Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 09-05-2025

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening sociaal domein gemeente Horst aan de Maas en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HORST AAN DE MAAS 2025

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente Horst aan de Maas vindt het belangrijk dat inwoners actief bijdragen aan de samenleving, zich onderdeel voelen van de gemeenschap en zo lang mogelijk in de eigen omgeving kunnen wonen en elkaar daarbij helpen. We zijn ervan overtuigd dat mensen op die manier het gezondst en gelukkigst blijven.

We benaderen iedere inwoner met een open houding, oprechte interesse en kijken samen welke mogelijkheden in de eigen omgeving en daarbuiten kunnen bijdragen aan de oplossing. Hierbij kijken we naar wat wél kan en gebruiken wet- en regelgeving als middel om te komen tot een passende oplossing.

Daarom is per 1 januari 2025 de Verordening sociaal domein gemeente Horst aan de Maas ingegaan. We bundelen zo verschillende verordeningen en we doen dit in begrijpelijke taal.

Deze beleidsregels sluiten hierop aan en gaan in op de volgende onderwerpen:

  • Hulpvraag en proces (Hoofdstuk 3 van de Verordening)

  • Vorm van hulp (Hoofdstuk 4 van de Verordening)

  • Wonen en opgroeien in een veilige en gezonde omgeving (inclusief mobiliteit) (Hoofdstuk 6 van de Verordening)

De beleidsregels maatschappelijke ondersteuning worden toegepast met inachtneming van de volgende grondhouding:

  • We gaan uit van goede intenties wanneer vragen aan ons worden gesteld.

  • We maken contact vanuit een open houding, oprechte interesse en willen begrijpen.

  • We kijken met een menselijke blik en schatten in waar iemand daadwerkelijk mee geholpen is.

  • We werken en handelen vanuit partnerschap en een gezamenlijke en gedeelde betrokkenheid, verantwoordelijkheid en eigenaarschap.

  • We zoeken elkaar op, voeren een open dialoog en komen samen tot oplossingen.

  • We nemen wetgeving en kaders mee in onze brede afweging, maar deze zijn vooral een middel om te komen tot een passende oplossing.

De grondhouding is ons vertrekpunt - in denken, doen en samenwerken. We gaan uit van vertrouwen: in de intenties én het handelen van onze organisatie, inwoners en partners. Vertrouwen betekent dat we ruimte geven om verantwoordelijkheid te nemen. Wordt dat vertrouwen aantoonbaar geschonden, dan volgen heldere en passende consequenties.

Hoofdstuk 2 Werken en meedoen in de samenleving

Dit hoofdstuk gaat over meedoen in de samenleving. Meedoen is niet alleen een verantwoordelijkheid van de inwoner zelf of van de gemeente, maar ook van de samenleving (omkijken naar elkaar). In dit hoofdstuk staan de belangrijkste regels voor de hulp die de gemeente kan geven om mee te doen in de samenleving.

Artikel 1 Gebruikelijke hulp

Om te bepalen welke hulp onder ‘gebruikelijke hulp’ valt hanteren we het meest recente ‘CIZ protocol gebruikelijke zorg’.

Artikel 2 Doelgericht werken

Hulp-op-maat van de Wmo wordt geïndiceerd aan de hand van een hulpvraag. De gemeente bepaalt samen met de inwoner welke doelen behaald moeten worden (wat). Dit wordt vastgelegd in het leefzorgplan en de beschikking. De aanbieder bepaalt, in samenspraak met de inwoner, hoe de doelen bereikt gaan worden (hoe). De aanbieder werkt dit uit in een plan van aanpak. Dit leidt tot meer flexibiliteit in het bieden van ondersteuning, maatwerk (er wordt optimaal aangesloten bij de ondersteuningsbehoefte op elk moment) en ruimte aan de professional. Zo kijken we naar de daadwerkelijke behoefte van de inwoner. De vastgestelde doelen en resultaten zijn leidend, maar is er is ruimte voor flexibiliteit in de manier waarop deze worden bereikt.

2.1 Verschillende trajecten/ voorzieningen

De ondersteuning binnen de Wmo kent verschillende trajecten, afhankelijk van de aard en duur van de hulpvraag.

Om duidelijkheid en transparantie te geven en zo veel mogelijk rechtszekerheid aan inwoners te bieden, worden per traject de doelen beschreven in het ‘handboek maatwerkdiensten Wmo’, dat te vinden is op de website van Sociaal domein Limburg Noord.

Hoofdstuk 3 Wonen en opgroeien in een veilige en gezonde omgeving

Als inwoners hulp nodig hebben om voor zichzelf te zorgen en mee te kunnen doen in de maatschappij, dan bekijkt de gemeente samen met de inwoner welke ondersteuning vanuit algemene voorzieningen daarbij kan helpen. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die ondersteuning, dan wordt hulp-op-maat ingezet.

Ten slotte speelt de gemeente een rol bij het ondersteunen van mantelzorgers, om te voorkomen dat zij overbelast raken. We ondersteuning daar waar nodig is. Ook wordt er jaarlijks een mantelzorgwaardering vastgesteld door het college. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente op grond van de Wmo aan deze inwoners kan geven.

Artikel 3 Financiële tegemoetkoming voor verhuis- inrichtingskosten

Als verhuizen een duurzamer alternatief is dan een woningaanpassing, dan gaan we in gesprek en zoeken we mee naar een geschikte woning, als deze beschikbaar is. Er is dan een financiële tegemoetkoming in de kosten mogelijk. Hoe hoog deze tegemoetkoming is, hangt af van offertes van bijvoorbeeld verhuisbedrijven of de Nibud prijzengids voor herinrichting. De financiële tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn. De financiële tegemoetkoming moet binnen een half jaar na datum besluit toekenning worden besteed.

Artikel 4 Ondersteuning bij collectief vervoer

  • 1. Inwoners maken zo lang mogelijk gebruik van eigen vervoer, vervoer vanuit netwerk, algemene en voorliggende voorzieningen (zoals een fiets of openbaar vervoer) of vrijwillige vervoersinitiatieven (zoals wensbus of automaatje). Wanneer dit niet meer mogelijk is, kan hulp-op-maat verstrekt worden in de vorm van collectief vervoer. Hiermee kan tegen een gereduceerd tarief gereisd worden. Er moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er is een reële alledaagse behoefte aan lokaal vervoer (binnen een reisafstand van 20 km van de woning) met uitzondering van eventuele puntbestemmingen;

    • b.

      er is noodzaak om te kunnen blijven deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

    • c.

      De vervoersbehoefte kan niet met een adequatere oplossing, bijvoorbeeld op basis van maatwerk een scootmobiel of aangepaste fiets, worden opgelost.

  • 2. Er geldt een standaard maximum van 590 zones per jaar.

  • 3. Bij een bovenlokale vervoersbehoefte kan er gebruik gemaakt worden van Valys.

Hoofdstuk 3.1 Mantelzorg

Artikel 5 Ondersteuning en waardering mantelzorgers

Mantelzorgers zijn een onmisbare schakel in onze samenleving. We bieden ondersteuning op basis van hun daadwerkelijke behoeften en denken met hen mee over duurzame oplossingen Daarbij zetten we in op maatwerk en preventie om mantelzorg beter vol te houden en overbelasting te voorkomen.

Artikel 6 Logeren

  • 1. Doelgroep: logeren is een vorm van respijtzorg die zich richt op het tijdelijk bieden van dag- en nachtopvang ter ontlasting van de mantelzorger. Hierbij wordt door de logeeraanbieder de ondersteuning aangeboden die in de thuissituatie door de mantelzorger wordt verricht.

  • 2. Logeren is het overnachten in een andere omgeving dan het eigen woonadres. Hieronder valt bed, bad, brood en toezicht. Dagbesteding, begeleiding individueel, persoonlijke verzorging, medische verzorging of verpleging en behandeling vallen niet onder logeren.

  • 3. Resultaten:

    Het primaire doel van logeren is het ontlasten van de mantelzorger/verzorger/netwerk en bieden van een passende nacht opvang van de cliënt. Doelen van de ondersteuning zijn:

    • De cliënt krijgt ondersteuning/activiteiten aangeboden die passen bij zijn ondersteuningsvraag;

    • De cliënt ervaart een zinvolle dag-/nachtinvulling.

  • 4. Uitgangspunten:

    • a.

      Er wordt onderzoek gedaan naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de mantelzorger, naar de lichamelijk en/ of geestelijke conditie van de partner en/ of huisgenoot of het sociale netwerk en de wijze van omgang met problemen.

    • b.

      Factoren die van invloed kunnen zijn op draagkracht zijn bijvoorbeeld de mate waarin er sprake is van (on)planbare zorg, het ziektebeeld en de prognose, bijkomende problemen van sociale, emotionele of relationele aard.

    • c.

      Indien op basis van de aanvullende ziektekostenverzekering van de inwoner de voorziening kortdurend verblijf (ook in de vorm van vervangende mantelzorg) bekostigd kan worden, is dit voorliggend.

Artikel 7 Mantelzorgwoning

Als er sprake is van mantelzorg zijn er mogelijkheden voor het bouwen van een mantelzorgwoning. Dit is vastgesteld in de Omgevingswet 2024. Voor de voorwaarden voor een mantelzorgwoning wordt naar deze wet verwezen. De Wmo-consulent stelt vast of er al dan niet sprake is van een mantelzorgsituatie.

Artikel 8 Pré-mantelzorgwoning

Indien een inwoner op dit moment nog geen zorg nodig heeft, maar in de toekomst wel, zijn er mogelijkheden om een pré-mantelzorgwoning te plaatsen. Voor de voorwaarden voor de pré-mantelzorgwoning wordt verwezen naar de actuele beleidsregel over pré-mantelzorgwoningen.

Hoofdstuk 3.2 Woningaanpassingen en hulpmiddelen

Wanneer een inwoner zijn woning niet langer kan gebruiken vanwege een beperking, zoeken we samen naar de beste oplossing. Dit kan een woningaanpassing zijn, maar ook een verhuizing als dat een duurzamer alternatief is. We hanteren hierbij een menselijke maat en kijken naar wat écht nodig is.

Artikel 9 Woningaanpassingen en woonvoorzieningen

Woningaanpassingen zijn bouwkundige of woon technische woonvoorzieningen, vaak zijn het nagelvaste voorzieningen, bijvoorbeeld een douchezitje aan de muur of een ophoging van de tegels bij de voordeur en vallen onder hulp-op-maat.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals verhoogde toiletten, beugels, douchstoeltjes en –krukjes, drempelhulpen, thermostaatkranen e.d. (niet limitatief) vallen niet onder hulp-op-maat.

Artikel 10 Woonunits

Indien er sprake is van een grote woningaanpassing kan er vanuit financieel oogpunt overwogen worden een herbruikbare, tijdelijke woonunit te plaatsen. Hierbij is aandacht voor de omgevingsvergunning. Tevens voldoet de unit aan een programma van eisen dat is vastgesteld door de gemeente. Het is niet toegestaan om zonder overleg aanpassingen aan de woonunit te doen.

Artikel 11 Hulpmiddelen

De verstrekking van hulpmiddelen is gericht op het vergroten van de zelfstandigheid en het bevorderen van participatie. We stimuleren gebruik van bestaande mogelijkheden binnen de sociale omgeving en algemene voorzieningen, zonder het individu uit het oog te verliezen.

  • 1.

    Voor alle hulpmiddelen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice.

  • 2.

    Voor zowel hulpmiddelen als rolstoelvoorzieningen geldt dat accessoires (zoals een boodschappenmand en een extra spiegel) doorgaans niet noodzakelijk zijn en worden daarom niet vergoed.

Artikel 12 Sportvoorzieningen

  • 1. Wanneer het voor de inwoner zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt.

  • 2. De inwoner gaat in gesprek met de gemeente en geeft aan op welke manier er sprake is van een actieve sportbeoefening.

  • 3. De sportvoorziening wordt maximaal 1 keer per 7 jaar uitgegeven.

  • 4. Op grond van het opgestelde leefzorgplan met bijbehorend budgetplan wordt de hoogte van het PGB vastgesteld. Hiermee wordt rekening gehouden met de mate van het overstijgen van kosten ten opzichte van gebruikelijke kosten.

  • 5. Als voorliggende voorzieningen gelden fondsen.

Hoofdstuk 3.3 Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Artikel 13 Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Nadere regels rondom beschermd wonen en maatschappelijke opvang staan in het actuele besluit over beschermd wonen en opvang.

Hoofdstuk 4 Vorm van de hulp

Dit hoofdstuk regelt in welke vorm de gemeente hulp geeft, hoe de hulp wordt ingezet en welke regels daarbij horen. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen op grond van de Wmo.

4.1 Hulp in natura

Artikel 14 Bruikleenovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst

Als de inwoner heeft gekozen voor een hulp-op-maat in natura, dan wordt haar deze voorziening namens de gemeente verstrekt en is een bruikleenovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de inwoner van toepassing. In deze overeenkomst worden de rechten en verplichtingen van de inwoner en van de gemeente vastgelegd. Dit geldt niet voor kleine niet- bouwkundige of woon technische woonvoorzieningen zoals sanitaire voorzieningen waarbij het vanwege hygiënische redenen niet gewenst is de voorziening in bruikleen te verstrekken.

4.2 Persoonsgebonden budget

De artikelen in dit hoofdstuk gelden ook voor hulp-op-maat op grond van de Jeugdwet.

Artikel 15 Pgb vaardigheid

Om een pgb te beheren moet de budgethouder pgb-vaardig zijn. De bekwaamheid van de budgethouder wordt door de gemeente getoetst volgens de 10-punten pgb-vaardigheden die landelijk zijn bepaald door het ministerie van VWS. De budgethouder moet voldoen aan onderstaande lijst met 10 punten:

  • 1.

    De budgethouder overziet de eigen situatie, dan wel die van de zorgvrager en heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag;

  • 2.

    De budgethouder is op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb of weet die zelf bij de desbetreffende instanties te vinden;

  • 3.

    De budgethouder is in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij de houden, waardoor er inzicht is in de bestedingen van het pgb;

  • 4.

    De budgethouder is voldoende vaardig om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en zorgverleners;

  • 5.

    De budgethouder is in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk een zorgverlener te kiezen;

  • 6.

    De budgethouder is in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan de verstrekkers van het pgb;

  • 7.

    De budgethouder kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

  • 8.

    De budgethouder kan de inzet van zorgverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

  • 9.

    De budgethouder is in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen om aan te spreken op hun functioneren;

  • 10.

    De budgethouder heeft voldoende (juridische) kennis over het werk- of opdrachtgeverschap of weet deze kennis te vinden.

De gemeente denkt actief mee in hoe inwoners op eigen kracht pgb-vaardig kunnen worden. Mocht dit niet haalbaar zijn dan kijken we naar alternatieven zoals verstrekken in hulp-op-maat in natura.

Artikel 16 Pgb maatwerkvoorzieningen

De manier waarop de hoogte van het pgb wordt bepaald is vastgelegd in de Verordening sociaal domein gemeente Horst aan de Maas.

Uitgangspunten bij maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden:

  • a.

    Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp, wordt gebruik gemaakt van het HHM-normenkader. Bij een pgb hulp bij het huishouden wordt voor de opbouw in minuten uitgegaan van het ‘Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025’. Zie hiervoor het normenkader bij punt c.

  • b.

    Er is de mogelijkheid om wegens bijzondere situaties af te wijken van het normenkader. Dit geldt wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis. Er kunnen dan aanvullende maatwerkmodules ingezet worden. We maken een brede afweging om tot een passende ondersteuning te komen.

  • c.

    De minuten opbouw per week is dan als volgt opgebouwd:

    afbeelding binnen de regeling

Artikel 17 Afschrijvingen Pgb hulp-op-maat

Op grond van het opgestelde leefzorgplan met bijbehorend offerte wordt de hoogte van het pgb vastgesteld. Hiermee wordt rekening gehouden met:

Woningaanpassingen:

  • a.

    een kostenbegroting conform offerte;

  • b.

    de afschrijvingstermijn van 15 jaar, binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn;

  • c.

    programma van eisen zoals opgesteld door de gemeente.

Hulpmiddelen:

  • a.

    de gemiddelde kostprijs van het meest adequate hulpmiddel, conform contractafspraken met leveranciers;

  • b.

    de afschrijvingstermijn van 7 jaar (voor kinderen 5 jaar), binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden voor zijn;

Artikel 18 Pgb tarief Wmo

Het pgb tarief voor de hulp-op-maat vanuit de Wmo zoals beschreven in hoofdstuk 3 en 4 is niet hoger dan het maximale tarief van de hulp-op-maat in natura zoals vastgesteld in regionaal afgesloten raamovereenkomsten met aanbieders. De actuele maximale pgb tarieven ‘Tarieven NGA en PGB’ zijn te vinden op de website van Sociaal Domein Limburg Noord.

Het is niet mogelijk om meer uren (tegen een lager tarief ) in te kopen door middel van het toegekende pgb. Als een lager tarief dan het toegekend de maximumtarief wordt betaald dan wordt het restant van het pgb bij afname van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Dit is ook het geval als minder dan het aantal toegekende uren is ingekocht.

Artikel 19 Intrekken Pgb

Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is gebruikt om de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden te betalen.

Hoofdstuk 5 Uitvoering

De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. We werken in partnerschap met inwoners, zorgaanbieders een maatschappelijke organisaties. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. Wanneer een inwoner niet tevreden is, vindt de gemeente dit een belangrijk signaal. De gemeente wil dan graag in gesprek met de inwoner en een oplossing zoeken. Als dit niet lukt, kan de inwoner een klacht indienen of bezwaar maken.

Artikel 20 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de uitvoering van een voorziening zo snel mogelijk aan de op grond van artikel 6.1 Wmo 2015 aangewezen toezichthoudende ambtenaar, hierna te noemen toezichthouder kwaliteit Wmo.

  • 2. De toezichthouder kwaliteit Wmo doet onafhankelijk onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert de gemeente over noodzakelijke maatregelen ten aanzien van de betrokken aanbieder om calamiteiten en (gewelds)incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.

  • 3. De toezichthouder kwaliteit Wmo adviseert de gemeente jaarlijks over het voorkomen van (verdere) calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 21 Nadere regels voor de bevoegdheden van de toezichthouder kwaliteit Wmo en de toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet en Wmo.

  • 1. De toezichthouder kwaliteit Wmo en de toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet en de Wmo zijn bevoegd om met gebruikmaking van de aan hen toegekende bevoegdheden ingevolge de artikelen 5:15 t/m 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1 van de Wmo, onafhankelijk onderzoek te doen naar de kwaliteit en de rechtmatigheid van de ondersteuning. Zij kunnen onderzoek doen op basis van signalen, meldingen of klachten of proactief, op basis van steekproefsgewijze aanpak.

  • 2. De toezichthouders zijn bevoegd om de gemeente onafhankelijk te adviseren om op basis van de bevindingen van een onderzoek:

    • a.

      de betreffende aanbieder, al dan niet tijdelijk, uit te sluiten van overleggen in het kader van inkoop of van verlengen van overeenkomsten voor zorg in natura;

    • b.

      tijdelijk geen persoonsgebonden budgetten te verstrekken ten behoeve van het verlenen van hulp, ondersteuning of hulpmiddelen door de betreffende aanbieder;

    • c.

      tijdelijk geen inwoners toe te wijzen aan de betreffende aanbieder;

    • d.

      tijdelijk de betalingen op de schorten;

    • e.

      een aanwijzing met hersteltermijn te bieden;

    • f.

      indien er sprake is van ernstige en/ of herhaalde overtreding de overeenkomsten met de betreffende aanbieder voor zorg in natura te beëindigen, of het persoonsgebonden budget waarmee de betreffende aanbieder wordt bekostigd, te beëindigen;

    • g.

      aangifte te doen;

    • h.

      andere maatregelen te treffen.

  • 3. De maatregelen zoals bedoeld in lid 2 dienen in alle gevallen proportioneel te zijn naar de aard van de overtreding of melding.

  • 4. Indien het onderzoek als bedoeld in lid 1 betrekking heeft op een aanbieder die namens de gemeente door de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg- Noord, hierna te noemen MGR, is gecontracteerd voor de levering van voorzieningen in het kader van de Wmo of de Jeugdwet, adviseert de toezichthouder aan de MGR.

  • 5. De toezichthouders zijn ook bevoegd om op basis van de bevindingen in hun onderzoekspraktijk, aanbevelingen aan de gemeente dan wel de MGR te doen ten aanzien van aanpassing van beleid of van werkwijzen.

Hoofdstuk 6 Van oud naar nieuw

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels heel ongunstig voor de inwoner zouden zijn. Hierbij wordt de grondhouding als toetsingskader gebruikt.

Artikel 23 Overgangstermijn

Op beschikkingen die zijn afgegeven vóór 1 januari 2025 zijn de ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas’, zoals vastgesteld door het college op 28 januari 2022, van toepassing.

Artikel 24 Intrekking oude beleidsregels

De ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas’, vastgesteld op 28 januari 2022, worden ingetrokken.

Artikel 25 Ingangsdatum en naam

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2025. De beleidsregels worden genoemd: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 april 2025,

Burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,

De burgemeester,

drs. R.F.I. Palmen

De secretaris,

drs. H. Mensink

Begrippenlijst

Behorend bij de Beleidsregels Wmo gemeente Horst aan de Maas.

In deze beleidsregels worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de verordening waarop deze beleidsregels aansluiten. Deze begrippenlijst maakt in zijn geheel onderdeel uit van deze beleidsregels.

Aanbieder(s): de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert op grond van een besluit van de gemeente.

Algemeen gebruikelijke voorziening(en): een voorziening die

  • niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

  • daadwerkelijk beschikbaar is;

  • een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie; en

  • financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

Beschermd wonen: is een hulp-op-maat voorziening bestaande uit de volgende kenmerken:

  • wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlaat of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en;

  • de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliceerde) zorgvraag van de cliënt.

Beperking(en): de vermindering van mogelijkheden door een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap. Dat heeft tot gevolg dat er een belemmering is ontstaan in het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied. Bij leerlingenvervoer geldt dat de beperking het vervoer naar school belemmert.

Collectief vervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).

Doelgroep: personen als bedoel in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet.

Effect: het resultaat of doel.

Eigen kracht: eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.

Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet worden met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar geven binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden.

Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas.

Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.

Hulp:

  • ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, artikel 36 van de IOAW en artikel 36 van de IOAZ;

  • bijstand als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet;

  • een uitkering als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en artikel 5 van de IOAZ;

  • inkomensondersteuning op grond van de artikelen 108, eerste lid, en 147, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo;

  • jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; of

  • een vervoersvoorziening als bedoeld in hoofdstuk 6 (vervoer naar school).

Hulp in natura: hulp of zorg die de gemeente voor de inwoner inzet.

Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.

  • Als het gaat om een voorziening in het kader van de Wmo: een maatwerkvoorziening (in natura of als Pgb).

  • Als het gaat om een voorziening in het kader van de Participatiewet: een voorziening bij de arbeidsinschakeling die speciaal op de inwoner is afgestemd of bijzondere bijstand.

  • Als het gaat om schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening: op de inwoner afgestemde hulp bij het aflossen van schulden.

  • Als het gaat om een voorziening in het kader van de Jeugdwet: een voorziening die op een jongere of zijn ouders is afgestemd als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.

Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.

Inwoner(s): de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om:

  • Wmo-hulp, dan betreft het de ingezetene van de gemeente als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wmo en de ingezetene van Nederland die zich bij de gemeente meldt voor maatschappelijke opvang of hulp bij het (zelfstandig) wonen;

  • jeugdhulp, dan betreft het de jeugdige die zijn woonplaats in de gemeente heeft op grond van artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • schuldhulpverlening, dan betreft het degene die in de basisregistratie personen van de gemeente als ingezetene is ingeschreven.

  • Voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer daar heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.

Kind(eren): de minderjarige (0-18 jaar).

Leverancier: de natuurlijke person of rechtspersoon die goederen of diensten levert op grond van een besluit van de gemeente.

Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Mantelzorger(s): langdurig, vrijwillig en onbetaalde zorgverlening aan een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, (schoon)ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Deze zorg wordt niet-beroepsmatig verleend voor minimaal 8 uur per week en langer dan 3 maanden.

Melding(en): het kenbaar maken van een hulpvraag aan de gemeente.

Openbaar Vervoer (ov): openbaar toegankelijk personenvervoer dat met een vaste route en een vaste dienstregeling rijdt (of vaart). Daaronder valt ook een buurtbus.

Opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.

Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp in kan kopen.

Pgb-budgetplan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het Pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.

Plan van aanpak: het plan per cliënt dat in overleg tussen de zorgverlener en de cliënt is opgesteld waarin wordt aangegeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, met oog voor omvang en frequentie van de ondersteuning, zoals beschreven in het leefzorgplan.

Resultaten: de doelen die behaald moeten worden binnen de leefgebieden waarop de cliënt ondersteuning ontvangt.

Traject: een tijdsduur waarbinnen de cliënt maatschappelijke ondersteuning ontvangt van de zorgverlener om de resultaten te behalen. Een traject is gekoppeld aan een unieke cliënt.

Verordening: bundeling van regels die door de gemeenteraad van Horst aan Maas zijn vastgesteld.

Voorliggende voorziening(en): een algemene of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen. Het betreft een voorziening op grond van een andere regeling of van een andere organisatie. Gaat het om bijstand, dan wordt ermee bedoeld een voorziening als bedoeld in artikel 5, onderdeel e, van de Participatiewet.

Voorziening(en): hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb, geldbedrag, of een combinatie daarvan.

Wet: de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijke arbeidsongeschikte zelfstandigen, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet inburgering 2021, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Wet kinderopvang, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Gemeentewet of de Algemene wet bestuursrecht.

Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.

Woning: de woonruimte waar de inwoner zijn hoofdverblijf heeft. Gaat het om vervoer naar school (hoofdstuk 6), dan is de woning de plaats waar het kind structureel (over een langere periode) en feitelijk verblijft.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 en de Verordening sociaal domein gemeente Horst aan de Maas.