Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738870
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738870/1
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wageningen 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 02-05-2025
Intitulé
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wageningen 2025Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen,
gelet op de artikelen 7, eerste lid, onderdeel b, en 35 Participatiewet,
besluit vast te stellen, de
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wageningen 2025
1. Algemeen
1.1 Uitgangspunten
Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als inwoners bepaalde noodzakelijke kosten niet kunnen betalen. Inwoners zijn in de eerste plaats zelf aan zet als er financiële problemen zijn. Als het inwoners niet lukt om zelf hun kosten te betalen, kan de gemeente hulp bieden. Die hulp heet bijzondere bijstand, en is bedoeld om inwoners te helpen onverwachte noodzakelijke kosten te betalen als ze dat zelf niet meer kunnen. Hoe en wanneer die hulp gegeven kan worden, leggen we in deze beleidsregels uit. Het zijn regels op hoofdlijnen. Per situatie onderzoekt de gemeente wat de beste oplossing is voor het probleem van de inwoner. Dat noemen we maatwerk.
1.2 Begrippen
In deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders. Sommige begrippen uit de wet zijn namelijk lastig te vertalen. De eerste keer dat we zo’n begrip gebruiken, geven we aan uit welke wet dat begrip komt. Dat begrip heeft in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet. Andere begrippen die we in deze beleidsregels gebruiken zijn:
- •
bijstandsnorm: de maximum uitkeringsbedragen uit de Participatiewet, zonder rekening te houden met een verlaging vanwege medebewoners/kostendelers of lage woonlasten. De toepasselijke bijstandsnorm is het uitkeringsbedrag dat afhangt van leeftijd en gezinssituatie;
- •
draagkracht: wat de inwoner zelf kan bijdragen aan de kosten;
- •
gemeente: het college van burgemeester en wethouders van Wageningen;
- •
inwoner: de persoon die een rechtstreeks belang heeft bij een besluit van de gemeente (de belanghebbende (uit art. 1:2 Algemene wet bestuursrecht) en zijn gezin;
- •
Maatschappelijk Meedoen Budget: een tegemoetkoming op grond van de Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Wageningen, de premie voor arbeidsinschakeling algemeen component zoals bedoeld in artikel 5.7 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Wageningen en een tegemoetkoming op grond van de Verordening Maatschappelijk Meedoen Regeling gemeente Wageningen;
- •
wet: Participatiewet.
1.3 Voorwaarden
Een inwoner moet voldoen aan een aantal voorwaarden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Die voorwaarden staan in de wet, vooral in de artikelen 15 en 35. De belangrijkste voorwaarden benoemen we hier in het kort.
1.3.1 Geen beroep op een andere voorziening
De inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, als géén beroep kan worden gedaan op een andere (voorliggende) voorziening. Het gaat om een voorziening die toereikend (voldoende) en passend in de kosten van de inwoner voorziet en daarom voorgaat op bijzondere bijstand (art. 15 van de wet). Die voorziening moet de inwoner dan eerst aanvragen. Als de kosten volgens die voorziening niet noodzakelijk zijn, dan kan de inwoner voor die kosten ook geen bijzondere bijstand ontvangen.
1.3.2 Aanvraag vooraf indienen
De inwoner moet een aanvraag bij de gemeente indienen voordat de kosten zijn gemaakt. Dit geldt niet voor kosten waarvoor de gemeente nog kan beoordelen of de inwoner aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand heeft voldaan. Die aanvraag kan worden ingediend binnen 3 maanden nadat de kosten zijn ontstaan.
1.3.3 Noodzakelijke kosten en bijzondere omstandigheden
De kosten moeten noodzakelijk zijn en het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden (art. 35 lid 1 van de wet). Of dit zo is bepaalt de gemeente per geval, maar voor sommige kosten nemen we dat altijd aan. Die kosten noemen we hieronder in hoofdstuk 4. We geven dan ook aan welke bijzondere regels daarvoor gelden.
1.3.4 Te weinig draagkracht
De inwoner kan pas in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als hij de kosten niet zelf kan betalen. In hoofdstuk 2 wordt uitgelegd wanneer de inwoner de kosten zelf moet betalen.
1.3.5 Kosten niet door eigen schuld
Als de inwoner de kosten zelf heeft veroorzaakt, dan kan de gemeente besluiten om de bijzondere bijstand te verlagen of als lening te verstrekken. Dat wordt per situatie bepaald. In de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Wageningen is dat geregeld.
1.4 Hoogte van de bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Soms zijn er meerdere mogelijkheden om in de kosten te voorzien. Uitgangspunt is dan dat de gemeente bijstand verleent voor de goedkoopste mogelijkheid. Noemt de meest actuele prijzengids van het Nibud normbedragen voor die kosten, dan sluit de gemeente daarbij aan voor het bepalen van de hoogte van de bijstand. Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd (artikel 35 lid 2 van de wet).
1.5 Vorm van de bijstand
Bijzondere bijstand betaalt de gemeente in principe ‘om niet’ (als gift). Soms kan bijzondere bijstand als lening worden verstrekt. Dat is bijvoorbeeld zo als de bijstand bestemd is voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen zoals een wasmachine of koelkast. Zie artikel 4.7 en 4.9 voor de situaties waarin de bijstand als lening wordt verstrekt.
Bijzondere bijstand kan ook als lening worden verstrekt, als de inwoner op korte termijn voldoende geld ontvangt om de kosten zelf te betalen, of als de inwoner schuld heeft aan het ontstaan van de kosten of de kosten had kunnen voorkomen (artikel 48 lid 2 van de wet). Per situatie bepaalt de gemeente of de bijstand dan als lening wordt verstrekt.
De lening moet worden terugbetaald in 36 aaneengesloten maanden. Het bedrag dat de inwoner per maand moet terugbetalen is gelijk aan 5% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Als de inwoner gedurende 36 maanden volgens de afspraak met de gemeente heeft afgelost, dan wordt na die periode de resterende lening omgezet in een gift.
2 Draagkracht
De gemeente onderzoekt of de kosten kunnen worden betaald uit het inkomen en het vermogen van de inwoner. Daarvoor gelden de hieronder beschreven regels.
2.1 Twee manier van het berekenen van de draagkracht
Gemeente Wageningen gebruikt twee manieren om te berekenen wat iemand zelf moet bijdragen in de kosten. De, voor de inwoner meest voordelige manier, wordt gebruikt:
- 1.
Als de inwoner een inkomen heeft dat niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm dan hoeft de inwoner uit zijn inkomen niets bij te dragen in kosten.
- 2.
Als de redelijke uitgaven voor het desbetreffende huishouden inclusief de individuele woonlasten en de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, hoger zijn dan het inkomen dan hoeft de inwoner zelf niets bij te dragen. Dit noemen wij de Maatschappelijk meedoen grens (MMG). De manier waarop dit berekend wordt is uitgelegd in artikel 2.3.
2.2 Welk inkomen telt mee voor het berekenen van de eerste manier: de 110% van bijstandsnorm?
Bij het bepalen van de eerste manier (op basis van de 110% van de bijstandsnorm) houdt de gemeente geen rekening met eventuele medebewoners op het adres van de inwoner (kostendelers).
Ligt het inkomen boven 110% van de bijstandsnorm, dan moet de inwoner met 50% van zijn meerinkomen (het inkomen dat boven de 110% van de bijstandsnorm is) bijdragen in de kosten. Dat is de eigen bijdrage van de inwoner en wordt ook wel draagkracht genoemd.
Voor het bepalen van de draagkracht sluit de gemeente aan bij de wet. Inkomsten tellen mee als de inwoner daarover beschikt of kan beschikken. Een inwoner kan niet beschikken over inkomsten waarop executoriaal beslag is gelegd of die gereserveerd worden voor schuldeisers, omdat een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken. Inkomsten tellen niet mee, als er een schuldregeling met de inwoner is afgesproken.
Bij het bepalen van het inkomen voor de eerste manier (110% van de bijstandsnorm) laten we inkomsten die de wet vrijlaat bij algemene bijstand, ook vrij bij bijzondere bijstand. Dat betekent dat die inkomsten niet meetellen bij het bepalen van de draagkracht. Dat geldt ook voor de individuele inkomenstoeslag en de studietoeslag. Die tellen niet mee. Vrijgelaten inkomsten blijven buiten beschouwing, behalve als het gaat om:
- a.
huurtoeslag of eigenwoningbijdrage, of een bijzondere bijdrage op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit, en de inwoner vraagt bijstand aan voor woonkosten;
- b.
vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964, en voor deze vergoedingen en verstrekkingen bijstand wordt verleend;
- c.
giften, voor zover de gemeente dat uit het oogpunt van algemene bijstandverlening niet verantwoord vindt.
2.3 Welk inkomen telt mee voor het berekenen van de tweede manier: de Maatschappelijk meedoen grens
De Maatschappelijk meedoen grens (MMG) is het bedrag dat nodig is om van rond te komen en mee te doen in de samenleving. Dit zijn de redelijke uitgaven per huishoudtype plus de woonlasten. Als het inkomen dit niet volledig kunnen dekken zit iemand onder het MMG. Bij het inkomen wordt er een aantal middelen wel als inkomen gezien dat in de wet niet als inkomen worden gerekend. Dit, omdat deze middelen wel gebruikt kunnen worden om de redelijke kosten voor een desbetreffende huishouden te dekken. Voor het bepalen van het inkomen voor de Maatschappelijk meedoen grens wordt als inkomen in aanmerking genomen:
- a.
middelen ontvangen zoals bedoeld artikel 31 lid 2 onder b, c, d, en p van de wet;
- b.
bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 3 van de wet.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toeslagen zoals bepaald in artikel 31, lid 2, onder d, van de wet wordt de proefberekening van de belastingdienst toegepast.
Als er een Maatschappelijk meedoen budget is toegekend in de 12 maanden voorafgaand de aanvraag voor de bijzondere bijstand wordt ervan uitgegaan dat de inwoner geen draagkracht heeft. Als de inwoner in de 12 maanden voorafgaand de aanvraag voor bijzondere bijstand het Maatschappelijk meedoen budget niet heeft toegekend gekregen, wordt het inkomen berekend zoals omschreven in de verordeningen waarin het Maatschappelijk meedoen budget.
2.4 Welke redelijke uitgaven voor een desbetreffend huishouden en individuele woonlasten tellen mee voor het berekenen van de Maatschappelijk meedoen grens?
De gemeente heeft de totale redelijke uitgaven van verschillende huishoudtypen vastgesteld. Deze zijn deels gebaseerd op de normen van het Nibud en deels op lokale uitgaven voor bijvoorbeeld sport en cultuur. In bijlage 1 van deze beleidsregels staat een tabel met daarbij de redelijke uitgaven voor het kalenderjaar voor de verschillende huishoudtypen. Als de inwoner recht heeft op kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen en waterschapsbelasting wordt het bedrag, dat is, of wordt kwijtgescholden op de redelijke uitgaven in mindering gebracht. Dit komt omdat de gemeentelijke belastingen en waterschapbelastingen als kostenpost zijn meegenomen in de redelijke uitgaven.
Voor het bepalen van de individuele woonlasten wordt de rekenhuur en de servicekosten in aanmerking genomen. Als de servicekosten ook bestaan uit kosten voor gas, water en/of elektra dan worden deze kosten niet in aanmerking genomen. Als het een koopwoning betreft wordt de maandelijkse aflossing in aanmerking genomen.
2.5 Hoe wordt de draagkracht van de inwoner berekend?
De draagkracht op grond van het inkomen hangt af van de situatie van de inwoner en de soort kosten waarvoor de inwoner bijzondere bijstand aanvraagt. Verschillende situaties zijn denkbaar:
- -
Als de inwoner een inkomen heeft boven de 110% van de bijstandsnorm (eerste manier van berekenen) is de draagkracht 50% van het meerinkomen.
- -
Als de inwoner een inkomen heeft boven de Maatschappelijk meedoen grens (tweede manier van berekenen) vermeerderd met de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd dan is de draagkracht 100%.
- -
Als de kosten voor de aanvraag voor de bijzondere bijstand kosten zijn die betrekking hebben op vervoer, duurzame gebruiksgoederen, inboedel en inrichting, is de draagkracht 100% van het meerinkomen boven de Maatschappelijk meedoen grens.
2.6 Welk vermogen telt mee?
Het vermogen stelt de gemeente vast op dezelfde manier als voor de algemene bijstandsuitkering. De regels uit de wet voor het vaststellen van het vermogen gelden ook voor bijzondere bijstand. Als de inwoner een vermogen heeft dat niet hoger is dan de bedragen uit artikel 34 lid 3 van de wet, hoeft de inwoner uit zijn vermogen niets bij te dragen aan de kosten, tenzij er in deze beleidsregels iets anders is geregeld. Is het vermogen hoger dan die bedragen uit de wet, dan telt het vermogen boven die grens volledig mee als draagkracht.
2.6.1 Bijzondere situaties
Soms gelden er andere regels voor het vermogen:
- 1.
De waarde van een eigen woning telt niet mee, als de inwoner die woning zelf bewoont.
- 2.
De waarde van een auto telt ook niet mee, als de auto ouder is dan 8 jaar, tenzij het om een zogenoemde klassieker gaat of een auto met een waarde van minder dan €4.000,- jaar.
- 3.
Bij een aanvraag voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, kosten voor vervoer, inboedel en inrichting telt het vermogen boven tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm mee.
2.7 Hoe lang geldt de draagkracht?
Als de draagkracht wordt vastgesteld aan de hand de 110% van de bijstandsnorm, dan stelt de gemeente de draagkracht vast voor een periode van 12 maanden. De gemeente berekent dan wat de inwoner in die periode zelf kan bijdragen aan de kosten. Die periode begint op de 1e dag van de maand waarin de inwoner de aanvraag voor bijzondere bijstand indient en eindigt 12 maanden later.
Als de draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de Maatschappelijk meedoen grens dan wordt de draagkracht vastgesteld voor de periode waarop de individuele inkomenstoeslag, de premie voor arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 5.7 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2025 of de tegemoetkoming vanuit de Maatschappelijk Meedoen Regeling betrekking op heeft.
Als de inwoner de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt wordt de draagkracht voor 3 jaar vastgesteld.
2.7.1 Bijzondere situaties
Soms gelden er bijzondere regels:
- 1.
De gemeente past de draagkracht aan als het inkomen of vermogen binnen het draagkrachtjaar meer dan 20% stijgt of daalt. De gemeente berekent de draagkracht dan opnieuw, vanaf de 1e dag van de maand waarin het inkomen of vermogen gewijzigd is.
- 2.
Gaat het om kosten die maandelijks terugkeren? Dan wordt de berekende draagkracht gelijk verdeeld over deze maanden.
- 3.
Gaat het om kosten die zich maandelijks, maar over een kortere periode voordoen? Dan berekent de gemeente de draagkracht over die - kortere- periode.
3 Hardheidsclausule
Als de inwoner aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoet, dan kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voldoet de inwoner niet aan de voorwaarden, dan kan hij toch in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als er sprake is van ‘zeer dringende redenen’ (artikel 16 van de wet). De inwoner moet dan in een acute noodsituatie zitten die alleen met bijzondere bijstand opgelost kan worden. De inwoner moet aantonen dat zo’n situatie zich voordoet. Per geval beoordeelt de gemeente of bijzondere bijstand wordt verleend.
4 Veelvoorkomende kosten
Voor een aantal veelvoorkomende kostensoorten gelden bijzondere regels:
- a.
levensonderhoud van 18- tot 21-jarigen (4.1)
- b.
medische kosten (4.2)
- c.
kosten met een medisch kant (4.3)
- d.
woonkosten (4.4)
- e.
doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting (4.5)
- f.
uitvaartkosten (4.6)
- g.
duurzame gebruiksgoederen (huishoudelijke apparaten) (4.7)
- h.
baby-uitzet (4.8)
- i.
verhuizing en woninginrichting (4.9)
- j.
rechtsbijstand (4.10)
- k.
legeskosten voor verblijfsvergunningen en naturalisatie (4.11)
- l.
griffierechten (4.12)
- m.
bewindvoering, curatele en mentorschap (4.13)
Let op: de voorwaarden voor bijzondere bijstand gelden voor al deze kostensoorten. Dat betekent dat de inwoner in aanmerking komt voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden uit hoofdstuk 1 en 2 is voldaan. Soms gelden er bijzondere regels voor de noodzaak van de kosten of de invulling van bijzondere omstandigheden of de draagkracht. Dit wordt per kostensoort aangegeven.
4.1 levensonderhoud van 18- tot 21-jarigen
Jongeren van 18 tot 21 jaar kunnen in aanmerking komen voor algemene bijstand als ze geen andere mogelijkheden hebben om rond te komen. De bijstandsnormen voor jongeren zijn laag, omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. Uitwonende jongeren kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bijzondere bijstand als de bijstandsnorm te laag is om van te leven en zij geen beroep kunnen doen op hun ouder(s). De hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand hangt af van de noodzakelijke extra kosten die de jongere moet maken. De jongere moet aantonen welke noodzakelijke kosten hij maakt.
De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal het verschil tussen de algemene bijstandsnorm voor de jongere en die voor een 21-jarige in dezelfde woon- en leefsituatie.
De gemeente verhaalt de aanvullende bijzondere bijstand op de ouders, tot de grens van hun onderhoudsplicht.
Let op: jongeren van 18 tot 21 jaar die in een instelling wonen hebben geen recht op algemene bijstand. Wel kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Ook daarvoor geldt dat de gemeente eerst moet beoordelen of de ouders kunnen bijdragen in de kosten (onderhoudsplicht). De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal gelijk aan de bijstandsnormen voor 18-21-jarigen die niet in een inrichting verblijven. Als de ouder(s) niet willen bijdragen in de kosten, dan onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om de verstrekte bijzondere bijstand op hen te verhalen.
4.2 Medische kosten
Voor vergoeding van noodzakelijke medische en paramedische kosten kan de inwoner een beroep doen op de Zorgverzekeringswet (ZVW) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Bovendien kan de inwoner deelnemen aan de collectieve aanvullende zorgverzekering. Het is daarom niet nodig om voor medische kosten bijzondere bijstand te verstrekken. De gemeente verleent ook geen bijstand voor:
- •
medische behandelingen met een experimenteel karakter;
- •
behandelingen of verrichtingen in het buitenland;
- •
het eigen risico op grond van de ZVW;
- •
de premie van de basis- of aanvullende zorgverzekering op grond van de ZVW;
- •
medische kosten, als de inwoner niet (verplicht) verzekerd is op grond van de ZVW; en voor
- •
medische kosten die niet worden vergoed op grond van de ZVW of de Wlz.
In zeer schrijnende situaties kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor medische kosten wanneer sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 lid 1 en artikel 49 aanhef en onder b van de Participatiewet.
4.3 Kosten met een medische kant
4.3.1 Tandheelkunde
Inwoners kunnen bijzondere bijstand aanvragen voor tandarts- of mondhygiënist kosten wanneer hier een medische noodzaak voor is. Als er geen aanvullende tandartsverzekering is afgesloten kan alleen bijstand worden verstrekt voor de resterende eigen bijdrage die over zou zijn gebleven als er wel een aanvullende maximale tandverzekering verzekering zou zijn afgesloten. Van de bijstand wordt dus het bedrag afgetrokken dat ontvangen zou zijn als iemand wel aanvullend verzekerd was geweest. Het gedeelte waarvoor de belanghebbende niet verzekerd is, kan eventueel bij noodzaak als leenbijstand worden verstrekt. Nota’s met alleen de volgende codes kunnen worden vergoed: A, B, C, E (behalve E97), H, M, P, T, U, V, X en Y. Kosten in verband met codes E97, k F, J, of R of kosten die voor publicatie van deze beleidsregels worden niet vergoed. Kosten in verband met code F wordt alleen voor kinderen vergoed. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de daadwerkelijke kosten waarbij de tarieven in de Prestatie- en tariefbeschikking tandheelkundige zorg van de Nederlandse Zorgautoriteit als maximum gelden.
4.3.2 Brillen en contactlenzen
Bijzondere bijstand voor een bril of contactlenzen is niet mogelijk, omdat een afdoende vergoeding hiervoor is de collectieve zorgverzekering is opgenomen . Als een duurdere bril nodig is vanwege medische afwijkingen is bijzondere bijstand mogelijk voor het deel van het bedrag dat de vergoeding van de verzekering overschrijft, mits de kosten voorvloeien uit de medische afwijking en het de meest goedkope adequate oplossing betreft. Het gedeelte waarvoor de belanghebbende niet verzekerd is, kan eventueel bij noodzaak als leenbijstand worden verstrekt. Er moet een offerte van een opticien worden overlegd alvorens bijzondere bijstand wordt aangevraagd. De inwoner kan worden gevraagd om een verklaring van de optometrist of oogarts om de noodzaak vast te stellen.
4.3.1 Kledingslijtage en bewassing
Het is mogelijk dat een inwoner extra kosten moet maken voor het wassen of aanschaffen van kleding, als gevolg van een ziekte of beperking. Die inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente vraagt medisch advies aan om vast te stellen of de inwoner vaker dan gemiddeld kleding moet aanschaffen of moet wassen. Voor het vaststellen van de extra kosten sluit de gemeente aan bij de normbedragen voor waskosten uit de Nibud-prijzengids. De gemeente gaat ervan uit dat ouders van kinderen tot 4 jaar geen extra kledingkosten voor die kinderen maken.
4.3.2 Dieetkosten
Extra kosten voor een noodzakelijk dieet worden niet vergoed door de zorgverzekering. De gemeente kan bijzondere bijstand voor dieetkosten verstrekken als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente vraagt medisch advies aan om vast te stellen of de inwoner een speciaal dieet moet volgen en daar extra kosten voor moet maken. Voor het vaststellen van de extra kosten sluit de gemeente aan bij de normbedragen voor voeding uit de Nibud-prijzengids.
4.4 Woonkosten
Woonkosten moet de inwoner uit het maandelijkse inkomen betalen. Soms is dat lastig, omdat de kosten hoog zijn en er geen huurtoeslag mogelijk is. Onder bepaalde voorwaarden kan de inwoner dan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
4.4.1 Woonkostentoeslag bij huur
Voor de huur van een woning kan de inwoner in principe huurtoeslag krijgen. Bijzondere bijstand is daarom meestal niet mogelijk. In 2 situaties is dat anders. De gemeente kan bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken, als de inwoner geen huurtoeslag kan krijgen:
- a.
over de eerste maand huur; of
- b.
omdat de huur te hoog is.
4.4.1.1 Eerste maand huur
Huurtoeslag gaat in op de eerste dag van de maand, mits de inwoner op die eerste dag al op dat adres was ingeschreven. Anders gaat de huurtoeslag een maand later in. Als dat het geval is, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken ter hoogte van de niet ontvangen huurtoeslag over de gebroken eerste maand, vanaf de dag van inschrijving.
4.4.1.2 Te hoge huur
Als huurtoeslag niet mogelijk is omdat de huur te hoog is, kan de gemeente bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken. Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor een hoge huur geld alleen de tweede manier (op basis van de Maatschappelijk meedoen grens) van draagkracht berekenen.
De gemeente berekent de woonkostentoeslag als het verschil tussen de Maatschappelijk meedoen grens en het inkomen. Als de servicekosten ook bestaan uit kosten voor gas, water en/of elektra dan worden deze kosten niet in aanmerking genomen.
Onder ‘huur’ verstaan we de rekenhuur. Dat is de huur die voor de huurtoeslag meetelt. Zie ook: www.toeslagen.nl.
De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden. De gemeente kan als voorwaarde stellen dat de inwoner in die periode verplicht is om:
- a.
te zoeken naar goedkopere woonruimte waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag; en
- b.
als woningzoekende ingeschreven te staan bij de Huiswaarts en actief reageren op beschikbaar aanbod;
- c.
een urgentieverklaring voor verhuizing bij de gemeente aan te vragen; en
- d.
te laten toetsen of de huur te hoog is op basis van het Woningwaarderingsstelsel op grond van de Wet betaalbare huur.
De woonkostentoeslag kan telkens met 6 maanden worden verlengd wanneer de inwoner geen goedkopere woonruimte heeft gevonden en de gemeente vindt dat dit de inwoner niet te verwijten is.
Voor de huur van een kamer of voor kostgeld wordt geen bijstand verleend. Voor de huur van een woonwagen is soms wel bijstand mogelijk.
4.4.2 Woonkostentoeslag bij eigen woning
Een inwoner die een eigen huis bewoont kan geen huurtoeslag krijgen. De gemeente kan toch woonkostentoeslag verstrekken als:
- a.
de maandelijkse hypotheekkosten hoger is dan de maximale huurtoeslaggrens die voor de woning van de inwoner geldt op grond van de Wet op huurtoeslag. Zijn de woonkosten lager, dan kan geen woonkostentoeslag worden verstrekt.
De gemeente berekent de woonkostentoeslag op dezelfde manier als bij een huurwoning met hoge huur, zie artikel 4.4.1.2. De volgende woonkosten worden daarbij meegeteld:
- a.
de kosten van de hypotheekrente, na aftrek van de teruggaaf Inkomstenbelasting voor die kosten), en
- b.
de zakelijke lasten van de woning, zoals premie opstalverzekering en onroerende zaakbelasting.
De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden. De inwoner is in die periode verplicht om:
- a.
te zoeken naar goedkopere woonruimte waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag; en
- b.
als woningzoekende ingeschreven te staan bij de Woningstichting; en
- c.
een urgentieverklaring voor verhuizing bij de gemeente aan te vragen.
De woonkostentoeslag kan telkens met 6 maanden worden verlengd wanneer de inwoner geen goedkopere woonruimte heeft gevonden en de gemeente vindt dat dit de inwoner niet te verwijten is.
De woonkostentoeslag is een maandelijks bedrag ‘om niet’ (als gift).
4.5 Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting of detentie
De inwoner die opgenomen wordt in een inrichting, kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vaste lasten van de woning die hij achterlaat, als:
- a.
het noodzakelijk is om die woning aan te houden, en
- b.
het plan is om binnen 6 maanden terug te keren naar de woning.
De inwoner moet ook aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoen.
De gemeente verstrekt bijzondere bijstand in de noodzakelijke woonlasten, zoals de huur en voorschotnota’s voor gas, licht en water. De bijstand duurt maximaal 6 maanden. Deze periode kan worden verlengd met maximaal 6 maanden, als het volgens de gemeente nodig is om het verblijf in de inrichting te verlengen.
Verblijft de inwoner in een penitentiaire inrichting, dan gelden de bovenstaande regels ook, maar de bijstand duurt maximaal 6 maanden.
4.6 Uitvaartkosten
De kosten van een begrafenis of crematie moet de inwoner betalen uit de eventuele nalatenschap en een uitvaartverzekering van de overleden persoon. Als de inwoner de overblijvende kosten niet kan betalen, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken, als de inwoner erfgenaam is en meebetaalt aan de uitvaart. Uitgangspunt is dat bijstand wordt verleend tot maximaal het erfrechtelijk deel van de overblijvende kosten. Voor de hoogte van de te vergoeden bedragen sluit de gemeente aan bij de bedragen zoals die in de actuele prijzengids van het Nibud staan en op de site van www.uitvaart.nl.
4.7 Duurzame gebruiksgoederen (huishoudelijke apparaten. woninginrichting)
Duurzame gebruiksgoederen zoals een koelkast of wasmachine, moet de inwoner in principe uit het maandelijkse inkomen betalen. De gemeente kan wel bijzondere bijstand verstrekken voor duurzame gebruiksgoederen als de inwoner onvoldoende in staat is geweest om voor de kosten te sparen.
Als een persoon een Maatschappelijk meedoen budget heeft toegekend gekregen zijn er twee mogelijke vormen voor de verstrekking van de bijzondere bijstand.. Als de persoon langer dan een jaar voorafgaand de aanvraag voor bijzondere bijstand het Maatschappelijk meedoen budget heeft ontvangen wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een lening. Als de persoon niet langer dan 12 maanden voorafgaand de aanvraag voor de bijzondere bijstand een Maatschappelijk meedoen budget heeft ontvangen wordt de bijzondere bijstand verstrekt om niet.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen uit de actuele prijzengids van het Nibud (inclusief verwijderingsbijdrage).
4.8 Babyuitzet
De inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor babyuitzet. Daarvoor geldt het volgende:
- a.
Er is alleen bijzondere bijstand mogelijk voor kosten die de zorgverzekeraar niet vergoedt;
- b.
De gemeente stelt de hoogte van de bijzondere bijstand vast op basis van de goedkoopste passende voorziening, zoals genoemd in de actuele prijzengids van het Nibud;
- c.
De babyuitzet wordt alleen vergoedt voor het eerste kind dat in Nederland is geboren.
4.9 Verhuizing en woninginrichting
De kosten van een verhuizing moet de inwoner in principe zelf betalen. Dat geldt ook voor de kosten van het inrichten van de woning na de verhuizing. De gemeente kan toch bijzondere bijstand verstrekken, als de verhuizing om medische of andere redenen noodzakelijk is. In de volgende gevallen kan in ieder geval bijzondere bijstand worden verstrekt:
- a.
Bij een verhuizing: als de gemeente Wageningen een urgentieverklaring heeft afgegeven. Er kan sprake zijn van medische, sociale, economische en financiële urgentie, of urgentie in verband met gedwongen ontruiming (buiten de schuld van de belanghebbende) of echtscheiding/verbreking van samenwoningsrelatie.
- b.
Bij een eerste huisvesting van statushouders na het verlaten van een asielzoekerscentrum. Gelet op het eerder genomen inkomen, was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting.
- c.
Wanneer de inwoner een woning betrekt na een periode van crisisopvang, verblijf in een inrichting of detentie, of vanwege een zwaarwegende medische reden.
De bijzondere bijstand voor de kosten van verhuizing is in principe een bedrag ‘om niet’.
Bij een verhuizing zoals omschreven in a, b en c verstrekt de gemeente een bedrag per huishoudtype zoals omschreven in bijlage 2 van deze beleidsregels. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met het Consumentenprijsindex. Daarnaast verstrekt de gemeente een koelkast, een inductie kookplaat, een stofzuiger, een koffieapparaat/waterkoker en een magnetron in natura om niet.
4.10 Rechtsbijstand
De inwoner die een advocaat toegewezen krijgt op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt doorgaans een eigen bijdrage. Voor die eigen bijdrage is bijzondere bijstand mogelijk. De inwoner kan voor andere vormen van rechtsbijstand in principe geen bijzondere bijstand krijgen. De gemeente verstrekt ook geen bijzondere bijstand voor:
- a.
de proceskosten van de tegenpartij, als de inwoner deze kosten moet betalen;
- b.
vertaalkosten;
- c.
reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters; of voor
- d.
de kosten die de inwoner maakt vanwege een ingediend bezwaarschrift, zoals reiskosten voor het bijwonen van een hoorzitting of kosten van ondersteuning door een adviseur.
4.10.1 Hoogte van de bijzondere bijstand voor rechtsbijstand
Als de inwoner eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch loket voordat hij naar een advocaat gaat, is de eigen bijdrage lager. Als de inwoner niet eerst naar het Juridisch Loket gaat, maar direct naar een advocaat stapt, dan verlaagt de gemeente de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage met de misgelopen verlaging van die eigen bijdrage. Gaat het om een Lichte Advies Toevoeging (LAT), dan wordt de bijzondere bijstand niet verlaagd.
4.11 Legeskosten voor verblijfsvergunningen en naturalisatie
Vreemdelingen als bedoeld in artikel 11 lid 2 en 3 van de Participatiewet kunnen een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de legeskosten voor de verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning of voor naturalisatie indienen. De kosten moeten worden aangevraagd voordat ze zijn gemaakt. Als de vreemdeling kan aantonen waarom de aanvraag voor bijzondere bijstand niet is ingediend voordat de kosten zijn gemaakt, dan kan de aanvraag maximaal 3 maanden na het maken van de kosten ingediend worden. De volledige legeskosten worden om niet vergoed.
4.12 Griffierechten
De inwoner met een toegevoegde advocaat kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de griffierechten die de inwoner moet betalen om een procedure te voeren. Heeft de inwoner geen toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand, dan beoordeelt de gemeente per situatie of de procedure noodzakelijk is. Is dat zo, dan is bijzondere bijstand mogelijk voor de griffierechten als ook aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan.
Let op: als de rechter de tegenpartij veroordeelt in de kosten van de procedure, dan vordert de gemeente de bijzondere bijstand van de inwoner terug.
4.13 Bewindvoering, curatele en mentorschap
4.13.1 Bewindvoering
Zodra de kantonrechter de inwoner onder beschermingsbewind stelt, kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de bewindvoerder maakt. De bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. Gaat het om bewindvoering vanwege schulden, dan duurt de bijstand net zo lang als het schuldenbewind duurt. In andere gevallen wordt de bijstand voor onbepaalde tijd toegekend en jaarlijks opnieuw beoordeeld. De aanvraag wordt door de bewindvoerder gedaan binnen 3 maanden na de eerste factuur.
4.13.2 Curatele
Nadat de kantonrechter de inwoner onder curatele heeft gesteld, kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de curator maakt. De bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. De bijstand wordt voor onbepaalde tijd verstrekt, maar wel jaarlijks opnieuw beoordeeld. De aanvraag wordt door de curator gedaan binnen 3 maanden na de eerste factuur.
4.13.3 Mentorschap
Zodra de kantonrechter een mentor voor de inwoner heeft aangesteld kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de mentor maakt. De bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. De bijstand wordt voor onbepaalde tijd verstrekt, maar wel regelmatig opnieuw beoordeeld.
5 Slotbepalingen
5.1 Intrekking en inwerkingtreding
- 1.
Deze beleidsregels treden in werking een dag na publicatie
- 2.
De beleidsregels bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie 2024 worden per die datum ingetrokken.
5.2 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wageningen 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 8 april 2025.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen,
Bijlage 1:
Huishoudsamenstelling |
Redelijke uitgaven (€) |
Huishoudsamenstelling |
Redelijke uitgaven |
Alleenstaande tot pensioengerechtigde leeftijd |
15.999,89 |
Alleenstaande ouder met 7 kinderen |
57.554,22 |
Alleenstaande vanaf pensioengerechtigde leeftijd |
16.180,24 |
Alleenstaande ouder met 8 kinderen |
63.786,85 |
Gehuwde tot pensioengerechtigde leeftijd |
26.712,34 |
Gehuwden met 1 kind |
32.247,54 |
Gehuwden vanaf pensioengerechtigde leeftijd |
26.892,69 |
Gehuwde met 2 kinderen |
37.575,38 |
Alleenstaande ouder met 1 kinderen |
22.670,94 |
Gehuwde met 3 kinderen |
43.166,21 |
Alleenstaande ouder met 2 kinderen |
28.674,47 |
Gehuwde met 4 kinderen |
49.056,86 |
Alleenstaande ouder met 3 kinderen |
34.057,90 |
Gehuwde met 5 kinderen |
55.057,66 |
Alleenstaande ouder met 4 kinderen |
39.505,42 |
Gehuwde met 6 kinderen |
61.296,43 |
Alleenstaande ouder met 5 kinderen |
45.747,72 |
Gehuwde met 7 kinderen |
67.014,57 |
Alleenstaande ouder met 6 kinderen |
51.567,98 |
Gehuwde met 8 kinderen |
72.983,64 |
Bijlage 2:
BEDRAGEN 2025 |
Bedragen |
Alleenstaande kamerbewoner |
1248 |
Alleenstaande zelfstandig gehuisvest |
2745 |
Gehuwden / samenwonenden |
3743 |
Gezin met 3 personen.* |
4243 |
Gezin met 4 personen. |
4742 |
Gezin met 5 personen. |
5241 |
*Dit kunnen twee ouders met 1 kind zijn of 1 ouder met 2 kinderen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl