Beleidsregel prioritering handhavingsverzoeken gebiedsbescherming

Geldend van 03-05-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel prioritering handhavingsverzoeken gebiedsbescherming

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

Overwegende dat het op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder e, van de Omgevingswet is verboden om zonder omgevingsvergunning een Natura 2000-activiteit te verrichten, tenzij het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval;

Overwegende dat gedeputeerde staten op grond van artikel van artikel 4.6, eerste lid onder e, van het Omgevingsbesluit beslissen op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een Natura 2000-activiteit;

Overwegende dat gedeputeerde staten op grond artikel 4.11, eerste lid, onder d, van de Omgevingswet bevoegd gezag zijn voor Natura 2000-activiteiten en activiteiten met mogelijke verslechterende of significant verstorende gevolgen voor een Natura 2000-gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied;

Overwegende dat gedeputeerde staten op grond van artikel 18.2, eerste en tweede lid, van de Omgevingswet, de bestuurlijke handhavingstaak is toegedeeld terzake activiteiten als bedoeld in artikel 11.1, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving respectievelijk vergunningplichtige Natura 2000-activiteiten;

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel prioritering handhavingsverzoeken gebiedsbescherming

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Handhavingsverzoek gebiedsbescherming: schriftelijk verzoek aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland om handhavend op te treden tegen activiteiten die in strijd zijn met de regels als bedoeld in artikel 11.1, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het Natura 2000-gebied betreft, of die in strijd zijn met regels die gelden voor Natura 2000-activiteiten en om daartoe een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • b.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in onderdeel A van Bijlage 1.1, bij de Omgevingswet.

Artikel 2 Toetsingscriteria prioriteitstoekenning handhavingsverzoeken gebiedsbescherming

  • 1. Na ontvangst door gedeputeerde staten van Zuid-Holland van een handhavingsverzoek gebiedsbescherming wordt een inventariserend onderzoek verricht aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      de afstand van de activiteit tot de voor de beoordeling van het verzoek relevante Natura 2000-gebieden;

    • b.

      de impact van de gestelde overtreding op de hiervoor genoemde Natura 2000-gebieden;

    • c.

      de beschikbare capaciteit bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

  • 2. Op basis van de criteria uit het eerste lid wordt aan elk handhavingsverzoek gebiedsbescherming een bepaalde prioriteit toegekend.

  • 3. De handhavingsverzoeken gebiedsbescherming worden behandeld op volgorde van prioriteitstelling.

  • 4. Het inventariserend onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid kan, na afweging van alle betrokken belangen, ertoe leiden dat het handhavingsverzoek gebiedsbescherming wordt afgewezen.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 4 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel prioritering handhavingsverzoeken gebiedsbescherming.

Ondertekening

Den Haag, 8 april 2025

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

mr. A.W. Kolff, voorzitter

Toelichting bij het besluit van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland van 8 april 2025 tot vaststelling van de Beleidsregel prioritering handhavingsverzoeken gebiedsbescherming

Algemeen.

Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden waarin in Europa bedreigde plant- en diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving worden beschermd om de biodiversiteit te behouden. Deze natuurgebieden heten Natura 2000-gebieden. In de provincie Zuid-Holland liggen 21 beschermde Natura 2000-gebieden. De druk op deze gebieden is groot door allerlei bestaande functies in de fysieke leefomgeving op vaak relatief korte afstand tot deze gebieden. Het betreft hier functies zoals wonen, landbouw, recreatie, industrie, verkeer etc. Daarnaast doen actuele opgaven zoals die voor woningbouw, wegaanleg, verduurzaming industrie, energietransitie etc. een toenemend beroep op de schaarse ruimte in Zuid-Holland. Het risico bestaat dat deze bestaande functies en actuele opgaven verslechterende of significant(e) (verstorende) gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan teveel stikstofdepositie in deze Natura 2000-gebieden en verdroging door teveel wateronttrekking.

Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de kans toegenomen dat mogelijke overtredingen bij het bevoegd gezag buiten beeld blijven. Dit komt door het vervallen van de zogeheten aanhaakplicht die gold onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Deze aanhaakplicht zorgde ervoor dat andere bevoegde gezagen dan gedeputeerde staten bij het verlenen van een omgevingsvergunning beoordeelden of een natuurvergunning nodig was. Meestal gebeurde die beoordeling door burgemeester en wethouders. In de Omgevingswet is bewust gekozen voor het laten vervallen van de aanhaakplicht. Hierdoor is controle vooraf (vergunningverlening) verschoven naar controle achteraf (toezicht en eventueel handhaving).

Het gevolg van dit alles is dat derden een toenemend beroep op handhaving doen bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ). De OZHZ moet dit handhavingsverzoek gebiedsbescherming onderzoeken. Dit is een tijdsintensief proces. Er zijn vaak uitgebreide en langdurige onderzoeken noodzakelijk vooraleer een conclusie kan worden getrokken. Deze conclusie ligt dan vervolgens aan de basis van het besluit op het handhavingsverzoek.

Het bovenstaande is voor gedeputeerde staten van Zuid-Holland aanleiding geweest om dit prioriteringsbeleid op te stellen om doelmatig gebruik te kunnen maken van het instrument handhaving in relatie tot gebiedsbescherming.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Sub a (Handhavingsverzoek gebiedsbescherming)

De activiteiten als bedoeld in artikel 11.1, van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn activiteiten die verslechterende of significant verstorende gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben. Artikel 11.1 heeft niet alleen betrekking op Natura 2000-gebieden maar ook op bijzondere nationale natuurgebieden. Deze beleidsregel heeft geen betrekking op bijzondere nationale natuurgebieden.

Voor deze activiteiten als bedoeld in artikel 11.1, van het Besluit activiteiten leefomgeving gelden algemene regels. Voor zover het gaat om Natura 2000-activiteiten geldt daarvoor een vergunningplicht.

Het handhavingsverzoek gebiedsbescherming kan betrekking op het zonder omgevingsvergunning verrichten van vergunningplichtige Natura 2000-activiteiten. Het kan ook betrekking op het niet naleven van de algemene regels die gelden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de specifieke zorgplicht (artikel 11.6, van het Besluit activiteiten leefomgeving).

Artikel 2 Toetsingscriteria prioriteitstoekenning handhavingsverzoeken gebiedsbescherming

Lid 1 aanhef

Het inventariserend onderzoek laat toetsing aan de Algemene wet bestuursrecht onverlet. Zo moet degene die een verzoek indient kwalificeren als belanghebbende (artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht) om in aanmerking te komen voor een besluit op het handhavingsverzoek. Ook wordt getoetst of wordt voldaan aan de vereisten van Afdeling 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Lid 1 onder a

Dit criterium geldt uiteraard ook als het project binnen het Natura 2000-gebied valt.

Lid 1 onder b

De mate van impact wordt zowel kwantitatief als kwalitatief beoordeeld. Dit betekent dat de mate van impact niet alleen wordt bepaald door de omvang van de gestelde overtreding, maar ook door de ecologische staat van de beschermde habitats in het Natura 2000-gebied die door de overtreding worden geraakt.

Lid 1 onder c

Bij het bepalen van de prioriteit speelt ook de beschikbare menskracht een rol. Deze is afhankelijk van de werkzaamheden op dat moment en de voorgenomen werkzaamheden die ook beslag leggen op menskracht en middelen.

Lid 2

De criteria in het tweede lid worden in onderlinge samenhang beoordeeld. Er is geen rangorde tussen deze criteria.

Lid 4

Het besluit om een handhavingsverzoek stikstof af te wijzen wordt niet eerder genomen dan nadat alle betrokken belangen zijn afgewogen zoals het algemene belang dat is gediend met het optreden tegen activiteiten die in strijd zijn met de regels uit Afdeling 11.1, van het Besluit activiteiten leefomgeving en het belang van verzoeker.