Omgevingsvisie gemeente goirle

Geldend van 02-05-2025 t/m heden

Voorwoord

Het Goirle van nu is anders dan het Goirle van 30 jaar geleden. En zo zal het Goirle van de toekomst er anders uitzien dan het Goirle van vandaag. Voor u ligt de Omgevingsvisie. Eén visie op de Gôolse en Rielse leefomgeving.

De visie is een uitkomst van het gesprek met inwoners, ondernemers, samenwerkingspartners, gemeentebestuurders en ambtenaren. Deze Omgevingsvisie maakt duidelijk welke waarden we willen behouden en welke ambities we hebben. De visie speelt ook in op thema’s waar we rekening mee moeten houden en op de ontwikkelingen die op ons afkomen in de nabije toekomst. Daarmee geeft zij richting aan de vele complexe vraagstukken. Denk aan de klimaatverandering, de vergrijzing, het tekort aan passende woonruimte, de verduurzaming van landbouw, de overstap naar duurzame energie en het versterken van het natuurnetwerk.

Het belangrijkste is dat we de Omgevingsvisie samen hebben gemaakt. Een interactief proces dat startte in 2019 en waarin iedereen inbreng had tijdens informatiebijeenkomsten, workshops, raadsvergaderingen, een talkshow en via het inwonerpanel. Dit past bij de ontwikkeling waarbij steeds meer ruimte komt voor initiatieven uit de samenleving. Inwoners nemen steeds meer zelf de verantwoordelijkheid. En de gemeente betrekt inwoners steeds vaker bij het ontwikkelen van plannen.

Deze visie geeft duidelijkheid over de verantwoordelijkheden van de gemeente en ook van anderen. Tegelijkertijd is de Omgevingsvisie geen statisch document. Zoals onze omgeving in beweging is, beweegt de Omgevingsvisie mee, maar altijd vanuit onze drie kernwaarden. Ik hoop vooral dat de visie inspireert om te komen met ideeën en uitnodigt om ambities op te pakken. Zo zorgen we samen dat we onze ‘doenerige’ dorpen en het ‘prachtlandschap’ houden en versterken, en dat het ‘goed toeven’ is in Goirle en Riel.

Liselotte Franssen-du Maine
wethouder

Goirle, december 2021

Leeswijzer

De pdf versie van de complete omgevingsvisie Goirle zoals vastgesteld door de gemeenteraad is te vinden in bijlage B 5 Vastgestelde omgevingsvisie Goirle d.d. 21 december 2021 .

De huidige versie is het 'ontwerp' van de omgevingsvisie. Deze is zoveel mogelijk gebaseerd op bestaand beleid en/of recente besprekingen met het bestuur en onze partners. De ontwerp-versie is bedoeld voor de terinzagelegging. In deze periode wordt aan een ieder ruimte geboden om zienswijzen in te dienen. Na eventuele wijzigingen naar aanleiding van deze zienswijzen wordt de omgevingsvisie ter besluitvorming aan de gemeenteraad aangeboden.

De omgevingsvisie van de gemeente Goirle bestaat uit de volgende onderdelen:

Hoofdstuk 1 - Inleiding beschrijft de aanleiding voor het opstellen van deze omgevingsvisie. De inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt kort toegelicht, waarna we het proces tot nu toe en de vervolgstappen beschrijven. Daarnaast beschrijven we kort de rolopvatting en sturingsfilosofie die we als gemeente in de toekomst voor ons zien en wat voor type omgevingsbeleid hiervoor benodigd is.

Hoofdstuk 2 - Goirle in 2020, op weg naar de toekomst beschrijft de Gôolse identiteit en kernkwaliteiten die centraal staan in deze omgevingsvisie. Hierin zijn de drie centrale waarden opgenomen die de gemeente typeren en de basis vormen voor de toekomstige ontwikkelrichting. Daarnaast hebben we aandacht voor de positie van de gemeente Goirle in de regio.

In Hoofdstuk 3 - Lagen van de omgevingsvisie zetten we de koers op hoofdlijnen uit. Hierbij gebruiken we de lagenbenadering. We benoemen allereerst de kernkwaliteiten die we willen borgen voor de toekomst, dit noemen we de ‘kwaliteitslaag’. Daarna gaan we in op de duurzame netwerken, zoals infrastructurele verbindingen, waar we bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk op aansluiten. Dit noemen we de ‘netwerklaag’. Daarna beschrijven we aan welke nieuwe ontwikkelingen en activiteiten we ruimte bieden. Dit noemen we de ‘gebruikslaag’. Tot slot reflecteren we op de randvoorwaarden voor een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving op het gebied van milieukwaliteiten. Dit doen we in de ‘milieulaag’.

Hoofdstuk 4 - Koers per deelgebied beschrijft de koers per deelgebied. Waarbij we ingaan op gebiedsspecifieke ambities, prioriteiten en milieukwaliteiten.

Hoofdstuk 5 - Operationalisering laat zien hoe we de omgevingsvisie toepassen. We benoemen hier de samenhang met andere omgevingswetinstrumenten en maken een koppeling met de uitvoering van de omgevingsvisie. We sluiten ieder hoofdstuk af met een conclusie en een aantal spelregels voor onze omgeving.

In Hoofdstuk 6 - Gôôlse spelregels bundelen we deze Gôôlse spelregels.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 0.1 Schematische weergave omgevingsvisie

Hoofdstuk 1 - Inleiding

1.1 Omgevingswet en omgevingsvisie

We bereiden ons voor op de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 juli 2022 in werking treedt. De Omgevingswet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. De wet regelt daarmee het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Met de Omgevingswet wordt het stelsel van ruimtelijke regels volledig herzien. Dit vraagt om een andere werk- en denkwijze van onze gemeente, maar ook van andere overheden, inwoners en bedrijven. Het is de bedoeling dat er straks minder en overzichtelijkere regels zijn en er meer ruimte is voor initiatieven en lokaal maatwerk. Integrale afweging van initiatieven en het geven van vertrouwen zijn sleutelbegrippen. Het doel en de meerwaarde van een initiatief in de fysieke leefomgeving moet centraal staan in plaats van de vraag: ‘mag het wel?’

De Omgevingswet bevat een aantal instrumenten waarmee overheden de doelen van de wet in de praktijk gaan brengen (zie ook afbeelding 1.1). Deze instrumenten worden de ‘kerninstrumenten’ genoemd. Eén van de (verplichte) instrumenten voor gemeenten, die voortvloeit uit de aankomende Omgevingswet, is de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie zetten we - samen met onze inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en partners - de integrale koers uit op weg naar de toekomst, gericht op een fysieke leefomgeving waarin mensen gelukkiger, gezonder en veiliger zijn.

We nemen de bestaande kwaliteiten van onze gemeente als vertrekpunt en houden daarbij rekening met uitdagingen die op ons afkomen in de aankomende decennia. Daarnaast bouwt de visie verder op eerder opgesteld beleid van de gemeente en andere overheden.

Vanuit dit vertrekpunt beschrijven en verbeelden we in de omgevingsvisie onze ambities, kaders en richtlijnen voor de fysieke leefomgeving van de gemeente. Zo bepalen we onze positie en nemen - waar dat nodig is - stelling over de inrichting van onze omgeving.

De omgevingsvisie vormt hiermee onze leidraad voor de inrichting van de fysieke leefomgeving voor de middel- (5-10 jaar) en lange termijn (>10 jaar). We beschrijven ook de benodigde initiatieven en inspanningen voor essentiële hoofdopgaven in de komende tien jaar. De omgevingsvisie biedt bovendien een ‘flexibel raamwerk’ (met ‘spelregels’) voor nieuwe ontwikkelingen met heldere uitgangspunten voor alle partijen; het is de toetssteen voor het gemeentelijk bestuur waarlangs plannen, projecten en initiatieven worden gelegd, maar ook een enthousiasmerende uitnodiging naar de samenleving. Kortom, een ‘integraal inspiratie- en afwegingskader’ en de opmaat voor de andere kerninstrumenten zoals het omgevingsplan.

Het is belangrijk om de omgevingsvisie te plaatsen in het geheel van de beleidscyclus. We zorgen voor een periodieke actualisering. Het ‘verhaal van Goirle’, uitgewerkt in de drie centrale waarden, blijft hierbij het uitgangspunt. De inhoud kan de komende jaren op onderdelen veranderen, maar het raamwerk van waarden, lagen en gebieden blijft op hoofdlijnen gelijk.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1.1 Doelen van de Omgevingswet Bron: Omgevingswetportaal.nl

1.2 Rol en sturingsfilosofie

De omgevingsvisie is geen blauwdruk, maar stippelt een integrale koers uit richting de toekomst. Als gemeente gaan we de ambities en doelstellingen uit deze omgevingsvisie samen met onze inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en partners verwezenlijken. In de omgevingsvisie formuleren we de kaders en richtlijnen en laten daarbinnen ruimte vrij voor initiatieven vanuit de samenleving. Op deze manier bewegen we naar een ‘netwerkende’ overheid (zie ook afbeelding 1.2). Dit is nodig omdat we bij de realisatie van onze doelen steeds meer afhankelijk zijn van bijvoorbeeld andere overheden, belangenorganisaties, inwoners en ondernemers. Daarom wordt de samenwerking met onze partners en inwoners steeds belangrijker. We betrekken onze inwoners dan ook zo vroeg mogelijk en nodigen hen uit om zichzelf te laten horen en met goede initiatieven en ideeën te komen. De omgevingsvisie biedt hierbij een wenkend perspectief waarmee we enthousiasmeren en uitnodigen om gezamenlijk deel te nemen aan de realisatie van de visie. Deze nieuwe rolopvatting vraagt van alle partijen (inclusief de samenleving) een cultuurverandering die betrekking heeft op de manier van werken, besturen, initiatieven indienen en participeren. Hieronder gaan we nader in op hoe wij als overheid in deze veranderende rol willen groeien.

Organisatievisie
Met de gemeentelijke organisatievisie spelen we in op de benodigde cultuurverandering. De gemeentelijke organisatievisie staat voor een dynamische organisatie die vanuit een sterke basis actief en flexibel inspeelt op haar omgeving en ontwikkelingen daarin; toegankelijk is voor inwoners en partners en die ook opzoekt om samen het goede te doen; het maatschappelijk belang dient, waarbij ze ook oog heeft voor individuele wensen van inwoners, bedrijven en organisaties. Kortom, een organisatie die ‘schakelt’. Om te ontwikkelen tot een dergelijke, dynamische organisatie zijn een aantal uitgangspunten opgesteld:

  • Luisteren: we betrekken inwoners actief en geven ruimte om mee te denken, te bepalen en/of te prioriteren. Zij hebben immers de kennis en ervaring. Hun inbreng wordt op waarde geschat, maar tegelijkertijd houden we als gemeente oog voor het maatschappelijk belang vanuit de basis van onze wettelijke taken.

  • Samenwerken: zowel intern tussen de verschillende beleidsvelden, als extern met inwoners, ondernemers en andere relevante partners zoeken we de samenwerking op. Zo gaan we integraal en effectief te werk en bepalen we samen de agenda. Dit zorgt voor vertrouwen! Het is hierbij belangrijk om te weten waar Goirle als gemeente voor staat. De drie centrale waarden uit deze visie dienen hiervoor als basis.

  • Professioneel: we zijn een professionele organisatie die zich blijft ontwikkelen. We leveren gedegen professioneel werk, waarin het onze rol is om te sturen op belangrijke thema’s en de gestelde koers te houden. De gemeente staat daarnaast open voor input van inwoners en ondernemers die zij laagdrempelig kunnen leveren. Hierbij wegen we af wat wel, dan wel niet wordt meegenomen en dit wordt goed beredeneerd naar buiten gebracht.

  • Bewegen: we blijven nieuwsgierig en staan open voor nieuwe ontwikkelingen en werkwijzen. Medewerkers kijken verder dan hun directe vakgebied en in het besef dat alles samenhangt. We bewegen mee met ontwikkelingen die lokaal en mondiaal spelen en passen beleid hierop aan. Hiermee groeien we naar een integrale werkwijze.

S turingsfilosofie
Onze visie op overheidssturing is van invloed op de vorm en de uitwerking van de omgevingsvisie. We hebben als overheid diverse rollen en sturingsfilosofieën tot onze beschikking. Deze meervoudigheid van overheidssturing is te vatten in vier benaderingen van sturing (zie afbeelding 1.2). In elk van de vier benaderingen gaat het om overheidssturing, in die zin dat de overheid doelen formuleert en die probeert te realiseren in interactie met de omgeving. De aanduidingen in de kwadranten geven accenten aan in de rolopvatting en geen scheidingen. Zo wil de ‘Netwerkende Overheid’ óók prestaties leveren en ook zorgvuldig en duidelijk de kaders stellen, net als de ‘Rechtmatige Overheid’.

Vanuit de reflectie op het kwadrantenmodel in afbeelding 1.2 concluderen we dat we in de afgelopen jaren al veel meer van buiten naar binnen zijn gaan werken. Echter, veel van ons huidig beleid is nog voornamelijk vanuit een ‘Rechtmatige’ sturingsfilosofie tot stand is gekomen. Dat wil zeggen dat de randvoorwaarden of regels waarop we sturen in eerste instantie vanuit de gemeente zijn bedacht en opgesteld. Op termijn willen we meer richting een ‘netwerkende’ rol groeien. Waarbij we dus zowel meer van ‘buiten naar binnen’ werken als meer kwalitatief op achterliggende doelen willen sturen.

De mate waarin we dit doen verschilt overigens wel per thema. In een aantal gevallen neemt de gemeente het voortouw vanuit het algemeen maatschappelijk belang en staat toch vooral de gemeente ‘aan de lat’. Maar waar mogelijk nodigt zij de samenleving of andere partners uit om aan de slag te gaan met het realiseren van de doelstellingen. Waar de grens tussen ‘ruimte bieden aan de samenleving’ en ‘regie pakken vanwege algemene maatschappelijke belangen’ precies ligt zal komende jaren middels het politieke debat verder geconcretiseerd worden, maar met deze omgevingsvisie zetten we een eerste stap.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1.2 Kwadrantenmodel sturingsfilosofie. Bron: gebaseerd op NSOB, Zie voor meer informatie: Sedimentatie in sturing (Van der Steen et. al., 2015)

1.3 Global Goals

Naast de manier van sturen is het net zo belangrijk om te bepalen waarop we sturen.

We hebben in de ‘Uitvoeringsagenda B&W 2018-2022’ een relatie gelegd tussen de ambities uit het Bestuursakkoord en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (Global Goals).

In de omgevingsvisie leggen we zoveel mogelijk relaties tussen de Global Goals en de ambities en beleidsuitspraken uit deze visie.

Dit vormt een inhoudelijk kader en uitgangspunt voor de omgevingsvisie en biedt handvatten voor de monitoring. Ook willen we hiermee initiatiefnemers uitdagen te beargumenteren hoe zij willen bijdragen aan (een deel van) de 'Global Goals'. In de omgevingsvisie duiden we middels de iconen aan welke global goals we met diverse beleidsuitspraken bijdragen. Zie voor een nadere toelichting op de diverse duurzame ontwikkelingsdoelen: https://www.sdgnederland.nl/sdgs/.

afbeelding binnen de regeling

Afbeedling 1.3 Sturen op Global Goals - Omgevingsvisie

1.4 Procesbeschrijving

In lijn met ‘geest van de Omgevingswet’ en onze organisatievisie is een uitgebreid proces doorlopen om te komen tot de omgevingsvisie die voor u ligt. Hierbij hebben we diverse partners, belangenverenigingen, ondernemers en inwoners betrokken (zie stappenplan in afbeelding 1.4). We zijn in het najaar van 2019 gestart met het verzamelen van de ‘bouwstenen’ en de ‘centrale waarden’ voor de omgevingsvisie (zie 2.2 Centrale waarden). Daarnaast hebben we de belangrijkste kwaliteiten en aandachtspunten voor de gemeente uiteengezet. Dit is gedaan op basis van een gebiedsanalyse, beleidsanalyse (van lokaal, regionaal, provinciaal en Rijksbeleid) en inventarisatie van maatschappelijke trends waarop de gemeente moet inspelen. Voor een integrale en breed gedragen visie is participatie en communicatie met inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en de politiek essentieel. Daarom is gedurende het traject tweemaal een ‘Week van de omgevingsvisie’ georganiseerd. Middels deze weken hebben inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere betrokkenen de mogelijkheid gekregen om reeds tijdens het opstellen van deze concept-visie mee te denken over de kwaliteiten en aandachtspunten in onze gemeente, alsmede over de gewenste koers voor Goirle op weg naar de toekomst.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1.4 Hoofdlijnen proces omgevingsvisie

De Eerste Week van de Omgevingsvisie heeft in het kader van het ophalen van de ‘bouwstenen’ voor de omgevingsvisie in januari 2020 plaatsgevonden. In de Eerste Week van de Omgevingsvisie hebben we vier participatiesessies georganiseerd; met onze inwoners, onze ondernemers, onze maatschappelijke organisaties en (regionale) ketenpartners en onze jeugd gemeenteraad (zie ook afbeelding 1.4). Tijdens deze sessies hebben we hen geïnformeerd over de omgevingsvisie en de centrale waarden toegelicht. Hierbij zijn ook de resultaten van het inwonerspanel en de gebiedsschets van de GGD gepresenteerd. In het interactieve deel stond het ophalen van kansen en zorgen centraal. Deze input hebben we gebruikt om de ‘bouwstenen’ te toetsen en met name op te halen waarover consensus bestaat en over welke ‘hete hangijzers’ we in de omgevingsvisie nog nadere keuzes moeten maken.

Op basis van de ‘bouwstenen’ hebben we vervolgens de koers op hoofdlijnen voor de gemeente Goirle uitgewerkt. Op basis van gesprekken met onze (regionale) ketenpartners en buurgemeenten over de ‘hete hangijzers’ is de prioritering van thema’s verder aangescherpt. Hierna heeft een bestuurlijke sessie met het college en de gemeenteraad plaatsgevonden over hun veranderende rol binnen de Omgevingswet en de gevolgen die dit heeft voor de ambitiebepaling in de omgevingsvisie. Hierna is een eerste concept-versie van de omgevingsvisie opgesteld. De hoofdlijnen van deze concept-visie zijn tijdens de Tweede Week van de Omgevingsvisie in december 2020 en januari 2021 zowel bestuurlijk als met onze inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en (regionale) ketenpartners besproken. In vervolg hierop heeft LTO haar belangrijkste punten voor de omgevingsvisie gedeeld. Naar aanleiding hiervan kiezen we ervoor om de nadere uitwerking van de visie via een gezamenlijke aanpak verder vorm te geven.

Deze tweede week was vanwege de corona-maatregelen digitaal. In de digitale sessies is de concept- omgevingsvisie toegelicht en was er ruimte voor het stellen van vragen en delen van suggesties (zie bijvoorbeeld de Talkshow op Youtube). Op basis hiervan is de volgende concept-versie uitgewerkt die met het college is besproken. Op basis van deze bespreking is de visie nogmaals aangescherpt voordat de concept-versie met de gemeenteraad gedeeld is. Op basis van deze versie heeft de gemeenteraad diverse moties aangedragen. De wijze waarop deze moties verwerkt zijn is nader toegelicht in B 3 Moties concept-omgevingsvisie.

Naar aanleiding van de bespreking van de concept-versie in de gemeenteraad was de verkleuring van Veertels een onderwerp van gesprek. Omdat er hierbij een aantal tegengestelde wensen naar voren kwam is in juli 2021 een extra (fysiek) gebiedsgesprek met ondernemers van het bedrijventerrein Veertels georganiseerd. De inzichten die hierbij zijn opgehaald zijn verwerkt in deze versie van de omgevingsvisie. In deze laatste fase is intern ook nog de samenhang met bestaande of in ontwikkeling zijnde programma's gecontroleerd.

Kortom, we hebben zoveel mogelijk mensen betrokken en op basis van hun input - en de bestuurlijke reflectie daarop - hebben we de omgevingsvisie stap voor stap aangescherpt en verbeterd.

Als laatste stap voor de besluitvorming ligt de ontwerp-omgevingsvisie ter inzage. Gedurende deze periode is er een informatiebijeenkomst en heeft een ieder de gelegenheid om een zienswijze in te dienen.

Uitdagingsrecht
De Omgevingswet beoogt dat inwoners betrokken zijn bij hun directe woon-, werk- en leefomgeving. Hiervoor is het belangrijk dat inwoners ook echt vraagstukken in hun wijk of buurt zelf kunnen oppakken en de mogelijkheid hebben om zaken te veranderen als ze dat willen. Denk dan aan het beheer van sportvelden, het onderhoud van het park en het aardgasvrij maken van buurten.

In het kader van het uitdagingsrecht (Right to Challenge) kunnen inwoners bij de gemeente een verzoek indienen om de uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij kunnen onderbouwen dat zij de taak slimmer, beter en/of goedkoper kunnen uitvoeren. Zij dagen dan de gemeente uit om hun ideeën een kans te geven in de praktijk. Een belangrijke voorwaarde bij een Right to Challenge is dat een initiatief lokaal geworteld is en dat het initiatief een algemeen/ maatschappelijk belang dient.

Als gemeente Goirle willen we ons inzetten om de mogelijkheden van het uitdagingsrecht binnen onze gemeente vorm te geven en de inwoners/lokale verenigingen van Goirle en Riel de mogelijkheid te bieden om hier gebruik van te maken. De regelgeving over de wijze waarop ‘initiatieven voor de uitvoering van collectieve voorzieningen in de directe omgeving’ ingediend kunnen worden gaan we als gemeente nader uitwerken. Het is aan de gemeenteraad om te bepalen welke taken kunnen worden overgenomen, welke inhoudelijke en procedurele criteria gelden voor toekenning of afwijzing van initiatieven en onder welke voorwaarden gemeentelijke taken aan de samenleving kan worden overgedragen.

1.5 Reflectie - Wat betekent dit?

Reflectie op proces en sturingsfilosofie
De implementatie van de omgevingswet is omvangrijk. De omgevingsvisie is een belangrijke eerste stap in de beleidscyslus, maar we realiseren ons dat dit slechts een van de instrumenten. Het betrekken van inwoners en andere partners houdt met de vaststelling van de omgevingsvisie niet op. Met het concretiseren van deze visie in andere instrumenten, zoals programma’s en het omgevingsplan, blijft dit belangrijk. Het politieke debat over waar de grens ligt tussen 'ruimte bieden' en 'kaders stellen vanwege maatschappelijk belang' zal bij de doorvertaling in andere instrumenten belangrijk blijven. Met een meer ‘responsieve’ of ‘netwerkende’ sturing verandert niet alleen de rol van de gemeente, maar ook de verantwoordelijkheid van initiatiefnemers. Initiatiefnemers zullen namelijk ook beter moeten onderbouwen hoe inwoners en partners betrokken zijn geweest bij de planvorming. We verwachten van initiatiefnemers dat zij rapporteren wat er met de inbreng van participanten is gedaan. Dit zal ook nader worden uitgewerkt in het gemeentelijke participatiebeleid. Daarnaast zien we de ‘Global Goals’ als een bruikbaar instrument voor de ontwikkeling en toetsing van beleid en initiatieven. Daarom gebruiken we de 'Global Goals' voor onze monitoringsopzet en dagen we initiatiefnemers uit om toe te lichten hoe, en aan welke, 'Global Goals' zij met hun initiatief willen bijdragen.

Conclusie
Dit alles leidt tot de volgende spelregels:

Spelregel 1: “We betrekken belanghebbenden vroegtijdig bij beleidsontwikkeling en initiatieven”

Spelregel 2: “Initiatiefnemers verantwoorden op welke wijze belanghebbenden zijn betrokken”

Spelregel 3: “We pakken regie waar het (i.h.k.v. maatschappelijk belang) moet en laten los waar het (i.h.k.v. individuele wensen) kan”

Spelregel 4: “We hanteren de Global Goals als kader voor het ontwikkelen en toetsen van beleid"

Hoofdstuk 2 - Goirle in 2020, op weg naar de toekomst

Inleiding

We beginnen het inhoudelijke deel van de omgevingsvisie met de krachten en aandachtspunten (zie ook figuur 2.1). Aan de hand van de volgende punten vatten we de belangrijkste krachten en aandachtspunten samen:

  • Economische omgeving

  • Landschappelijke omgeving

  • Historische omgeving

  • Lokale culturele omgeving

We bekijken wat op de gemeente afkomt, waar er kansen en uitdagingen liggen en vanuit welke krachten we de omgevingsvisie opbouwen. De centrale waarden komen hier vervolgens uit voort. We koppelen hieraan een analyse van de ruimtelijke structuur en staan stil bij welke positie we als gemeenteI Nin Lhet regionaal speelveld willen innemen.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2.1 Schematische trechtering naar drie centrale waarden

2.1 Krachten en aandachtspunten

Economische omgeving

Midden in de economische hotspot
Goirle ligt midden in een economische hotspot. Goirle ligt midden in het Hart van Brabant, centraal tussen sterk verstedelijkte en economisch sterke gebieden als de Randstad, het Ruhrgebied en de Vlaamse Ruit (zie afbeelding 2.3). Mede vanwege deze goede ligging is de werkgelegenheid in het hart van Brabant de afgelopen decennia (bovengemiddeld) sterk gegroeid (zie afbeelding 2.2). Binnen een uur rijden zijn Antwerpen, Rotterdam, Utrecht, Arnhem-Nijmegen en Duitsland te bereiken. Echter, de belangrijkste woon-werkrelaties van de Gôolse gemeenschap zijn met de omliggende Brabantse gemeenten en steden die allen binnen een half uur te bereiken zijn (zie afbeelding 2.4). De hoeveelheid en groei van werkgelegenheid en economische output zijn een belangrijke kracht van Goirle en de regio Hart van Brabant. Dit brengt echter ook een aantal aandachtspunten met zich mee. In deze 'economische omgeving' gaat dat met name om de hoeveelheid en wijze van de verplaatsingen van goederen en mensen. De toename van het aantal (xxl) distributiecentra en vraag naar werknemers zorgt ook voor drukte op de snelwegen. Hiermee gaat ook een grotere hoeveelheid uitstoot van schadelijke gassen gepaard. Daarnaast brengt het een directe (bouwwerken en infrastructuur) en indirecte (huisvesting werknemers en toeleveranciers) ruimtevraag met zich mee (zie afbeelding 2.5 en 2.6).

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.2 Ontwikkeling werkgelegenheid. Ontwikkeling % per jaar in periode.1995-2012 Bron: Louter en Tordoir, 2013

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.3 Internationale context. Ligging van Noord-Brabant te midden van internationale stedelijke netwerken. Bron: PVVP, 2006

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.4 Regionale verplaatsingen. Uit de Brabantse Omgevingsvisie: Beeld van bewegingen van Brabantse mensen in de netwerksamenleving . Bron: Tordoir, 2017

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.5 Concentraties uitstoot NOx. Uitstoot bij grotere steden en hoofdinfrastructuur Bron: Atlas voor de leefomgeving, 2019

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.6 Ontwikkeling logistiek en congestie. De toename van logistieke complexen op de Rotterdam-Ruhr as en de mate van congestie. Bron: Uit landscape of trades, Nefs, 2019

Landschappelijke omgeving

Waardevol voor mens en natuur
In tegenstelling tot de Randstad zijn in Brabant (nog) relatief veel goed gewaardeerde groene gebieden (zie afbeelding 2.8). De Brabantse mozaïek van economische activiteiten, steden, dorpen, groene gebieden en water, is een onderscheidende kwaliteit van de regio (zie afbeelding 2.7). In deze omgeving vervult de gemeente Goirle een belangrijke rol op het gebied van natuur en landschap. Dit is een belangrijke kracht van de gemeente. De natuurgebieden bieden leefruimte voor diverse bedreigde plant- en diersoorten en de nabijheid en kwaliteit van de groene omgeving is een belangrijke factor waarom de gemeente goed scoort op de lijst van fijnste woongemeenten (zie afbeelding 2.10). Het landschap wordt ook meer en meer gezien als een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor mensen en bedrijven. Daarnaast heeft het ook diverse andere voordelen. Zo heeft het een positief effect op de gezondheid van onze inwoners, vormt het onderdeel van onze culturele identiteit en wordt het ook financieel gewaardeerd in de huizenprijzen (zie afbeelding 2.9). Het landschap en de biodiversiteit staan echter ook onder druk (zie afbeelding 2.8). Denk daarbij aan klimaatverandering, duurzame energie, intensieve landbouw, bedrijventerreinen en woningbouw. Het combineren van deze opgaven en (nieuwe) functies met een verbetering van de kwaliteit van de waardevolle groene omgeving is een belangrijk aandachtspunt.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.7 Mozaïek van Brabant. De kaart laat de mozaïek van natuur, landbouw, steden water en infrastructuur zien. Bron: IABR, 2014

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.8 Waardering van het landschap. Op basis van een landelijke enquête is de waardering van het landelijk gebied in kaart gebracht. Met name in verstedelijkte gebieden staat de waardering van het landschap onder druk. Bron: Wageningen Environmental Research, 2019

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.9 Landschap als vestigingsvoorwaarde (economische) meerwaarde van het landschap en natuur. Bron: Spot On, 2017

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.10 Beste woongemeenten. In het jaarlijkse onderzoek van Elsevier Weekblad en Bureau Louter wordengemeenten op basis van diverse indicatoren gerangschikt op woonkwaliteit. Bron: Louter, 2019

Historische omgeving

Historie van landschap en industrie
Goirle en Riel hebben een rijke historie in de linnen- en leerindustrie. Wat begon met ‘ballenfrutten’ (zie afbeelding 2.11 en 2.12), groeide met de industriële revolutie uit tot een wereldwijd opererende textielindustrie. Al is de industrie vandaag de dag niet langer zo groot als voorheen, nog steeds is het een belangrijk onderdeel van de Gôolse gemeenschap. De lokale en sociale betrokkenheid van de industriëlen was oorspronkelijk geïnspireerd door het katholiek- socialisme van paus Leo XIII (zie afbeelding 2.13-2.15). Deze ruimte voor, en lokaal betrokken vorm van, ondernemerschap is een belangrijke kracht van de gemeente die tot op de dag van vandaag onderdeel uitmaakt van Gôolse gemeenschap.


Deze groei is tevens terug te zien in het landschap en de ontwikkeling van de gemeente (zie paragraaf 2.3). Van lintdorp te midden van heidegebied, groeide het dorp met de ontwikkeling van de industrie langs de beekdalen. Grote delen van het heidegebied werd ontgonnen voor landbouw en bosbouw. De beboste gebieden zijn grotendeels behouden gebleven. Desalniettemin, groeide de kern van Goirle vanaf de jaren ‘70 sterk. Met de realisatie van de A58, de VINEX wijken en bedrijventerreinen is het bebouwd oppervlak de afgelopen decennia nog verder toegenomen. De balans tussen ruimte voor nieuwe woningen en ondernemingen enerzijds en duurzaam gebruik van de ruimte anderzijds is een aandachtspunt.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.11 en 2.12 Beeldje van de (Gôolse) ‘ballenfrutter’ en het schilderij van de (Hollandse) ‘balspelers’ van Jan Miense Molenaer uit 1631. Bronnen: Heemkundige kring “De Vyer Heertganghen” Goirle en Frans Hals Museum

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.13-2.15 De grotere textielfabrieken en een afbeelding van de Nederlandse vertaling van ‘Rerum Novarum’, de inspiratie voor het katholiek-socialisme van de Gôolse industriëlen. Bronnen: Brabantse Historische kring, HaveP en Centrum voor de sociale leer van de kerk.

Lokale culturele omgeving

Het (samen)leven is goed in het Brabantse land
De voorgaande krachten: de ligging in een economische topregio, tussen waardevolle natuur en landschappen en de cultuurhistorische verbondenheid maakt dat de kwaliteit van leven in de gemeente bovengemiddeld hoog is (zie afbeelding 2.16). Naast een inkomen en een groene omgeving is er één factor die bovenal bijdraagt aan het geluk en welbevinden van mensen. Dat zijn de sociale contacten. Het ondernemende aspect van de gemeente Goirle beperkt zich namelijk niet enkel tot het economische. Juist op cultureel en maatschappelijk vlak is de ondernemende aard van de Gôolse en Rielse gemeenschap een groot goed. Het culturele- en verenigingsleven zorgt voor inclusiviteit, het betrekt de diverse groepen bij diverse activiteiten (zie ook afbeeldingen 2.17-2.22). Goirle is ook een sportgemeente, voor zowel top- als breedtesport. De diverse sportvoorzieningen, -evenementen en -verenigingen dragen bij aan de hoge kwaliteit van leven.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.16 Uitsnede van de (positieve) Gezondheidsmonitor van de GGD, waarin de kwaliteit van leven in Goirle er positief uitspringt ten opzichte van Hart van Brabant. Bron: GGD

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2.17-2.22 Sfeerbeelden van diverse lokale sociale Gôolse activiteiten, georganiseerd voor en door de gemeenschap.

2.2 Centrale waarden

De centrale waarden vormen het overkoepelende kader voor de omgevingsvisie. De krachten en aandachtspunten, die hiervoor zijn beschreven, zijn vertaald in de volgende drie centrale waarden (zie ook samenvattende poster):
- ‘Doenerig dorp’
- ‘Prachtlandschap van de Toekomst’
- ‘Goed toeven’

‘Doenerig dorp’
Met deze waarde bedoelen we het ondernemende karakter van de Gôolse gemeenschap. Zowel op economisch als sociaal- cultureel vlak. We zetten deze waarde centraal om ruimte te bieden aan initiatieven uit de samenleving, met ondersteuning vanuit de gemeente. Zij het dat deze wel passend moeten zijn bij het dorpse karakter. Daarnaast bedoelen we hiermee de sociale samenhang onder de inwoners en de vele vrijwilligers die zich actief inzetten voor de gemeenschap. En tot slot gaat het om de toekomstbestendigheid van onze samenleving. We zijn een (innovatieve) samenleving die meegaat met haar tijd en inspeelt op (maatschappelijke) trends die op ons afkomen. Het is hierbij van belang dat de ruimte voor initiatieven altijd wordt afgewogen ten opzichte van de andere twee centrale waarden. Dat wil zeggen, het moet bijdragen aan de kwaliteit van het landschap (of op zijn minst met respect voor het landschap en het groen) en het moet niet ten koste gaan van de leefkwaliteit in de gemeente.


‘Prachtlandschap van de Toekomst’
Met deze waarde bedoelen we de centrale plaats die het groen en natuur in de cultuur van Goirle inneemt. Het landschap van beekdalen, bossen en heide, waardevolle agrarische landschappen en natuurgebieden van internationaal belang (Natura-2000) koesteren we. Er komen echter wel diverse veranderingen op het landschap af. Denk hierbij aan de noodzaak tot klimaatadaptieve inrichting van het landschap, de energietransitie die landschappelijk moet worden ingepast, toenemende druk van recreatie en tot slot de transitie in de landbouw die ook een ruimtelijke weerslag kent. Bij het inpassen van deze toekomstige veranderingen houden we de kwaliteit van het landschap, als centrale waarde in het verhaal van Goirle, in het oog. Deze waarde houdt bovendien nauw verband met de andere twee centrale waarden, doordat het landschap van de toekomst ruimte biedt voor initiatieven en bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving.

‘Goed toeven’
Met deze waarde bedoelen we de hoge kwaliteit van leven in de gemeente Goirle. Dat draait enerzijds om een gezonde en veilige woonomgeving met voldoende voorzieningen, die goed toegankelijk zijn. Anderzijds draait het om de sociale samenhang onder inwoners, de (ruimte voor) sociale contacten. Op deze manier zorgen we voor een leefomgeving en samenleving waarin iedereen kan en mag meedoen en een leefomgeving die bijdraagt aan de gezondheid. Deze fijne woonomgeving heeft nadrukkelijk ook een relatie met de andere twee centrale waarden. In die zin dat zonder (ruimte voor) het culturele leven, economische activiteiten of de groene omgeving de kwaliteit van het wonen en leven in de gemeente Goirle onder druk komt te staan. Oftewel dat het minder ‘goed toeven’ wordt.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2.23 Verbeelding gebundelde resultaten van vliegende startsessies rondom centrale waarden

2.3 Ruimtelijke structuur

Historische kaarten
De historische ontwikkeling is nog altijd goed in het landschap terug te zien. Goirle en Riel zijn op de randen van de beekdalen gesticht en gestaag met de industrialisering meegegroeid. Het buitengebied was tot minder dan honderd jaar geleden nog overwegend heidegebied. Sindsdien is de heide ontgonnen voor land- en bosbouw. Deze oprukkende beweging van land- en bosbouw is goed op de kaarten tussen 1925 en 1940 terug te zien. Veel van deze bebossing vormt nog steeds een belangrijk landschappelijk kader.

afbeelding binnen de regeling

(Afbeelding 2.24-2.26 Bron: Topo -Tijdreis)

Historische kaarten
Tot de jaren ‘50 bleven Goirle en Riel relatief klein, maar veel van de landschappelijke karakteristieken en (cultuurhistorische) verbindingen van die tijd zijn zien we nog terug. Na de jaren ‘70, met name in de VINEX periode, is Goirle sterk gegroeid in inwoneraantal. Na de aanleg van de A58 en later de omlegging van de provinciale weg zijn de afgelopen twee decennia ook vele vierkante meters bedrijventerrein bijgekomen. In de huidige situatie zien we waar de centrale waarden ruimtelijk tot uiting komen: Het watersysteem, de cultuurhistorische elementen en de landschappelijke typologieën die ervoor zorgen dat het ‘goed toeven’ is en we over een ‘prachtlandschap’ beschikken. Daarnaast de dorpse gebouwde omgeving, waar we fijn wonen en werken in ons centrum, de wijken en bedrijventerreinen. Oftewel waar het ook ‘goed toeven’ is en voldoende ruimte is voor de ‘doenerige’ kant. Hoe de kaarten er over enkele decennia uitzien zal mede door de keuzes in deze omgevingsvisie bepaald worden.

afbeelding binnen de regeling

(Afbeelding 2.27-2.29 Bron: Topo-Tijdreis)

2.4 Regionale Positionering

Rijk - NOVI
Het Rijk stelt in de Nationale omgevingsvisie (NOVI) dat Nederland in de toekomst een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving moet bieden en economisch moet kunnen floreren. Daarbij wordt erkend dat de druk op de ruimte voortdurend om een afweging van verschillende belangen vraagt. De opgaven waar we voor staan komen samen in vier prioriteiten die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:

  • a.

    Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie

  • b.

    De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden

  • c.

    Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken

  • d.

    Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen

Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema’s die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit. Hierbij worden drie inrichtingsprincipes gehanteerd die helpen om in een specifieke casus of gebied bij botsende belangen een zorgvuldige afweging te maken. Die inrichtingsprincipes zijn:

  • Slimme combinaties maken waar dat mogelijk is

  • De kenmerken van het gebied centraal stellen

  • Niet uitstellen of doorschuiven

De NOVI is opgesteld in het kader van de Omgevingswet. Inter-bestuurlijke samenwerking is hierbij een belangrijk speerpunt. Voor de realisatie van de NOVI zet het rijk dan ook in op de regionale schaal.

Omgevingsagenda’s
De nationale, provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies sluiten idealiter goed op elkaar aan. Deze aansluiting gebeurt onder ander in omgevingsagenda’s. Op die manier moet wat het Rijk en de andere overheden doen in de fysieke leefomgeving op elkaar aansluiten en elkaar versterken. De omgevingsagenda Hart van Brabant en de verstedelijkingsstrategie Breda-Tilburg vormen hierbij voor Goirle belangrijke (sub)regionale schakels. In de Regionale Omgevingsagenda (ROA) leggen de gemeenten, provincie en waterschappen in Hart van Brabant de gezamenlijke ambities en hoofdopgaven binnen het fysieke domein vast en wordt bepaalt op welk schaalniveau deze ambities en hoofdopgaven worden uitgewerkt. De opgaven in de fysieke leefomgeving zijn namelijk complex: er moet veel gebeuren en er is weinig ruimte. Daarom moeten we slim combineren en slim samenwerken. De omgevingsagenda is daarvoor de leidraad. De ROA vormt de inbreng vanuit de regio voor de landsdelige en nationale omgevingsagenda.

Provincie - POVI
De provincie Noord-Brabant is een kennis- en innovatieregio, waarmee ze een belangrijk onderdeel vormt in het grootstedelijk netwerk van Nederland. In de provinciale omgevingsvisie (POVI) stelt de provincie het volgende wensbeeld voor de toekomst voor Midden-Brabant: ‘’Het landschap in Midden-Brabant kent hoge cultuurhistorische waarden, waar bewoners graag recreëren. Karakteristieke Brabantse beken stromen door dorpen en steden, door kleinschalige landbouwgebieden en landgoederen. De natuur is rijker geworden, dankzij kronkelende beken die de ruimte hebben gekregen. Historische kastelen, boerderijen, kloosters en kerken hebben een nieuwe recreatieve of woon/ werkfunctie. Aan de randen van de steden zijn goede overstapfaciliteiten, zodat mensen vanuit de dorpen de stad gemakkelijk en snel kunnen bereiken. Daarnaast worden innovatieve, duurzame vervoersmiddelen ingezet om regionale congestie te voorkomen.’’ Hierin heeft de provincie één basisopgave en dat is ‘werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit’ en daarnaast zijn er vier hoofdopgaven:

  • a.

    Werken aan de Brabantse energietransitie

  • b.

    Werken aan een klimaatbestendig Brabant

  • c.

    Werken aan de slimme netwerkstad

  • d.

    Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Hiervoor wil de provincie inzetten op meerwaarde-creatie, zodat de omgevingskwaliteit wordt verbeterd, de inclusiviteit van de samenleving wordt bevorderd en een gezonde leefomgeving wordt gecreëerd. Daarnaast zet de provincie in op technische en sociale innovatie, waarbij de provincie als een ‘living lab’ wordt gezien waar duurzame innovaties een economische meerwaarde leveren en oplossingen bieden voor maatschappelijke vraagstukken. Tot slot zet de provincie in op kwaliteit boven kwantiteit, oftewel een duurzame economie en brede welvaart voor alle Brabanders.

Hart van Brabant
Goirle ligt midden in het Hart van Brabant, centraal tussen de internationale ruimtelijk-economische agglomeraties van de Randstad, het Ruhrgebied en de Vlaamse Ruit. Het DNA van de regio laat zien dat kennisinstellingen, de maakindustrie, kleine dorpskernen, solidariteit en een fijn woonklimaat bij elkaar passen. Momenteel wordt er gewerkt aan een regionale Omgevingsagenda Hart van Brabant, wat mede input zal vormen voor de Rijks-regio omgevingsagenda. Regionaal worden daarvoor ruimtelijke strategieën voor duurzame verstedelijking verkend. De regio Breda-Tilburg, waartoe Goirle behoort, heeft veel kansen voor verstedelijking. De komende tijd wordt gewerkt aan een gezamenlijk verstedelijkingsakkoord met de provincie Noord-Brabant en het Rijk, waarin de nationale woningbouwopgave een belangrijke aanjager is. Niet alleen de grote steden, maar ook de kleinere steden en dorpen dragen bij. Verstedelijking is namelijk meer dan alleen bouwen. Het gaat over het realiseren van compacte, aantrekkelijke en goed bereikbare woonomgevingen, die juist zorgen dát het omringende landschap open en groen blijft. Het samenwerkingsverband HvB koppelt haar omgevingsagenda aan haar Strategische Meerjarenagenda 2019-2023. Hierin is voor de drie hoofdthema’s de volgende visie opgenomen:

  • Mens en Samenleving

  • Leefomgeving en Milieu

  • (slimme) Economie

De bovenstaande visie van Regio Hart van Brabant, uitgewerkt in de Strategische Meerjaren Agenda, wordt verder vormgegeven in verschillende sectorale beleidsplannen, waaronder: Regionale Energie en Klimaat Strategie, Perspectief op Wonen en Woningbouw, Regionaal Natuurbod 2019, Regionale afsprakenkader bedrijventerreinen 2019. Kortom, er speelt veel op regionaal niveau. We sluiten hier met de omgevingsvisie op aan en vertalen het naar het lokale schaalniveau. Ook andersom, werkt de omgevingsvisie richtinggevend voor de positionering van Goirle ten opzichte van deze trajecten. De positionering ten opzichte van deze trajecten is dan ook net zo belangrijk.

Positie van Goirle in de regio
Zoals bij de krachten en centrale waarden beschreven, Goirle kenmerkt zich in de regio voornamelijk als een aantrekkelijke dorpse woongemeente met waardevolle natuur en landschappen. Het feit dat Tilburg en haar stedelijke voorzieningen binnen handbereik liggen terwijl Goirle en Riel toch beiden een echt dorps karakter kennen, maakt de positie van de gemeente bijzonder. Daarnaast zijn de (cultuurhistorische) landschappen en natuurgebieden van waarde als groen, recreatief uitloopgebied in het regionale stedelijke netwerk. De hoeveelheid en groei van werkgelegenheid en economische bedrijvigheid zijn een belangrijke kracht van de regio Hart van Brabant. Door zich op de moderne, kennisgerichte maakindustrie en logistiek (‘’makes en moves’’) verder te profileren, wil de regio inzetten op de functie als ‘schakel’ in het stedelijk netwerk van Nederland. Dit betekent ook dat er een verstedelijkingsopgave ligt om de bijbehorende ruimteclaims, zowel voor woningbouw, energie en bedrijvigheid, op te vangen. Ook de gemeente Goirle komt dan in beeld. De profilering van, en binnen, de regio biedt kansen voor Goirle om middels deze regionale opgaven de cultuurhistorische landschappelijke structuren te versterken en het landschap in te zetten voor natuur, klimaatadaptatie en recreatie. Ook de bovengemiddelde kwaliteit van leven in onze gemeente, en in het bijzonder voor ouderen, biedt een onderscheidende kwaliteit. Onze omgeving is al gezond en we zijn een sociale en zorgzame gemeente, dit is een onderscheidende kwaliteit waar we ook op willen voortbouwen. In de context van decentraliseringen in de zorg en toenemende vergrijzing liggen hier grote (regionale) opgaven en dus kansen. Voor deze sociale, gezondheid en zorggerelateerde opgaven gaan wij ook een regionale rol vervullen, in economische, sociale en ruimtelijke zin.


Positionering:
We kiezen ervoor om met name op het gebied van woningbouw, energie, klimaatadaptatie, natuur en recreatie aan regionale opgaven bij te dragen. Daarbij richten we ons op sociale, gezondheid en/of zorggerelateerde regionale opgaven. Voor het faciliteren van de regionale vraag naar additionele grootschalige nieuwe bedrijventerreinen zien we vooralsnog geen ruimte binnen de gemeente.

2.5 Wat betekent dit dan?

Reflectie op krachten en aandachtspunten, centrale waarden, ruimtelijke structuur en regionale positionering
Met de omgevingsvisie bepalen we richting. We bepalen wat we waardevol vinden en waar we ruimte aan bieden. Op basis van de krachten en aandachtspunten leggen we met de centrale waarden - op een hoog abstractieniveau - vast wat we waardevol vinden. Deze waarden willen we voor de toekomst behouden en waar mogelijk versterken. Middels een toelichting op de wijze waarop Goirle gegroeid is, wordt duidelijk waar de centrale waarden in de huidige ruimtelijke structuur tot uiting komen. We toetsen bij nieuwe ontwikkelingen en initiatieven in welke mate deze bijdragen aan de centrale waarden. Deze waarden zijn ook kaderstellend voor de mate waarin we (boven)regionale opgaven willen inpassen. We kiezen hierbij positie. We leveren een regionale bijdrage op het gebied van woningbouwbehoefte op korte en lange termijn en vervullen een belangrijke regionale rol op het gebied van extensieve recreatie, natuurbehoud, klimaatadaptatie en energie. We specialiseren ons ook verder op het gebied van sociale en zorggerelateerde ontwikkelingen, zowel op economisch als ruimtelijk vlak.

Conclusie
Dit alles leidt tot de volgende spelregels:

Spelregel 5: “We toetsen in welke mate nieuwe ontwikkelingen aan onze centrale waarden bijdragen”

Spelregel 6: “De volgende regionale opgaven hebben een streepje voor: woningbouw, natuur, recreatie, klimaatadaptatie en energietransitie”

Spelregel 7: “We richten ons op sociale en zorggerelateerde regionale opgaven”

Hoofdstuk 3 - Lagen van de omgevingsvisie

Inleiding

De lagen van de omgevingsvisie Met de omgevingsvisie leggen we enerzijds vast welke kwaliteiten we willen behouden en anderzijds aan welke ontwikkelingen we ruimte willen bieden. Om inzichtelijk te maken welke keuzes we daarbij maken bouwen we de omgevingsvisie op in een aantal ‘lagen’.

In de onderliggende ‘Kwaliteitslaag’ plaatsen we de waardevolle elementen die we voor de toekomst willen borgen, de zaken waar we niet aan willen tornen. Denk daarbij aan de bodem- en waterkwaliteit en landschappelijke, cultuurhistorische of ecologische kwaliteiten.

In de duurzame ‘Netwerklaag’ plaatsen we de infrastructurele verbindingen die gebruikt kunnen worden voor praktische afwegingen. Denk daarbij aan hoe goed een gebied bereikbaar is of hoeveel capaciteit er nog op het energienet is.

In de gewenste ‘Gebruikslaag’ beschrijven we welke ruimtelijke ontwikkelingen en activiteiten we in de toekomst de ruimte bieden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan plekken voor woningbouw, waterberging en duurzame energie.

In de kaderstellende ‘Milieulaag’ bepalen we de grenzen voor de kwaliteit van onze leefomgeving. Oftewel de harde normen, bijvoorbeeld op het gebied van milieu, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Denk daarbij aan doelstellingen op het gebied van luchtkwaliteit, geluidshinder of waterkwaliteit.

Het is belangrijk om hierbij te benadrukken dat we ook doelen en ambities opnemen die deels buiten de directe beïnvloedingssfeer van de gemeente liggen. We beschrijven daarom per laag welke rol wij voor ons als gemeente zien.

Per thema nemen we op aan welke duurzame ontwikkelingsdoelen we bijdragen.

afbeelding binnen de regeling

3.1 Kwaliteitslaag

Introductie

De afwisseling in de natuurlijke ondergrond, bestaande uit reliëf, samenstelling van de bodem en het bijzondere watersysteem, geeft het landschap haar diverse en kenmerkende identiteit. De natuurlijke ondergrond van het landschap heeft door de jaren heen het gebruik ervan bepaald. Andersom hebben de inwoners ook het landschap gevormd. Hieruit zijn cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten ontstaan. We zien dit als de onderliggende Kwaliteitslaag van de omgevingsvisie. De laag die de minimale kwalitatieve kaders bepaalt om het landschap duurzaam en robuust in te richten. Dit is van belang om het veranderende landschap (onder andere door klimaatverandering) en uitdagingen in gebruik (waaronder de landbouwtransitie, energietransitie, woningbouw en toename van recreatie) goed te kunnen inpassen. Het waarborgen van de kenmerkende (cultuurhistorische) kwaliteiten van het Gôolse landschap voor de toekomst is hierin een belangrijk aspect.

3.1.1 Bodem en Watersysteem

Visie: We streven naar goed functionerende ecosystemen met goede bodem- en watercondities. We dragen bij aan de natuurwaarden (biodiversiteit) en waterveiligheid (kwaliteit en kwantiteit). Om dit te realiseren verbeteren we de sponswerking van de bodem, dat wil zeggen dat de bodem het water vasthoudt (water infiltreren en via bodempassage zuiveren). Dit zorgt voor een verbetering van de waterkwaliteit en ook voor meer biodiversiteit. Zo kunnen we een robuust landschappelijk systeem creëren.

Doelen:

  • Sponswerking bodem verbeteren. We dragen zorg voor een gezonde bodem die water vasthoudt. Hiervoor treffen we maatregelen die de sponswerking van de bodem verbeteren.

  • Versterken en behouden beekdalsysteem. We beschermen de huidige beekdalgebieden. In regionaal verband zetten we bovenstrooms in op vernauwing van de bronnen, waardoor biodiverse bronmoerassen ontstaan. De oorspronkelijke vennen op de hoge zandgronden kunnen weer watervoerend worden en het diepere grondwater (voor de drinkwaterwinning) wordt op natuurlijke wijze aangevuld.

  • Werken aan de bodemkwaliteit.Dit doen we in samenspraak met onze partners te werken aan:

    • Vermindering van stikstof uitstoot

    • Meer humus in de bodem door middel van compost en eventueel dierlijk mest

    • Verbetering van het bodemleven o Experimenteren met wisselteelten in agrarische gebieden

    • Gebruik van enkel biologische bestrijdingsmiddelen, met mate

  • Borgen bodemkwaliteit. We houden hierbij de standaard kwaliteitsnorm aan die hoort bij de betreffende gebruiksfunctie (bijvoorbeeld wonen, landbouw, industrie, etc.) van het deelgebied. Hierbij stellen we randvoorwaarden aan het hergebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie, in en op de bodem en in oppervlaktewateren om vervuiling ervan te voorkomen.

  • Bescherming bodemwaterkwaliteit in grondwaterbeschermingsgebieden. Dit doen we door aanvullende eisen aan activiteiten in deze gebieden te stellen (zie ook 3.4.1 Klassieke milieuthema's).

  • Toekomstbestendige waterberging in kernen. Hiervoor ontvlechten we de waterstromen in de dorpskernen. Dit houdt in dat we stedelijk afvalwater en hemelwater gescheiden inzamelen.

3.1.2 Waardevolle Landschapstypologieën

Visie: Door de geschiedenis heen zijn er in de gemeente diverse waardevolle landschapstypologieën ontstaan die de structuur van de gemeente typeren. Zo vormen de waterstromen nog steeds de begrenzing van de dorpskernen. Hiermee drukt het natuurlijke landschap als het ware op het bestaand stedelijk gebied. Goirle kent diverse landschappen: het overwegend open, agrarisch gebied in het westen, het heide- en bosgebied in het midden dat is ingesloten door de beekdalen en tot slot de kleinschalige overgangszone in het oosten. We willen deze verschillende contrasterende landschappen behouden en waar mogelijk te versterken. Elk deelgebied kent zijn eigen ruimtelijke karakteristiek, waarop (functionele) ruimtelijke ontwikkelingen zijn afgestemd. Hierdoor ontwikkelen de deelgebieden zich in een eigen richting.

Doelen:

  • Landschaps- en natuurinclusief denken en doen centraal zetten . We bouwen voort op het landschapsbeleidsplan met de verschillende landschapstypologieën en -elementen, het waardevolle natuurnetwerk en het unieke watersysteem als ordeningskader.

  • We beschermen de beekdalen, bossen en heidegebieden.

  • We beheren het landschap vanuit het gebruik. Ontwikkelingen moeten een win-win situatie opleveren voor meerdere belangen, passend bij het betreffende deelgebied. We koppelen nieuwe ruimtelijke ingrepen voor infrastructuur, energie en woningbouw aan de versterking van landschappelijke en/of ecologische kwaliteiten.

  • We zetten in op de verbinding landschap-dorpskernen. Dit doen we door de groenstructuur aan de randen van de kernen, bij de entrees, te versterken. In de kernen zorgen we voor een sterke groenstructuur als verbinding met het landschap.

3.1.3 Met aandacht voor cultuurhistorie

Visie: Cultureel erfgoed vertelt het verhaal van de geschiedenis van Goirle en Riel. Het maakt het verleden zichtbaar, zodat we beter het heden begrijpen en dat helpt ons weer om gericht over de toekomst na te denken. Uitgangspunt is om het cultuurhistorisch (landschappelijk en gebouwd) erfgoed in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Dit is dan met name gericht op de kenmerkende, waardevolle landschapselementen, de historische lijnen en de culturele monumenten in zowel het buitengebied als in de dorpskernen. Denk hierbij aan de landgoederen en kloosters, de eeuwenoude grafheuvels, het Bels Lijntje, de kerken, de textielfabrieken en de leerlooierijen. We willen een klimaat creëren waarin aandacht en trots is voor erfgoed om het te behouden, te versterken en levend te maken. Dit geldt voor zowel archeologische waarden, materieel erfgoed, als immaterieel erfgoed. Daarom stellen we voor bepaalde gebieden aanvullende eisen op het gebied van bescherming en ontwikkeling.

Doelen:

  • We willen het dorpse karakter behouden. Het onderscheidende dorpse karakter ten opzichte van bijvoorbeeld Tilburg willen we behouden. Dit betekent ook dat nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de maat en schaal van de omgeving.

  • We ontwikkelen vanuit de kenmerken van de plek. Bij ruimtelijke ingrepen streven we naar een versterking van de kwaliteit van de bodem, het water, het landschap en de cultuurhistorie. Een landschappelijke cultuurhistorische analyse door initiatiefnemer hoort hierbij.

  • Versterking van de beleving van cultuurhistorische kwaliteiten. We willen cultuurhistorie ‘beleefbaar’ maken. Daarom bieden we ruimte voor benutting van deze kwaliteiten voor extensieve recreatie. Dit komt ook ten goede van de recreatieve aantrekkingskracht.

  • Herbestemming erfgoed. We zoeken naar een passende maatschappelijke invulling van eventueel leegstaande cultuurhistorisch waardevolle panden.

  • Ruimte voor het culturele leven. We willen ook immateriële cultuur en erfgoed levend houden. Lokale verenigingen en stichtingen hebben hierin een dragende rol, de gemeente faciliteert. Bijvoorbeeld door vergunningverlening voor culturele evenementen.

  • Beschermen archeologische erfgoed. We stellen eisen aan het onderzoeken, beschermen, behouden van het archeologisch erfgoed. Daarnaast wegen we op het gebied van archeologisch erfgoed, per gebied of initiatief af of de gemeente behoud kan stimuleren.  

3.1.4 Rol van de gemeente - kwaliteiten

Als gemeente kunnen, willen en hoeven we niet alles zelf te doen om onze doelen te bereiken. Net zoals we de omgevingsvisie zoveel mogelijk gezamenlijk met onze partners hebben uitgewerkt, willen we ook de uitvoering zoveel mogelijk gezamenlijk met onze partners oppakken.

We volgen hier de spelregel: “We pakken regie waar het moet en laten los waar wat kan”.

Waar wij een verantwoordelijkheid hebben stellen wij wel kaders op vanuit de rechtmatige (kaderstellende) rol. Voor de doelen uit deze kwaliteitslaag gaat dat bijvoorbeeld over eisen voor waterberging bij nieuwe ontwikkelingen, aanvullende welstandscriteria in cultuurhistorisch waardevolle gebieden en bescherming van landschappelijke elementen. Dit doen wij omdat we het beschermen van de bodem-, water-, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit vanuit onze centrale waarden zien als algemeen maatschappelijk belang. Naast de bescherming van bestaande kwaliteiten hebben we in onze doelen ook verbeterdoelen opgenomen. Hierbij werken wij vanuit een netwerkende (participerende) rol. Hierbij hebben wij als gemeente enerzijds een verbindende taak, bijvoorbeeld om agrariërs, terreinbeheerders en mede-overheden als waterschap en provincie samen te brengen. Anderzijds dragen we waar mogelijk ons steentje bij aan onze gezamenlijke doelen, bijvoorbeeld door de openbare ruimte in onze kernen klimaatadaptief in te richten.

3.1.5 Wat willen we niet (kaders en monitoring)

  • Achteruitgang van de bodemkwaliteit

  • Achteruitgang van grondwaterkwaliteit en oppervlaktewaterkwaliteit

  • Verdroging en ongewenste daling van de grondwaterstand

  • Landschappelijke structuren aantasten.

  • Grootschalige bouwontwikkelingen buiten de aangewezen zoeklocaties (op termijn).

  • Aantasting of verdwijning van cultuurhistorische elementen als gevolg van ontwikkelingen.

3.1.6 Waar (kwaliteiten)

Beekdalen
De beekdalen zijn zowel voor water, bodem, landschap als cultuurhistorie bepalend. Hier stellen we kaders aan ontwikkelingen. Deze gebieden houden we zoveel mogelijk onbebouwd, hierbinnen en -langs ligt namelijk een deel van de verbeterdoelen omtrent water en natuur. Delen hiervan zijn al beschermd onder als Natuur Netwerk Nederland-gebied (NNN-gebied), maar de functie als ecologische verbindingszone willen we verbeteren middels de uitbreidingen in het kader van Nieuwe Natuur Brabant (NNB). Een opgave die hiermee samenhangt is het verbeteren van de waterkwaliteit.


Bos- en heidegebieden
De bos- en heidegebieden hebben beide grote landschappelijke en ecologische waarde. Voor een groot deel zijn deze gebieden reeds aangeduid als NNN- of Natura 2000-gebied, waardoor hier reeds aanvullende eisen worden gesteld. We streven naar grote en aaneengesloten natuurgebieden, de bos- en heidegebieden vormen hierin een cruciale ecologische schakel. Aandachtspunt hierbinnen is de balans tussen recreatie en ecologie. Middels een zonering wordt deze balans nader afgestemd.


Agrarische gebieden
In het agrarische gebied stellen we minder harde kaders met betrekking tot water en ecologie, terwijl ook hier een belangrijke opgave ligt. Deze opgave pakken we echter veel meer in gezamenlijkheid op. We bekijken samen met o.a. agrariërs, natuur- en landschapsorganisaties hoe we landschappelijke kwaliteit, ecologie en waterkwantiteit- en kwaliteit kunnen optimaliseren. We beschermen binnen deze gebieden wel de cultuurhistorisch waardevolle gebieden, lijnen en elementen.


Huidig bebouwd gebied
Het huidig bebouwd gebied is op de kruispunten van routes aan de rand van de beekdalen ontstaan. In het hart van de kernen, bij onze monumenten en langs de historische linten hebben we extra aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is het in het kader van water, bodem, landschap en cultuurhistorie met name een opgave om de openbare ruimte in de kernen groen, waterproof en toegankelijk te houden en - waar nodig - te maken. In gebieden met waardevol particulier groen geldt dat des te meer.


Cultuurhistorisch waardevolle gebieden, lijnen en elementen
Het gaat hierbij om Rijks- provinciale of gemeentelijke monumenten, zoals bijvoorbeeld onze kerken, kloosters en grafheuvels, maar ook om aandachtsgebieden zoals bij de oude industriële complexen, de landgoederen-zone en de historische routes. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het Bels Lijntje of historische houtwallen.

afbeelding binnen de regeling

3.2 Netwerklaag

Introductie

Naast de landschappelijke structuren zijn infrastructurele routes en ruimtelijke knooppunten zoals de dorpskernen en linten belangrijk voor de samenhang, het gebruik en verplaatsing binnen onze fysieke leefomgeving. Hetzelfde geldt voor het energienetwerk. De bestaande netwerken vormen een ordeningsprincipe, we bouwen namelijk voort op bestaande netwerken. Waar nodig investeren we samen met onze partners in (het versterken van) deze netwerken.

3.2.1 Inzetten op duurzame mobiliteit

Visie: We willen waarborgen dat voorzieningen goed vindbaar, bereikbaar en voor iedereen toegankelijk zijn. We streven naar een acceptabele doorstroming voor alle mobiliteitsvormen en dragen zorg voor de verkeersveiligheid. In ons beleid zetten we specifiek in op ruimte voor duurzame mobiliteit. In de wijken en kernen is dit met name gericht op langzaam verkeer en dus minder op de auto. Regionaal is dat gericht op een mix van schone auto’s en openbaar vervoer. Ondanks dat de prioriteit bij duurzame mobiliteit ligt verliezen we het huidige mobiliteitsgebruik, dat voornamelijk is gericht op de auto, niet uit het oog. Het is een geleidelijke transitie.


Doelen:

  • Duurzame mobiliteit stimuleren. We zorgen voor de realisatie van openbare laadpalen voor elektrische voertuigen. In de wijken en kernen zorgen we voor meer ruimte voor groen en langzaam verkeer (fietsers en voetgangers). Dit betekent dat de ruimte voor de auto op den duur minder prioriteit krijgt.

  • Optimale fietsinfrastructuur. Voor het fietsverkeer richten we ons op snelle en comfortabele routes en goede parkeermogelijkheden bij voorzieningen. Hierbij is bijzondere aandacht voor verbindingen tussen diverse kernen en nieuwe snelfietsroutes. We pakken eventuele knelpunten aan en verbeteren de veiligheid van de fietsroutes.

  • Waardevolle recreatieve routes. We zetten daarbij ook in op behoud en uitbreiding van de groene recreatieve routes. In het middengebied zoeken we middels een zonering naar een goede balans tussen recreatie en ecologie.

  • Inclusieve openbare ruimte. Voor wandelverkeer richten we ons op goed toegankelijke, comfortabele routes en voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn. Ook voor minder mobiele inwoners.

  • Verbetering van OV-netwerk. We zetten in op een verbetering van het huidige OV-netwerk. Hierbij is bijzondere aandacht voor de ontsluiting van voorzieningen en verbindingen tussen diverse kernen.

  • Optimale Auto-infrastructuur. Voor de auto richten we ons op de doorstroming van ontsluitingswegen van beide kernen en een parkeeraanbod dat past bij de functie van het gebied.

  • Veilig verkeer. Het risico op verkeersincidenten verminderen. We werken risicogestuurd. Dit willen we doen door knelpunten/objecten in de infrastructuur die leiden tot verkeersonveilige situaties weg te nemen, in het bijzonder nabij scholen. Het is echter niet enkel infrastructureel, gedrag is net zo belangrijk. Daarom sturen we ook een veilige deelname aan het verkeer (communicatie en educatie).

3.2.2 Faciliteren van het energienetwerk

Visie: De ambitie is om als gemeente in 2050 energie- en CO2-neutraal te zijn, aansluitend op de landelijke doelstelling. Om dit te bereiken ligt er met name in de gebouwde omgeving een grote opgave op het gebied van energiebesparing en verduurzaming van de warmtevoorziening (zie ook 3.3.4 Groene, gezonde en toekomstbestendige wijken). Daarnaast willen we aan de landelijke doelstelling bijdragen om in 2020 14% van het energieverbruik duurzaam op te wekken en 25% in 2030. In de Regionale Energie en Klimaat Strategie (REKS) hebben we afgesproken te werken aan het opwekken van 1 TeraWattuur (TWh) aan duurzame elektriciteit in 2030. Dit gebeurt zowel kleinschalig in de dorpskernen, als grootschalig in het buitengebied (zie ook 3.3.4 Groene, gezonde en toekomstbestendige wijken en 3.3.7 Mix van recreatie, landbouw- en energietransitie met het landschap als kader). Hiervoor is het nodig om de komende jaren het energienetwerk aan te passen, zowel voor elektriciteit als warmte. We streven naar een efficiënt energienetwerk waarin vraag en aanbod van energie goed op elkaar zijn afgestemd. Op een manier waardoor maatschappelijke kosten zoveel mogelijk beperkt worden. De clustering van wind- en/of zonne-energie nabij de knooppunten in de energie-infrastructuur is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Deze zogenoemde energiehubs koppelen de opslag, overslag en distributie van energie. Door de hubs te combineren met klimaatopgaven en andere gebruiksfuncties krijgen ze bovendien een bredere maatschappelijke waarde.

Doelen:

  • Trias Energetica hanteren. Voor alle projecten moet trias energetica het uitgangspunt zijn. Dit houdt in dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om energie te besparen, dan wel energie duurzaam op te wekken, dan wel zo slim mogelijk gebruik maken te van fossiele energie.

  • Efficiënt en betaalbaar energienetwerk faciliteren. Efficiëntie, betaalbaarheid en planning zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Voor de gemeente Goirle ligt de focus op korte termijn langs de A58. Op langere termijn (na 2030) kan het net worden uitgebreid richting het zuiden van het buitengebied.

  • Alternatieve warmtebronnen. Voor de verduurzaming van de gemeente is de warmtetransitie een belangrijke opgave. Per wijk wordt inzichtelijk gemaakt wat efficiënte en betaalbare duurzame alternatieven zijn voor verwarming met aardgas en wat dit betekent voor benodigde infrastructuur.

3.2.3 Klimaatrobuuste infrastructuur en een goede openbare ruimte

Visie: De ambitie is om in 2050 klimaatbestendig te zijn. Om dit te bereiken ligt er in de gebouwde omgeving een grote opgave om de riolering, openbare ruimtes en tuinen her in te richten. Dat wil zeggen dat pleinen, parken of plantsoenen worden ingezet voor (tijdelijke) wateropvang en bijdragen aan het verminderen van hittestress. Inwoners van de gemeente Goirle zijn zich bewust van klimaatverandering en richten hun tuinen klimaatbestendig in. Natte voeten behoren hiermee tot de verleden tijd. Daarnaast streven we naar een openbare ruimte die schoon, heel, veilig en toegankelijk is.

Doelen:

  • Effectief beheer stedelijk afvalwater. We zorgen voor een doelmatige inzameling en transport van stedelijk afvalwater, voorkomen ongewenste emissies/gezondheidsrisico’s en beperken overlast voor de omgeving.

  • Effectief beheer hemelwater. We zorgen voor een doelmatige inzameling en verwerking van hemel- water, beperken van het risico op wateroverlast, en dragen bij aan klimaatadaptatie. In combinatie met de reguliere onderhouds- en vervangingsmaatregelen streven we ernaar om het rioleringssys- teem en de bijbehorende openbare ruimte zoveel mogelijk klimaatbestendig in te richten.

  • Effectief beheer oppervlaktewater. We zorgen voor de bergings- en ontwateringsfunctie van het stedelijk oppervlaktewater en dragen bij aan verhogen van de waterbeleving van dorpswateren.

  • Effectief beheer openbare ruimte. We streven we naar een openbare ruimte die schoon, heel, veilig en toegankelijk is. Bij (her)inrichting, renovatie en onderhoud van de openbare ruimte houden we de kwaliteit op peil en verlengen we de (rest)levensduur. Dit doen we kostenefficiënt. Daarbij zijn duurzaamheid, klimaatrobuustheid en biodiversiteit speerpunten, maar is ook een belangrijke rol weggelegd voor burgerparticipatie (op basis van de Omgevingsdialoog), communicatie en veiligheid.

3.2.4 Rol van de gemeente - netwerken

Als gemeente kunnen, willen en hoeven we niet alles zelf te doen om onze doelen te bereiken. Net zoals we de omgevingsvisie zoveel mogelijk gezamenlijk met onze partners hebben uitgewerkt, willen we ook de uitvoering zoveel mogelijk gezamenlijk met onze partners oppakken. We volgen hier de spelregel: “We pakken regie waar het moet en laten los waar wat kan”.

Op het gebied van duurzame mobiliteit en uitbreiding van het energienetwerk hebben wij als gemeente een rol, maar wij realiseren ons dat wij hierbinnen slechts een van de vele actoren zijn. We kiezen hierbij met name een netwerkende (participerende) en responsieve (faciliterende) rol, denk bijvoorbeeld aan aanpassingen aan het energienet voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Hier zien wij een rol om stakeholders te verbinden, maar we gaan bijvoorbeeld niet zelf investeren in de uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk.


Op onderdelen kiezen we wel een meer presterende (initiërende) rol, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling en het beheer van gemeentelijke infrastructuur. Op die manier dragen wij ons steentje bij aan de benodigde capaciteit van onze duurzame netwerken.

3.2.5 Wat willen we niet (kaders en monitoring):

  • Toename van verkeersopstoppingen

  • Verslechtering van milieukwaliteit als gevolg van verkeer

  • Toename aantal m2 ruimte voor auto (parkeren en infrastructuur) per inwoner ten opzichte van huidige hoeveelheid.

  • Verslechtering van verkeersveiligheid

  • Inefficiënt energienetwerk - te grote mismatch in vraag en aanbod

  • Toename van negatieve gevolgen als gevolg van klimaatverandering, zoals hittestress, overstromingen, verdroging en wateroverlast.

3.2.6 Waar (netwerken):

A-58 zone
In de A-58 zone ligt (net op Tilburgs grondgebied) het hoogspanningsstation Tilburg-Zuid. Dit hoogspanningsstation is voor de energietransitie in Goirle van belang. Hier is nog beperkt capaciteit voor aanvullende energie-initiatieven. We zien in dit gebied kansen voor grootschaligere energie- initiatieven en bijbehorende infrastructuur. In deze zone zijn ook andere infrastructurele opgaven zoals, faunapassages en verbindingen met Tilburg en de nieuwe woonwijken van belang.

Huidig bebouwd gebied

In de kernen leggen we de prioriteit bij langzaam verkeer, maar ook groen, water en spelen. Wij zijn ons bewust dat dit ten koste kan gaan van ruimte voor de auto. Wel houden we cruciale voorzieningen, alsmede de hoofdverbindingen bereikbaar met de auto. Ook faciliteren we hier de benodigde laad- infrastructuur. In het bebouwd gebied ligt daarnaast een behoorlijke opgave op het gebied van verduurzaming van de warmtevoorziening van gebouwen. Hierbij is energiebesparing cruciaal. We onderzoeken per wijk wat mogelijke efficiënte en betaalbare duurzame alternatieven zijn. Tot slot is de ambitie om onderhoudskwaliteit B vast te houden voor woonwijken en bedrijventerreinen en onderhoudskwaliteit A (hoog) voor het centrum, afhankelijk van de beschikbare middelen.

Buitengebied

In en rondom de natuur- en stiltegebieden maken we middels zonering en routing nadere afspraken omtrent de gewenste balans tussen recreatie en natuur. Ook breiden we onze groene recreatieve routes uit.

3.3 Gebruikslaag

Introductie

Om aantrekkelijk te blijven voor inwoners, ondernemers en bezoekers is het belangrijk om voldoende ruimte te bieden aan bestaande en nieuwe activiteiten en functies. In deze laag gaan we daarom in op de gewenste ontwikkeling van de gemeente. Dit gaat over ontwikkelingen, activiteiten en functies waar we als gemeente ruimte aan willen bieden. We gaan hierbij uit van de centrale waarden en de Gôolse en Rielse schaal.

3.3.1 Realiseren van een robuust groen- en natuurnetwerk

Visie: Het klimaat verandert, met als gevolg dat buien en hittegolven in de toekomst intenser worden. Ook is de biodiversiteit in de afgelopen jaren sterk afgenomen. We willen deze afname stoppen, de biodiversiteit herstellen en op het veranderende klimaat anticiperen door samen met onze partners te werken aan robuuste – klimaatadaptieve en ecologisch waardevolle – landschappen en kernen. Dit betekent dat de omgeving goed bestand is tegen hitte, wateroverlast en droogte en de biodiversiteit bevordert. Dit laatste is gericht op de diversiteit aan planten en dieren die we willen behouden, dan wel versterken. Om deze ambitie te bereiken bieden we ruimte aan nieuwe natuur in het verlengde van de bestaande groenblauwe netwerken. We willen hiermee ook beter bestand zijn tegen weersextremen. Daarom bieden we bijvoorbeeld ruimte voor water in de beekdalen. Dit doen we zowel lokaal als in regionaal verband – bijvoorbeeld in het kader van het natuurbod en klimaatdoelstellingen binnen de REKS. In het buitengebied ligt de opgave om het natuurnetwerk verder uit te rollen en klimaatadaptieve maatregelen te nemen, onder andere in de beekdalen, agrarisch gebied en het bosgebied. In en rondom het stedelijk gebied creëren we een sterke groenstructuur en maken we in het straatbeeld ruimte voor groen in plaats van verharding. Dit helpt om hittestress tegen te gaan en wateroverlast te beperken.

Belangrijkste opgaven/doelen:

  • Versterken groenstructuur. Versterken van de groenstructuur in en rond de woonkernen, waarmee in het stedelijk gebied koelte wordt gecreëerd en met behulp van ecologisch beheer ook de biodiversiteit versterkt wordt. Groene corridors en groene wiggen in de stedelijke structuren, boomstructuren en waterstructuren zijn hierbij van essentieel belang. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt voldoende en klimaatbestendig groen aangelegd. Ook vergroenen we waar mogelijk het verhard oppervlak in stedelijk gebied om neerslag direct of vertraagd in de bodem op te slaan en om hittestress in de woon- en leefomgeving tegen te gaan.

  • Uitbreiding natuurnetwerk afronden. We voeren de geplande projecten in het Regionaal Natuurbod uit om natuur te ontwikkelen, ecologische verbindingszones en faunapassages aan te leggen en beekherstel uit te voeren. Hiermee bieden we meer ruimte aan een gebiedseigen variatie van planten en dieren in het landschap. Negatieve invloeden op de biodiversiteit proberen we te verminderen, onder andere door natuurbeheer door agrariërs en andere gebruikers te stimuleren. Ontwikkelingen in het buitengebied zijn alleen toegestaan als ze de natuur en/of het landschap verbeteren.

  • Waterbuffers. Waar mogelijk creëren we waterbuffers. We bieden ruimte voor overstromingen naar aanleiding van weersextremen. We noemen dit waterbergingsgebieden. Het oppervlaktewater laten we waar mogelijk ook infiltreren. We streven naar goed beheersbare infiltratievoorzieningen.

  • Transformatie bossen. Daarnaast zetten we in op de transformatie van bossen. Het omzetten van naaldhoutbossen in meer biodiverse loofhoutbossen is wenselijk om meer water vast te houden en koelere bossen te creëren.

3.3.2 Verstedelijking

Visie: De gemeente Goirle bevindt zich aan de rand van het Hart van Brabant en de Brabantse Steden- rij (Breda-Tilburg-Den Bosch-Eindhoven). Hier is een grote verstedelijkingsopgave met bijbehorende ruimteclaims. Er is als het ware sprake van een stedelijke druk van zogenoemde ‘rode functies’ op het groene landschap en de dorpse kernen. Op dit moment zijn, naast diverse binnenstedelijke locaties, de Bakertand en de Zuidrand in ontwikkeling. Bij de woningbouwopgave zetten we in eerste instantie in op de mogelijkheden van inbreiding en herstructurering, alvorens uit te breiden. Op langere termijn is dat mogelijk onvoldoende voor de regionale verstedelijkingsbehoefte, daarom denken we nu al over mogelijke uitbreidingslocaties. Hieronder hebben we een aantal locaties opgesomd die eventueel voor verstedelijking afweegbaar zijn. Hierbij hebben we ook het Riels Kwadrant opgenomen als schuifruimte voor sportvoorzieningen. Vanwege de laaggelegen ligging nabij het beekdal is dit minder geschikt voor woningbouw. De verplaatsing van sportvoorzieningen kan echter wel binnenstedelijke ontwikkelings- ruimte creëren.

Belangrijkste opgaven/doelen:

  • Zorgen voor kwaliteit van ontwikkelingen. Zorg dragen voor ontwikkelingen die bijdragen aan het behoud van de functionele structuur en leefbaarheid en niet voorbij mogen gaan aan het ‘dorps karakter’ van onze gemeente. Zorg dragen voor het behoud en versterking van de groenstructuur bij ontwikkelingen. We zetten, naast een goede landschappelijke inpassing, nadrukkelijk in op natuurinclusieve ontwikkelingen, zoals bouwen.

  • Reserveringen binnenstedelijke locaties. We hanteren de ladder voor duurzame verstedelijking. Dat betekent dat we uitgaan van de (regionale) behoefte en in eerste instantie inzetten op binnenstedelijke woningbouwlocaties.

  • Reserveringen uitbreidingslocaties lange termijn. Ruimtelijke reserveringen voor mogelijke uitbreidingslocaties op lange termijn betreffen:

    • Riels Kwadrant (schuifruimte sport)

    • Spaanse Hoek (woningbouw)

    • Riel-Noord (woningbouw)

    • Riel-Zuid (woningbouw)

    • Tijvoort-Zuid (bedrijvigheid)

  • De keuze om deze gebieden te ontwikkelen hangt af van de (regionale) woningbouwbehoefte.

3.3.3 Levendig centrum en florerende detailhandel

Visie: Aantrekkelijke en goed functionerende dorpscentra zijn van belang voor een goed woonklimaat en voor de lokale economie. Hierbij geldt dat Goirle het hoofdcentrum is voor dagelijks en niet-dagelijks aanbod. Riel richt zich primair op dagelijks aanbod. We willen in Goirle een compact, levendig centrum creëren waar de boodschappen- en winkelfunctie de functionele drager blijft, maar waar ook nadruk ligt op een aantrekkelijke verblijfs- en ontmoetingsfunctie met cultuur, evenementen en horeca. Daarnaast zien we een groeiende woonfunctie voor met name kleine huishoudens. In Riel zetten we in op het behoud van het huidige voorzieningenniveau. Dit voorzieningenniveau groeit op lange termijn wel mee met eventuele woningbouwontwikkelingen.

Belangrijkste opgaven/doelen:

  • Clustering voorzieningen. We zetten in op een clustering van detailhandel, horeca en andere publieksfuncties in het compacte centrumgebied van Goirle en op termijn verkleuring van de randen van het centrum naar woningen. Buurtcentrum van Hogendorpplein functioneert als boodschappencentrum voor de inwoners in het westen van Goirle. In Riel richten we ons op het behoud van het bestaande voorzieningenniveau.

  • Levendig en aantrekkelijk centrum. Levendigheid staat in het dorpscentrum voorop. In beide dorpscentra is dan ook ruimte voor het organiseren van evenementen. Hierbij accepteren we overdag en in de avonden enige hinder door drukte en geluid om ruimte te bieden aan levendigheid. We maken heldere afspraken over de voorwaarden en regelgeving voor evenementen en andere activiteiten. Uitgangspunt is in ieder geval dat evenementen moeten bijdragen aan de sociale samenhang in het dorp. Het verblijfsklimaat van de dorpscentra verbeteren we, waarbij we ons onder andere richten op vergroening van de openbare ruimte en de mogelijkheid tot ontmoeten.

  • Delen van het centrum.Voor Goirle richten we ons op een duidelijke functionele zonering:

    • Noordelijke as De Hovel als hoofd-as centrum o Kloosterplein als ontmoetingsplek en cultureel hart (cultureel centrum Jan van Besouw)

    • Tilburgseweg en Kalverstraat kennen een gemengd profiel

    • Zuidelijke as De Hovel als flexibel centrummilieu.

  • Bereikbaarheid voorzieningen. Bezoekgemak met de auto en fiets is een belangrijke voorwaarde voor het centrum, dit willen we blijven faciliteren. We faciliteren dit met name aan de randen van het centrum, zo wordt het centrum zelf grotendeels auto- en fietsluw. Hierbij leggen we de prioriteit bij duurzame en schone mobiliteit (zie 3.2.1 Inzetten op duurzame mobiliteit), zowel voor auto, fiets, openbaar vervoer als te voet. Bij nieuwe woningbouwontwikkelingen zoeken we naar oplossingen voor de parkeerdruk. Daarnaast zetten we in op goede toegankelijkheid van de voorzieningen, ook voor minder mobiele inwoners.

3.3.4 Groene, gezonde en toekomstbestendige wijken

Visie: We zetten in op groene, gezonde en toekomstbestendige wijken voor jong en oud. We zorgen voor goed samengestelde woningvoorraad, zowel in aantal als type woningen. Hiervoor maken we opti- maal gebruik van de bestaande woningvoorraad, in combinatie met gerichte nieuwbouw. Bij nieuwbouw willen we aandacht voor natuur inclusief bouwen, zowel in de buitenruimte als in de gebouwen. Daar- naast gaan we aan de slag met de verduurzaming van de woningvoorraad, zodat wordt bijgedragen aan de doelstelling om een klimaatneutrale gemeente te zijn in 2050. Naast duurzame woningen, is een aan- trekkelijke en klimaatbestendige woonomgeving ook van wezenlijk belang voor een toekomstbestendige woonwijk. Ook zorgen we voor voldoende voorzieningen die goed bereikbaar en toegankelijk zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan scholen, parken, gezondheidsvoorzieningen en dagelijkse boodschappen.

Belangrijkste opgaven/doelen:

  • Voldoende geschikte woningen. We zorgen voor geschikte huisvesting voor doelgroepen die het meeste in de knel zitten. Passend bij de schaal van onze kernen huisvesten we bovendien specifieke doelgroepen. Hiervoor werken we ook aan een woon-zorg analyse. Dit doen we in overleg met Leystromen en de regio. Het gaat hierbij ook nadrukkelijk om samen met eigenaren en inwoners woningen levensloopbestendig te maken. Daarmee bedoelen we dat deze ook geschikt zijn voor minder mobiele ouderen.

  • Verduurzaming bestaande woningen. Gezamenlijk met eigenaren en/of inwoners inzetten op verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. We werken toe naar alternatieve warmtebronnen voor woningen. Daarnaast stimuleren we inwoners om energiebesparende maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door de isolatie van de woning te verbeteren, en kleinschalig zelf energie op te wekken, bijvoorbeeld door zonnepanelen op het dak te plaatsen.

  • Inzicht in hitte. Voor 2021 – 2023 zal de focus liggen op het verder in beeld brengen waar hitte bestrijding het meest nodig is en wat er mogelijk is om deze plekken leefbaarder te maken.

  • Vergroenen van wijken. We creëren een sterke groenblauw structuur in de woonwijken. We zetten in op vergroening van het verhard oppervlak, zowel horizontaal (bomen, heggen, gras) als verticaal (groene gevels). Ecologisch beheer is hierbij een belangrijk uitgangspunt om ook de biodiversiteit in de dorpskernen te verhogen. Met groen gaan we hitte tegen en kunnen we het regenwater beter vasthouden en bergen. Bovendien draagt het bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. Ook inwoners proberen we bewust te maken van de positieve effecten van meer groen. Zij kunnen namelijk ook een steentje bijdragen, bijvoorbeeld door de stenen uit de tuinen te halen, overtollig neerslag in regentonnen op te slaan of door groene daken en gevels aan te leggen.

  • Bereikbare voorzieningen. Omdat het belangrijk is dat voorzieningen in de buurt aanwezig zijn,

3.3.5 Iedereen vitaal

Visie: We willen zowel in het fysieke als sociale domein de juiste randvoorwaarden creëren voor de jeugd om gezond en veilig op te groeien en voor volwassenen om gezond ouder te worden, zowel fysiek als mentaal. We gaan uit van de kracht van de lokale samenleving waarin iedereen kan meedoen. Een groene, gezonde en veilige leefomgeving kan hieraan bijdragen. De leefomgeving moet dan wel zodanig zijn ingericht dat ook echt iedereen mee kan doen, dus ook de kwetsbare inwoners.
Zo zorgen we voor een inclusieve samenleving. In een wijkgerichte aanpak die we kiezen voor de ‘toekomstbestendige wijken’ (zie ook 3.3.2), zetten we in op een versterkte koppeling tussen het sociale en fysieke domein. Hierbij zorgen we voor een goede balans tussen leefbaarheid en levendigheid.

Belangrijkste opgaven/doelen:

  • Fysieke toegankelijkheid. Fysieke toegankelijkheid van de openbare ruimte, maatschappelijke en commerciële voorzieningen en het openbaar vervoer voor al onze inwoners, ook de inwoners minder goed ter been zijn.

  • Beweegvriendelijke ruimte. Sturen op een omgeving die een gezonde levensstijl bevordert en overgewicht verminderd. We richten de openbare ruimte in op de mogelijkheid tot ontmoeten en spelen/bewegen om te zorgen voor een aantrekkelijke woonomgeving met voldoende fiets- en wandelroutes. Daarnaast zorgen we voor voldoende sportfaciliteiten.

  • Voldoende wijkpunten. Er wordt bekeken of het waardevol is om meer wijkpunten te realiseren. Deze wijkpunten realiseren we dan aansluitend op de bestaande functionele structuur. Wijkpunten willen we doorontwikkelen tot plek waar ruimte voor ontmoeting en (zorg)ondersteuning, voor alle inwoners dichtbij in de eigen buurt is georganiseerd. De functie willen we bovendien uitbreiden door andere ontwikkelingen in het fysiek en/of sociaal domein ook vanuit deze wijkpunten op te pakken. Denk bijvoorbeeld aan participatie voor projecten vanuit de Omgevingswet.

  • Toepassen pijlers GGD. De pijlers gezonde start, gezonde leefstijl, gezonde geest en gezonde leefomgeving passen we toe. Deze pijlers worden naast inzet vanuit de regio, doorvertaald naar lokaal beleid, ook wel de Lokale Accenten genoemd. Deze lokale accenten worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.

  • Faciliteren van wijkinitiatieven. Het bieden van ruimte (en verminderen van regeldruk) aan burgerinitiatieven die bijdragen aan de sociale samenhang in de buurt en/of het aantrekkelijker maken van de buurt. Denk aan activiteiten voor jong en oud gericht op ontmoeting, projecten om de buurt te vergroenen of het aanleggen van een gezamenlijke moestuin.

  • Ruimte voor evenementen in de kernen. Leefbaarheid gaat over een fijne woon- en leefomgeving en levendigheid over reuring, plezier en activiteiten. Soms kan dat schuren, maar beide aspecten zijn van belang. In de woonwijken is alleen ruimte voor kleinschalige buurtactiviteiten. Grootschaligere evenementen vinden plaats in de dorpscentra. We maken heldere afspraken over de ruimte (en bijbehorende regelgeving) voor eventuele activiteiten.

3.3.6 Vitale, innovatieve en duurzame bedrijventerreinen

Visie: We willen de huidige ruimte voor bedrijven grotendeels behouden. We zetten erop in dat bedrijven zoveel mogelijk zijn geclusterd op de twee bedrijventerreinen (Tijvoort en Veertels) en dat deze terreinen goed bereikbaar zijn. Beide terreinen zijn en blijven primair gericht op ruimte voor ondernemen. Hiermee zorgen we ervoor dat het (lokaal) Midden- en Kleinbedrijf (MKB) voldoende uit de voeten kan en zo de lokale economie blijft draaien. We kiezen ervoor om vraaggericht te ontwikkelen, zodat we maatwerk kunnen leveren. Hierbij zetten we optimaal in op de mogelijkheden van inbreiding en herstructurering (optimaal ruimtegebruik), alvorens uit te breiden. Samen met de bedrijven werken we toe naar circulaire bedrijfsmodellen. We stimuleren innovaties die duurzaam zijn en de impact op het milieu minimaliseren.

Belangrijkste opgaven/doelen:

  • Mix van bedrijvigheid behouden. Op de bedrijventerreinen is ruimte voor een mix aan bedrijvigheid. Buiten het centrumgebied van Goirle en de Dorpsstraat in Riel is verdere spreiding van detailhandel niet wenselijk. Een uitzondering hierop vormen volumineuze detailhandel-functies die niet passend zijn in de dorpskernen. Deze faciliteren we op Tijvoort en Veertels. Ook kleinschalige detailhandel in het buitengebied faciliteren we zolang dit een nevenactiviteit is en lokale producten betreft.

  • Faciliteren ondernemers. We proberen zoveel mogelijk mee te denken bij initiatieven van ondernemers en deze waar mogelijk/wenselijk te faciliteren (onderdeel ’t Ondernemersloket). Bij een concrete ontwikkelingsvraag van een bedrijf zoeken we gezamenlijk via maatwerk passende ruimte binnen de huidige contouren of in de regio. Op termijn is een natuurinclusieve uitbreiding van Tijvoort-zuid afweegbaar. In Goirle richten we ons met name op lokaal midden- en kleinbedrijf en niet op grotere logistieke bedrijfsfuncties. Zo bekijken we ook hoe we beschikbare grotere kavels op Tijvoort en Veertels kunnen herstructureren om kleinere lokale ondernemers te faciliteren.

  • Circulariteit stimuleren. Om toe te werken naar circulaire bedrijfsmodellen stimuleren we enerzijds maatregelen om de energievraag te verduurzamen (energiebesparing, energieopwekking, alternatieve warmtebronnen) en anderzijds de transitie naar circulair grondstoffengebruik.

  • Vergroening bedrijventerreinen. Versterking van de groenstructuur op de bedrijventerreinen. Hiermee verhogen we de relatief lage biodiversiteit en dragen we bij aan een klimaatadaptieve omgeving. Bovendien draagt het groen bij aan een aantrekkelijke werkomgeving.

  • Bereikbare bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen houden we goed bereikbaar, via diverse mobiliteitsvormen en met aandacht voor duurzaamheid. Denk bijvoorbeeld aan ruimte voor langzaam verkeer, goede bereikbaarheid met openbaar vervoer, deelauto-concepten en meer oplaadpunten voor elektrische voertuigen. Tot slot zorgen we voor adequate parkeervoorzieningen voor vrachtverkeer, zowel op Tijvoort als Veertels.

3.3.7 Mix van recreatie, landbouw- en energietransitie met het landschap als kader

Visie: Samen met inwoners, ondernemers en ketenpartners zetten we in op de verdere verduurzaming van ons buitengebied. We werken aan een duurzame landbouwtransitie, realiseren initiatieven om duur- zame energie op te wekken, treffen klimaatadaptieve maatregelen en ontwikkelen ons als een recreatieve ‘beleefgemeente’. Deze ontwikkelingen geven we vorm binnen de kwalitatieve kaders van ons pracht- landschap. Hieruit volgt dat in Buitengebied West de agrarische sector haar primaire functie behoudt, dat in Buitengebied Midden de natuurwaarden voorop staan en dat het kleinschalig Buitengebied Oost zich ontwikkelt tot een aantrekkelijk landschap met een mix aan functies in combinatie met natuur. We zorgen voor verbinding tussen diverse belangen en proberen we koppelkansen in gebruik te benutten.

Belangrijkste opgaven/doelen:

  • Stimuleren natuurinclusieve landbouw. Het omvormen van de traditionele landbouw vergt investeringen in de agrarische sector. We stimuleren innovaties om natuurinclusieve, gesloten kringlooplandbouw te realiseren.

  • Recreatie en natuur in balans. Voor de ontplooiing als beleefgemeente richten we ons op recreatiemogelijkheden in het buitengebied met als randvoorwaarde dat dit niet ten koste gaat van aanwezige natuurwaarden. Hierom kiezen we voor de zonering van intensievere vormen van recreatie en creëren we een landschappelijke (klimaat)buffer rondom de kwetsbare natuurgebieden. Dit kan helpen om de recreatiedruk in de natuurgebieden te verminderen.

  • Nieuwe energie. Initiatieven moeten landschappelijk zijn ingepast en waar mogelijk gekoppeld aan bestaande bebouwing en/of infrastructuur. We richten ons in eerste instantie op zon op dak. We hanteren vervolgens de zonneladder en het afwegingskader uit de REKS. Dit betekent dat we hier terughoudend in zijn. Op langere termijn bekijken we voor windenergie waar dit onder voorwaarden van regelgeving omtrent natuur, infrastructuur, veiligheid en leefomgeving mogelijk is.

  • Aansluiting op energie HUBS. Regionaal wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van zogenaamde energiehubs. We zetten hier niet alleen in de op de clustering van energieopwekking, maar combineren dit ook met klimaatopgaven en andere functies, zoals recreatie en waterberging. HUB de Baars is voor Goirle relevant, in de Noord-oost hoek van de gemeente sluiten we hier op aan. Hier komen mobiliteitsopgaven, natuur- en klimaatopgaven, biodiversiteits- en landschapsopgaven, recreatieve opgaven en energietransitie samen.

  • Wind in combinatie met nieuw bos. Voor de periode na 2030 verkennen we de voordelen en nadelen van windturbines in combinatie met nieuw bos of plaatsing verantwoord is: clustering van windmolens boven nieuw te ontwikkelen loofbos. Met de combinatie van bos en wind willen we de versterking van ecologie, waterberging en recreatie koppelen aan de energietransitie.

3.3.8 Rol van de gemeente - gebruik

Onze gemeente kan, wil en hoeft niet alle doelen zelf op te pakken. Net zoals we de omgevingsvisie zoveel mogelijk gezamenlijk met onze partners hebben uitgewerkt, willen we ook de uitvoering zoveel mogelijk gezamenlijk met onze partners oppakken.

We volgen hier de spelregel: “We pakken regie waar het moet en laten los waar wat kan”.

Ook op het gebied van de opgaven uit de gebruikslaag hebben wij als gemeente een rol, maar realiseren wij ons dat wij hierbinnen slechts een van de vele actoren zijn. We kiezen hierbij met name een netwerkende (participerende) rol, denk bijvoorbeeld aan het realiseren van natuurinclusieve landbouw. Hier zien wij een rol om stakeholders te verbinden. Op onderdelen kiezen we wel een meer een presterende (initiërende), bijvoorbeeld bij de ontwikkeling en het beheer van gemeentelijke groenvoorziening, verduurzaming van gemeentelijk vastgoed of middels een uitvoeringsorganisatie van de REKS. Ook de rechtmatige (kaderstellende) en responsieve (faciliterende) rol past hier, bijvoorbeeld als het gaat om duurzaamheidseisen voor nieuwbouw of het levensloopbestendig maken van bestaande gebouwen. Bij de verduurzaming van gebouwen ligt er bijvoorbeeld ook een belangrijke rol voor vastgoedeigenaren. Binnen de omgevingsvisie zoeken we ook duidelijk de verbinding met bestaand beleid op het gebied van gezondheid. De uitwerking van de visie vindt onder andere plaats middels programma's (zie 5.1). Hieronder zijn de rollen voor de diverse doelen nader uiteengezet:

  • Uitrollen NatuurNetwerk: Presterend (initiërende overheid)

  • Versterken groenstructuur: Presterend (initiërende overheid)

  • Functionele zonering centra: Presterend (initiërende overheid)

  • Wijkpunten: Presterend (initiërende overheid)

  • Energieopwekking: Presterend (initiërende overheid)

  • Compact centrum met mix aan functies: Netwerkend (participerende overheid)

  • Verduurzaming woningvoorraad: Netwerkend (participerende overheid)

  • Klimaatadaptatie: Netwerkend (participerende overheid)

  • Transitie duurzame landbouw: Netwerkend (participerende overheid)

  • Recreatie: Netwerkend (participerende overheid)

  • Gezonde en inclusieve leefomgeving: Netwerkend (participerende overheid)

  • Burgerinitiatieven: Responsief (faciliterende overheid)

  • Woningvoorraad: Responsief (faciliterende overheid)

  • Evenementen: Responsief (faciliterende overheid)

3.3.9 Wat willen we niet (kaders en monitoring):

  • Verslechtering ecologische waarden

  • Waterbergingsopgaven afwentelen naar andere gebieden (tenzij doelmatig)

  • Ontwikkelingen die landschappelijke waarden en/of natuurwaarden schaden.

  • Spreiding van detailhandel-functies buiten centrum Goirle en Dorpsstraat Riel.

  • Grotere overlastgevende evenementen in de woonwijken.

  • Een afname van het oppervlak binnenstedelijk groen

  • Landschappelijke structuren aantasten bij ontwikkelingen

  • Minder m2 ruimte voor groen en water in stedelijk gebied (rode contour)

  • Achteruitgang van sociaaleconomische status van onze inwoners

  • Beperkte fysieke/sociale toegankelijkheid voor kwetsbare groepen

  • Initiatieven zonder draagvlak of die op andere wijze niet bijdragen aan de sociale samenhang

  • Grootschalige evenementen in de woonwijken

  • Uitbreiding overlast gevende industrie – zwaar verkeer/hoge milieucategorie

  • Uitbreiding van solitaire kantoorpanden en kleinschalige detailhandel op bedrijventerreinen

  • Ontwikkeling nieuwe (solitaire) industriële bedrijvigheid buiten bestaande bedrijventerreinen

  • In de buitengebieden Oost, Midden en West: Grootschalige initiatieven voor zonne-energie op primair agrarisch gebied, in Natura-2000, NatuurNetwerk Brabant en beekdalen.

3.3.10 Waar (gebruik):

Beekdalen - Natuurbod - Faunapassage

In en om de beekdalen liggen de meeste natuurontwikkelingsprojecten. We stimuleren water- bergingsgebieden en creëren ecologische verbindingszones en faunapassages.

Klimaatbestendige Bosgebieden
De bosgebieden bieden ruimte voor natuur en recreatie. Daarnaast vervullen ze een belang- rijke rol voor klimaatadaptatie. Deze rol willen we verder versterken door de bestaande bos- sen komende jaren om te zetten van naaldbos naar loofhoutbossen.

Wind in combinatie met nieuw bos
Op de lange termijn (na 2030) is verdere verduurzaming van onze energievoorziening nodig. Nadat de capaciteit op het net is opgeschaald, zien we kansen om deze opgave te koppelen aan het ontwikkelen van nieuwe bossen en andere maatregelen die bijdragen aan klimaatadaptatie.

HUB de Baars
In het verlengde van HUB de Baars zien we kansen voor een mix van energiebronnen (wind, zon en warmte) in combinatie met natuur en waterberging in het Noordoosten van de ge- meente. Ook zien we hier kansen voor kleinschalige recreatie en nieuwe routes. Kwaden Hoek Ten noorden van de Spaanse Hoek, tot aan de Kwaden Hoek ligt de nadruk op natuur en water. We zien ruimte om hier extensieve zonneparken te ontwikkelen, waarmee kwaliteitsverbetering natuur en waterberging in het gebied worden gestimuleerd.

Riel
In Riel streven we naar het behoud van voorzieningen en het toekomstbestendig maken van de gebouwde omgeving. Onder toekomstbestendig verstaan we het levensloopbestendig maken van woningen, verduurzamen van de energievoorziening en het vergroenen van de openbare ruimte. Een deel dat op lange termijn kan bijdragen aan het behoudt van voorzieningen zijn nieuwe woningbouwontwikkelingen rondom de kern.

Woningbouwlocaties en Bakertand en Zuidrand - verstedelijking korte termijn
In deze gebieden ontwikkelen we woningbouw op korte termijn. We doen dit klimaatbestendig.

Binnenstedelijke woningbouwlocaties
Conform de ladder voor duurzame verstedelijking proberen we in eerste instantie zoveel mogelijk van de verstedelijkingsdruk binnenstedelijk in te passen. Daarom zijn er nu diverse binnenstedelijke zoeklocaties voor woningbouw opgenomen.

Spaanse Hoek en Riel-Zuid en Noord - Buitenstedelijke verstedelijking lange termijn
In deze gebieden reserveren we ruimte voor verstedelijking (woningbouw) op lange termijn. De keuze om deze gebieden te ontwikkelen hangt af van de (regionale) woningbouwbehoefte.

Schuifruimte Sportvoorzieningen, Riels Kwadrant en Tijvoort Noord
In deze gebieden reserveren we schuifruimte voor verstedelijking (woningbouw). Op lange termijn kan hier gekeken worden naar eventuele verplaatsing of verkleuring van huidige functies. Voor de sportvoorzieningen zien we in dat geval ruimte in het Riels Kwadrant. De bedrijvigheid op Tijvoort Noord kan geleidelijker verkleuren. We reserveren nu ruimte, maar verkennen nog nader wanneer, met welke prioritering en in welke volgorde we op de diverse locaties ruimte voor ontwikkeling bieden. Dit hangt onder andere af van de lokale en regionale woningbehoefte.

Centrum Goirle
We streven naar een levendig centrum met aantrekkelijke ruimtes voor verblijven en beleven. Met voldoende detailhandel, horeca, evenementen, cultuur, ontmoetingsplekken en groen.

Woonwijken
We maken de wijken toekomstbestendig. Onder toekomstbestendig verstaan we het levensloopbestendig maken van woningen, verduurzamen van de energievoorziening en het vergroenen van de openbare ruimte.


Bedrijventerreinen
Hier is ruimte voor bedrijvigheid. We faciliteren ondernemers en stimuleren vergroening en verduurzaming.

Waterberging en vernatuurlijking buitengebied West
In buitengebied west willen we meer waterberging faciliteren. Samen met ondernemers, natuur en landschapsorganisaties verkennen we de mogelijkheden hiervoor. Ook stimuleren we de aanleg van ecologische en landschappelijke elementen zoals heggen.

Recreatie en natuur
In buitengebied midden staat natuur voorop. We bieden ruimte voor het beleven van de natuur. Samen met ondernemers, natuur en landschapsorganisaties verkennen we de optimale zonering voor natuur en recreatie. Daarnaast zetten we in op toeristisch-recreatieve ontwikkeling van Oostplas. Ook in buitengebied Oost en West zien we ruimte voor toeristisch-recre- atieve verbreding van agrarische activiteiten.

Vrijkomende agrarische bebouwing
Voor vrijkomende agrarische bebouwing faciliteren we transformatie naar recreatie, toerisme, zorg en woningen.

Nieuwe (groene) verbindingen
Tussen Bakertand en de Ambrosiusweg verbeteren we de (fiets)verbinding. Ook tussen Riel en Gilze wordt de (fiets) verbinding verbeterd. Daarnaast breiden we ons groene recreatieve routenewerk uit en voegen we ontbrekende groene schakels toe.

Fokmast-Regte Heide
Hier ontwikkelen we een mix van bedrijvigheid, recreatie en natuurontwikkeling.

afbeelding binnen de regeling

3.4 Milieulaag

Introductie

Naast dat we kwalitatieve kaders stellen, pragmatische afwegingen maken vanuit de netwerken en ruimte bieden aan gewenste ontwikkelingen stellen we in deze laatste laag ook grenzen aan deze gewenste ontwikkelingen. We willen namelijk een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving voor onze inwoners garanderen. Hierbij is het belangrijk aandacht te hebben voor de huidige milieukwaliteit en waar mogelijk te sturen op gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Door deze thema’s goed te borgen in de omgevingsvisie bieden we een gedegen basis voor het omgevingsplan.

3.4.1 Klassieke milieuthema's

Visie: We streven ernaar om overlast en/of gezondheidsschade als gevolg van geluidshinder, luchtkwaliteit, geurhinder, bodemkwaliteit en externe veiligheid waar nodig zo veel mogelijk te beperken. Per gebied bepalen we ambities op de diverse thema’s.

Doelen:

  • Aangezien de wisselwerking tussen de functionele indeling van een gebied en de kaderstelling van deze milieuthema’s duidelijk van invloed is op de ambities die we stellen, gebruiken we hiervoor een gebiedsgerichte benadering. We stellen in elk gebied per milieuthema onze ambitie vast – gaan we voor de standaard normstelling of voor een hogere (bijvoorbeeld WHO-normering) of lagere (wettelijke) normstelling.

3.4.2 Sturen op gezondheid, veiligheid en duurzaamheid

Visie: Bij ruimtelijke ontwikkelingen streven we ernaar om een gezonde, veilige en duurzame woon- , werk- en leefomgeving te waarborgen. Dit komt terug in alle lagen, maar in deze kaderstellende laag willen we daar expliciet randvoorwaarden aan koppelen. Het zijn de kaders waarop we kunnen controleren en waar nodig bijsturen. Het monitoringssysteem zal als (bij)sturingsinstrument een belangrijke rol vervullen.

Doelen:

  • We sturen op een woon- en leefomgeving waarin sociale rechtvaardigheid, samenhang en inclusiviteit centraal staat.

  • We sturen op een woon- en leefomgeving waarin iedereen veilig is en zich veilig voelt.

  • We sturen op een klimaatbestendige, natuur-inclusieve leefomgeving met voldoende groene ruimte en we stellen duurzaam landgebruik als randvoorwaarde.

  • We sturen op een reductie van het energieverbruik en een toename van het aandeel duurzame energie.

  • We sturen op een duurzame economische structuur, waarin voldoende werkgelegenheid, verdienmogelijkheden zijn en ruimte is voor innovatie.

  • We sturen op gezonde en duurzame woningen. Dat wil zeggen dat het binnenklimaat prettig en gezond is, minimaal een zijde van een woning aangenaam is en dat de woning aan hoge duurzaamheidsnormen voldoet.

3.4.3 Gemeentelijke sturingsfilosofie en rolopvatting - milieu

Op het gebied van milieukwaliteit hebben wij als gemeente een rol, met name samen met mede-overheden. We kiezen hierbij met name een rechtmatige (kaderstellende) rol, denk bijvoorbeeld aan kaders omtrent maximale geluidsbelasting. Op onderdelen kiezen we wel een meer netwerkende (participerende) rol, bijvoorbeeld bij aanpassingen aan de snelweg of het gezonder maken van de leefomgeving.

3.4.4 Wat willen we niet (kaders en monitoring):

  • Verslechtering van de huidige milieukwaliteit van de bodem, water en lucht.

  • Toename van overlast door geluid en geur.

  • Verslechtering gezondheidsscores GGD

3.4.5 Waar (milieu):

Milieugezondheidsrisico

Op de milieugezondheidsrisico-kaart is allereerst het effect van de snelweg A58 goed zichtbaar, vanwege de geluidsoverlast en verminderde luchtkwaliteit. Daarnaast zorgt de Turnhoutsebaan die tussen de kernen van Goirle en Riel loopt ook voor geluidsoverlast en verminderde luchtkwaliteit. Tot slot liggen op bedrijventerrein Tijvoort enkele risicocontouren.

Geur

Op de geurcontouren-kaart is te zien dat in Buitengebied West, het zuiden van Buitengebied Oost, de oostkant van de A58- zone en het Riels Kwadrant sprake is van een mogelijk negatief gezondheidseffect ten gevolge van geurhinder. Dit is een gevolg van de agrarische bedrijven die op deze locaties gevestigd zijn. In de dorpskern van Riel zijn de geurcontouren ook nog merkbaar. De natuurgebieden in Buitengebied Midden en dorpskern van Goirle vallen daarentegen grotendeels buiten de geurcontouren.

Veiligheid

Op de externe veiligheidskaart staan de risicobronnen en kwetsbare objecten afgebeeld. Er lopen drie buisleidingen door de gemeente, waarvan twee vlak langs/door de dorpskernen. Dit levert bijvoorbeeld voor locatie Riel-Zuid beperkingen op. Verder bevinden zich op bedrijventerrein Tijvoort enkele risicocontouren 10-6. De kwetsbare objecten bevinden zich voornamelijk in de dorpskernen. Denk bijvoorbeeld aan verzorgingstehuizen en scholen.

Aardkundige en archeologische waarden

Op de aardkundige waardenkaart is te zien dat het landschap in Buitengebied Midden hoge aardkundige waarden kent. Het betreft een authentiek, natuurlijk landschap met vele cultuurhistorische/ landschappelijke waarden, waaronder de historische grafheuvels die nog goed zichtbaar zijn. Daarnaast is in de provinciale archeologische landschappen extra aandacht voor archeologie van belang.

Klimaat

Op basis van de klimaatstresstest is inzichtelijk gemaakt waar risico'sliggen op het gebied van verdroging, overstroming/waterberging,onbegaanbare wegen ten gevolge van wateroverlast en hittestress.Met name hittestress en onbegaanbare wegen door wateroverlasthebben hierbij onze prioriteit.

Natuur

Op de natuurkaart is te zien dat de gemeente Goirle een groenegemeente is met prachtige natuur. Met name het landschap vanBuitengebied Midden wordt gekenmerkt door grote oppervlakteaan natuurgebied in de vorm van Regte Heide en Riels Laag– onderdeel van Natura 2000 en Natuurnetwerk Brabant – enbosgebied daaromheen. Een groot deel hiervan bevindt zich ineen stiltegebied. Het Natuurnetwerk loopt in de overige gebiedenvoornamelijk langs de beekdalen.

Water

Door de gemeente Goirle loopt de waterscheiding tussen hetDongesysteem en het Dommelsysteem. Op de waterkaart is tezien dat diverse beekdalen door het gebied stromen, waarvansommigen een matige of ontoereikende waterkwaliteit kennen.Verder ligt het overgrote deel van Buitengebied West, hetwestelijk deel van de A58-zone en het Riels Kwadrant in eengrondwaterbeschermingsgebied. Hier gelden aanvullende eisenvoor de bodem.

Visiekaart

afbeelding binnen de regeling

3.5 Wat betekent dit dan?

Reflectie op kwaliteiten, netwerken, gebruik en milieu
In dit hoofdstuk hebben we in meer detail uitgewerkt wat we waardevol vinden en waar we ruimte aan willen bieden, welke rolopvatting we daarbij hanteren en waar de desbetreffende kwaliteit, netwerk, gebruik of milieuaspect zich bevindt. Dit vormt de thematische koers van de omgevingsvisie.


We toetsen bij nieuwe ontwikkelingen en initiatieven in welke mate deze:
1. De kwaliteiten positief en negatief beïnvloeden,
2. Aansluiten op de bestaande netwerken en de capaciteit van de infrastructuur*, 3. Passen binnen de beoogde ontwikkelingen in de gebruikslaag
4. Zich verhouden tot de diverse milieu-aspecten.

*Infrastructuur wordt in deze context breed gedefinieerd. Hieronder verstaan we dus bijvoorbeeld wegen, energienetwerken, waterleidingen en rioleringen.


Conclusie
Dit alles leidt tot de volgende spelregels:

Spelregel 8: “We zorgen dat ontwikkelingen bijdragen aan onze kwaliteiten”

Spelregel 9: “We volgen de capaciteit van infrastructuur”

Spelregel 10: “We bieden ruimte aan maatschappelijke opgaven”

Spelregel 11: “We sturen op milieukwaliteit”

R eflectie op Global Goals
Zoals bij de diverse thema's is geduid dragen we met de omgevingsvisie aan bijna alle
ontwikkelingsdoelen bij. Met de beleidsuitspraken over onze kwaliteiten, netwerken, ontwikkelingen en milieuaspecten dragen we bij aan de volgende Global Goals:

afbeelding binnen de regeling

Doel 17 komt niet bij een specifiek thema terug, maar is van organisatorische aard. We dragen hier middels de uitvoering en werkwijze aan bij.

Hoofdstuk 4 - Koers per deelgebied

Deelgebieden

Prioriteit per deelgebied
Niet ieder gebied binnen onze gemeente is hetzelfde, verre daarvan zelfs. De gewenste bescherming van bestaande kwaliteiten en de ruimte die we voor nieuwe ontwikkelingen willen bieden is dan ook gebiedsspecifiek. Daarom maken we in dit hoofdstuk de visie en doelen per gebied wat concreter door de kwaliteiten, netwerken, gebruik en milieuaspecten gebiedsspecifiek te maken. Op deze manier geven we richting en houden we grip op de gewenste staat van onze fysieke leefomgeving, maar houden we tegelijkertijd ruimte in ons beleidskader om de kracht en creativiteit in deze gebieden ten volle te benutten.

We onderscheiden hierbij negen verschillende gebieden die qua karakter, context en ontwikkelingen dusdanig verschillen dat we hier gebiedsspecifiek beleid voor opstellen.

Buitengebied:

Bebouwd gebied:

Ontwikkelingsgebied:

Bedrijventerreinen:

Prioritering beleidsthema’s

afbeelding binnen de regeling

Prioritering beleidsthema’s gebruikslaag.

Met behulp van de spinnenwebben (zie voorbeeld hiernaast) hebben we met onze partners het gesprek gevoerd over de beleidsprioriteiten in de verschillende gebieden. De buitenste ring symboliseert de hoogste prioriteit en binnenste ring de laagste prioriteit. Het lichtgekleurde deel verbeeld de huidige situatie, het donkere deel de wat we in de toekomst willen versterken.

afbeelding binnen de regeling

Ambitiebepaling milieuthema’s

Op een aantal thema’s bepalen we per gebied wat onze ambitie omtrent de milieukwaliteit is. Het gaat hier nog niet direct over exacte normen (dat wordt in het omgevingsplan nader uitgewerkt), maar de hoogte van de gemeentelijke ambitie omtrent de gewenste milieukwaliteit. Dit zal per gebied verschillen. Langs de snelweg is luchtkwaliteit bijvoorbeeld nu al lager en is een zeer hoge milieukwaliteit hierop onrealistisch, op bedrijventerreinen vinden we geluidsnormen minder belangrijk en nabij landbouwbedrijven accepteren we meer geurhinder dan in de woonwijken. We doen dit aan de hand van de ‘schuifjes’ in de afbeelding hiernaast. Waarbij de standaard kwaliteit de huidige wettelijke standaard symboliseert en de setting van het schuifje de ambitie van de gemeente, ten opzichte van de desbetreffende standaard.

afbeelding binnen de regeling

4.1 Buitengebied West

4.1.1 Kwaliteiten

Het Buitengebied West kenmerkt zich als relatief grootschalig, open landbouwgebied met akkers en weiden, op de grens van zandgrond en het beekdal. Hier zijn ook enkele kleine gehuchten (Vijfhuizen, Brakel en Looienhoek) en het Bels Lijntje te vinden. In het gebied ligt bovendien het beekdal van de Hultensche Leij en er zijn enkele (kleine) bospercelen. Deze (cultuurhistorische) landschappelijke structuren willen we behouden en versterken. Daarnaast willen we het functioneren van het bodem- en watersysteem borgen. Dit biedt zowel meerwaarde voor agrariërs, landschap en natuur. Er liggen kansen om in samenwerking met het waterschap en de agrariërs maatregelen te nemen om de sponswerking van de bodem te verbeteren, zodat water beter wordt vastgehouden.

4.1.2 Netwerken

We streven in het Buitengebied West naar optimaal gebruik van de aanwezige en toekomstige energie-infrastructuur. Waar nodig faciliteren we uitbreiding van het netwerk. Bijvoorbeeld in het kader van zonnevelden nabij de waterzuivering. Eventuele initiatieven moeten een positieve bijdrage leveren aan de structuren van het landschap en/of ecologie. Aanpassingen om langer water vast te houden hebben daarbij de aandacht. Op het gebied van mobiliteit verbeteren we de (fiets)verbinding Riel-Gilze en breiden we de groene recreatieve routes uit. Verder zijn er geen grootschalige ingrepen nodig, we houden het huidig niveau van bereikbaarheid op peil.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.1.3 Gebruik

Landbouw is van oudsher de belangrijkste functie in het Buitengebied West. Dit zal in de toekomst ook zo blijven. Tegelijkertijd willen we landbouw verder verduurzamen en de (ecologische) kwaliteit van het landschap verbeteren. We stimuleren agrariërs om natuurbeheer op te nemen in hun bedrijfsvoering, bijvoorbeeld door ecologische akkerranden en watergangen te realiseren. Daarnaast zetten we in op het realiseren van ecologische verbindingszones uit het Natuurbod 2019 van regio Hart van Brabant (Hultensche Leij; Bels Lijntje). Met name door de Hultensche Leij (Vossenbergse Loop) als natuurlijke beek en waterbuffer in te richten, wordt de biodiversiteit versterkt. Voor enkele andere functies bieden we beperkt ruimte. Zo zijn voor duurzame energieopwekking kleinschalige initiatieven mogelijk, zolang dit voor eigen gebruik is en niet ten koste gaat van zon op dak, agrarische grond of natuurgebieden. Dit kan ondersteunend zijn bij het verdienmodel in de omslag naar een duurzame kringlooplandbouw. Grootschalige initiatieven voor grondgebonden zonnevelden op primair agrarisch grond zijn niet gewenst. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor het gebied rond de waterzuivering. Verder bieden we beperkt ruimte voor recreatieve voorzieningen en is verdere landbouwverbreding toegestaan, mits dit kleinschalig en ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie. Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) kan beperkt veranderen in woningen. Dan moet het wel in (of aan de randen van) de bestaande lintbebouwing of de bebouwingsclusters zijn. Tot slot is het voor de lange termijn een optie in de Spaanse Hoek, Riel - Zuid en Noord de dorpskern van Riel uit te bereiden. De keuze om deze gebieden te ontwikkelen hangt af van de (regionale) woningbouwbehoefte.

4.1.4 Milieuaspecten

In het Buitengebied West staat de functie van toekomstbestendige (economisch renderend en natuurinclusief) landbouw centraal. Er bevinden zich echter ook enkele bebouwingslinten en -clusters in het gebied. Voor licht, lucht, geluid, trilling, bodemkwaliteit, externe veiligheid hanteren we de standaard kwaliteitsnormering. Omdat we ruimte willen bieden aan de agrarische activiteiten, accepteren we een lagere kwaliteit voor geur. Dit is een aandachtspunt om rekening mee te houden bij nieuwe woningbouwontwikkelingen. De relatief lage biodiversiteit in het gebied willen we verbeteren en daarom stellen we hiervoor de ambitie om de standaard basiskwaliteit te behalen. Voor de grondwaterkwaliteit zetten we ook in op verbetering omdat een deel van Buitengebied West een grondwaterbeschermingsgebied betreft. Hiervoor geldt dan ook een hogere kwaliteitsnorm dan de standaard kwaliteit. Voor de kwaliteit van het oppervlaktewater wordt tot slot de standaard norm aangehouden. Een uitzondering betreft het gebied direct grenzend aan de A58. Hier zal door de nabijheid van snelweg de milieukwaliteit met betrekking tot geluid en luchtkwaliteit lager zijn.

4.2 Buitengebied Midden

4.2.1 Kwaliteiten

Buitengebied Midden wordt gekenmerkt door de grote oppervlakte aan natuurgebied van de Regte Heide en Riels Laag – onderdeel van Natura 2000 en Natuurnetwerk Brabant – en bosgebied daaromheen. Het gebied heeft hierdoor grotendeels een besloten karakter. Het heidegebied zelf wordt ingekaderd door twee beekdalen van de Leij en Poppelsche Leij, waardoor het ook de waterscheiding vormt tussen het Donge- en Dommelsysteem. Het schijnvliegveld is tevens een ecologisch en cultuurhistorisch pareltje. Tot slot ligt aan de zuidzijde van het heidegebied een strook aan landgoederen (Nieuwkerk, De Hoevens, Gorp en Roovert en Ooievaarsnest) en aan de noordzijde ligt het Riels Kwadrant en de Leijvennen. Het authentieke, diverse landschap kent veel (cultuur)historische waarden die we absoluut willen behouden voor de toekomst. De natuurpanorama’s in de grotere natuurgebieden en de goed herkenbare cultuurhistorische grafheuvels zijn hiervan mooie voorbeelden. Deze elementen vertegenwoordigen de recreatieve aantrekkingskracht van het gebied. Daarnaast is het belangrijk de ecologische kwaliteit en het unieke watersysteem dat het gebied kent door de aanwezige breuklijnen goed te bewaken en waar nodig te versterken. Dit doen we door het klimaatadaptieve vermogen en ecologische kwaliteit van het NatuurNetwerk te versterken. Denk hierbij aan het vernatuurlijken van de aanwezige watergangen en beekherstel, waarbij de beekdalen kunnen functioneren als ecologische verbindingen.

4.2.2 Netwerken

Het waternetwerk, van beekdalen en vennen, vormt een belangrijke structuur in dit gebied. Er lopen diverse recreatieve routes door het gebied, waardoor de waardevolle natuur kan worden beleefd. Deze routes zijn overwegend ingericht voor extensieve recreatie. Denk aan vlonder- kasseien- en zandpaden. Waar ontbrekende schakels in het recreatieve netwerk zich nog bevinden, worden deze gerealiseerd. Hierbij wordt gekozen voor een gezoneerde routing die extensiever wordt dichter bij de kern van de natuurgebieden met een groene landschappelijke buffer rondom de meest kwetsbare natuurgebieden. Daarnaast verkennen we nut en noodzaak van de uitbreiding van het energie- netwerk om na 2030 ‘Wind in combinatie met nieuw bos’ mogelijk te maken.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.2.3 Gebruik

In dit gebied hebben natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit de hoogste prioriteit. Er vinden diverse natuurontwikkelingsprojecten plaats. Recent is er bijvoorbeeld een faunapassage (Turnhoutsebaan) gerealiseerd. Andere ontwikkelingen die plaatsvinden mogen geen afbreuk doen aan de natuur en staan bij voorkeur juist ‘in dienst daarvan’. Door het routenetwerk kunnen inwoners en recreanten de waardevolle natuur beleven. Dit draagt bij aan het prettige woonklimaat en de gezondheid van onze inwoners. Bij de landgoederen is ruimte voor recreatieve voorzieningen en horeca. De aantrekkingskracht hiervan benutten we. We stellen als randvoorwaarde dat de voorziening moet passen in de natuurlijke, landschappelijke kwaliteit van het gebied. Voor nieuwe landbouwactiviteiten, zonnevelden en bedrijvigheid bieden we geen ruimte in dit deelgebied. Tot slot verkennen we de ontwikkeling van ‘Wind in combinatie met nieuw bos’ (na 2030). Dat gaat om een clustering van meerdere windmolens boven nieuw te ontwikkelen loofbos in combinatie met het bovenstrooms vasthouden van water.

4.2.4 Milieuaspecten

We prioriteren hier de natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit. Het is een gebied waar ‘natuur en rust’ centraal staan. Ter bescherming van de natuurwaarden zetten we in op een betere omgevingskwaliteit op het gebied van licht, geluid en biodiversiteit. De Regte Heide is aangewezen als stiltegebied. De hogere norm voor geluid (zowel van verkeer als overige activiteiten) is dan ook passend. Voor de overige milieukwaliteiten wordt vastgehouden aan de standaard kwaliteit. Continue aandacht en verbetering van de biodiversiteit is van groot belang. We stellen voor het thema ‘biodiversiteit’ dan ook een hoge ambitie. Met name aan de randen van de beschermde natuurgebieden wordt extra ingezet op de verbetering van groenkwaliteit en biodiversiteit.

4.3 Buitengebied Oost

4.3.1 Kwaliteiten

Buitengebied Oost ligt ingesloten tussen de kern Goirle en de grotere recreatie- en natuurgebieden van het landgoed Gorp en Roovert. Het landschap is gevarieerd en kent een kleinschalig, open karakter. In de ruimtelijke indeling van het landschap is sprake van een karakteristieke opbouw van lage, natte gronden (beekdalen Roovertsche Leij en Nieuwe Leij) naar hogere, drogere gronden met vele gradiënten en een bijzondere hydrologische ontwikkeling. De zichtbaarheid van het verloop van landschap willen we behouden en waar mogelijk versterken. Hetzelfde geldt voor de cultuurhistorische waarden, zoals bijvoorbeeld de oude linten, houtwallen, industriecomplexen en watermolens.

4.3.2 Netwerken

Het waternetwerk, van beekdalen en vennen, vormt een belangrijke structuur in dit gebied. De wegen zijn gericht op recreatieve routes en agrarische activiteiten. Momenteel zijn Natuurpoort Roovertsche Leij en Breehees populaire, recreatieve plekken van waaruit het bosgebied en de landgoederen worden beleefd. Daarnaast zien we Buitengebied Oost als belangrijk uitloopgebied voor de inwoners van Goirle. In dit kader zetten we in op een goed routenetwerk en natuurlijke, aantrekkelijke dorpsranden. Tot slot werken we in dit deelgebied mee aan een eventueel benodigde uitbreiding van het energienetwerk, zodat de energietransitie hier (op termijn) deels kan landen. Hierbij streven we naar een optimaal gebruik van de aanwezige en toekomstige energie- infrastructuur. Eventuele initiatieven moeten een kwalitatieve bijdrage leveren aan het landschap en/ of de natuurwaarden.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.3.3 Gebruik

In buitengebied Oost willen we ruimte bieden aan een mix van natuur, landbouw, recreatie en energie. Het beekdal is hierbij een belangrijke landschappelijke drager die we koesteren. Hier bieden we ruimte voor waterberging. Met diverse projecten werken we aan natuurontwikkeling (Zuidrand), realiseren we ecologische verbindingen (Nieuwe Leij) en dragen we bij aan beekherstel (Roovertsche Leij en Nieuwe Leij). Overige functies zijn alleen toegestaan mits ze bijdragen aan de volgende uitgangspunten: inzet op meervoudig ruimtegebruik, meerwaarde voor natuur, bodem en klimaat, en aansluitend op de landschapsstructuren en de aanwezige netwerken (weginfrastructuur en energienetwerk). We zetten in op extensieve, natuurinclusieve kringlooplandbouw. Nevenfuncties zijn toegestaan. Denk hierbij aan toeristisch-recreatieve activiteiten (inclusief horeca), zonnevelden voor eigen gebruik of omvormen van vrijkomende agrarische bebouwing naar woningen. Tot slot wordt in het noordoosten momenteel gewerkt aan het project Energie-hub 'de Baars' en verkennen we de (on)mogelijkheden van 'Wind in combinatie met nieuw bos'.

4.3.4 Milieuaspecten

Zoals benoemd is in dit deelgebied een mix aan functies te vinden, zoals landbouw, wonen, natuur, klimaatadaptatie, recreatie en energieopwekking. Om een prettige en gezonde omgeving te bieden voor inwoners en recreanten hanteren we voor licht, lucht, trilling, bodemkwaliteit, externe veiligheid, geur en grondwaterkwaliteit in dit gebied de standaard kwaliteitsnorm. Hiermee blijft er voldoende ruimte voor diverse (kleinschalige) activiteiten, maar worden grootschalige activiteiten met een hoge belasting op het milieu geweerd, bijvoorbeeld nieuwe intensieve veehouderijen. Met name langs de woonkern Goirle willen we de ‘rust’ bewaren en daarom wordt voor geluid (verkeer en overige activiteiten) ingezet op een hogere kwaliteitsnorm. Daarnaast ligt een flinke opgave om de biodiversiteit in dit deelgebied te verbeteren. Daarom wordt voor het thema ‘biodiversiteit’ een hoge ambitie gesteld. Tot slot wordt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater ook een hogere kwaliteitsnorm gesteld dan de standaardnorm. Dit doen we ook in verband met de kader richtlijn water (KRW), op basis waarvan verbetering namelijk vereist is.

4.4 Dorpskern Riel

4.4.1 Kwaliteiten

De Dorpskern Riel is ontstaan vanuit een historisch woonlint, op de hoger gelegen gronden ten westen van het beekdal, die wordt gevormd door de Kerkstraat – Dorpsstraat – Zandeind. Het beekdal van de Leij en het Bels Lijntje vormen de bepalende lijnen in de structuur van het stedelijk gebied. Met name de groene driehoek en de historische leerlooierijen zijn bijzondere elementen in dit historisch dorpslint. Deze willen we graag behouden. In geval van leegstand historisch erfgoed kijken we naar mogelijkheden om er een nieuwe (maatschappelijke) functie aan te geven. Tussen het historisch dorpslint en de kleine woonwijken bevinden zich in de kern enkele groene, open ruimten. Deze achter-terreinen versterken het groene, landelijke karakter van de Riel en verzachten de strakke dorpsranden van Riel. Delen hiervan zijn ook aangemerkt als particulier waardevol groen. Bovendien blijft het historische dorpslint goed zichtbaar. Deze cultuurhistorische structuur die Riel een blijvend dorps karakter geeft, moet ook in de toekomst zoveel mogelijk behouden blijven. Tot slot zetten we in op een klimaatbestendige groenstructuur en watersysteem.

4.4.2 Netwerken

De huidige ontsluiting loopt over het historisch dorpslint. Parkeermogelijkheid bevindt zich aan de Blokakkers en in de kleine woonwijken achter het dorpslint (voor de inwoners). De bereikbaarheid moet op peil blijven en met eventuele ontwikkelingen meegroeien. We zetten in op de transitie richting duurzame mobiliteit. Denk hierbij aan het realiseren van openbare laadpalen en meer ruimte voor langzaam verkeer in het straatbeeld. Tot slot wordt in het kader van de verduurzaming van de woningvoorraad onderzocht of een warmtenetwerk een kansrijk alternatief is in de woonwijken.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.4.3 Gebruik

We zetten in op het behoud van het voorzieningenniveau in Riel. De mogelijkheid tot ontmoeten in het centrum van Riel – gebied rond de kerk en het Dorpsplein – is hierbij van grote waarde. De woningen en wijken maken we toekomstbestendig (duurzaam, betaalbaar en levensloopbestendig). We zetten in op groene, gezonde, inclusieve en toekomstbestendige wijken voor jong en oud in een wijkgerichte aanpak. Hiervoor is het van belang dat de woningen zowel in aantal als in type woning voldoen aan de behoefte. We sluiten dan ook niet uit dat voor de lange termijn wordt gekeken naar de mogelijkheden tot uitbreiding. Randvoorwaarde is dat mogelijke ontwikkelingen in en rondom Riel niet voorbij mogen gaan aan het ‘dorps karakter’. Verder dragen de groene, landschappelijke kwaliteiten bij aan de aantrekkelijkheid als woonomgeving en gezondheid en welzijn van onze inwoners. We zetten in op vergroening van verhard oppervlak op openbaar én particulier terrein. Dit koppelen we aan de mogelijkheid tot spelen/bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte. Bovendien zorgt een slimme inzet van (ecologische beheerd) groen in het woongebied voor koelteplekken in warme tijden, het tegengaan van wateroverlast bij extreme buien en versterking van de biodiversiteit. Ook inwoners proberen we hiervan bewust te maken. Tot slot werken we samen met eigenaren aan de verduurzaming van gebouwen. Het gaat daarbij om alternatieve warmtebronnen voor aardgas, energiebesparende maatregelen (bijvoorbeeld isolatie) en mogelijkheden tot kleinschalige opwekking van energie (zon op dak).

4.4.4 Milieuaspecten

Bovenal staat in Riel een gezonde, veilige en sociale woonomgeving centraal. We willen de overlast voor inwoners tot het minimum beperken en nieuwe milieubelastende activiteiten niet toestaan in het woongebied. In beginsel willen we dan ook voldoen aan de wettelijke eisen. We hanteren daarom voor bijna alle omgevingskwaliteiten de standaard kwaliteitsnorm. Alleen voor de grondwaterkwaliteit stellen we een hogere kwaliteitsnorm. Voor grondwaterkwaliteit zetten we namelijk in op verbetering omdat Riel in een grondwaterbeschermingsgebied is gelegen. De standaardkwaliteitsnormering betekent voor geluid dat we niet standaard hogere grenswaarden afgeven, maar een maximale inspanning doen om door middel van maatregelen voor een gezond woon- en leefklimaat te zorgen. We gaan met name kijken naar mogelijkheden om overlast van (zwaar) verkeer door het dorpslint tegen te gaan. Voor het thema ‘biodiversiteit’ wordt tot slot de ambitie gesteld om de huidige basiskwaliteit te behouden.

4.5 Centrum Goirle

4.5.1 Kwaliteiten

Het Centrum Goirle wordt hoofdzakelijk gevormd door het Kloosterplein, winkelcentrum De Hovel en cultureel centrum Jan van Besouw. De Hovel functioneert als het kernwinkelgebied van Goirle. Het Jan van Besouw vormt hierop, zowel ruimtelijk als in functie, een complementaire publiekstrekker. Het Kloosterplein is de verbindende schakel en huisvest de horecagelegenheden. De historische Tilburgseweg fungeert als aanloopstraat van het centrum, zowel vanuit het noorden, als vanuit het zuiden. We bouwen voort op de (cultuurhistorische) ruimtelijke lijnen en versterken daarbij de onderlinge relatie tussen de afzonderlijke delen van het centrumgebied (goede zichtlijnen, eenduidige inrichting openbaar gebied, sterke groenstructuur). We zetten daarnaast in op het behoud van de cultuurhistorische elementen. In geval van leegstand historisch erfgoed kijken we naar mogelijkheden om er een nieuwe (maatschappelijke) functie aan te geven. Tot slot zetten we in relatie tot de groenstructuur in op klimaatbestendigheid en een robuust watersysteem (multifunctioneel en levenscyclusgericht).

4.5.2 Netwerken

We zetten in op een goed bereikbaar en deels auto-vrij centrum. Bezoekgemak met de auto en fiets is een belangrijke voorwaarde. We evalueren de blauwe-zone parkeercapaciteit in en rondom het centrum. Flexibiliteit bij het hanteren van parkeernormen is echter van belang, mede ten behoeve van een toenemend aantal woningen in het centrum. We zijn bereid een zekere krapte te accepteren. Er komt daarnaast voldoende ruimte voor fiets-, als wandelverkeer en een goede aansluiting en op busverbindingen. Verder zetten we ook in het centrum in op duurzame mobiliteit. Denk aan voldoende openbare laadpalen voor auto en fiets en bekijken we welke innovatieve mobiliteitsconcepten, zoals deelmobiliteit, passend zijn en ruimte nodig hebben in het centrum van Goirle. Tot slot wordt in het kader van de verduurzaming van het (commerciële) vastgoed en de woningen onderzocht of een warmtenetwerk een kansrijk alternatief is in het centrum.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.5.3 Gebruik

In het centrum is levendigheid erg belangrijk. We zetten in op een aantrekkelijk, groen centrumgebied dat is gericht op de mogelijkheid tot winkelen, ontmoeten en recreëren voor iedereen. Er is ruimte voor een evenwichtige mix van activiteiten op het gebied van retail, horeca, cultuur, evenementen, toerisme en wonen. Voor de woonfunctie willen we ons richten op levensloopbestendige en betaalbare woningen voor ouderen, zodat zij dicht bij de voorzieningen kunnen wonen. We creëren een compact centrumgebied met een functionele zonering van de afzonderlijke gebieden. De noordelijke as van De Hovel functioneert als het centrumwinkelgebied. Het Kloosterplein als de ontmoetingsplek van Goirle met horeca waar maximaal wordt ingezet op verblijfskwaliteit. De Tilburgseweg en de Kalverstraat hebben een gemengd profiel waar, naast horeca en detailhandel, ook ruimte is voor kantoor-, atelier- en woonfuncties. De zuidelijke as van De Hovel verschuift van winkelgebied naar gemengde functies. De openbare ruimte en voorzieningen houden we voor iedereen goed toegankelijk. De groenstructuur in het centrum versterken we met boombeplanting en kleinschalige parken en groene pleinen. Deze groenstructuur willen we zichtbaar versterken, waarbij een slimme inzet van groen en water zorgt voor koelteplekken in warme tijden en het tegengaan van wateroverlast bij extreme buien. Bovendien maakt groen het centrumgebied aantrekkelijker om te verblijven. De recreatiefunctie in het buitengebied willen we koppelen aan de ambitie om het centrum van Goirle verder als (toeristisch) verblijfsgebied te ontwikkelen. Hiervoor versterken we aan de zuidkant van het centrum de verbinding met de natuurgebieden. Tot slot zetten we samen met de inwoners en ondernemers in op de verduurzaming van het huidige (commerciële) vastgoed en woningen.

4.5.4 Milieuaspecten

Het centrum is een druk gebied waar veel activiteiten en bewegingen van personen en goederen plaatsvinden. Levendigheid is hier belangrijker dan leefbaarheid. Hier zitten natuurlijk wel grenzen aan, om te voorkomen dat er extreme overlast ontstaat of risicovolle activiteiten plaatsvinden in het centrum. We hanteren voor bijna alle milieuaspecten de standaard kwaliteitsnorm. Kwaliteitsnormen voor geluid (van zowel verkeer als overige activiteiten) vormen hierop een uitzondering. Om voldoende ruimte te behouden voor de centrumfuncties (zoals detailhandel, horeca en evenementen) met bijbehorende (verkeers)bewegingen accepteren we voor geluidsnormen een lagere omgevingskwaliteit. Tot slot willen we de relatief lage biodiversiteit in dit deelgebied verbeteren. Momenteel dienen namelijk alleen de Fraterstuin, tijdelijke tuin op de hoek van de Kalverstraat en de begraafplaats als groene oasen en is de rest van het centrumgebied relatief stenig. We zetten erop in om een sterke groenstructuur door het hele centrumgebied te realiseren, zodat de biodiversiteit verbetert en de natuur ook in het centrum kan worden beleefd door haar bezoekers.

4.6 Woonwijken Goirle

4.6.1 Kwaliteiten

Woonwijken Goirle

Goirle is oorspronkelijk gebouwd op een dekzandrug te midden van het beekdallandschap. De historische Tilburgseweg (met vele beeldbepalende (monumentale) panden en de R.K. Maria Boodschap kerk) functioneert als ruggengraat van de dorpskern. De woonwijken die hier in de loop der jaren omheen zijn gebouwd hebben elk een eigen karakter, passend in de betreffende tijdgeest. Veel van de woonwijken kennen een eigen (centrale) groenstructuur die voortkomt uit het aanliggende landschap, soms in combinatie met een wijkvoorziening (bijvoorbeeld het Van Hogendorpplein in Hoogeind en de Brede Scholen), waarop de wijk is georiënteerd. Richting de toekomst zetten we in op het borgen van de kenmerkende ruimtelijke structuren van de woonwijken en bijbehorende cultuurhistorische elementen en groenstructuur. Daarbij zetten we in op een klimaatbestendige groenstructuur en watersysteem.

4.6.2 Netwerken

De bereikbaarheid en ontsluiting van de woonwijken houden we op peil en groeit met eventuele ontwikkelingen mee. We zetten in op de transitie richting duurzame mobiliteit. Denk hierbij aan het realiseren van openbare laadpalen en voldoende ruimte voor langzaam verkeer. Tot slot onderzoeken we in het kader van de verduurzaming van de woningvoorraad of een warmtenetwerk een kansrijk alternatief is in de woonwijken.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.6.3 Gebruik

De woonwijken worden toekomstbestendig (duurzaam en levensloopbestendig). We zetten in op groene, gezonde, inclusieve en toekomstbestendige wijken voor jong en oud. Daarvoor zijn voldoende passende woningen nodig en is het noodzakelijk dat we alleen ruimte bieden aan functies die goed passen in een woonwijk. Zo zijn grotere evenementen niet toegestaan. Voor bedrijvigheid is ruimte, mits dit kleinschalig en ‘aan huis’ is en geen (milieu/geluid/verkeer) overlast veroorzaakt. Verder zetten we in op een aantrekkelijke woonomgeving die bijdraagt aan de gezondheid en welzijn van onze inwoners. We zetten in op vergroening van verhard oppervlak en dit willen we koppelen aan de mogelijkheid tot spelen, bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte. Bovendien zorgt een slimme inzet van (ecologische beheerd) groen in het woongebied voor koelteplekken in warme tijden, het tegengaan van wateroverlast bij extreme buien en versterking van de biodiversiteit. Ook inwoners maken we hiervan bewust. De bestaande wijkpunten gaan we doorontwikkelen en in functie verbreden, zodat er dichtbij huis ruimte is voor ontmoeten en maatschappelijke (zorg) voorzieningen. Goede (en laagdrempelige) toegankelijkheid is zowel voor de openbare ruimte als de wijkpunten een belangrijk uitgangspunt. We ontwikkelen de sport- en speelvoorzieningen binnen de huidige complexen en kiezen vooralsnog niet voor uitbreiding. Tot slot zetten we samen met de inwoners in op de verduurzaming van de huidige woningvoorraad. Het gaat om alternatieven voor aardgas, energiebesparende maatregelen (bijvoorbeeld isolatie) en mogelijkheden tot kleinschalige opwek van energie (zon op dak).

4.6.4 Milieuaspecten

In de woonwijken van Goirle staat, in tegenstelling tot het centrumgebied, leefbaarheid boven levendigheid. Een gezonde, veilige en sociale woonomgeving staat centraal. We willen de overlast voor inwoners tot het minimum beperken en risicovolle activiteiten niet toestaan in woongebieden. In beginsel willen we dan ook voldoen aan de wettelijke eisen. We hanteren daarom voor alle milieuaspecten de standaard kwaliteit. Dat betekent voor geluid dat we geen hogere grenswaarden afgeven, maar een maximale inspanning doen om door middel van maatregelen een gezond woon- en leefklimaat te borgen. Hierbij gaat het met name om de verbetering van geluidsoverlast van verkeer. Tot slot willen we de relatief lage biodiversiteit in dit deelgebied verbeteren. We zetten in op versterking van de groenstructuur en de mogelijkheid voor inwoners om natuur ook in de directe woonomgeving te beleven.

4.7 A58-Zone

4.7.1 Kwaliteiten

De A58-Zone is duidelijk een overgangszone tussen stad en (platte)land, waar veel ontwikkelingen plaatsvinden. Het gebied kenmerkt zich door een afwisseling aan landschappen en functies:
- Midden: Riels Kwadrant, Tilburgse bedrijventerreinen, de Surfplas.
- Oost: Boschkens, Bakertand, agrarisch gebied met daarin de Oostplas.
Duidelijk element in dit gebied is de snelweg A58 die langs de noordgrens van de gemeente loopt en die een stevige, fysieke barrière vormt tussen de gemeente Tilburg en de gemeente Goirle. Het natuurnetwerk is in de A58-zone een stuk smaller dan in het overige buitengebied van de gemeente. Toch zijn er wel een aantal belangrijke natuurwaarden te vinden en ook kent het gebied een bijzonder bodem- en watersysteem. Deze kwaliteiten zijn kaderstellend bij nieuwe functionele ontwikkelingen waaraan we als gemeente ruimte bieden.

4.7.2 Netwerken

Er zijn drie ontsluitingswegen vanuit de gemeente die vanuit de A58-zone naar de snelweg of de stad Tilburg leiden. Met het oog op de toekomst zetten we in op het behoud van de goede mobiliteit, ook met de groei van onze gemeente. Daarnaast werken we met onze partners aan de uitbreiding van het energienetwerk, zodat de energietransitie hier deels kan landen. Gekoppeld aan de snelweg A58 faciliteren we ontbrekende verbindingen in het elektriciteitsnetwerk. Het energienetwerk is hiermee in dit gebied al goed ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor de mobiliteit infrastructuur. Het is dus een logische plek voor inpassing van duurzame energie en verdere verstedelijking.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.7.3 Gebruik

In de A58-Zone is ruimte voor grotere ruimtelijke ontwikkelingen. De bijzondere bodem- en watersituatie zijn hierbij kaderstellend. We zetten in op duurzame verbindingen van het natuurnetwerk, om gebieden aan elkaar te verknopen. Er ontbreken nog enkele (waardevolle) ecologische verbindingen. Samen met onze partners ontwikkelen we daarom nieuwe natuur ten oosten van de Oostplas, realiseren ecologische verbindingszones (Hultensche Leij en Nieuwe Leij), voeren beekherstel uit (Nieuwe Leij) en leggen faunapassages aan. Verder bieden we ruimte aan grootschalige energieopwekking in het kader van de energietransitie (onder andere langs de A58) en ook aan woningbouwontwikkelingen. Momenteel zijn Boschkens en de Bakertand al in ontwikkeling en op middellange termijn komt het Riels Kwadrant mogelijk in beeld als schuifruimte voor sportvoorzieningen. Daarnaast wordt langs de beekdalen en Oostplas met name ingezet op ruimte voor waterberging. Waar wenselijk gebeurt dit in combinatie met initiatieven op het gebied van recreatie, toerisme en/of energieopwekking. Met name de Oostplas biedt kansen om te ontwikkelen als recreatiegebied. Voor nieuwe landbouwactiviteiten en bedrijvigheid is in principe geen ruimte. In het oosten werken we aan energiehub De Baars.

4.7.4 Milieuaspecten

Gezondheid en milieukwaliteit – met name geluidsoverlast en luchtkwaliteit – hebben vanwege de ligging ten opzichte van de snelweg A58 en bedrijventerrein T58 (gemeente Tilburg) de aandacht. Invloed vanuit de gemeente hierop is echter beperkt. Hoge kwaliteitsnormen voor geluid (van verkeer) zijn niet realistisch in dit deelgebied en daarom wordt hiervoor een lagere kwaliteitsnorm geaccepteerd. Wel zetten we in op mitigerende maatregelen bij nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast zetten we in op verbetering van de luchtkwaliteit en daarom hanteren we hiervoor de standaard kwaliteitsnorm. Zo proberen we binnen de realistische kaders zo hoog mogelijk in te zetten op een gezonde en veilige leefomgeving. Voor licht, geluid (van overige activiteiten), trilling, bodemkwali- teit en geur hanteren we de standaard kwaliteitsnormering. Het opwekken van duurzame energie zal voor een nieuw elektriciteitsnetwerk vragen wat invloed kan hebben op de externe veiligheid. Voor externe veiligheid hanteren we de standaard kwaliteitsnorm. Voor de grondwaterkwaliteit hanteren we een hogere kwaliteitsnorm dan de standaard norm, aangezien het westelijk deel van de A58-zone een grondwaterbeschermingsgebied betreft. Voor het oppervlaktewater hanteren we ook een hogere kwaliteitsnorm vanwege het natuurlijk zwemwater in de Oostplas. Hiermee stellen we de ambitie om zowel de grondwaterkwaliteit als de oppervlaktewaterkwaliteit in het deelgebied te verbeteren. Tot slot stellen we een hoge ambitie voor het thema ‘biodiversiteit’ omdat we hier kiezen voor de realisatie en versterking van ecologische verbindingen en klimaatopgaven.

4.8 Bedrijventerrein Veertels

4.8.1 Kwaliteiten

In het zuiden van de dorpskern van Riel bevindt zich het Bedrijventerrein Veertels. Het bedrijventerrein heeft een kleinschalige opzet, wat aansluit bij het karakter van Riel als geheel. Naast de groene zone langs het Bels Lijntje, zijn er geen specifieke kernkwaliteiten die behouden moeten worden voor de toekomst.

4.8.2 Netwerken

Het gebied kent een lusvormige verkeersstructuur, waarlangs de bedrijven zijn ontsloten. Het terrein zelf heeft twee ontsluitingswegen op de Alphenseweg. Het is belangrijk dat richting de toekomst de bereikbaarheid en parkeervoorzieningen van het terrein op peil blijft en meebeweegt met de verschillende functies op het terrein.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.8.3 Gebruik

Ruimte voor ondernemen houdt hier de hoogste prioriteit. Op bedrijventerrein Veertels is aan de randen een mix van wonen-werken. Dit wonen is en blijft gekoppeld aan de bedrijfsfunctie en andersom. Er blijft dus een relatie tussen de eigenaar/gebruiker van de bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw. Het kan hierbij voorkomen dat een ondernemer hier niet langer wil of kan wonen of andersom dat een bewoner niet langer wil of kan ondernemen. Hierbij zoeken we naar maatwerk en streven we ernaar dat deze woon-werkruimtes op termijn weer vrijkomen voor de beoogde doelgroep, namelijk: (startende) ondernemers. Ook voor ondernemers aan de randen van het terrein gaan we op zoek naar maatwerk. Eventuele planschade komt daarbij voor rekening van initiatiefnemer. We gaan ook gezamenlijk voldoende parkeerruimte creëren en we verkennen of we middels 'parkmanagement' een kwaliteitsverbetering van het terrein kunnen bereiken. Daarnaast willen we op Veertels bijdragen aan de energietransitie door onder andere zonnepanelen op dak te realiseren en circulaire bedrijfsprocessen te stimuleren. Met uitzondering van volumineuze detailhandel is voor detailhandel- en horecavoorzieningen geen ruimte. Deze concentreren zich nabij het dorpslint van Riel. Tot slot is het belangrijk om meer ruimte voor groen en waterberging te realiseren op het terrein, ten behoeve van de klimaatbestendigheid. Meer groen draagt bovendien bij aan een aantrekkelijkere werk- en woonomgeving. Daarnaast is er ruimte voor splitsing en/of verhuur van bedrijfspanden, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de overige regelgeving (onder andere parkeerbeleid en brandveiligheid).

4.8.4 Milieuaspecten

Ruimte voor ondernemen houdt op Veertels prioriteit. Daarom zetten we voor de meeste aspecten in op de standaard kwaliteit. Voor geurhinder betekent dit een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Voor geluid van verkeer accepteren we een lagere kwaliteitsnorm, maar voor geluid van overige activiteiten zetten we in op verbetering. Hiervoor stellen we de standaard kwaliteitsnorm voor de geldende milieucategorie. Verder zetten we in op verbetering van de grondwaterkwaliteit aangezien Veertels is gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Hiervoor stellen we dan ook een hogere kwaliteitsnorm dan de standaard norm. De relatief lage biodiversiteit willen we tot slot ook verbeteren en daarom stellen we hiervoor de ambitie om een standaard kwaliteit te behalen.

4.9 Bedrijventerrein Tijvoort

4.9.1 Kwaliteiten

Ten zuiden van de dorpskern Goirle bevindt zich het Bedrijventerrein Tijvoort, grofweg ingekaderd door de Turnhoutsebaan, Poppelseweg en de Spoorbaan. Het geheel heeft de uitstraling van een handels- en industriecomplex. Het terrein zelf kent geen specifieke samenhang in kavelmaten, architectuur of beeldkwaliteit. Dit willen we in de toekomst wel toevoegen. In samenwerking met de ondernemers zijn er al maatregelen genomen om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

4.9.2 Netwerken

Het is belangrijk om Tijvoort goed bereikbaar te houden, met duidelijke entrees en goede ontsluitingsstructuren. Zowel voor vrachtverkeer als voor de werknemers van de bedrijven. Op termijn is het daarom belangrijk om de hoofdontsluiting naar de snelweg A58 te verbeteren. Daarnaast houden we de verkeersveiligheid op peil en zorgen we samen met ondernemers voor voldoende parkeergelegenheid (voor vrachtwagens ligt hier een opgave). Verder zetten we in het kader van ‘duurzaamheid als uitgangspunt’ in op de transitie naar duurzame, slimme mobiliteit. Denk hierbij aan elektrische laadpalen, deelmobiliteitsconcepten, duurzame koeriersdiensten en goede toegankelijkheid tot OV-voorzieningen. Tot slot streven we ernaar om maximaal gebruik te maken van de aanwezige en toekomstige energie-infrastructuur voor initiatieven van energieopwekking op het bedrijventerrein.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

4.9.3 Gebruik

Tijvoort is en blijft ook in de toekomst hoofdzakelijk gericht op gemengde bedrijvigheid. Er is hier enige ruimte voor (grootschalige) detailhandel die niet geschikt is voor vestiging in het centrumgebied. Kleinschalige detailhandel, wonen, horecavoorzieningen, recreatieve voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en alleenstaande kantoorontwikkeling worden niet (verder) ontwikkeld. Door herstructurering proberen we zoveel mogelijk de lokale vraag naar bedrijfskavels op te vangen binnen het bestaande gebied. Ter verbetering van de beeldkwaliteit zetten we dan bovendien in op het uitbreiden van een ecologisch beheerde groenstructuur. Bijvoorbeeld middels het uitbreiden van het 'buurtgroen' langs de Turnhoutsebaan. Dit draagt bij aan een aantrekkelijke werkomgeving en slimme inzet van groen en blauw zorgt bovendien voor het tegengaan van hitte en wateroverlast bij extreem weer. Op termijn is (geleidelijke) verkleuring naar woningbouw mogelijk in Tijvoort-Noord, beginnend met het gebied ten noorden van de Parallelweg en later ook het gebied ingeklemd tussen Bergstraat, Tijvoortsebaan, Parallelweg en Wim Rötherlaan. Duurzaamheid nemen we als uitgangspunt op het bedrijventerrein van Tijvoort. We werken samen met de ondernemers toe naar een circulaire economie en het realiseren van (kleinschalige) duurzame energieopwekking. Met de Green Deal zijn in ieder geval de eerste stappen al gezet om gezamenlijk de ambities te verwezenlijken.

4.9.4 Milieuaspecten

We bieden ondernemers voldoende ruimte zodat zij hun activiteiten zonder grote beperkingen uit kunnen voeren. In het zuidelijk deel van het bedrijventerrein is de zwaardere bedrijvigheid (in relatie tot lucht, geluid en geur) gevestigd en in het noordelijk deel is lichtere bedrijvigheid gevestigd. Deze ruimtelijke verdeling willen we zo behouden, zodat de overlast voor de naastgelegen woongebieden tot het minimum wordt beperkt. Voor de meeste milieuaspecten hanteren we de standaard kwaliteit. Lichtvervuiling is daarentegen beperkt en de luchtkwaliteit relatief hoog voor een bedrijventerrein. Voor geluid van verkeer accepteren we een lagere milieukwaliteit, maar voor geluid van overige activiteiten zetten we met een standaardkwaliteit in op een verbetering. De relatief lage biodiversiteit willen we tot slot ook verbeteren en daarom stellen we hiervoor de ambitie om de standaard basiskwaliteit te behalen.

4.10 Wat betekent dit dan?

Reflectie op deelgebieden

In dit hoofdstuk hebben we per deelgebied in meer detail uitgewerkt welke kwaliteiten we willen behouden, aan welke ontwikkelingen we ruimte willen bieden en onderscheid gemaakt in ambities op het gebied van milieukwaliteiten. Hiermee geven we invulling aan de behoefte aan meer gebiedsspecifieke beleidsuitspraken. Voor de nadere uitwerking van de diverse doelen in deze gebieden blijft maatwerk nodig.

Conclusie
Dit alles leidt tot de volgende spelregels:

Spelregel 12: “We werken gebiedsgericht”

Hoofdstuk 5 - Operationalisering

5.1 Relatie met andere instrumenten

Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we de visie willen operationaliseren. Als gemeente staan we hiervoor niet alleen ‘aan de lat’. Samen met onze inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en partners gaan we aan de slag om de centrale waarden van Goirle te behouden én te versterken. In dit hoofdstuk beschrijven we verder hoe we de visie gaan uitwerken en hoe deze doorwerkt in de andere Omgevingswet-instrumenten. Tot slot geven we aan hoe we de uitvoering van onze gestelde ambities in de visie gaan monitoren en hoe we omgaan met het actualiseren van de visie.

Relatie andere Omgevingswet-instrumenten
De Omgevingswet heeft een zestal kerninstrumenten waarvan de omgevingsvisie, het omgevingsplan de programma’s de belangrijkste beleidsmatige instrumenten zijn. De omgevingsvisie heeft een duidelijke relatie met de overige Omgevingswet-instrumenten. Het vormt de eerste stap in de beleidscyclus.

afbeelding binnen de regeling

Omgevingsplan
Belangrijk is de bepaling in de Omgevingswet dat een gemeente één omgevingsplan kent. Op termijn vervangt dit alle verschillende bestemmingsplannen in de gemeente. Ook alle verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving worden in het omgevingsplan opgenomen. De omgevingsvisie is zelfbindend: ze bindt alleen het bestuursorgaan (bevoegd gezag) dat het document heeft vastgesteld, in dit geval de gemeenteraad. De omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het omgevingsplan. Het doel is dat met het omgevingsplan een deel van de verzoeken snel kan worden afgedaan en dat voor een deel een nadere afweging nodig is. Als een initiatief in zijn geheel niet blijkt te passen in het omgevingsplan, dan kan hiervan afgeweken worden en kunnen we terugvallen op de omgevingsvisie. Hiervoor zijn de afwegingen uit de beleidskeuzes uit de omgevingsvisie van belang. Dit is het kwalitatieve kader waarmee de raad de beoordeling van initiatieven in vertrouwen loslaat aan het college van burgemeester en wethouders.

Omgevingsprogramma
De omgevingsvisie stelt ambities voor de toekomst en formuleert hiervoor het strategisch beleid aan de hand van kaders en richtlijnen. Gewenste verdere uitwerking van het strategisch beleid kan op tactisch en operationeel niveau plaatsvinden via het programma-instrument. De integrale afweging vindt op hoofdlijnen plaats in de omgevingsvisie, in de programma’s wordt daarop voortgeborduurd en worden de lijnen voor de uitvoering uitgezet. Het omgevingsprogramma is een flexibel instrument dat de gemeente kan toepassen in verschillende fasen van de beleidscyclus. Een programma heeft verschillende kenmerken en is zelfbindend. Het wordt vastgesteld door het college. Deze kunnen gebiedsgericht of een thematisch van aard zijn. Een gebiedsgericht programma kan bijvoorbeeld voor het buitengebied West worden opgesteld om aan te geven hoe natuur, landschap, water, energie en landbouw in dit gebied kunnen worden geoptimaliseerd. Een thematisch gericht programma kan bijvoorbeeld een gemeentelijk rioleringsprogramma zijn. Momenteel werken we aan de volgende programma’s:


- Programma Water (gereed)
- Programma Groen
- Programma Mobiliteit
- Woningbouwprogramma

Daarnaast verkennen we de meerwaarde van een duurzaamheids- of energieprogramma.

Projectenmatrix omgevingsvisie
De omgevingsvisie gaat uit van realisatie van projecten door eenieder die in de gemeente Goirle woont, werkt of recreëert of er op een andere manier bij betrokken is. Als gemeente stimuleren en ondersteunen (leveren van kennis, zorgen voor verbinding) we initiatieven die bijdragen aan de centrale waarden, beleidskeuzes per laag en gebiedsprioriteiten in de omgevingsvisie. In de uitvoering geven we daadwerkelijk vorm aan de gestelde ambities in de praktijk. Hiervoor gebruiken we een projectenmatrix (zie bijlage B.1).

We stellen voor het overzicht een projectenmatrix op die we 2-jaarlijks herzien, waarbij we de projectplannen steeds verder uitwerken en updaten. De omgevingsvisie wordt zo een dynamisch actieplan en een visie die ‘altijd vers’ is, zoals wordt beoogd met de Omgevingswet. Naar wens vindt de uitwerking plaats in thematische of gebiedsgerichte omgevingsprogramma’s.

Omgevingsvisie als inspiratie- en afwegingskader
De omgevingsvisie wordt nader geoperationaliseerd middels het opstellen van het omgevingsplan en programma’s, maar is an sich ook een instrument voor het toetsen van nieuwe ontwikkelingen. Zeker omdat het nog enkele jaren kan duren voordat het omgevingsplan geheel is opgesteld. In die periode wordt de omgevingsvisie als kaderstellend instrument voor ontwikkelingen die niet binnen het omgevingsplan van rechtswege passen des te belangrijker. Hierbij hanteren we de ‘Ja, mits - benadering’ en is het van belang de balans tussen borgen van kwaliteiten en ruimte bieden voor ontwikkelingen inzichtelijk te maken. Hierbij kan het college binnen de kaders van deze omgevingsvisie besluiten nemen. Hoeveel vrijheid het college daarbij heeft zal nader worden afgesproken in het kader van het adviesrecht en delegatiebesluit. Bij initiatieven die niet (helemaal) binnen de kaders van deze omgevingsvisie vallen hanteren we een 'nee, tenzij - benadering'. Dat wil zeggen dat het initiatief in principe niet mogelijk is en enkel als het dusdanig veel maatschappelijke meerwaarde biedt kan er van de uitgangspunten van de omgevingsvisie afgeweken kan worden. Deze afweging is dan aan de gemeenteraad. De volgende beginselen uit de Omgevingswet en afwegingsprincipes uit de NOVI zijn bij de afwegingen nuttige algemene kaders.

Milieubeginselen Omgevingswet & Afwegingsprincipes NOVI

  • Het voorzorgsbeginsel

  • Het beginsel van preventief handelen

  • Het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron bestreden moeten worden en

  • Het beginsel dat de vervuiler betaalt

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;

  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en

  • Afwenteling wordt voorkomen.



Aanvullend op deze algemene kaders bieden de centrale waarden, lagen, gebiedskeuzes en daaruit voortvloeiende ‘spelregels’ (zie hoofdstuk 6) uit de omgevingsvisie inhoudelijke en gebiedsgerichte richting. Richting voor de nadere uitwerking in programma’s en het omgevingsplan alsmede richting als overkoepelend afwegingskader waarmee de wenselijkheid van nieuwe ontwikkelingen getoetst kan worden. Naast een toets op de algemene kaders toetsen we dan ook op de ontwikkelprincipes en de achterliggende beleidskaders. Dit tezamen vormt de kwalitatieve basis van het afwegingskader.

Bij de afweging rondom complexe initiatieven stellen we onszelf de volgende vragen:

  • a.

    Past het desbetreffende initiatief binnen de centrale waarden?

  • b.

    Heeft het desbetreffende initiatief een negatieve en/of positieve impact op de kwaliteiten?

  • c.

    Hoe wordt aangesloten op bestaande netwerken?

  • d.

    Draagt het initiatief bij aan de visie of doelen van een of meerdere thema's?

  • e.

    In welke mate sluit het initiatief aan op de beleidsprioriteiten en milieu-ambities van het deelgebied?

  • f.

    In welke mate draagt het positief en/of negatief bij aan diverse indicatoren van de Global Goals?

Evaluatie
Er is geen wettelijke actualiseringstermijn voor omgevingsvisies. Op enig moment zullen we tot de conclusie komen dat een bepaald thema toch nog onvoldoende is uitgewerkt of dat de situatie voor een gebied dusdanig is veranderd dat herziening van de visie nodig is. In de geest van de Omgevingswet moet de omgevingsvisie ‘elke dag vers’ gehouden worden. Dit is in de praktijk niet werkbaar, daarom werken wij met een ambtelijke actualiseringscyclus van eens per jaar en een bestuurlijke actualiseringscyclus van eens per twee jaar om de omgevingsvisie voldoende scherp en bij de tijd te houden. Bij de volgende actualisering worden fysieke gebiedsgesprekken georganiseerd. De evaluatie van de omgevingsvisie bij het opstellen van het omgevingsplan is hierbij de eerste logische vervolgstap. We kiezen voor deze korte cyclus omdat de Omgevingswet en bijbehorende instrumenten nieuw zijn. Op termijn bekijken we of we de actualiseringstermijn van de cyclus verlengen.

PlanMER
Een milieueffectrapportage (MER) is een hulpmiddel bij het nemen van besluiten. Het doel van een MER is het milieubelang een volwaardige plaats geven in de besluitvorming bij planvorming en projectontwikkeling. De omgevingsvisie wordt periodiek geactualiseerd en we schatten in dat grotere (projectMER-plichtige) ontwikkelingen met een grote milieu-impact pas op de middellange en langere termijn spelen. Daarom achten we het op dit moment niet nuttig en noodzakelijk om nu al een planMER voor de omgevingsvisie op te stellen. Bij de volgende evaluatie van de omgevingsvisie bekijken we opnieuw de nut en noodzaak van een milieueffectrapportage.

5.2 Monitoring

Monitoring
De omgevingsvisie is een integrale visie die we in de gemeente Goirle vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet hebben opgesteld. Met de omgevingsvisie hebben we een koers en een flexibel raamwerk voor de inrichting van onze fysieke leefomgeving. Met het monitoringssysteem houden we zicht op de voortgang van onze koers. We gebruiken voor de monitoring de Global goals en benutten daarvoor de volgende indicatoren (komende periode wordt dit verder geoperationaliseerd en bepalen we per indicator streefwaarden):

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

5.3 Grond en financiën

Grondbeleid
Ten aanzien van ons grondbeleid maken we als gemeente bij ruimtelijke ontwikkelingen expliciet vooraf afwegingen ten aanzien van onze regierol en hoe we deze gestalte geven. Deze regierol kan bestaan uit een actieve of faciliterende rol. We maken dus vooraf een afweging of we voor een bepaalde locatie een actief of facilitair grondbeleid volgen. Op deze manier kunnen we adequaat handelen, met het oog op onze ruimtelijke en functionele doelstellingen, zorgen we voor een transparant grondbeleid en een gezonde financiële huishouding van de grondexploitaties. Hieronder staan onze algemene uitgangspunten ten aanzien van het grondbeleid opgesomd:

We zorgen er als gemeente voor dat we voor elke potentiële ontwikkelingslocatie onze gewenste regierol in beeld hebben. Het grondbeleid draagt bij aan het tijdig realiseren van onze ruimtelijke doelstellingen. • We zorgen er als gemeente voor dat we tijdig de ruimtelijke en architectonische kwaliteit en de kwaliteit van de openbare ruimte op hoofdlijnen hebben bepaald voor de potentiële ontwikkelingslocatie. • Per ruimtelijk project wordt er vroegtijdig op vertrouwelijke basis de grondstrategie bepaald. • Bij de start van een ruimtelijk project dienen daarbij duidelijke sturende, toetsende en controle momenten in de toekomst te zijn aangeven. • Bij een actief grondbeleid is een gedegen risicomanagement noodzakelijk. • Samenwerking met marktpartijen of particulieren wordt aangegaan wanneer dit leidt tot beperking van de financiële risico’s, de voortgang wordt bespoedigd, de kwaliteit wordt verbeterd of de kans op een hogere opbrengst wordt vergroot. • Alle beschikbare grondbeleidsinstrumenten kunnen in principe in de gemeente worden toegepast. • Het grondbeleid is ondersteunend aan de jaarlijks vast te stellen programma’s van de gemeente en al het ruimtelijke en financieel beleid zoals dat is vastgesteld. • Per grondexploitatie moet er permanent een zo volledig mogelijk beeld zijn van alle planeconomische en financiële aspecten. In de begroting en jaarrekening ontvangt de gemeenteraad informatie over de grondexploitaties. Verder stelt de raad door vaststelling van de begroting tevens de financiële middelen voor dat jaar op grond van de gewijzigde grondexploitaties beschikbaar. Bij tussentijdse aanmerkelijke afwijkingen wordt hierover gerapporteerd in de tussentijdse rapportages. Wanneer financiële afwijkingen niet binnen de grondexploitatie kunnen worden opgevangen omdat het resultaat negatief is geworden, stelt de raad op grond van haar budgetrecht de gewijzigde grondexploitatie opnieuw vast.

Kostenverhaal en financiële bijdragen
Om de kwaliteit in de gemeente Goirle op peil te houden, zijn investeringen nodig. Ondanks de veranderende rol blijven we een deel van deze maatschappelijke opgaven met gemeentelijke middelen bekostigen. Omdat private partijen ook economisch profijt kunnen hebben van deze investeringen, vraagt de gemeente waar mogelijk ook hen om een bijdrage. Kortom, we verdelen de lusten en lasten. Partijen die bouwen in de gemeente en daarmee inkomsten verdienen, dragen op twee manieren bij. Direct door invulling te geven aan de opgaven en indirect via financiering van kwaliteitsimpulsen die de gemeentelijke organisatie geeft aan Goirle. De gemeente is wettelijk verplicht om de kosten die zij zelf maakt, te verhalen op de (particuliere) initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen. Soms is dit de gemeente zelf, soms zijn het marktinitiatieven. Alle kosten die de gemeente moet maken om dit mogelijk te maken, brengt de gemeente in rekening bij de initiatiefnemer. Daarvoor vraagt de gemeente een exploitatiebijdrage. Het kostenverhaal vloeit nu nog voort uit de Wet ruimtelijke ordening, maar heeft straks een wettelijke basis in de Omgevingswet. Daarom is het kostenverhaal nu nog (deels) in de basis geformuleerd conform de vigerende Wet Ruimtelijke Ordening (Wro), maar zal dit na inwerkingtreding aangepast worden. Het kostenverhaal bestaat uit twee categorieën, onderverdeeld in vijf kostenposten:

Kosten direct aan het initiatief gerelateerd:

  • a.

    Planeigen kosten

  • b.

    Plankosten

Kosten die het initiatief overstijgen:

  • a.

    Bovenwijkse voorzieningen

  • b.

    Bovenplanse kosten

  • c.

    Bijdragen ruimtelijke ontwikkeling

Bij private initiatieven borgt de gemeente het kostenverhaal met een exploitatiebijdrage in een anterieure overeenkomst (privaatrechtelijk spoor). Alleen als we er echt niet uitkomen, stellen we een exploitatieplan vast en kunnen we de kosten afdwingen (publiekrechtelijk spoor). Voor financiële bijdragen voor kosten die het initiatief overstijgen gebruiken we de projectenmatrix. We hanteren hierbij de ‘spelregel’: “We verdelen de lusten en lasten van nieuwe ontwikkelingen” Daarvoor gebruiken we ook fondsvorming. We verkennen mogelijkheid van een duurzaamheidsfonds. Daarnaast wordt voor de volgende fondsen van de gemeente Goirle (mogelijk) een bijdrage gevraagd:
- De reserve bovenwijkse voorzieningen
- De reserve verfraaiing gemeenten
- Een bijdrage in de kosten van groen, het groenfonds

5.4 Wat betekent dit dan?

Reflectie op operationalisering In dit hoofdstuk hebben we toegelicht hoe de omgevingsvisie doorwerkt en in de praktijk gebracht en gebruikt wordt. We realiseren ons dat met dit een 1.0 versie van de omgevingsvisie is en dat we deze conform de beleidscyclus komende jaren periodiek evalueren en actualiseren. Daarnaast zien we ook dat de doelen en opgaven waar we voor aan de lat staat complex en kostbaar zijn. Dit doen we niet alleen, maar met een breed scala aan actoren. Op basis van deze omgevingsvisie maken we ook afspraken omtrent financiële bijdragen voor diverse kostenposten en fondsen. We doen dit zoveel mogelijk anterieur. We maken deze afspraken om de lusten en lasten van de beoogde ontwikkelingen zo eerlijk mogelijk te verdelen.

Conclusie
Dit alles leidt tot de volgende spelregels:

Spelregel 13: “W e monitoren de voortgang, evalueren regelmatig en sturen tussentijds bij wanneer nodig

Spelregel 14: “W e verdelen de lusten en lasten van nieuwe ontwikkelingen”

Hoofdstuk 6 - Gôôlse spelregels

Toelichting op spelregels

Ieder hoofdstuk is afgesloten met een reeks spelregels. Dit zijn de uitgangspunten van de visie op hoofdlijnen. Op de volgende pagina zijn deze spelregels gebundeld. Het is belangrijk hierbij te benoemen dat deze niet los te lezen zijn, maar altijd inclusief achterliggende beschrijving geïnterpreteerd moeten worden.

Spelregel 1: “We betrekken belanghebbenden vroegtijdig bij beleidsontwikkeling en initiatieven”

Spelregel 2: “Initiatiefnemers verantwoorden op welke wijze belanghebbenden zijn betrokken”

Spelregel 3: “We pakken regie waar het (i.h.k.v. maatschappelijk belang) moet en laten los waar het (i.h.k.v. individuele wensen) kan”

Spelregel 4: “We hanteren de Global Goals als kader voor het ontwikkelen en toetsen van beleid”

Spelregel 5: “We toetsen in welke mate nieuwe ontwikkelingen aan onze centrale waarden bijdragen”

Spelregel 6: “De volgende regionale opgaven hebben een streepje voor: woningbouw, natuur, recreatie, klimaatadaptatie en energietransitie”

Spelregel 7: “We richten ons op sociale en zorggerelateerde regionale opgaven”

Spelregel 8: “We zorgen dat ontwikkelingen bijdragen aan onze kwaliteiten”

Spelregel 9: “We volgen de capaciteit van infrastructuur”

Spelregel 10: “We bieden ruimte aan maatschappelijke opgaven”

Spelregel 11: “We sturen op milieukwaliteit”

Spelregel 12: “We werken gebiedsgericht”

Spelregel 13: “We monitoren de voortgang, evalueren regelmatig en sturen tussentijds bij wanneer nodig”

Spelregel 14: “We verdelen de lusten en lasten van nieuwe ontwikkelingen”

Bijlage I Overzicht Informatieobjecten

Gebiedsschets

/join/id/regdata/gm0785/2025/4pdf2e285435-c1dc-4c5f-941b-5df3773ec9b3/nld@2025‑05‑02;7

Moties_concept_omgevingsvisie

/join/id/regdata/gm0785/2025/4pdfcb3f5b73-0379-4a80-8489-1b9a5a4c2e6a/nld@2025‑05‑02;7

Omgevingsvisie_Goirle_totaal_21‑12‑2021

/join/id/regdata/gm0785/2025/4pdfb7289a12-3606-42ca-84ad-1ff0125b76f0/nld@2025‑05‑02;7

Projectenmatrix

/join/id/regdata/gm0785/2025/4pdf0a30854c-6ec3-4a6c-a1da-c977eb0f65ff/nld@2025‑05‑02;7

Resultaten_gebiedsgesprek_Veertels

/join/id/regdata/gm0785/2025/4pdf7023eff2-5594-4ca9-a57b-98317628092a/nld@2025‑05‑02;7

a58-zone

/join/id/regdata/gm0785/2025/gio1a5efc30-134b-44b5-8cbe-628b1384fd03/nld@2025‑05‑02;8

bedrijventerrein tijvoort

/join/id/regdata/gm0785/2025/gioe72efe9f-7344-4f10-8f82-7379fe1a8f1a/nld@2025‑05‑02;10

bedrijventerrein veertels

/join/id/regdata/gm0785/2025/gio1045ade6-1c52-44db-8ba6-299b340bd6d5/nld@2025‑05‑02;9

buitengebied midden

/join/id/regdata/gm0785/2025/giod32764bf-7829-43cb-bb07-f44c73c832b6/nld@2025‑05‑02;3

buitengebied oost

/join/id/regdata/gm0785/2025/gioede9d0f6-e3a6-42c8-8621-e3e965a1fc2f/nld@2025‑05‑02;4

buitengebied west

/join/id/regdata/gm0785/2025/giof11e8ec2-e145-4c9d-a68c-17119c0a8975/nld@2025‑05‑02;2

centrum goirle

/join/id/regdata/gm0785/2025/gioc1c69a0e-d34a-4687-bb23-355fbfdfc2d6/nld@2025‑05‑02;6

dorpskern riel

/join/id/regdata/gm0785/2025/giofd0057fa-b751-4718-9af7-8757b019a033/nld@2025‑05‑02;5

woonwijken goirle

/join/id/regdata/gm0785/2025/gio4a7e7eac-0e01-4221-9752-2bfe57e8eb5c/nld@2025‑05‑02;7

Bijlage II Documenten bij de omgevingsvisie

B 1 Projectenmatrix

Projectenmatrix.pdf

B 2 Gebiedsschets

Gebiedsschets.pdf

B 3 Moties concept-omgevingsvisie

Moties_concept_omgevingsvisie.pdf

B 4 Resultaten Gebeidsgesprek Veertels

Resultaten_gebiedsgesprek_Veertels.pdf

Bijlage III Vastgestelde omgevingsvisie d.d. 21 december 2021

B 5 Vastgestelde omgevingsvisie Goirle d.d. 21 december 2021

Omgevingsvisie_Goirle_totaal_21‑12‑2021.pdf