wet regie op de volkshuisvesting vraagt aandacht voor kwalitatieve aspecten als betaalbaarheid en passendheid, aandachtsgroepen, vitale wijken en toekomstbestendig bouwen. Het gaat dus om de volgende thema’s:
Efficiënt ruimtegebruik
Er wordt gestreefd naar efficiënt ruimtegebruik met behoud van een goede stedelijke kwaliteit (vitale en levendige kernen en wijken) en tevens naar een hoogwaardige kwaliteit van het landelijk gebied en naar een goede bereikbaarheid. Dit betekent dat bij de programmering van woningen primair wordt ingezet op binnenstedelijke ontwikkeling, ontwikkeling bij knooppuntlocaties, intensief ruimtegebruik en functiemenging, passend bij de lokale situatie en woonmilieus. Bij binnenstedelijke locaties is er aandacht voor een gezonde inrichting van de openbare ruimte, inclusief voldoende ruimte voor water en groen. Dit is vooral een verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Om deze ambitie te realiseren worden plannen voor buitenstedelijke locaties beoordeeld aan de hand van het provinciale omgevingsbeleid (Omgevingsvisie, Omgevingsverordening, relevante provinciale programma’s). Ook wordt gekeken in hoeverre binnenstedelijke mogelijkheden goed zijn benut of dat er plannen zijn om deze ruimte te benutten. Bij het onderzoeken van grootschaligere verstedelijkingslocaties maakt deze ambitie integraal onderdeel uit van de ontwerpopgave waar de provincie en regio’s samen aan werken.
Voor binnenstedelijke locaties kijken we onder meer via het programma Versnelling woningbouw hoe de binnenstedelijke ruimte optimaal kan worden benut. Daarbij wordt ook ingezet op het integreren van maatregelen voor onder andere klimaatadaptatie. Dat doet de provincie onder andere via Biodiversiteit in Stad en Dorp (BiSD) en het Convenant Toekomstbestendig bouwen.
Betaalbaarheid
In de Omgevingsvisie is betaalbaarheid een expliciet thema: “Iedereen moet een woning kunnen vinden die past bij de persoonlijke portemonnee”. We willen bouwen in meerdere prijsklassen, passend bij de portemonnee en behoefte. In de regionale woondeals zijn in navolging van het ingezette rijksbeleid (Nationale Woon- en Bouwagenda) en in anticipatie op het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting afspraken gemaakt over de betaalbaarheid van de toe te voegen woningen. In het wetsvoorstel is opgenomen dat 30% van de toe voegen woningen moet vallen binnen de categorie sociale huur indien gemeenten een kleiner aandeel sociale huurwoningen in hun woningvoorraad hebben dan het landelijk gemiddelde. Gemeenten met een hoger aandeel sociale huur dan het landelijk gemiddelde worden geacht juist meer middeldure woningen te bouwen om op twee derde betaalbaar uit te komen. Vooralsnog is onbekend of de wet als zodanig wordt aangenomen.
Gezien de opgave in de omgevingsvisie om zorg te dragen voor een passend woningaanbod voor iedereen, is de ambitie om vanaf 2025 tenminste twee derde van de nieuwe woningen toe te voegen in het betaalbare segment, op regionaal niveau en per gemeente. In Provinciale Staten heeft een aangenomen amendement geleid tot de richtlijn dat het totale woningbouwprogramma per gemeente moet voldoen aan de eis dat 2/3 van de woningen, waarvan de bouw vanaf 2025 start, betaalbaar is en minimaal 30% van het woningbouwprogramma per gemeente sociale huur is. Als een gemeente hier niet aan kan voldoen, gaan die gemeente en de provincie in overleg om te kijken of en hoe het aandeel van 2/3 betaalbaarheid alsnog gerealiseerd kan worden (comply or explain). Onder betaalbare woningen vallen sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en betaalbare koopwoningen.
Toelichting:
In navolging van de woondeals wordt in dit Provinciaal Programma Wonen en Werken uitgegaan
van twee derde betaalbaarheid. Dit kan alleen als partijen samenwerken om te zorgen
dat de randvoorwaarden worden ingevuld om deze betaalbaarheid te realiseren. Daarbij
dient rekening te worden gehouden met het prijspeil op het moment van oplevering.
Voor de definitie van betaalbare woningen worden de prijsgrenzen van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) gevolgd. Deze prijsgrenzen zijn onderstaand weergegeven en worden jaarlijks geïndexeerd.
Sociale huur: Huurwoningen onder de liberalisatiegrens van €879,66 (prijspeil 2024).
Middeldure huur: woningen met een huurprijs vanaf de liberalisatiegrens tot en met het bedrag dat hoort bij 186 punten in het Woningwaarderingsstelsel. Op dit moment (tot en met juni 2024) staan 186 WWS-punten gelijk aan €1.123,13 euro huur. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met inflatie.
Betaalbare koop: Door de sterke stijging van de NHG-grens is met ingang van 2023 de NHG-grens losgekoppeld van de betaalbaarheidsgrens. De huidige betaalbaarheidsgrens van €390.000 (prijspeil 2024) wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de consumentenprijsindex (CPI).
Om invulling te geven aan de randvoorwaarde van twee derde betaalbaarheid gaan gemeente en provincie regelmatig met elkaar in gesprek om te kijken hoe hieraan invulling wordt gegeven binnen het totale binnenstedelijke woningbouwprogramma van de gemeente. Daarbij is het aan de gemeente om te beoordelen hoe zij verspreid over de verschillende binnenstedelijke locaties toe willen werken naar twee derde betaalbaarheid. Er vindt binnenstedelijk dus geen beoordeling op projectniveau plaats. Bij de beoordeling van de betaalbaarheid binnen het totale binnenstedelijk programma van de gemeenten wordt ook de mate waaraan invulling is gegeven aan de kritische succesfactoren, zoals benoemd in de woondeals, betrokken. Hierbij worden contractuele afspraken (bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten) van woningbouwprojecten niet opengebroken om het aandeel betaalbaar te verhogen, omdat hierdoor vertraging zou kunnen ontstaan.
Met de inwerkingtreding van de wet Versterking Regie Volkshuisvesting (Wvrv) wordt twee derde betaalbaarheid naar verwachting verplicht gesteld op verschillende ruimtelijke schaalniveaus (maar niet op projectniveau). Omdat op het moment van het opstellen van dit Provinciaal Programma Wonen en Werken deze wet nog in behandeling is en mogelijk gewijzigd wordt vastgesteld en omdat ook onvoldoende duidelijk is vanaf wanneer gemeenten aan de betaalbaarheidsverplichting moeten voldoen, wordt in dit programma nog de mogelijkheid geboden om mits voldoende onderbouwd op gemeentelijk niveau binnenstedelijk een lager percentage betaalbaarheid te realiseren (‘comply or explain’). Met de wet Versterking Regie Volkshuisvesting krijgt de provincie naar verwachting een beter instrument in handen om het gesprek over ‘comply or explain’ met gemeenten te voeren. Met het Volkshuisvestingsprogramma (Vhp) wordt beleid door-vertaald van rijksniveau naar provinciaal niveau, naar gemeentelijk niveau. Logischerwijs nemen gemeenten in hun Volkshuisvestingsprogramma ook beleid op hoe zij aan de twee derde betaalbaarheid verwachten te gaan voldoen.
Voor uitleglocaties wordt op locatieniveau de randvoorwaarde van twee derde betaalbaarheid gesteld, tenzij bij de totstandkoming van het Provinciaal Programma Wonen en Werken al andere afspraken zijn gemaakt.
Duurzaamheid: Toekomstbestendig Bouwen
De gezamenlijk ambitie van de provincie Utrecht en onze stakeholders is het streven naar energieneutrale, natuurinclusieve, klimaatadaptieve, circulaire en aan de gezondheid bijdragende nieuwbouw. Het Convenant Toekomstbestendig Bouwen levert een belangrijke bijdrage aan deze ambitie. Het draagt bij aan een gelijk speelveld en daardoor aan betaalbaarder en sneller bouwen. Meer dan 135 partijen hebben het ondertekend waarvan bijna alle Utrechtse gemeenten (zie Bijlage II Overzicht gemeenten en ambitieniveau Convenant Toekomstbestendig Bouwen).
Het convenant zorgt ervoor dat gemeenten en bouwende partijen voorbereid worden op regelgeving die vanuit EU geïmplementeerd wordt. Ook is het convenant de basis voor de standaardisatie (Richtlijn Toekomstbestendig Bouwen) waar in de kamerbrief van oktober 2023 over wordt gesproken. Deze wordt naar verwachting gebruikt om het Bbl en Bkl in 2030 aan te passen. Tot dan is het niet mogelijk om op basis van het convenant toekomstbestendig bouwen af te dwingen, maar kan de provincie het wel stimuleren.
Om deze ambitie te realiseren:
Wordt voor de in het Programma Wonen en Werken opgenomen locaties uitgegaan van bouwen volgens het Convenant Toekomstbestendig Bouwen, met als minimumniveau brons. Aan gemeenten die het convenant niet hebben ondertekend, wordt gevraagd te motiveren hoe zij invulling willen geven aan deze opgave om ten minste tot een vergelijkbaar niveau te komen.
Gaat de provincie met de partners van het Convenant Toekomstbestendig Bouwen in gesprek om tot afspraken te komen om voor woningen (waarvan de bouw start in 2026) het ambitieniveau te verhogen naar ambitieniveau zilver of goud;
Evenwichtige groenontwikkeling en Groen Groeit Mee
De provincie streeft naar een evenwichtige groenontwikkeling, om een gezonde leefomgeving te (blijven) bieden aan de inwoners van de provincie. Dit betekent dat er voldoende (recreatief) groen beschikbaar moet zijn, zowel in omvang als kwaliteit. Toegankelijk en beleefbaar groen, in zowel de woonomgeving als daarbuiten, op bereikbare afstand is randvoorwaardelijk en vraagt investeringen. De opgave verschilt per locatie en gemeente. Voor binnen- en buitenstedelijke locaties zijn de ambities voor het realiseren van groen en blauw, en het verbinden van die structuren, vastgelegd in het Convenant Toekomstbestendig Bouwen. Daarnaast is de ambitie om groen voor deze locaties evenwichtig te laten meegroeien – in en naar het buitengebied – vastgelegd in het Pact Groen Groeit Mee.
Binnen het programma Groen Groeit Mee werken de provincie Utrecht, regio’s (U10, het Utrechtse deel van Regio Foodvalley en Regio Amersfoort) en waterschappen samen. Daarnaast zijn tal van andere organisaties betrokken. Zo wordt met elkaar een alliantie gebouwd, waarin wordt samengewerkt aan een gezonde leefomgeving en een aantrekkelijk vestigingsklimaat, waarin (recreatief) groen meegroeit met andere ontwikkelingen.
Om deze ambitie te realiseren is in de Omgevingsverordening (artikel 9.15) de voorwaarde gesteld dat bij nieuwe uitleglocaties gezorgd moet worden voor een evenwichtige groenontwikkeling, waarbij zowel aandacht dient te zijn voor de realisatie van voldoende lokaal als regionaal groen. Kleinschalige uitleglocaties die onder de vitaliteitsregeling vallen zijn daarvan uitgezonderd. Bij het maken van programmeringsafspraken over nieuwe uitleglocaties wordt al met gemeenten gekeken naar de invulling van dit artikel uit de provinciale Omgevingsverordening (9.15 - Groen Groeit Mee). In het omgevingsplan moet de wijze waarop invulling wordt gegeven aan deze regel zijn uitgewerkt en geborgd.
Om gemeenten hiervoor handvatten te bieden is in 2023 is de handreiking nieuwe woongebieden opgesteld. Gemeenten kunnen deze handreiking gebruiken om invulling te geven aan deze regel en de provincie is bereid hen hierin te ondersteunen. Ook is in het programma ‘Groen Groeit Mee’ is de regionale groenopgave in beeld gebracht.
3.2. Thema Wonen per regio
3.2.1. Regio Amersfoort
Hoe het regionaal programma in de regio Amersfoort voor de periode 2023-2030 en 2023-2040 is opgebouwd wordt in deze paragraaf uitgewerkt naar het niveau van gemeenten. Per gemeente is aangegeven hoeveel woningen zijn gerealiseerd in 2023, voor hoeveel woningen de er plannen zijn in de periode 2024-30 en voor de periode 2024-2040. Ook is per tijdvak een inschatting gemaakt van het aantal woningen dat naar verwachting gerealiseerd kan worden in die gemeente, rekening houdend met planuitval en vertraging. Plannen van gemeenten op buitenstedelijke locaties die (nog) niet opgenomen in het Provinciaal Programma Wonen en Werken, zijn niet meegerekend in het programma maar wel in de plancapaciteit. Onder b en c wordt ook aangegeven welke nieuwe gebieden nog in onderzoek zijn en welke transformatielocaties mogelijk worden zijn gemaakt in het programma, die van invloed zijn op het programma.
a. Programma
Realisatie 2023 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Realisatie 2023 |
Amersfoort |
905 |
Baarn |
138 |
Bunschoten |
125 |
Eemnes |
184 |
Leusden |
64 |
Soest |
198 |
Woudenberg |
109 |
Totaal |
1.723 |
Plancapaciteit en programma 2024-2030 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Plancapaciteit 24-30 |
Programma 24-30 |
Verhouding plancap programma 24-30 |
Aantal woningen buitenstedelijk |
Amersfoort |
11.981 |
8.847 |
1,35 |
990 |
Baarn |
900 |
900 |
1,00 |
- |
Bunschoten |
1.142 |
1.085 |
1,05 |
- |
Eemnes |
531 |
531 |
1,00 |
231 |
Leusden |
1.175 |
1.084 |
1,08 |
580 |
Soest |
2.166 |
1.250 |
1,73 |
137 |
Woudenberg |
959 |
720 |
1,33 |
- |
Totaal |
18.854 |
14.417 |
1,31 |
1.938 |
Plancapaciteit en programma 2024-2040 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Plancapaciteit 24-40 |
Programma 24-40 |
Verhouding plancap- programma 24-40 |
Aantal woningen buitenstedelijk |
Amersfoort |
16.523 |
15.017 |
1,10 |
2.396 |
Baarn |
900 |
900 |
1,00 |
- |
Bunschoten |
2.041 |
1.085 |
1,88 |
- |
Eemnes |
788 |
788 |
1,00 |
480 |
Leusden |
1.836 |
1.684 |
1,09 |
1.115 |
Soest |
3.280 |
2.352 |
1,39 |
137 |
Woudenberg |
1.887 |
720 |
2,62 |
- |
Totaal |
27.255 |
22.546 |
1,21 |
4.128 |
b. Transformatielocaties
Bij de buitenstedelijke locaties zijn in aanvulling op de Programma Wonen en Werken- locaties ook diverse transformatielocaties meegerekend. Deze locaties zijn mogelijk op grond van het transformatiebeleid van de provincie. Bij deze locaties staat kwaliteitsverbetering voorop. De randvoorwaarden uit dit Programma Wonen en Werken zijn niet integraal op deze locaties van toepassing. Wel wordt op locatieniveau afspraken gemaakt over o.a. betaalbaarheid. De volgende locaties worden op grond van het transformatiebeleid mogelijk gemaakt en meegerekend in de plancapaciteit (locaties kleiner dan 25 woningen worden niet vermeld):
In aanvulling op de bekende plannen in de planregistratie, zijn de volgende gebieden onderdeel van een grootschalige onderzoeksopgave die in het kader van het NOVEX-ontwikkelperspectief wordt onderzocht en die mogelijk in de periode 2030 en verder kan leiden tot een ophoging van het programma en de plancapaciteit:
3.2.2. Regio Foodvalley
Hoe het regionaal programma in de regio Foodvalley voor de periode 2023-2030 en 2023-2040 is opgebouwd wordt in deze paragraaf uitgewerkt naar het niveau van gemeenten. Per gemeente is aangegeven hoeveel woningen zijn gerealiseerd in 2023, voor hoeveel woningen de er plannen zijn in de periode 2024-30 en voor de periode 2024-2040. Ook is per tijdvak een inschatting gemaakt van het aantal woningen dat naar verwachting gerealiseerd kan worden in die gemeente, rekening houdend met planuitval en vertraging. Plannen van gemeenten op buitenstedelijke locaties die (nog) niet opgenomen in het PPWW, zijn niet meegerekend in het programma maar wel in de plancapaciteit. Onder b en c wordt ook aangegeven welke nieuwe gebieden nog in onderzoek zijn en welke transformatielocaties mogelijk worden zijn gemaakt in het programma, die van invloed zijn op het programma.
a. Programma
Realisatie 2023 (in aantallen woningen)
Plancapaciteit en programma 2024-2030 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Plancapaciteit 24-30 |
Programma 24-30 |
Verhouding plancap - programma 24-30 |
Aantal woningen buitenstedelijk |
Renswoude |
418 |
283 |
1,48 |
0 |
Rhenen |
435 |
413 |
1,05 |
208 |
Veenendaal |
4.933 |
4.698 |
1,05 |
0 |
Totaal |
5.786 |
5.394 |
1,07 |
208 |
In de regio Foodvalley zal het netto programma naar tussen de 700 en 900 woningen lager uitvallen als gevolg van voorziene binnenstedelijke sloop in Veenendaal.
Plancapaciteit en programma 2024-2040 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Plancapaciteit 24-40 |
Programma 24-40 |
Verhouding plancap - programma 24-40 |
Aantal woningen buitenstedelijk |
Renswoude |
749 |
283 |
2,62 |
0 |
Rhenen |
435 |
413 |
1,05 |
208 |
Veenendaal |
6.621 |
5019 |
1,32 |
0 |
Totaal |
7805 |
5715 |
1,37 |
208 |
b. Lopende (Novex) gebiedsonderzoeken
In aanvulling op de bekende plannen in de planregistratie, zijn de volgende gebieden onderdeel van een grootschalige onderzoeksopgave die in het kader van de NOVEX wordt opgepakt:
Gebiedsverkenningen Veenendaal De Klomp en De Nieuwe Meent: in het kader van de verstedelijkingsstrategie ANF wordt verkend waar in de regio meer ruimte is voor verstedelijking. Voor provincie Utrecht is daarbij relevant een onderzoek naar de locaties Veenendaal De Klomp (overwegend grondgebied gemeente Ede) en naar De Nieuwe Meent (gemeente Rhenen). De verwachte opbrengst van deze onderzoeken is 0 tot 5000 woningen.
3.2.3. Regio U10
Hoe het regionaal programma in de regio U10 voor de periode 2023-2030 en 2023-2040 is opgebouwd wordt in deze paragraaf uitgewerkt naar het niveau van gemeenten. Per gemeente is aangegeven hoeveel woningen zijn gerealiseerd in 2023, voor hoeveel woningen de er plannen zijn in de periode 2024-30 en voor de periode 2024-2040. Ook is per tijdvak een inschatting gemaakt van het aantal woningen dat naar verwachting gerealiseerd kan worden in die gemeente, rekening houdend met planuitval en vertraging. Plannen van gemeenten op buitenstedelijke locaties die (nog) niet opgenomen in het PPWW, zijn niet meegerekend in het programma maar wel in de plancapaciteit. Onder b wordt aangegeven welke nieuwe gebieden nog in onderzoek zijn.
a. Programma
Realisatie 2023 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Realisatie |
Bunnik |
34 |
De Bilt |
39 |
De Ronde Venen |
192 |
Houten |
153 |
IJsselstein |
17 |
Lopik |
33 |
Montfoort |
22 |
Nieuwegein |
323 |
Oudewater |
78 |
Stichtse Vecht |
243 |
Utrecht |
2.156 |
Utrechtse Heuvelrug |
307 |
Vijfheerenlanden |
855 |
Wijk bij Duurstede |
51 |
Woerden |
378 |
|
132 |
Totaal |
5.013 |
Plancapaciteit en programma 2024-2030 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Plancapaciteit 24-30 |
Programma 24-30 |
Verhouding plancap - programma 24- 30 |
Aantal woningen buitenstedelijk |
Bunnik |
1.524 |
1.464 |
104% |
1.000 |
De Bilt |
2.246 |
1.452 |
155% |
- |
De Ronde Venen |
3.136 |
2.661 |
118% |
979 |
Houten |
4.592 |
2.200 |
209% |
50 |
IJsselstein |
1.195 |
995 |
120% |
86 |
Lopik |
998 |
714 |
140% |
525 |
Montfoort |
670 |
579 |
116% |
398 |
Nieuwegein |
5.230 |
4.023 |
130% |
- |
Oudewater |
812 |
612 |
133% |
250 |
Stichtse Vecht |
3.671 |
2.917 |
126% |
402 |
Utrecht |
31.841 |
24.493 |
130% |
300 |
Utrechtse Heuvelrug |
1.653 |
993 |
166% |
48 |
Vijfheerenlanden |
2.793 |
2.510 |
111% |
655 |
Wijk bij Duurstede |
1.250 |
1.241 |
101% |
645 |
Woerden |
3.453 |
2.762 |
125% |
158 |
Zeist |
3.052 |
2.486 |
123% |
600 |
Totaal |
68.116 |
52.102 |
131% |
6.096 |
Plancapaciteit en programma 2024-2040 (in aantallen woningen)
Gemeente |
Plancapaciteit 24-40 |
Programma 24-40 |
Verhouding plancap - programma 24-40 |
Aantal woningen buitenstedelijk |
Bunnik |
2.814 |
2.464 |
114% |
1.200 |
De Bilt |
2.455 |
2.298 |
107% |
- |
De Ronde Venen |
4.762 |
3.225 |
148% |
1.209 |
Houten |
4.592 |
2.000 |
230% |
50 |
IJsselstein |
3.435 |
1.815 |
189% |
86 |
Lopik |
998 |
714 |
140% |
470 |
Montfoort |
1.225 |
829 |
148% |
648 |
Nieuwegein |
13.945 |
11.023 |
127% |
- |
Oudewater |
1.082 |
862 |
126% |
500 |
Stichtse Vecht |
7.853 |
3.536 |
222% |
402 |
Utrecht |
61.704 |
43.965 |
140% |
300 |
Utrechtse Heuvelrug |
2.068 |
1.393 |
148% |
48 |
Vijfheerenlanden |
5.603 |
5.570 |
101% |
815 |
Wijk bij Duurstede |
1.655 |
1.259 |
131% |
663 |
Woerden |
1.879 |
1.456 |
129% |
48 |
Zeist |
3.052 |
2.486 |
123% |
600 |
Totaal |
119.122 |
84.895 |
140% |
7.039 |
b. Lopende (Novex) gebiedsonderzoeken
In aanvulling op de bekende plannen in de planregistratie, zijn de volgende gebieden onderdeel van een grootschalige onderzoeksopgave die in het kader van het NOVEX-ontwikkelperspectief wordt onderzocht en die mogelijk in de periode 2030 en verder kan leiden tot een ophoging van het programma en de plancapaciteit:
Groot Merwede: Groot Merwede is opgebouwd uit de plannen voor de Merwedekanaalzone, de A12 zone en Rijnenburg. In het huidige plancapaciteit zijn de locaties merwede-kanaalzone (gemeente Utrecht) en de A12 zone (gemeenten Utrecht en gemeente Nieuwegein) getalsmatig meegenomen), waarbij voor de A12 zone rekening is gehouden met 15.000 woningen (A12 zone). De ontwikkeling van Rijnenburg is voor een deel (circa 3500 woningen) al wel meegenomen in de plancapaciteit voor de periode 2030 tot en met 2040, maar nog niet meegenomen in het programma. De reden daarvoor is dat het hier om een buitenstedelijke locatie gaat die (nog) niet is geprogrammeerd.
Regiopoorten: binnen de Provincie Utrecht wordt gewerkt aan de programmalijn regiopoorten. Hierbij wordt ingezet op verstedelijking in de nabijheid van HOV-locaties. Er zijn 6 poorten binnen de Provincie Utrecht aangewezen die zich mogelijk lenen voor integrale verstedelijking (wonen en werken). Voor een deel zijn deze plannen al verwerkt in de plancapaciteit zoals opgenomen in dit programma. Op dit moment is de verwachting dat (binnen het bestaand stedelijk gebied) in aanvulling op de al geprogrammeerde woningen nog een ophoging plaats kan vinden op grond van het regiopoortenprogramma van circa 2000 woningen (deels voor 2030, deels na 2030). Randvoorwaarde is wel dat er voldoende middelen beschikbaar komen om deze plannen te realiseren.
Hoofdstuk 4 Thema werken
4.1 Thema werken op provinciaal niveau
Inleiding
In een krappe markt voor bedrijfsruimte in de provincie willen we zorgen voor voldoende aanbod van werklocaties en een zo goed mogelijke aansluiting op de verwachte vraag naar bedrijfsruimte. Ruimte voor bedrijven is nodig, zodat transities, transformaties en intensivering doorgang kunnen vinden, de huidige woon-werk balans niet substantieel uit evenwicht raakt en er meer ruimte is voor bedrijfsdynamiek. Om de huidige woon-werkbalans in de provincie Utrecht in stand te houden is een forse hoeveelheid extra bedrijventerrein nodig. Hier is een directe relatie met: duurzame mobiliteit, arbeidsmarkt en nabijheid van werk.
Zowel voor groei van bedrijven als voor schuifruimte om panden, kavels en terreinen ‘om te bouwen’ is extra ruimte nodig. Het gaat erom om in de toekomst te zorgen voor een solide ruimte voor werken gericht op een vitale, bereikbare en inclusieve provincie, met ruimte voor de verduurzamingsopgave en andere transities, en ruimte voor een normale bedrijfsdynamiek. Tegelijkertijd zijn er tal van uitdagingen rondom het programmeren van nieuwe bedrijventerreinen, zoals schaarste van fysieke ruimte, personeelstekorten en wachtlijsten voor stroomaansluitingen voor grootverbruik.
De provincie Utrecht heeft 2.730 ha. netto aan uitgegeven bedrijventerreinen (1,8% van de totale oppervlakte van de provincie). Op die bedrijventerreinen zijn ca. 16.000 bedrijven gevestigd en zijn er 175.000 banen. Dat is respectievelijk 9% van het aantal bedrijven en 24% van de totale werkgelegenheid in de provincie. In het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021 en Provinciaal Programma Wonen en Werken 2023 is in het totaal 125 hectare netto (nieuw) bedrijventerrein geprogrammeerd, waarvan 83 hectare tot en met 2030 en 42 hectare na 2030. De gemeenten waar deze terreinen zijn geprogrammeerd treffen voorbereidingen om over te gaan tot uitgifte van deze ruimte. De verwachting was dat er tot 2030 ruim 80 ha. beschikbaar zou komen voor bedrijven. Door netcongestie (en dus gebrek aan stroom op een nieuw bedrijventerrein) is de verwachting nu dat (een deel van) deze uitgifte wordt uitgesteld. Mede door deze vertraagde uitgifte is er op dit moment sprake van een zeer krappe markt voor bedrijventerreinen met weinig direct beschikbaar aanbod.
De ontwikkeling van grootschaligere regionale bedrijventerreinen van gemiddeld >20 ha. netto (zoals in Provinciaal Programma Wonen en Werken 2023 goedgekeurde regionaal bedrijventerrein Gaasperwaard 3) zorgt voor een alternatieve vestigingslocatie in de regio voor o.a. grootschaligere (circulaire) bedrijvigheid die nu vaak een lokaal ruimtelijk knelpunt vormt. Een provinciebreed onderzoek naar de (on)mogelijkheden voor grootschalige regionale bedrijventerreinen in samenwerking met de betrokken regio’s, geeft overzicht in de lange termijn ontwikkelingsmogelijkheden.
4.1.1 Programma Werken op provinciaal niveau kwantitatief
Met vaststelling van het kader Provinciaal Programma Wonen en Werken door Provinciale Staten is de programmeringsruimte vastgelegd. Bij het bepalen van de programmeringsruimte is uitgegaan van de geprognosticeerde vraag uit het hoge EIB-scenario (opgesteld door het Economisch Instituut Bouwnijverheid). Op de geraamde vraag is een aantal op- en afslagen en reserveringen gedaan als gevolg van politiek strategische keuzes. Tabel 5 geeft de programmeringsruimte aan die hieruit volgt, onderverdeeld naar drie regio’s en de provincie als geheel weer, onderverdeeld naar twee tijdsvakken.
Tabel 5: programmeringsruimte per regio per tijdvak (in netto hectares)
Regio |
Provincie Utrecht |
Provincie Utrecht |
Regio Amersfoort |
Regio Amersfoort |
Rergio Foodvalley |
Regio Foodvalley |
Regio U10 |
Regio U10 |
Tijdsperiode |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
Uitbreidingsvraag |
237 |
187 |
59 |
46 |
31 |
30 |
147 |
111 |
Vervangingsvraag (80%) |
30 |
27 |
1 |
13 |
8 |
0 |
22 |
14 |
Additionele vraag (10%) (ruimteclaim transities) |
12 |
28 |
3 |
7 |
2 |
5 |
7 |
17 |
Normaal niveau schuifruimte (4%-5%) |
14 |
29 |
4 |
8 |
2 |
3 |
9 |
17 |
Niet faciliteren soorten bedrijvigheid (XXL-logistiek) |
-22 |
-12 |
-5 |
-3 |
-3 |
-2 |
-14 |
-9 |
Totaal vraag |
271 |
259 |
62 |
71 |
40 |
36 |
171 |
151 |
Ruimtewinst intensivering bestaand |
27-14 |
68-101 |
7-11 |
17-25 |
0-2 |
9-13 |
19-29 |
42-64 |
Reservering kleinschalige uitbreidingen 1-3 ha. |
10 |
5 |
3 |
1 |
1 |
1 |
6 |
3 |
Hard aanbod |
56 |
0 |
20 |
0 |
0 |
0 |
36 |
0 |
PPWW goedgekeurd zacht aanbod |
84 |
42 |
10 |
2 |
4 |
0 |
71 |
40 |
Totaal aanbod |
177-191 |
115-148 |
40-44 |
20-28 |
5-7 |
10-14 |
132-142 |
85-107 |
Totale programmeerruimte |
80-94 |
111-144 |
18-22 |
45-51 |
35-37 |
22-26 |
29-39 |
43-65 |
Strategische reserve (15%) |
0 |
-64 |
0 |
-16 |
0 |
-9 |
0 |
-39 |
Te programmeren ruimte binnen de looptijd van dit kader |
80-94 |
47-80 |
18-22 |
27-35 |
33-35 |
13-17 |
29-39 |
4-26 |
Deze nieuwe programmeringstabel, waarin ook de al eerder geprogrammeerde locaties zijn opgenomen, vervangt de programmeringstabel uit het vorige Provinciaal Programma Wonen en Werken. De nieuwe tabel biedt meer programmeringsruimte dan in het vorige Provinciaal Programma Wonen en Werken. Tabel 5 vormt het uitgangspunt voor de nieuw te programmeren werklocaties.
Uit de tabel blijkt dat op het niveau van de provincie tot en met 2030 nog tussen de 80 tot 94 hectare kan worden geprogrammeerd. Voor de periode 2031-2040 kan nog tussen de 47 en 80 hectare worden geprogrammeerd. De hectares kunnen pas na 2030 daadwerkelijk worden uitgegeven, maar al wel eerder geprogrammeerd, gezien de lange voorbereidingstermijnen. In deze nieuwe programmeringstabel is naast de uitbreidingsvraag ook rekening gehouden met een vervangingsvraag (vanwege verlies van bedrijventerreinen door transformatie), additionele vraag (om ruimte te bieden voor verschillende transities) en extra schuifruimte (om te zorgen voor een normale bedrijfsdynamiek). Aan de andere kant beperken we de mogelijkheden voor XXL-logistiek. In de tabel is ook een strategische reserve opgenomen van 64 hectare om op langere termijn in te kunnen spelen op (grootschalige) ontwikkeling of strategische opgaven. We houden vast aan een ruimteopbrengst door intensivering en verduurzaming van bestaande bedrijventerreinen. Er is rekening gehouden met een reservering voor kleinschalige uitbreidingen van bestaande bedrijventerreinen (1-3 hectare), het direct beschikbare aanbod en de eerder in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021 en Provinciaal Programma Wonen en Werken 2023 goedgekeurde plannen voor nieuwe bedrijventerreinen (zacht aanbod; deze nieuwe bedrijventerreinen zijn in voorbereiding).
4.1.2 Programma Werken provinciaal niveau kwalitatief
Ten aanzien van alle nieuw te programmeren locaties, zowel binnenstedelijk als buitenstedelijk, worden de volgende kwalitatieve aandachtspunten meegegeven (zoals vastgelegd in het Kader Provinciaal Programma Wonen en Werken):
Zorgvuldig ruimtegebruik:
Ambitie Intensivering/herstructurering: in de komende 10 tot 15 jaar wil de provincie Utrecht door intensivering van bestaande bedrijventerreinen extra ruimte voor bedrijven beschikbaar maken (streven gemiddeld 85 ha. voor 2030 en gemiddeld 34 ha. na 2030). Dit kan door bijvoorbeeld: herstructurering, renovatie en sloop/nieuwbouw. Daarnaast gelden de uitgangspunten voor zorgvuldig ruimtegebruik ook juist voor nieuwe bedrijventerreinen. We hanteren in de programmeren de volgende uitgangspunten:
Het gelijk opgaan van wonen en werken (ontwikkeling beroepsbevolking in verhouding tot beschikbaarheid van het aantal banen) is een belangrijk uitgangspunt.
NV OMU is beschikbaar om in samenwerking met gemeenten de mogelijkheden voor intensivering en verduurzaming op bestaande bedrijventerreinen te benutten. Op die manier wordt een impuls gegeven aan de intensivering en verduurzaming van bedrijventerrein en worden investeringen vanuit marktpartijen bevorderd. In de afgelopen jaren heeft NV OMU met de nieuwe middelen inmiddels geïnvesteerd in de aankoop van een viertal verouderde bedrijfslocaties, die na sloop en intensieve en duurzame nieuwbouw opnieuw worden uitgegeven.
Het beleid van intensivering en verduurzaming op bestaande bedrijventerreinen wordt geëvalueerd in 2025.
Er wordt gestreefd naar de ontwikkeling van nieuwe en hernieuwd uitgeefbare bedrijventerreinen met een hoge intensiteit qua ruimtegebruik en hoge duurzaamheidsvereisten.
Er wordt een verband gelegd tussen goede resultaten op intensivering en verduurzaming van bestaande bedrijventerreinen en de beoordeling van de noodzaak voor nieuwe bedrijventerreinen. In samenwerking met de regio's wordt dit geconcretiseerd en zal dit in beeld worden gebracht vanaf vaststelling van dit Provinciaal Programma Wonen en Werken.
Soorten ruimtegebruik:
Bij de ontwikkeling van nieuwe (regionale) bedrijventerreinen willen we ervoor zorgen dat de ruimte efficiënt gebruikt gaat worden en toegepast op specifieke soorten bedrijvigheid. Om dit voor elkaar te krijgen, hanteren we de volgende uitgangspunten:
We streven naar vastgelegde regionale uitgifteafspraken voor einde 2025.
Voor locaties die in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 en verder worden geprogrammeerd, wordt de voorwaarde gesteld dat er voorafgaand aan de uitgifte gebruik wordt gemaakt van regionale uitgifte-afspraken.
In de regionale uitgifteafspraken worden ook afspraken gemaakt over de soorten bedrijvigheid die wel en niet worden geaccommodeerd.
In de regionale uitgifteafspraken wordt opgenomen hoe zorgvuldig ruimtegebruik hoogste prioriteit heeft en voor gaat op bijvoorbeeld het uitgiftetempo of de opbrengsten.Jaarlijks wordt in de aanpassing van de Omgevingsverordening overwogen of sturing op soorten bedrijvigheid goed verloopt en worden generieke en/of specifieke sturingsmogelijkheden afgewogen.
In het proces ‘Grip op grootschalige bedrijfshuisvesting’ worden op landelijk niveau afspraken gemaakt tussen Rijk, provincies en gemeenten over de clustering, selectie en inpassing van grootschalige ruimtegebruikers (> 5ha.), met name XL-logistiek.
Impact van transities op bedrijventerreinen:
Ambitie energietransitie: het energiesysteem bestaat uit drie elementen: productie (energieopwekking), netwerken (infrastructuur, energieconversie, energieopslag) en consumptie (energiegebruik). Het energiesysteem en de duurzame transitie daarvan heeft een directe relatie met bedrijventerreinen. Hierbij is het uitgangspunt:
Er wordt gestreefd naar het beter benutten van de (grote) potentie van bedrijventerreinen voor de energietransitie.
Ambitie circulaire transitie: de circulaire transitie gaat gepaard met een transformatie van het economische landschap. Het gaat om een ombouw van het huidige lineaire economische systeem naar een circulair systeem.
Het uitgangspunt hierbij is:
Er wordt gestreefd naar het reserveren van ruimte voor circulaire bedrijvigheid in de ontwikkeling van grootschalige(re) (regionale) bedrijventerreinen.
Ambitie vergroening en klimaatadaptatie: om beter met klimaatproblematiek om te kunnen gaan is het belangrijk om bedrijventerreinen beter klimaatadaptief te maken. Hierbij gaan we uit van:
Bij nieuwe bedrijventerreinen wordt gestreefd naar een standaard van meervoudig ruimtegebruik, een duurzame inrichting (klimaatadaptief en natuurinclusief) en energieopwekking.
Netcongestie en energie-infrastructuur:
Ambitie energie-infrastructuur op bedrijventerreinen: de realisatie van nieuwe energie-infrastructuur om de capaciteit van het energienetwerk te verbeteren en/of te verzwaren, raakt aan de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Uitgangspunten hierbij zijn:
Bij de ontwikkeling van nieuwe (en hernieuwde) bedrijventerreinen rekening houden met het beperken van de belasting van het energienet door het lokaal (per (deel van een) bedrijventerrein) afstemmen van vraag naar en aanbod van energie (zie ook energietoets, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening).
In een gezamenlijke aanpak met de regio's, netbeheerders, experts en collega's netcongestie worden de krachten gebundeld om in te spelen op de nieuwe uitdagingen die de problematiek van netcongestie voor de nieuwe – en uitbreidingen van bestaande bedrijventerreinen veroorzaakt.
Uitwisseling van informatie op provinciaal en regionaal niveau over de investeringsplannen vanuit de netbeheerders en de (geplande) ontwikkelingen op/van bedrijventerreinen. Op deze manier kan de ruimtevraag in het Provinciaal Programma Wonen en Werken concreet worden benoemd. Gemeenten die medewerking verlenen aan de uitbreiding van de energie-infrastructuur op geplande nieuwe bedrijventerreinen kunnen het verlies aan ruimte voor bedrijven herprogrammeren, na onderzoek van:
Meer intensivering op het betreffende bedrijventerrein;
Vergroting van de geplande ontwikkeling (met het verlies aan uitgeefbaar bedrijventerrein) met inachtneming van de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke effecten;
Een alternatieve werklocatie elders ter grootte van het verlies aan uitgeefbaar bedrijventerrein;
Wanneer dit geen soelaas biedt, wordt het verlies aan uitgeefbaar bedrijventerrein opnieuw regionaal geprogrammeerd.
4.1.3 Programma Werken overzich totaal aantal geprogrammeerde uitleglocaties werken PPWW21, PPWW23 en PPWW25
In tabel 6 staat opgenomen welke nieuwe en gewijzigde ruimtevraag er is naar bedrijventerreinen in verhouding tot de programmeringsruimte (uit tabel 5, conform Kader Provinciaal Programma Wonen en Werken). In die programmeringsruimte is dus al rekening gehouden met het ‘zachte’ aanbod (goedgekeurde nieuwe bedrijventerreinen uit het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021 en 2023, zie bijlage 1 voor status en Hoofdstuk 5 Toelichting op locaties. De ruimtevraag valt uiteen in:
Welke oppervlakte aan nieuwe werklocaties geprogrammeerd worden in dit Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025, uitgesplist naar regio. In deze nieuwe werklocaties zijn ook ophogingen (extra uitbreidingen) van reeds goedgekeurde nieuwe werklocaties meegenomen.De wens tot herfasering (gewijzigde programmering in tijd) van reeds goedgekeurde nieuwe bedrijventerreinen. Sommige gemeenten hebben eerder aangegeven dat bij een gewijzigde behoefteraming (meer programmeringsruimte) zij graag de start van de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen eerder ter hand zouden willen nemen (voor 2030 in plaats van na 2030). Dit leidt in de tabel tot een verschuiving van de programmeringsruimte naar tijdvak (door middel van plussen en minnen). Gezien de netcongestie problematiek, is het de vraag of dit in de praktijk ook tot versnelling van het aanbod aan bedrijventerreinen zal leiden.
Tabel 6: Confrontatie uitbreidingslocaties werken vs programmeringsruimte
Regio |
Provincie Utrecht |
Provincie Utrecht |
Regio Amersfoort |
Regio Amersfoort |
Regio Foodvalley |
Regio Foodvalley |
Regio U10 |
Regio U10 |
Tijdsperiode |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
Te programmeren ruimte Kader 24 |
80-94 |
47-80 |
18-22 |
27-35 |
33-35 |
13-17 |
29-39 |
4-26 |
Uitbreidingslocaties |
5,9 |
21,6 |
4 |
5 |
0 |
0 |
1,9 |
16,6 |
Herfasering |
-20 |
+20 |
0 |
0 |
0 |
0 |
-20 |
+20 |
Resterende programmeringsruimte |
54,1- 68,1 |
45,5- 78,4 |
14-18 |
22-30 |
33-35 |
13-17 |
7,1-17,1 |
7,4- 29,4 |
M ogelijk nog in te zetten strategische reserve |
0 |
64 |
0 |
16 |
0 |
9 |
0 |
39 |
NB: Bij herfasering gaat het om verschuivingen van ha. van tijdvak 2031-2040 naar tijdvak 2023-2030. In het tijdvak 2023-2030 wordt dus meer geprogrammeerd (vandaar de +); in het tijdvak 2031-2040 wordt minder geprogrammeerd (vandaar de -). Het totaal van de locatie blijft dus gelijk.
In paragraaf 4.2 Thema werken op regioniveau staan de verschillende locaties benoemd per regio, net als in het overzicht in Hoofdstuk 5 Toelichting op locaties.
Onderstaande figuur (1) geeft een overzicht van de verwachte beschikbaarheid van ruimte op bedrijventerreinen in tijd. In de figuur wordt het direct uitgeefbaar aanbod (op basis van de behoefteraming bedrijventerreinen 2023) gecombineerd met: de nieuw uit te geven bedrijventerreinen (goedgekeurd in de PP).
WW’s van 21 en 23), de nieuw uit te geven bedrijventerreinen uit dit Provinciaal Programma Wonen en Werken(25) en een inschatting van de hoeveelheid plannen in de ‘pijplijn’ (dit zijn nieuwe (regionale) bedrijventerreinen in de ideeën/verkenningsfase). Voor de pijplijn geldt dat er zeker nog sprake zal zijn van planuitval.
De onzekerheid rondom deze aantallen nieuwe bedrijventerreinen is daarom groot. In deze pijplijn zitten ook locaties die als kansrijk zijn beoordeeld, maar nog niet voldoen aan alle randvoorwaarden. Netcongestie kan ervoor zorgen dat er in periode tot 2030 heel weinig uitgegeven kan worden. Het gevolg is verder oplopende ruimtedruk in een al krappe markt en het risico dat een enorme hoeveelheid hectaren heel snel op de markt komt, zodra de netcapaciteit is uitgebreid. Een groot gedeelte van de uitbreidingen van bedrijventerreinen voor 2030 maken gebruik van eerder aangevraagde aansluitingen of maken gebruik van bestaande aansluitingen van bestaande bedrijven.
In het Kader Provinciaal Programma Wonen en Werken hebben we aangegeven dat we nadrukkelijk willen sturen op het gelijkmatig beschikbaar zijn/komen van voldoende ruimte op bedrijventerreinen. Dit dynamische beeld helpt om daarbij keuzes te maken.

Figuur 1: Indicatieve beschikbaarheid van ruimte op bedrijventerreinen tot 2040 (in netto ha.)
|
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
2034 |
2035 |
2036 |
2037 |
2038 |
2039 |
2040 |
direct uitgeefbaar |
10,1 |
7,5 |
4 |
4 |
1,8 |
0,8 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
nieuw uit te geven PPWW21-23 |
0 |
8 |
8,7 |
14,4 |
14,7 |
11 |
23,7 |
17,5 |
14 |
7,7 |
6 |
3 |
3 |
2 |
2 |
2 |
0 |
0 |
nieuw uit te geven PPWW25 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1,3 |
4,6 |
5 |
5,6 |
6 |
3 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
pijplijn |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
4 |
5 |
11 |
12 |
12 |
13 |
9 |
5 |
4 |
4 |
4 |
Met aanpassing van de Omgevingsverordening in 2023 hebben we de mogelijkheid gecreëerd voor kleinschalige uitbreidingen van bestaande bedrijventerreinen. Het gaat hier om uitbreiding van bedrijventerrein in de vorm van een kleinschalige ontwikkeling tot 1 hectare netto per bedrijventerrein, waarbij een gemeente in totaal 1 tot en met 3 hectare netto per 10 jaar kan toevoegen op basis van de bestaande omvang van het huidige bedrijventerreinenareaal in een gemeente. In het Provinciaal Programma Wonen en Werken houden we bij in welke mate hiervan gebruik wordt gemaakt.
Tabel 7: Overzicht kleinschalige uitbreidingen 1-3 ha
Regio |
Provincie Utrecht |
Provincie Utrecht |
Regio Amersfoort |
Regio Amersfoort |
Regio Foodvalley |
Regio Foodvalley |
Regio U10 |
Regio U10 |
Tijdsperiode |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
2023-2030 |
2031-2040 |
Reservering kleinschalige uitbreidingen 1-3 hectare |
10 |
5 |
3 |
1 |
1 |
1 |
6 |
3 |
In voorbereiding |
|
|
|
|
|
|
|
|
Stichtse Vecht- Breukelerwaard |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
Woerden- Putkop |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
Totaal |
2 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 |
0 |
4.2 Thema werken op regioniveau
In deze paragraaf gaan we per regio in op de uitbreidingslocaties en op de herprogrammering in tijd.
4.2.1 Programma Werken op regioniveau kwantitatief
In de onderstaande twee tabellen is voor de Regio U10 en de Regio Amersfoort op een rijtje gezet welke uitbreidingslocaties worden geprogrammeerd. Het overzicht van de uitbreidingslocaties die door vaststelling van dit Provinciaal Programma Wonen en Werken wordt goedgekeurd, is in overleg tussen provincie, U10/regio Amersfoort en regio-gemeenten tot stand gekomen. Voor de regio Foodvalley geldt dat er geen uitbreidingslocaties in dit Provinciaal Programma Wonen en Werken worden vastgelegd.
Tabel 8: Uitbreidingslocaties werken U10
Gemeente |
Locatie |
Uitgeefbaar (netto ha.) |
Indicatieve periode uitgifte |
Programmerings-ruimte 2023-2030 |
Programmerings-ruimte 2031-2040 |
Programmerings-ruimte |
U10 |
|
|
29-39 |
4-26 |
Nieuw: |
|
|
|
|
|
Vijfheerenlanden |
Meerkerk V |
5 |
2030-2035 |
0 |
5 |
IJsselstein |
Lage Dijk Noord |
1,6 |
2028-2030 |
1,6 |
0 |
IJsselstein |
Eastpoint |
1,6 |
2030-2032 |
0 |
1,6 |
Wijk bij Duurstede |
Broekweg-Noord |
3,3 |
2028-2030 |
0,3 |
3 |
De Ronde Venen |
Mijdrecht-Noord |
4 |
2030-2035 |
0 |
4 |
Montfoort |
Heeswijk-Oost |
3 |
2032-2034 |
0 |
3 |
Totaal nieuw |
|
18,5 |
|
1,9 |
16,6 |
Herprogrammering in tijd: |
|
|
|
|
|
Vijfheerenlanden |
Gaasperwaard 3 |
30 |
2028-2035 |
10 (+10) |
20 (-10) |
Vijfheerenlanden |
Gaasperwaard 2 |
8 |
2027-2030 |
8 (+3) |
0 (-3) |
Wijk bij Duurstede |
Broekweg-Noord/ Langshaven |
5 |
2028-2030 |
5 (+3) |
0 (-3) |
De Ronde Venen |
Mijdrecht- Noord |
8 |
2025-2030 |
8 (+4) |
0 (-4) |
Totaal herprogrammering |
|
|
|
20 |
-20 |
Totaal |
|
|
|
21,9 |
-3,4 |
NB: locaties Lage Dijk-Noord en Eastpoint zijn binnenstedelijke locaties, waarbij definitieve goedkeuring plaats vindt via dit Provinciaal Programma Wonen en Werken. Locatie Broekweg-Noord kent in het tijdvak 2023-2030 compensatie voor aanleg energie-infrastructuur (0,3 ha.). Locatie Mijdrecht-Noord tijdvak 2031-2040 is inclusief compensatie energie-infrastructuur van 0,6 ha. Bij herprogrammering in tijd gaat het om verschuivingen van ha. van tijdvak 2031-2040 naar tijdvak 2023-2030. In het tijdvak 2020-2030 wordt dus meer geprogrammeerd (vandaar de +); in het tijdvak 2031-2040 wordt minder geprogrammeerd (vandaar de -). Het totaal van de locatie blijft dus gelijk.
Tabel 9: Uitbreidingslocaties werken Regio Amersfoort
Hoofdstuk 5 Toelichting op locaties
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van alle uitbreidingslocaties die in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2021, Provinciaal Programma Wonen en Werken 2023 en Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 zijn opgenomen en die mogelijk worden gemaakt via artikel 9.14, 9.15 en 9.16 van deze verordening. In enkele gemeenten liggen woonlocaties die in het verleden al planologisch waren toegestaan en in de Provinciale Omgevingsverordening al zijn aangeduid als ‘bestaand stedelijk gebied’. Die locaties worden dan meegeteld in het binnenstedelijk programma en komen niet in dit hoofdstuk terug. Ook worden zogenaamde transformatielocaties, waar bestaande stedelijke functies in het buitengebied van diverse aard worden omgezet naar wonen, niet vermeld. Hetzelfde geldt voor woningbouwontwikkelingen die via het kernrandzonebeleid worden toegestaan. Wel is in Hoofdstuk 3 Thema Wonen per regio aangegeven welke transformatielocaties (groter dan 25 woningen) in ontwikkeling zijn en die worden meegerekend in de woningbouwaantallen.
Tabel 10 geeft een overzicht van alle locaties die in het Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 zijn toegevoegd of waarbij (binnen het eerder in een PlanMER beoordeelde gebied) het aantal te realiseren woningen of het aantal uitgeefbare hectares wordt opgehoogd. Voor een omschrijving van de locaties wordt verwezen naar paragraaf 5.2 Regio Amersfoort, 5.3 Regio Foodvalley en 5.4 Regio U10. Daarbij is ook aangeven met welke randvoorwaarden en aandachtspunten de gemeente rekening dient te houden. Ook is aangegeven welke vitaliteitslocaties in dit programma zijn opgenomen. Dit zijn locaties die niet mogelijk worden gemaakt via het Provinciaal Programma Wonen en Werken, maar mogelijk zijn op grond van artikel 9.14 van de omgevingsverordening.
In paragraaf 5.2 Regio Amersfoort, 5.3 Regio Foodvalley en 5.4 Regio U10 zijn ook locaties opgenomen die in eerdere programma’s zijn mogelijk gemaakt, zodat dit programma integraal en zelfstandig kan worden gelezen. Voor de eerdere geprogrammeerde locaties, zijn de randvoorwaarden zoals die in die programma’s zijn overgenomen.
Tabel 10: overzicht locaties de nieuw zijn opgenomen of waarbij het programma is op gehoogd.
Gemeente |
Locatie |
Type |
Woningen* |
Bedrijventerrein netto hectare* |
Amersfoort |
Bovenduist |
Ophoging aantal woningen |
300 (3300) |
|
Eemnes |
Zuidpolder Zuid |
Nieuwe locatie wonen en werken |
450 |
2 |
Leusden |
Ophoging Tabaksteeg |
Ophoging aantal woningen |
180 (940) |
|
Woudenberg |
Laagerfseweg |
Nieuwe locatie werken |
|
7 |
Rhenen |
Achterberg Zuid |
Nieuwe locatie wonen |
90 |
|
De Ronde Venen |
Tuinderslaan |
Ophoging aantal woningen |
75 (830) |
|
De Ronde Venen |
Vinkeveen Centrum |
Locatie wonen, mogelijk op grond van vitaliteitsregeling verordening |
40 |
|
De Ronde Venen |
Amstelhoek |
Locatie wonen, mogelijk op grond van vitaliteitsregeling verordening |
30 |
|
De Ronde Venen |
Abcoude |
Ophoging aantal woningen |
27 (297) |
|
De Ronde Venen |
Mijdrecht Noord |
Uitbreiding aantal uitgeefbare hectare |
|
4 (12) |
IJsselstein |
Lage Dijk Noord |
Nieuwe locatie werken (binnenstedelijk) |
|
1,6 |
IJsselstein |
Eastpoint |
Nieuwe locatie werken (binnenstedelijk) |
|
1,6 |
Lopik |
Lopik Oost 2 |
Nieuwe locatie |
280 |
|
Montfoort |
De Bleek |
Ophoging aantal woningen |
300 (500) |
|
Montfoort |
Heeswijk Oost |
Uitbreiding aantal uitgeefbare hectares |
|
3 (6) |
Oudewater |
Kerkwetering |
Ophoging aantal woningen |
350 (500) |
|
Stichtse Vecht |
Cronenburg 4 |
Nieuwe locatie wonen |
205 |
|
Vijfheerenlanden |
Broekgraaf Noord |
Ophoging aantal woningen |
300 (800) |
|
Vijfheerenlanden |
Meerkerk V |
Nieuwe locatie werken |
|
5 |
Wijk bij Duurstede |
Langbroek Volkstuinen |
Locatie wonen, mogelijk op grond van vitaliteitsregeling verordening |
50 |
|
Wijk bij Duurstede |
Broekweg Noord |
Uitbreiding aantal uitgeefbare hectares |
|
3,3 (9,9) |
Wijk bij Duurstede |
De Geer III |
Ophoging aantal woningen |
83 |
|
Woerden |
Harmelen Haanwijk |
Locatie wonen, nieuw in PPWW, al mogelijk in verordening |
90 |
|
Woerden |
Kamerik |
Locatie wonen, mogelijk op grond van vitaliteitsregeling verordening |
50 |
|
Zeist |
Willem Arntz Hoeve |
Ophoging aantal woningen |
150 (400) |
|
Zeist |
Dijnselburg |
Nieuwe locatie wonen |
200 |
|
Totaal: |
|
|
2976 |
27,5 |
* Bij ophogingen staat tussen haakjes het totaal aantal woningen/hectares na ophoging.
Voor alle woonlocaties die zijn geprogrammeerd geldt dat in de tabel is weergegeven wat het verwachte aantal toe te voegen woningen is dat kan worden gerealiseerd buitenstedelijk. In de praktijk zien we dat bij de planuitwerking nog aanleiding kan zijn het programma kwantitatief op te hogen of aan te passen. Dit onder meer om te voldoen aan de randvoorwaarden op het gebied van betaalbaarheid. Gemeenten krijgen daarom de ruimte bij in het Provinciaal Programma Wonen en Werken opgenomen uitbreidingslocaties het aantal geprogrammeerde woningen met 10% te overschrijden binnen het op de plankaart aangegeven plangebied, met een maximum van 50 woningen per locatie. Dit wordt aangeduid als de flexibiliteitsbepaling. Indien een gemeente hier gebruik van wil maken dient de gemeente bij de uitwerking van het omgevingsplan (zoals gebruikelijk) te motiveren dat ook na deze ophoging voldaan kan worden aan de landelijke en provinciale beleidskaders. Vitaliteitslocaties met maximaal 50 woningen zijn hiervan uitgesloten.
5.2 Regio Amersfoort
5.2.1 Gemeente Amersfoort
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Amersfoort.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023, opgehoogd in 2025 |
Programma en fasering |
3300, waarvan 2000 t/m 2030 en 1300 na 2030. |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
1,3 hectare, indicatieve periode van uitgifte 2030-2032 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Vathorst-West is een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein. De
kleinschalige uitbreiding is gericht op de uitbreiding/verplaatsing van een paar bedrijven. |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Hectares en fasering |
9 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2030-2035 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Bovenduist is een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein. De uitbreiding is gericht op reguliere, lokale bedrijvigheid. De ontwikkeling wordt gecombineerd met een nieuwe woonwijk. De landschappelijke inpassing en kavelstructuur bij de ontwikkeling van deze werklocatie een aandachtspunt is. De gemeente dient bij uitwerking van het bestemmingsplan aan te geven hoe ze met deze landschappelijke waarden om willen gaan bij de verdere ontwikkeling van deze locatie. Daarbij kan de gemeente gebruikmaken van de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen. De locatie bevindt zich in categorie C of D van de Watergeschiktheidskaart van de Utrechtse Waterschappen. Rekeninghouden met de watergeschiktheid en bij de planuitwerking waar nodig maatregelen treffen. |
5.2.2 Gemeente Baarn
Onderstaand de werklocatie binnen de gemeente Baarn.
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
2,4 hectare netto, indicatieve periode van uitgifte 2027-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Noordschil-Oost is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Noordschil.
De uitbreiding is gericht op reguliere, lokale bedrijvigheid. |
5.2.3 Gemeente Bunschoten
Onderstaand de werklocatie binnen de gemeente Bunschoten.
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
7 hectare netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2035 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie De Kronkels-Zuid is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein
De Kronkels. De uitbreiding is gericht op reguliere, lokale bedrijvigheid. |
5.2.4 Gemeente Eemnes
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Eemnes.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
450 woningen (fasering zie onder). |
Toelichting en randvoorwaarden |
Gemeente heeft gedurende het proces aangegeven op grond van de flexibiliteitsbepaling
30 extra woningen te willen bouwen. Waarmee het totaal uitkomt op 48o woningen, waarvan
223 t/m 2030 en 257 na 2030. |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Hectares en fasering |
2 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2032 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Zuidbuurt/Zuidpolder-Zuid is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein
Zuidbuurt. De uitbreiding is gericht op reguliere, lokale bedrijvigheid. De ontwikkeling
wordt gecombineerd met een nieuwe woonwijk, waarbij het bedrijventerrein langs de
A27 zal worden gesitueerd. |
5.2.5 Gemeente Leusden
Onderstaand de woonlocaties binnen de gemeente Leusden.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023, opgehoogd in 2025 |
Programma en fasering |
940 woningen waarvan 480 t/m 2030 en 460 na 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
175 woningen waarvan 100 t/m 2030 en 75 na 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
5.2.6 Gemeente Soest
Binnen de gemeente Soest zijn geen nieuwe werklocaties of uitleglocaties voor wonen en werken geprogrammeerd
5.2.7 Gemeente Woudenberg
Onderstaand de werklocatie binnen de gemeente Woudenberg.
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Hectares en fasering |
7 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2035 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Laagerfseweg is een uitbreiding die aansluit op de bedrijvigheid op en
rondom het bedrijventerrein Klein Landaas. |
5.3 Regio Foodvalley
5.3.1 Gemeente Renswoude
Onderstaand de werklocatie binnen de gemeente Renswoude.
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
3 hectare netto, indicatieve periode van uitgifte 2026-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Groot Overeem is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Overeem.
De uitbreiding is gericht op reguliere, lokale bedrijvigheid. |
5.3.2 Gemeente Rhenen
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Rhenen.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
100 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
90 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
1 hectare netto, indicatieve periode van uitgifte nog onbekend |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Remmerden is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Remmerden.
De gemeente heroverweegt de uitgifte. |
5.3.3 Gemeente Veenendaal
Binnen de gemeente Veenendaal zijn geen nieuwe werklocaties of uitleglocaties voor wonen en werken geprogrammeerd.
5.4 Regio U10
5.4.1 Gemeente Bunnik
Onderstaand de woonlocaties binnen de gemeente Bunnik.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Programma en fasering |
141 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
1200 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
5.4.2 Gemeente De Bilt
Onderstaand de werklocatie binnen de gemeente De Bilt.
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
1 hectare netto, indicatieve periode van uitgifte 2026-2027 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Maartensdijk sluit aan op bestaande bedrijvigheid. De kleinschalige uitbreiding
is gericht op groei/verplaatsing van bestaande bedrijvigheid. |
5.4.3 Gemeente De Ronde Venen
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente De Ronde Venen.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
297 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 (ophoging 2025) |
Programma en fasering |
830, waarvan 600 woningen t/m 2030, 230 woningen na 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 (vitaliteitslocatie) |
Programma en fasering |
30 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Het betreft hier een gecombineerde binnenstedelijk en buitenstedelijke ontwikkeling.
Het aantal van 29 woningen betreft het aantal buitenstedelijke woningen. |
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 (vitaliteitslocatie) |
Programma en fasering |
Maximaal 50 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
Het betreft hier een gecombineerde binnenstedelijk en buitenstedelijke ontwikkeling.
Het maximum van 50 woningen betreft het aantal buitenstedelijke woningen. |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 (PPWW23); extra uitbreiding PPWW25 |
Hectares en fasering |
12 ha. netto in totaal, indicatieve periode van uitgifte 2028-2032; extra uitbreiding
4 ha. netto (incl. energie-infrastructuur) bovenop de eerder goedgekeurde 8 ha. |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Mijdrecht-Noord is geprogrammeerd als lokaal bedrijventerrein om ruimte te bieden aan de groei en verplaatsing van het reguliere, lokale bedrijfsleven. Naast de eerder goedgekeurde uitbreiding ziet de gemeente noodzaak voor een extra uitbreiding om o.a. een Stedin tussenstation en de verplaatsing van een aantal knelpuntbedrijven te realiseren. Aan de opname van de ophoging in het ontwerp-PPWW25 wordt als voorwaarde gesteld dat de gemeente voor 1 maart 2025: 1) een passende beoordeling laat uitvoeren en waaruit blijkt dat de verwachte stikstofeffecten op de nabijgelegen natura 2.000 gebieden geen belemmering vormen voor realisatie; 2)tevens dient de gemeente aan te tonen dat deze ontwikkeling passend is binnen de beschikbare capaciteit van de N201. De locatie bevindt zich in categorie C of D van de Watergeschiktheidskaart van de Utrechtse Waterschappen. Rekeninghouden met de watergeschiktheid en bij de planuitwerking waar nodig maatregelen treffen. |
5.4.4 Gemeente Houten
Onderstaand de woonlocatie binnen de Gemeente Houten.
5.4.5 Gemeente IJsselstein
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente IJsselstein.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
|
73 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Het betreft hier een gecombineerde binnenstedelijk en buitenstedelijke ontwikkeling.
Het aantal van 63 woningen betreft het aantal woningen dat buitenstedelijk wordt gerealiseerd. |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Hectares en fasering |
1,6 netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Lage Dijk Noord is een binnenstedelijke locatie ten behoeve van reguliere
bedrijvigheid. Er zijn geen aanvullende randvoorwaarden gesteld ten aanzien van deze
locatie. |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Hectares en fasering |
1,6 netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Eastpoint is een binnenstedelijke locatie ten behoeve van reguliere bedrijvigheid.
Er zijn geen aanvullende randvoorwaarden gesteld ten aanzien van deze locatie. |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
9 netto, indicatieve periode van uitgifte 2026-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie De Kroon. De locatie is gericht op ruimte bieden voor lokaal MKB. |
5.4.6 Gemeente Lopik
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Lopik.
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Programma en fasering |
126 t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
50 (vitaliteitslocatie) |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
50 (vitaliteitslocatie) |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
280 t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
4,7 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2025-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie De Copen is een uitbreiding van bestaande bedrijven gevestigd op het bestaande
bedrijventerrein, inclusief een verplaatsing een bedrijf. |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Hectares en fasering |
5,7 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2027 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie De Copen is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein De Copen,
gericht op een bedrijfsverplaatsing. |
5.4.7 Gemeente Montfoort
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Montfoort.
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Programma en fasering |
80 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Programma en fasering |
50 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023, opgehoogd in 2025 |
Programma en fasering |
500, woningen, waarvan 250 woningen t/m 2030 en 250 woningen na 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021, extra uitbreiding PPWW25 |
Programma en fasering |
6 ha. netto in totaal, indicatieve periode van uitgifte 2030-2035; extra uitbreiding
3 ha. netto bovenop de eerder goedgekeurde 3 ha. |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Heeswijk-Oost is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Heeswijk-Oost
met in totaal 6 ha. netto. Het bedrijventerrein gaat ruimte bieden aan lokale MKB-
en maakbedrijven. Aandachtspunt vormt de bruto/netto verhouding van het nieuwe bedrijventerrein.
Op een bruto werklocatie van 7,5 ha., lijkt een invulling met 6 ha. niet realistisch
gezien de opgaven op gebied van o.a. vergroening, wateropvang, landschappelijke inpassing
en infrastructuur. |
5.4.8 Gemeente Nieuwegein
Binnen de Gemeente Nieuwegein zijn geen nieuwe werklocaties of uitleglocaties voor wonen en werken geprogrammeerd.
5.4.9 Gemeente Oudewater
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Oudewater.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021, opgehoogd in 2025 |
Programma en fasering |
500, waarvan 250 t/m 2030 en 250 na 2030. |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
3 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2026-2028 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Tappersheul is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerreinen Tappersheul
1 en 2. De uitbreiding is gericht op het laten uitbreiden en verplaatsen/doorgroeien
van bestaande bedrijven. |
5.4.10 Gemeente Stichtse Vecht
Onderstaand de woonlocaties binnen de gemeente Stichtse Vecht.
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Programma en fasering |
50 woningen t/m 2030 (vitaliteitslocatie) |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
138 t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
205 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
5.4.11 Gemeente Utrecht
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Utrecht.
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Programma en fasering |
289 t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit.Convenant Toekomstbestendig bouwen. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
Nvt. Besluitvorming via PRS/PRV. |
Programma en fasering |
19 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2026-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Stijkviertel is een nieuw bedrijventerrein goedgekeurd voordat programmering
via het PPWW verliep. Het bedrijventerrein richt zich op circulaire bedrijvigheid
in het MKB. Bij de programmering zijn geen aandachtspunten en randvoorwaarden meegegeven. |
5.4.12 Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Onderstaand de woonlocaties binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Programma en fasering |
50 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
5.4.13 Gemeente Vijfheerenlanden
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Vijfheerenlanden.
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023, opgehoogd in 2025 |
Programma en fasering |
800 woningen, waarvan 640 t/m 2030 en 160 na 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 (PPWW23) |
Hectares en fasering |
30 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2035 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Gaasperwaard 3 is geprogrammeerd als regionaal bedrijventerrein binnen
de regio U10. Het terrein zal naar verwachting ruimte bieden onder andere voor zwaardere
categorieën bedrijven en circulaire bedrijven. Bij de programmering zijn in aanvulling
op de kaders uit de provinciale omgevingsverordening de volgende aandachtspunten en
randvoorwaarden meegegeven: geluidsbelasting, klimaatadaptie, (OV- en fiets)-bereikbaarheid,
stikstof. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 (PPWW23) |
Hectares en fasering |
8 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2026-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Gaasperwaard 2 is geprogrammeerd om een bedrijfsverplaatsing mogelijk te
maken, ten gunste van woningbouw. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
5 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Meerkerk IVa is een uitbreiding op bestaande bedrijventerreinen. De invulling
van het bedrijventerrein zal grotendeels gericht zijn op reguliere (te verplaatsen)
bedrijvigheid. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Hectares en fasering |
5 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2030-2035 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Meerkerk V is een uitbreiding op het nog te realiseren bedrijventerrein
Meerkerk IVa. |
5.4.14 Gemeente Wijk bij Duurstede
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Wijk bij Duurstede.
De Locatie Langbroek Volkstuinen wordt gewijzigd in een vitaliteitslocatie op grond van artikel 9.14 van de Provinciale Omgevingsverordening, waardoor de gemeente niet hoeft te voldoen aan GGM. Daarbij wordt afgesproken dat het aantal woningen op deze locatie nader moet worden bezien bij de uitwerking van het plan, waarbij met de gemeente is afgesproken dat het totaal van de vitaliteitslocaties bij de kernen Cothen en Langbroek op grond van artikel 9.14van de Omgevingsverordening niet meer dan 85 mag bedragen.
De locatie De Geer III wordt programmatisch opgehoogd naar 613 woningen, waarvan ten minste voor de eerste 530 een betaalbaarheidspercentage van minimaal 50% geldt en voor overige deel van het programma geldt de randvoorwaarde van 2/3 betaalbaar. Aanvullend wordt afgesproken dat van deze woningen ten minste 23 woningen worden ingezet voor de opvang van asielzoekers, waarover nadere afspraken worden gemaakt met het COA.
De drie locaties Langbroek Boomgaard, Langbroek Volkstuinen en Zuidwijk worden uit het PlanMER gehaald.
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Programma en fasering |
613 woningen t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
50 woningen t/m 2030 (vitaliteitslocatie) |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WERKEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 en 2023; extra uitbreiding PPWW25 |
Hectares en fasering |
9,9 ha. in totaal: 1,6 ha. netto (2021), 5 ha. netto (2023, extra uitbreiding 3,3
ha. netto (incl. energie-infrastructuur) indicatieve periode van uitgifte 2028-2033. |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Broekweg-Noord is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Broekweg
en valt uiteen in 1,6 ha. voor verplaatsing gemeentelijke nutsvoorziening en 5 ha.
voor uitbreiding bedrijvigheid. Naast deze eerder goedgekeurde uitbreiding ziet de
gemeente noodzaak voor een extra uitbreiding om o.a. een Stedin tussenstation, RWZI
en een busremise te realiseren. |
5.4.15 Gemeente Woerden
Onderstaand de woon- en werklocaties binnen de gemeente Woerden.
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
50 woningen, waarvan 30 t/m 2030 en 20 na 2030 (Vitaliteitslocatie) |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit. |
WONEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
90 woningen na 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Hectares en fasering |
3,6 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2028-2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie De Putkop is een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein. De uitbreiding
is gericht op uitbreiding van aangrenzende bestaande bedrijven. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023 |
Hectares en fasering |
5,7 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2030-2035 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie Burg. Van Zwietenweg is een uitbreiding van het bedrijventerrein Middelland.
De invulling van het bedrijventerrein zal grotendeels gericht zijn op reguliere (te
verplaatsen) bedrijvigheid. |
WERKEN
|
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2021 |
Hectares en fasering |
4,1 ha. netto, indicatieve periode van uitgifte 2025-2028 |
Toelichting en randvoorwaarden |
De locatie De Voortuin is een uitbreiding van het bedrijventerrein Polanen. De invulling
van het bedrijventerrein zal grotendeels gericht zijn op groei en verplaatsing van
bestaande bedrijvigheid. |
5.4.16 Gemeente Zeist
Onderstaand de woonlocaties binnen de gemeente Zeist.
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2025 |
Programma en fasering |
200 t.m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
Integrale ruimtelijke kwaliteit |
WONEN |
|
Locatie |
|
Opname PPWW |
2023, opgehoogd in 2025 |
Programma en fasering |
400 t/m 2030 |
Toelichting en randvoorwaarden |
- Integrale ruimtelijke kwaliteit - Convenant duurzaam bouwen - Ten minste 2/3 betaalbaarheid- Invulling dient te worden gegeven aan Groen Groeit
Mee |
Hoofdstuk 6 Samenwerking en monitoring
6.1 Uitvoering en samenwerking
De provincie stemt via verschillende overleggen af met gemeenten en regio’s. Naast regulier overleg tussen gemeenten en provincie (onder andere over wonen, werken en gemeentelijk ruimtelijke ordening) vindt onder andere via de overlegstructuren gekoppeld aan de NOVEX-ontwikkelperspectieven overleg plaats over de realisatie van voldoende woon- en werklocaties. Hiervoor worden binnen de verschillende NOVEX-gebieden uitvoeringsagenda’s opgesteld.
Binnen de regio U10 wordt daarnaast door de U10 gewerkt aan een structuur van gebiedsallianties, waarbij meer gebiedsgericht afstemming plaats vindt over ruimtelijke programmering binnen de verschillende deelgebieden. De provincie neemt daar waar relevant aan deel.
Via de governance van de woondeals wordt gestuurd op de realisatie van de afgesproken woningbouwaantallen, percentages betaalbare woningen en percentages sociale huur. In alle woondealregio's wordt dit overleg gevoerd tussen het ministerie van VRO, provincies Utrecht (en Gelderland in de regio Foodvalley) en de gemeenten. In de regio's U10 en Amersfoort zijn de woningcorporaties ook onderdeel van de governance. Daarnaast hebben alle regio's een versnellingstafel gericht op het bespreken en aanpakken van knelpunten in de woningbouw. Hieraan nemen alle woondealpartners deel en marktpartijen die actief zijn in de regio.
Op het gebied van werken vindt afstemming met de regio's (U10, Regio Amersfoort en Regio Foodvalley) plaats via de reguliere overlegstructuren, zoals AO Economische Positionering (U10), AOEZ (RA), Programmateam economie (RFV). Bestuurlijk vindt afstemming plaats via de Bestuurstafel Economische Positionering (U10), BOEZ (RA) en portefeuillehoudersoverleg Economie (RFV).
6.2 Monitoring
Onderstaand een overzicht welke indicatoren op welke wijze regulier worden gemonitord. Naast de reguliere monitoring wordt voorafgaand aan de totstandkoming van een nieuw een monitorings- en evaluatie-rapportage gemaakt van alle indicatoren uit het Provinciaal Programma Wonen en Werken. De resultaten hiervan worden betrokken bij de totstandkoming van een nieuw kader. Parallel aan de monitoring van onderstaande indicatoren zal de provincie verkennen in hoeverre de effecten van het totaalprogramma PPWW op de verschillende provinciale ambities uit de omgevingsvisie en de leefbaarheid (recreatie, natuur, mobiliteit, capaciteit van het elektriciteitsnet) voldoende worden gemonitord en of het nodig, gewenst en uitvoerbaar is om eventuele andere indicatoren op te nemen in de monitoring.
Thema |
Indicator |
Monitoringsinstrument |
Aantal woningen |
Aantal woningen in plancapaciteit |
Via planregistratie |
Aantal woningen |
Aantal gerealiseerde woningen |
Via PM |
Aantal woningen |
Aantal gerealiseerde flexwoningen |
Via expertisecentrum Flexwonen |
Betaalbaarheid van woningen |
Percentage sociale huur in planvoorraad |
Via planregistratie |
Betaalbaarheid van woningen |
Percentage middenhuur huur in planvoorraad |
Via planregistratie |
Betaalbaarheid van woningen |
Percentage betaalbare koop huur in planvoorraad |
Via planregistratie |
Duurzaamheid woningen |
Totaal percentage betaalbare woningen in planvoorraad |
Via planregistratie |
Groen Groeit Mee |
Aantal gemeenten in provincie Utrecht dat streeft naar niveau zilver of hoger. |
Via convenant |
Werken |
Aantal hectaren Groen, aantal km’s recreatieve verbindingen en groenblauwe dooradering,
aantal (eco)ducten |
GIS natuur, recreatie, mobiliteit, water, etc. |
Werken |
Aantal uitgegeven hectaren bedrijventerrein |
Vastgoedmonitor / IBIS |
Werken |
Aantal hectare bedrijventerrein goedgekeurd / in ontwikkeling |
IBIS (via PPWW) |
Werken |
Aanbod bedrijfsruimte (in m2) |
Vastgoedmonitor / IBIS |
Werken |
Leegstand bedrijfsruimte (totaal aanbod in % totale voorraad) |
Vastgoedmonitor |
Werken |
Terrein quotiënt bedrijventerreinen (m2 bedrijfsruimte/werknemer) |
Vastgoedmonitor |
Werken |
Floor Space Index bedrijventerreinen (bruto vloeroppervlakte bedrijfsruimte/ netto
uitgegeven hoeveelheid bedrijventerrein) |
Vastgoedmonitor |
Werken |
Gemiddeld bouwjaar/ bouwjaarklasse bedrijfspanden voorwaarden (>750 m2) |
Vastgoedmonitor/ BAG |
Bijlage I Overzicht Informatieobjecten
- 't goy
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giob432df99-5dcf-4924-8a7d-68e49d149ff7/nld@2025‑05‑06;140
- Kader voor Provinciale Programmering Wonen en Werken 2023-2027
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37pdf45ce0e58-01a4-4e60-9488-4e5714ab7b3b/nld@2025‑05‑06;1081
- abcoude zuidwest
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio9b2f358b-211a-47c5-9f70-3ee507ebb63e/nld@2025‑05‑06;67
- achterberg zuid
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio0d6dd595-6acc-45b5-ab6b-fee1a3bafac7/nld@2025‑05‑06;142
- achterberg west
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giofccbc6e5-1608-4d5e-bfe2-b680aec856d0/nld@2025‑05‑06;66
- achterveld noordoost
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioc5f335d9-95cd-477b-861b-a7933aa8a353/nld@2025‑05‑06;68
- amstelhoek pothuizen
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giofbdc50ba-98f4-454e-acae-17f1cc12ae28/nld@2025‑05‑06;72
- bovenduist
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio105aaca1-e4e0-4e46-9880-c7109e79c55d/nld@2025‑05‑06;50
- broekweg-noord
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio05e7dbf7-1ebb-435e-baaf-ce7c195e9a98/nld@2025‑05‑06;38
- burgemeester van zwietenweg
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioc8c4de29-8495-4542-998c-05e74ac9f9af/nld@2025‑05‑06;47
- cabauw
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio73f621e7-f1b5-434c-b9e5-fbea1097f473/nld@2025‑05‑06;74
- de bleek
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio7e9e76a9-7745-457c-bf70-1e0c372a69d5/nld@2025‑05‑06;77
- de copen
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio839788cc-7b8b-44f5-8a85-4446cbcb6f53/nld@2025‑05‑06;51
- de copen-noord
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioe2fde5f9-384f-4d71-aa32-08525ac7de18/nld@2025‑05‑06;43
- de geer iii
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioe3a9ea63-5bef-42ec-a03c-98ea04675fb3/nld@2025‑05‑06;78
- de kronkels-zuid fase 1
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giof5ec83e4-af9a-4783-9657-df0f302142b2/nld@2025‑05‑06;42
- de kroon
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio60758e11-b61b-4423-bc85-822e81a77db7/nld@2025‑05‑06;45
- de putkop
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio472bbcec-0a4b-4be8-9465-356ddfc52cf3/nld@2025‑05‑06;53
- de voortuin
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio66dc9d7b-7c59-441c-8b6c-f51a387cc618/nld@2025‑05‑06;36
- den dolder w.a. hoeve
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioc0801ac3-1f27-4d60-b497-d07f2f7cbbfb/nld@2025‑05‑06;80
- dijnsel burg
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio9bf7f748-6aa5-4f10-b071-014d1a9dedfe/nld@2025‑05‑06;144
- eastpoint
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giof6d43b1b-97e8-4bcf-b83a-dfff667b3732/nld@2025‑05‑06;48
- gaasperwaard 2
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio0527b5e6-2bc3-4224-aa11-dcf40c08aa59/nld@2025‑05‑06;41
- gaasperwaard 3
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giod126c005-edb5-47ff-bd31-1d9207890d30/nld@2025‑05‑06;52
- gemeente amersfoort
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio90a02a67-7415-44e5-8ca5-82086ee6e668/nld@2025‑05‑06;115
- gemeente baarn
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giod44edde8-566e-4e8b-8b6b-eb721a7ed6f1/nld@2025‑05‑06;110
- gemeente bunnik
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioca4a3aa3-d051-4c97-8a4e-c959bd4acfde/nld@2025‑05‑06;117
- gemeente bunschoten
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giobac54f65-84ec-4ebf-b9c8-df2c3e9b3887/nld@2025‑05‑06;111
- gemeente de bilt
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giocd84ad53-5057-40ab-aa05-f4b3fa779df9/nld@2025‑05‑06;114
- gemeente de ronde venen
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioade30060-c48a-4bdd-bb1d-226022436dc8/nld@2025‑05‑06;102
- gemeente eemnes
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio032e4427-32a3-4d79-b451-be2a87ef88e7/nld@2025‑05‑06;106
- gemeente houten
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioe5d2566f-5e34-4547-a7d0-88abbbd279df/nld@2025‑05‑06;99
- gemeente ijsselstein
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio41bec2c2-9d45-450e-a420-37f6f36f595f/nld@2025‑05‑06;101
- gemeente leusden
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giob0bd6288-cd6a-4d02-8df0-ca8031373f18/nld@2025‑05‑06;112
- gemeente lopik
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giof85f2134-a00b-4dee-843b-b65b2979fccd/nld@2025‑05‑06;109
- gemeente montfoort
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio2f4aecbc-c804-457a-95fa-4fd2643abc06/nld@2025‑05‑06;104
- gemeente nieuwegein
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio54a576e0-17ef-4173-a1b1-2ca0f2b9f306/nld@2025‑05‑06;105
- gemeente oudewater
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giofb00abd0-a779-41f8-84d7-267c6eca8f51/nld@2025‑05‑06;103
- gemeente renswoude
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio1fcb461f-8900-424b-9c2b-9ad563589636/nld@2025‑05‑06;100
- gemeente rhenen
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioe291cf78-1342-48f5-bcdf-8b8d81225e57/nld@2025‑05‑06;108
- gemeente soest
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio825e8dfb-4ed7-4de0-a0c2-9c7a3e3aee6c/nld@2025‑05‑06;113
- gemeente stichtse vecht
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio2c7184c0-8076-4007-b2be-35a2d7f49db5/nld@2025‑05‑06;116
- gemeente utrecht
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio9579d84f-31ac-4419-905e-b6c45d5b654b/nld@2025‑05‑06;107
- gemeente utrechtse heuvelrug
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioaaf9ecdf-fb63-4297-b7e6-36bd890a9c2d/nld@2025‑05‑06;98
- gemeente veenendaal
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giof5b1492b-46f5-4556-9026-f40d59c3595b/nld@2025‑05‑06;120
- gemeente vijfheerenlanden
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giofed3b059-43f1-440b-8330-df003cf13f32/nld@2025‑05‑06;124
- gemeente wijk bij duurstede
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio916f923e-77fe-4056-aefb-bdcbb1c5cc69/nld@2025‑05‑06;123
- gemeente woerden
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioa79a1341-937c-46a0-9a1a-47d1c52c7ee1/nld@2025‑05‑06;121
- gemeente woudenberg
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio8bc7684b-e658-4328-9917-9e9550d34f5b/nld@2025‑05‑06;122
- gemeente zeist
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio0865a63d-32a4-4bc1-a729-f3e26191b01f/nld@2025‑05‑06;119
- groot overeem
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio5ae62415-84f7-45d1-a5a8-fd2a9528328f/nld@2025‑05‑06;39
- harmelen haanwijk
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioaa8e73a6-7274-402b-b2a1-75d35a038c65/nld@2025‑05‑06;79
- heeswijk-oost
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio0995933a-6e72-421f-add6-a4a176f44b57/nld@2025‑05‑06;37
- hofdijk lindseboomseweg
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio800e6d70-e29b-401f-8bd0-193ebf89207f/nld@2025‑05‑06;62
- kamerik
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio9c47056b-6e78-432e-83e6-eb2b2322c57a/nld@2025‑05‑06;71
- kerkwetering
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio58e3e949-122a-47be-b4b4-09f964f60af5/nld@2025‑05‑06;73
- laagerfseweg
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio13db8d40-6881-40b6-87fa-e3092066f997/nld@2025‑05‑06;46
- lage dijk noord
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio4a53f107-6187-420c-9df6-c15d200fe604/nld@2025‑05‑06;40
- langbroek volkstuinen
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giod1addb91-7463-4945-a27e-67b572200f8e/nld@2025‑05‑06;70
- leerdam broekgraaf noord
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio43c156c4-9de6-49db-8731-e472f523662f/nld@2025‑05‑06;76
- linschoten zuidoost
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giof09cb9da-32f2-4321-9ec0-6e6d2b569d08/nld@2025‑05‑06;69
- loenen cronenburg 4
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio3760c911-9fba-44ac-be32-a9d8d272501c/nld@2025‑05‑06;63
- lopik oost i
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio41bebbf2-522c-449e-868c-1fe4c1ed1310/nld@2025‑05‑06;61
- lopik oost ii
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio15b603b6-6099-4e49-b688-52ab05809f54/nld@2025‑05‑06;86
- lopikerkapel
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioecfa402d-35a1-4fff-b417-199f3fae5161/nld@2025‑05‑06;89
- maarssen daalseweide
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioe32179e2-e61f-4071-95b1-c8508f2a39a2/nld@2025‑05‑06;87
- maartensdijk
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giobc213c57-a17e-4075-a25b-ea9e23d880b7/nld@2025‑05‑06;44
- meerkerk iva
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giobe1178e8-9ef4-4048-8a46-5e4cb31d1c43/nld@2025‑05‑06;35
- meerkerk v
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giof4f9a1de-2df9-4398-b820-21d39c01a61e/nld@2025‑05‑06;49
- mijdrecht tuinderslaan (oosterland)
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioe10036ac-417b-42a5-8e26-c6d4293e82f2/nld@2025‑05‑06;92
- mijdrecht-noord
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giocf4726fc-8e16-4356-ae1f-2542c94adf61/nld@2025‑05‑06;34
- nieuwer ter aa
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio6f49befa-7a51-4961-aa5f-fe8a55603308/nld@2025‑05‑06;90
- noordschil-oost
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio3fed3db5-8ff7-4330-8ddd-effead819e2f/nld@2025‑05‑06;56
- odijk 't burgje
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio20ca1579-6fdc-42cf-ac6e-a9dc8c6d6959/nld@2025‑05‑06;96
- odijk kersenweide
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giob00de0fa-55ac-4d82-a2ce-b85b79aa4404/nld@2025‑05‑06;88
- overberg
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioa31552a9-3c2a-48b3-beb5-fa87846d2c57/nld@2025‑05‑06;84
- regio amersfoort
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio6c0bcf0d-4ca9-475a-985d-3b22c3dbcc6c/nld@2025‑05‑06;31
- regio foodvalley
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gioa20e9d83-d38b-49ab-9d27-556d47e2b3fe/nld@2025‑05‑06;32
- regio u10
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giofaedd683-256d-42f3-8e00-c5e999e0d04a/nld@2025‑05‑06;29
- remmerden
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio6a9b1ea0-1a31-4ea8-be03-4a3877cc0fb0/nld@2025‑05‑06;58
- ruimtevaartbaan
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio969f8c2f-f092-42f2-afb3-af8b088b8c27/nld@2025‑05‑06;83
- strijkviertel
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio0c524653-99ef-43c9-98aa-29fdcf84f382/nld@2025‑05‑06;126
- tabaksteeg zuid
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio933265df-0c93-41d1-8a0e-4688ada63756/nld@2025‑05‑06;95
- tappersheul 3
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giof2dedec8-ec32-4e3d-a1ec-fe4df024cd2f/nld@2025‑05‑06;57
- vathorst-west
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio16cc081e-c70e-4b13-ae43-89cd5928e7be/nld@2025‑05‑06;59
- vathorst-west bovenduist
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio80423eb5-5a92-4026-8985-1e3c85380283/nld@2025‑05‑06;93
- vinkeveen centrum
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio26fc3ce6-4a5f-425a-8341-92202e1d5c38/nld@2025‑05‑06;85
- zuidbuurt (zuidpolder zuid)
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio5422b96e-b200-47d7-adc1-6d867bce3897/nld@2025‑05‑06;55
- zuidpolder zuid
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37giod0449a9d-bb4e-48a2-8601-a7d46d5c838e/nld@2025‑05‑06;91
- zuilense vecht
-
/join/id/regdata/pv26/2025/37gio0ecf19fb-3fba-4472-8e85-6b3da4fec48a/nld@2025‑05‑06;82
Bijlage II Overzicht gemeenten en ambitieniveau Convenant Toekomstbestendig Bouwen
Overzicht
Gemeente
|
Ambitieniveau
|
Amersfoort |
Goud |
Baarn |
Brons |
Bunschoten |
Niet getekend |
Bunnik |
Goud |
De Bilt |
Brons |
De Ronde Venen |
Brons |
Eemnes |
Brons |
Houten |
Zilver |
IJsselstein |
Brons |
Leusden |
Brons |
Lopik |
Niet getekend |
Montfoort |
Brons |
Nieuwegein |
Brons |
Renswoude |
Brons |
Rhenen |
Brons |
Soest |
Brons |
Stichtse Vecht |
Brons |
Utrecht |
Goud |
Utrechtse Heuvelrug |
Brons |
Veenendaal |
Brons |
Vijfheerenlanden |
Brons |
Wijk bij Duurstede |
Brons |
Woerden |
Brons |
Woudenberg |
Brons |
Zeist |
Goud |
Bijlage III Status geprogrammeerd zacht aanbod geprogrammeerd in PPWW21 en PPWW23
Overzicht
Gemeente
|
Locatie& progammering
|
Uitgeefbaar (netto ha.)
|
Geplande uitgifte
|
Voortgang
|
Status
|
IJsselstein |
De Kroon (PPWW21) |
9 ha. per 2023 |
On-hold |
Uitgifte-voorwaarden opgesteld. |
Onderzoek loopt naar mogelijkheden voor alternatieve energiebronnen. |
Lopik |
De Copen |
4 ha. (+1,7 ha.) |
2025-2030 |
Bestemmingsplan vastgesteld. |
Uitgifte loopt volgens planning, omdat bestaande bedrijven met bestaande stroomvoorziening
uitbreiden. |
Montfoort |
Heeswijk-Oost (PPWW21) |
3 ha. |
2030-2023 |
Verkenningsfase |
PM |
Oudewater |
Tappersheul 3 (PPWW21) |
3 ha. |
2026-2030 |
Reserverings-overeenkomsten met gebruikers. |
BP ligt bij Raad van State. |
Utrecht |
Strijkviertel |
19 ha. |
2026-2030 |
Uitgeefbaar 2026. Besluitvorming via PRV (?) |
Verkenning energieneutrale uitgifte |
Vijfheerenlanden |
Meerkerk IVA (PPWW21) |
5 ha. |
On-hold |
Bestemmingsplan vastgesteld. |
On hold door netcongestie |
Wijk bij Duurstede |
Broekweg-Noord/ Langshaven (PPWW21) |
1,6 ha. |
2028-2030 |
Voorbereiding ontwikkelplan. |
Gesprekken over bedrijfsverplaatsingen en inpassing nieuwe energie-infra. |
Woerden |
De Putkop (PPWW23) |
3,6 ha. |
2028-2030 |
2028-2030 |
Ligt bij RvS. |
Woerden |
Burg. Van Zwietenweg (PPWW23) |
5,7 ha. |
2030-2034 |
Behandeling zienswijzen. |
Verwerving grond en verplaatsing boerenbedrijf |
Woerden |
De Voortuin (PPWW21) |
4,1 ha. |
2026-2028 |
Concept BP. Stroomvoorziening geregeld. |
Ligt bij RvS |
De Bilt |
Maartensdijk (PPWW23) |
1 |
2026-2027 |
PM |
PM |
Lopik |
De Copen-Noord (PPWW23) |
5,7 |
2027-2028 |
Oplossing knelpunt verplaatsing bedrijf met transformatie achterblijflocatie. |
BP ligt ter inzage |
De Ronde Venen |
Mijdrecht-Noord (PPWW23) |
8 |
2028-2035 |
Concept bestemmingsplan. |
RO-procedures in 26-27. Afhankelijk van verlegging N201 en aanleg energie-infra. |
Vijfheerenlanden |
Gaasperwaard 2 (PPWW23) |
8 |
2030-2032 |
Oplossing knelpunt verplaatsing bedrijf voor woningbouw. |
Gesprekken over bedrijfsverplaatsing. |
Vijfheerenlanden |
Gaasperwaard 3 (PPWW23) |
30 |
2028-2035 |
Ruimtelijke visie. |
Vervolgens stedenbouwkundig, beeldkwaliteit, inrichtingsplan. Plannen voor off-grid |
Wijk bij Duurstede |
Broekweg-Noord / Langshaven (PPWW23) |
5 |
2028-2035 |
Voorbereiding ontwikkelplan. |
Gesprekken over bedrijfsverplaatsingen en inpassing nieuwe energie-infra. |
Amersfoort |
Vathorst-West (PPWW21) |
1,3 |
2030-2032 |
RO-procedures moeten nog doorlopen worden. |
Zelfde proces als Bovenduist |
Baarn |
Noordschil-Oost (PPWW21) |
2,4 |
2026-2028 |
PM |
PM |
Bunschoten |
De Kronkels (PPWW21) |
7 |
2028-2035 |
Vastgesteld BP. |
BP ligt bij RvS. Verwerving loopt. |
Amersfoort |
Bovenduist (PPWW23) |
9 |
2030-2035 |
RO-procedures moeten nog doorlopen worden. |
Verwerving moet nog gestart worden. Afhankelijkheid aanleg energie-infra. |
Renswoude |
Groot-Overeem (PPWW21) |
3 |
2026-2030 |
Concept BP. Uitgiftebeleid en toewijzings-criteria klaar. |
BP ligt bij RvS. On-hold door netcongestie. |
Totaal
|
|
|
|
|
|
Bijlage IV PlanMER en Kader
PlanMER
Via bijgaande link kunt u het PlanMER Provinciaal Programma Wonen en Werken 2025 digitaal inzien.
Bijlage V Kader
Kader
Onderstaand het kunt u het Kader Provinciale Programmering Wonen en Werken 2023-2027 inzien via onderstaande koppeling naar pdf bestand.
Kader voor Provinciale Programmering Wonen en Werken 2023-2027.pdf
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl