Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Houten 2025

Geldend van 08-05-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Houten 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten;

overwegende dat;

  • -

    zelfstandig reizen gestimuleerd wordt en zo de zelfredzaamheid van leerlingen vergroot wordt;

  • -

    het ten behoeve van een praktische uitvoering van het leerlingenvervoer wenselijk is beleidsregels vast te stellen;

  • -

    enkele bepalingen uit de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Houten 2025 nadere uitleg behoeven;

  • -

    de Adviesraad Sociaal Domein Houten advies heeft uitgebracht over de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Houten 2025 (hierna: de Verordening);

gelet op;

  • -

    de Algemene Wet Bestuursrecht;

  • -

    en de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Houten 2025;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Houten 2025

Artikel 1. Afstand van woning naar school

  • 1. De afstand van de woning van de leerling naar school wordt gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.

  • 2. De afstand wordt gemeten met de routeplanner van de ANWB. Binnen de gemeentegrenzen wordt de optie ‘met de fiets’ en ‘kortste route’ gehanteerd. Buiten de gemeentegrenzen wordt de optie ‘met de auto’ en ‘kortste route’ gehanteerd.

  • 3. Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het bepalen van de afstand uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg en de terugweg.

Artikel 2. Reistijd

  • 1. De reistijd is de tijd tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, dan wel de tijd het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning.

  • 2. Bij de aanvang dan wel einde van de schooldag volgens de tijden van de schoolgids mag een marge van maximaal 15 minuten voor de start dan wel na het einde van de schooldag aangehouden worden.

  • 3. De reistijd van het openbaar vervoer wordt bepaald op basis van www.9292ov.nl.

  • 4. Voor het vaststellen van de reistijd in het aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.

  • 5. De maximale reistijd voor het aangepast vervoer is vastgelegd op 75 minuten.

  • 6. Wanneer de maximale reistijd redelijkerwijs te krap is, kan deze opgerekt worden naar anderhalf keer de reistijd op het moment van vervoeren. Factoren die ervoor zorgen dat de maximale reistijd te krap is, zijn bijvoorbeeld het feit dat het aangepast vervoer gebaseerd is op groepsvervoer, het feit dat de school op grote afstand (in ieder geval buiten de Lekstroomregio) ligt en de filegevoeligheid van de route op het moment van vervoeren. Met moment van vervoeren bedoelen we de reeds ingecalculeerde vertraging door de drukte op de route.

Artikel 3. Bevorderen zelfstandig reizen

Als een leerling die met het aangepast vervoer naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs gaat in staat blijkt om zelfstandig te reizen dan kan deze aanspraak maken op een fiets- en/of openbaarvervoersvergoeding

  • 1.

    Bij leerlingen vanaf groep 7 kan het college, in overleg met ouders of verzorgers en desgewenst de leerling, gelet op het ontwikkelingsperspectief van de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen.

  • 2.

    Wanneer uit het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan blijkt dat het nodig is om te oefenen met de leerling, zijn ouders of verzorgers en het eigen netwerk de eerste aangewezenen om dit te doen.

  • 3.

    Daarnaast kan het college in het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan ondersteuning bieden om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling te bevorderen, door middel van een vervoerstraining.

  • 4.

    Het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan wordt met ouders of verzorgers van de leerling gedeeld.

  • 5.

    Als een leerling met een vervoersvoorziening proefdraait met een zelfstandigere vorm van vervoer, dan blijft het recht op de eerdere vervoersvoorziening bestaan wanneer de proef niet slaagt.

Artikel 4. Fietsafstand

Als tijdens de afhandeling van een aanvraag de vraag aan de orde komt of een kind c.q. ouder het vervoer naar school per fiets kan doen geldt het volgende uitgangspunt:

  • 1.

    Voor het primair onderwijs geldt een maximale fietsafstand van 6 kilometer (eventueel, de ouder met kind achterop)

  • 2.

    Voor het voortgezet onderwijs geldt een maximale fietsafstand van 12 km.

Artikel 5. Het combineren van vervoersvoorzieningen

Het is mogelijk om verschillende vervoersvoorzieningen (en -vergoedingen) te combineren en dus tegelijkertijd te verstrekken. Bijvoorbeeld als:

  • ouders of verzorgers of het netwerk één of meerdere dagen in staat zijn de leerling met eigen vervoer naar school te brengen en de leerling de andere dagen gebruik maakt van aangepast vervoer;

  • de leerling de heen of de terugreis wel in staat is om met het openbaar vervoer te reizen en de andere reis gebruik maakt van het aangepast vervoer;

  • de leerling in de zomer naar school kan fietsen en in de winter niet;

  • de leerling niet vaker dan één keer per dag in staat is om naar school te fietsen.

Artikel 6. Berekening vergoedingen

6.1 Openbaar vervoer

  • 1.

    De kosten van het openbaar vervoer worden vastgesteld op basis van www.9292ov.nl.

  • 2.

    De vergoeding voor het openbaar vervoer wordt toegekend voor de periode vanaf de eerste schooldag tot en met de laatste schooldag zoals vermeld in de schoolgids.

  • 3.

    De vergoeding voor het openbaar vervoer gaat uit van de goedkoopste optie.

  • 4.

    De vergoeding openbaar vervoer wordt naar aanleiding van de aanvraag berekend en betaald in twee termijnen (in september en in januari). Let op: tussentijdse wijzigingen moeten worden doorgegeven.

  • 5.

    Aan het einde van het schooljaar wordt de vergoeding voor het openbaar vervoer vastgesteld en vindt er indien nodig een verrekening plaats.

6.2 Fiets

  • 6.

    Er wordt een fietsvergoeding verstrekt als gebruik gemaakt wordt van een fiets.

  • 7.

    De kilometervergoeding voor de fiets bedraagt € 0,11 per kilometer.

  • 8.

    De fietsvergoeding wordt als volgt berekend:

    Fietsvergoeding = 200 schooldagen x (2x de afstand van en naar school) x kilometervergoeding

  • 9.

    De berekening wordt op maat gemaakt.

  • 10.

    De fietsvergoeding wordt naar aanleiding van de aanvraag berekend en betaald in twee termijnen (in september en in januari). Let op: tussentijdse wijzigingen moeten worden doorgegeven.

  • 11.

    Aan het einde van het schooljaar wordt de fietsvergoeding vastgesteld en vindt er indien nodig een verrekening plaats.

6.3 Berekening vergoeding voor door ouders of verzorgers georganiseerd vervoer

  • 12.

    Er wordt een vergoeding voor eigen vervoer verstrekt als gebruik gemaakt wordt van eigen vervoer per motorvoertuig.

  • 13.

    De kilometervergoeding voor eigen vervoer bedraagt € 0,23 per kilometer.

  • 14.

    De vergoeding voor eigen vervoer wordt als volgt berekend:

    Vergoeding eigen vervoer = 200 schooldagen x 4 keer de afstand tussen de woning en school in kilometers x de kilometervergoeding

  • 15.

    De berekening wordt op maat gemaakt.

  • 16.

    De vergoeding eigen vervoer wordt naar aanleiding van de aanvraag berekend en betaald in twee termijnen (in september en in januari). Let op: tussentijdse wijzigingen moeten worden doorgegeven.

  • 17.

    Aan het einde van het schooljaar wordt de vergoeding voor het eigen vervoer vastgesteld en vindt er indien nodig een verrekening plaats.

Artikel 7. Beschikkingen

  • 1. Beschikkingen kunnen worden afgegeven van minimaal zes weken tot maximaal vier jaar.

  • 2. Een meerjarenbeschikking kan afgegeven worden voor leerlingen die naar een SO-school gaan en waarvan vaststaat dat zij op grond van hun beperking voor meerdere jaren of voor altijd zijn aangewezen op het aangepast vervoer.

  • 3. Een meerjarenbeschikking verloopt in ieder geval wanneer de termijn van de door het Samenwerkingsverband toelaatbaarheidsverklaring afloopt.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor een meerjarenbeschikking dient de toelaatbaarheidsverklaring toegevoegd te worden bij de aanvraag.

  • 5. Bij een meerjarenbeschikking wordt ieder schooljaar gecontroleerd of de gegevens van de leerling ongewijzigd zijn gebleven.

  • 6. Als een wijziging wordt doorgegeven op grond waarvan de aanspraak op leerlingenvervoer veranderd, wordt een nieuwe beschikking afgegeven.

Artikel 8. Alternatief adres

8.1 Woning van de leerling bij co-ouderschap

  • 1.

    Wanneer er sprake is van co-ouderschap is er sprake van twee woningen.

  • 2.

    Dit wordt niet gezien als een extra adres in de zin van opvangadres.

  • 3.

    Wanneer een van de ouders of verzorgers in een andere gemeente woont dan gemeente Houten, moet degene die in een andere gemeente woont, een aanvraag indienen bij de eigen gemeente. De gemeente beoordeelt de aanvraag volgens de eigen verordening voor leerlingenvervoer. Het kan voorkomen dat slechts op één van de twee adressen recht op leerlingenvervoer bestaat.

  • 4.

    Wanneer beide ouders of verzorgers in de gemeente Houten wonen, wordt de aanvraag door één ouder of verzorger gedaan.

8.2 Opvangadres na school

  • 5.

    Bij de aanvraag van een vervoersvoorziening mag naast het woonadres één ander opvangadres worden opgegeven als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Vervoer naar het opvangadres is structureel. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een vast, (twee-)wekelijks terugkerend patroon voor een periode van tenminste drie maanden.

    • b.

      Het opvangadres moet in alle redelijkheid bereikbaar zijn: het moet liggen binnen de gemeentegrens van Houten of in het moet ingepast kunnen worden in een route of liggen op de route van het aangepast vervoer, zodat niet of in geringe mate hoeft te worden omgereden. Daarbij mag het opvangadres niet verder dan 10 kilometer van de reguliere route afwijken.

  • 6.

    Het opvangadres betreft het adres van een buitenschoolse opvang, gastouders, opa/oma, buurman/buurvrouw waar de leerling in aansluiting op de eindtijd van de school zoals vermeld in de schoolgids opgevangen wordt.

  • 7.

    Een volwassene op het opvangadres draagt mede zorg voor een zorgvuldige en snelle overdracht van de leerling door de chauffeur van het aangepast vervoer.

  • 8.

    De rit van het aangepast vervoer wordt door de vervoerder in opdracht van de gemeente zo efficiënt mogelijk ingedeeld waarbij in ieder geval de maximale reistijd van 75 minuten niet wordt overschreden.

  • 9.

    Het vervoer tussen het opvangadres en het woonadres wordt niet verzorgd.

8.3 Stageadres

  • 10.

    Het stageadres moet in alle redelijkheid bereikbaar zijn: het moet liggen binnen de gemeentegrens van Houten of in het moet ingepast kunnen worden in een route of liggen op de route van het aangepast vervoer, zodat niet of in geringe mate hoeft te worden omgereden. Daarbij mag het stageadres niet verder dan 10 kilometer van de reguliere route afwijken.

Artikel 9. Begeleiding door ouders bij in het vervoer (fietsen, openbaar vervoer, aangepast vervoer)

  • 1. Ouders of verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding om hun kind naar school te brengen en halen.

  • 2. Wanneer zij door ziekte of anderszins tijdelijk de begeleiding niet op zich kunnen nemen, dienen zij zelf alternatieve begeleiding te organiseren.

  • 3. Als naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of verzorgers of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden kan een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekt worden.

  • 4. Het enkele feit dat beide ouders of verzorgers werken is zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om zelf te begeleiden of anderen namens hen te laten begeleiden geen reden om aangepast vervoer toe te kennen.

  • 5. Er is sprake van ernstige benadeling wanneer:

    • de ouder of verzorger van een éénoudergezin kan aantonen dat er met de werkgever geen afspraken gemaakt kunnen worden over aangepaste werktijden of de inzet van bijvoorbeeld ouderschapsverlof, en dat het niet mogelijk is om het werk uit te voeren wanneer er zorg moet worden gedragen voor de begeleiding naar school van de leerling. Hiervoor dient een werkgeversverklaring te worden overlegd waaruit per werkdag blijkt, dat het vanwege de werktijden niet mogelijk is om in de begeleiding te voorzien. Het volgen van een voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan een inschrijfbewijs van de school worden overlegd;

    • er sprake is van een éénoudergezin – of een vergelijkbare situatie - waar nog een ander kind is dat in groep 6 of lager zit die naar een andere school moet worden gebracht.

    • er structurele medische redenen zijn die ouders of verzorgers belemmeren hun kind te begeleiden. Dit moet worden vastgesteld door een medisch deskundig.

    • de reisduur voor de begeleider meer dan redelijkerwijs te verwachten valt. Hierbij worden de volgende reistijden gehanteerd:

      • o

        Méér dan vier uur reistijd per dag voor leerlingen in het regulier basisonderwijs

      • o

        Méér dan drie uur reistijd per dag voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.

  • 6. Naast de criteria, die hierboven vermeld staan, kan per situatie bekeken worden, wat in redelijkheid van de ouders of verzorgers kan worden verwacht.

Artikel 10. Kleinschalig en individueel aangepast vervoer

  • 1. Het uitgangspunt voor het aangepast vervoer is groepsvervoer, dat betekent dat er meerdere kinderen tegelijkertijd worden vervoerd in één voertuig.

  • 2. Alleen in uitzonderlijke situaties kan een aanvraag om kleinschalig vervoer gedaan worden, bijvoorbeeld wanneer het voor een leerling niet mogelijk is, om medische of psychosociale redenen om in een reguliere taxibus vervoerd te worden.

  • 3. Bij deze aanvraag dient een verklaring van een onafhankelijke deskundige met BIG of SKJ toegevoegd te worden, waaruit blijkt dat een leerling met een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking niet in groepsverband vervoerd kan worden.

  • 4. Kleinschalig vervoer wordt in beginsel toegekend voor de duur van maximaal drie maanden tenzij is aangetoond dat kleinschalig vervoer voor een langere periode ingezet moet worden. Bij een eventuele verlenging wordt opnieuw een belangenafweging gemaakt. De indicatie voor kleinschalig vervoer wordt jaarlijks getoetst.

  • 5. Bij een gebrek aan voldoende vervoersmiddelen voor kleinschalig aangepast vervoer zullen de leerlingen met kleinschalig vervoer worden nagereden. Er kan in dit geval niet gegarandeerd worden dat deze tijden aansluiten op de reguliere schooltijden.

  • 6. Er worden geen beschikkingen voor individueel vervoer afgegeven.

Artikel 11. Aantonen onzelfstandigheid en beperking

  • 1. Bij de aanvraag van een vervoersvoorziening dienen ouders of verzorgers bewijsstukken mee te sturen waaruit blijkt dat hun kind aanspraak kan maken op een vervoersvoorziening. Zonder deze bewijsstukken kan een aanvraag niet in behandeling worden genomen. De bewijsstukken mogen niet ouder zijn dan 12 maanden

  • 2. In het geval van een beperking gaat het bijvoorbeeld om een verklaring van onafhankelijke deskundige, bijvoorbeeld een arts, specialist op het gebied van de handicap van de leerling of de reden van het niet zelfstandig kunnen reizen. De huisarts is niet bevoegd om een dergelijke verklaring af te geven. Een deskundige van de school wordt niet als onafhankelijk beschouwd.

  • 3. Indien wenselijk kunnen de vervoersmogelijkheden van de leerling op initiatief van de gemeente Houten medisch onderzocht worden door een arts, specialist of een afdeling van de gemeente.

Artikel 12. Vervoersvoorziening voor leerlingen met een specifieke onderwijskundige behoefte

  • 1. Als een leerling met een specifieke onderwijskundige behoefte in aanmerking wil komen voor een vervoersvoorziening, moet de aanvrager de toeleidingsroute van het Samenwerkingsverband hebben gevolgd;

  • 2. Een specifieke onderwijskundige behoefte kan een tijdelijke oplossing zijn voor een leerling. Een tijdelijke vervoersvoorziening wordt verstrekt voor een periode van minimaal zes weken.

  • 3. Tijdelijk vervoer korter dan zes weken valt onder de verantwoordelijkheid van ouders of verzorgers.

  • 4. Het Samenwerkingsverband beoordeelt of de leerling zelfstandig kan reizen;

  • 5. Voor tijdelijk vervoer dat naar verwachting korter dan een half jaar zal duren zal geen vergoeding voor een andere passende vervoersvoorziening worden verstrekt.

Artikel 13. Vervoersvoorziening voor leerlingen die naar de TOP groep gaan

  • 1. Als een leerling op indicatie van school en het samenwerkingsverband tijdelijk geplaatst wordt in de TOP groep te Nieuwegein wordt een tijdelijke vervoersvoorziening verstrekt voor de duur van 12 weken.

Artikel 14. Tijdelijk verblijf in een andere gemeente

  • 1. Om continuïteit van onderwijs te bieden kan de gemeente voor maximaal 6 weken het vervoer bij tijdelijk verblijf in een andere gemeente continueren.

  • 2. Als de verwachting is dat de leerling langer dan deze 6 weken in een andere gemeente verblijft, doen ouders een aanvraag bij die betreffende gemeente.

  • 3. Wanneer het vervoer vanuit de gemeente Houten langer dan deze 6 weken moet worden voortgezet, wordt hier een nieuwe aanvraag voor gedaan, welke opnieuw beoordeeld wordt.

Artikel 15. Onaanvaardbaar gedrag in het aangepast vervoer

  • 1. In het aangepast vervoer kan er sprake zijn van gedrag van een leerling dat een bedreigende, hinderlijke of gevaarlijke situatie veroorzaakt voor zichzelf, andere leerlingen of de chauffeur.

  • 2. De vervoerder heeft een protocol opgesteld bij onaanvaardbaar gedrag en dit wordt gevolgd.

  • 3. Het gevolg van onaanvaardbaar gedrag in het aangepast vervoer is:

    • Tijdelijke schorsing;

    • Schorsing tot het einde van het schooljaar;

    • Beëindiging van de aanspraak op de vervoersvoorziening.

  • 4. De leerling is tijdens een schorsing verplicht naar school te gaan. Hiervoor kan geen aanspraak worden gemaakt op een andere vervoersvoorziening op grond van de Verordening, bijvoorbeeld een vervoersvoorziening in de vorm van eigen vervoer.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Toepassing van de hardheidsclausule is gemandateerd aan de teamleider en hoeft dus niet aan het college te worden voorgelegd.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De beleidsregels treden in werking op 24 april 2025 en worden gepubliceerd op de daartoe bedoelde website van de overheid.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Houten 2025.

Ondertekening

Houten, 22 april 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten,

de secretaris,

R. van Netten

de burgemeester,

H.C. Heerschop