Subsidieregeling monumenten Fryslân 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 02-05-2025

Intitulé

Subsidieregeling monumenten Fryslân 2025

Gedeputeerde staten van Fryslân,

gelet op

Verordening (EU) 2022/2472van de Commissie van 14 december 2022 PbEU, L 327), in het bijzonder artikel 36, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard,

Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (PbEU, L187) in het bijzonder artikel 53, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Artikel 1.3, derde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2022,

overwegende dat het op grond van het omgevingsprogramma Erf-Goed 2025-2028 wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan het restaureren, herbestemmen en onderhouden van Friese monumenten,

besluiten:

vast te stellen de Subsidieregeling monumenten Fryslân 2025:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • b.

    Architect: persoon die is ingeschreven in het architectenregister als bedoeld in de Wet op de architectentitel;

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2022;

  • d.

    Bestek: volledige en nauwkeurige beschrijving van voorwaarden waaronder, en eisen ten aanzien van de wijze waarop werkzaamheden aan een bouwwerk worden uitgevoerd, bestaande uit algemene voor het werk geldende juridische en administratieve voorwaarden en bepalingen, met voorschriften betreffende bouwplaats voorzieningen, de nauwkeurige beschrijvingen van toe te passen constructies en per onderdeel benodigde kwaliteit en hoeveelheid van te gebruiken materialen en eisen die worden gesteld aan de wijze van verwerken, alsmede de afwerking van kleuren;

  • e.

    Boerderij: ensemble van hoofdgebouw met bijgebouwen dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegende deel is vervaardigd voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf;

  • f.

    Boerderij in agrarisch gebruik: boerderij met een complex van economische activiteiten gericht op winst door de uitoefening van de landbouw, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder een van de SBI-codes 011 t/m 015;

  • g.

    Bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegde opname of verkenning naar gegevens betreffende de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van één of meer gebouwen of zelfstandige onderdelen daarvan, of naar een door mensen gemaakte structuur, aan de hand van archief- en literatuuronderzoek en waarnemingen aan de vorm, de constructie, de gebruikte materialen en de afwerking ervan. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een deskundige en is in overeenstemming met de uitvoeringsrichtlijnen bouwhistorisch onderzoek met waardenstelling, Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM) URL2007;

  • h.

    Buitenplaats: complex van dat een historisch en architectonisch geheel vormt in nuttig gebruik, bestaande uit een versterkt huis, buitenhof of landhuis met bijgebouwen, bouwwerken en tuinornamenten met omliggende terreinen die bestaan uit grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, weiden, siertuinen of moestuinen;

  • i.

    Casco: de dragende onderdelen en het omhulsel, bestaande uit dak, kappen met spantconstructies, balklagen en vloeren, dragende muren met wandopeningen, funderingen, kelders en gewelven. Tot het casco wordt ook gerekend het binnenpleisterwerk van de muren die deel van het casco uitmaken, alsmede de buitenafwerking, de kozijnen, ramen en deuren;

  • j.

    Deelrestauratie: instandhoudingswerkzaamheden aan een zelfstandig onderdeel of een zelfstandig bouwkundige eenheid, waarvan het casco in slechte of matige staat verkeert, die voor de instandhouding van het gehele monument noodzakelijk zijn;

  • k.

    Deskundige: onafhankelijke partij die op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit;

  • l.

    Directievoering: begeleiding van de uitvoering door een architect of andere deskundige instelling die in ieder geval de volgende werkzaamheden betreft: afstemmingsoverleg; minimaal 1 maal per week locatiebezoek tijdens de werkzaamheden om de voortgang en kwaliteit van de werkzaamheden te toetsen; minimaal eenmaal per maand bouw- voortgang verslagen en oplevering met proces verbaal;

  • m.

    Gebouwd monument: monument, niet zijnde een groen monument;

  • n.

    Gemeentelijk monument: gebouwd monument dat op grond van een gemeentelijke verordening als zodanig is aangewezen en op de gemeentelijke monumentenlijst is geplaatst;

  • o.

    Groen monument: rijksmonument of zelfstandig onderdeel zijnde een aanleg die geheel of gedeeltelijk bestaat uit beplanting, zoals een park- of tuinaanleg, met dien verstande dat verdedigingswerken zonder een rijksbeschermde groenaanleg niet worden aangemerkt als groen monument;

  • p.

    Herbestemming: planologische wijziging naar een andere dan de bestaande functie van een monument of zelfstandig onderdeel daarvan, waarbij door de wijziging de bestaande functie van het monument in overwegende mate wijzigt naar, en geschikt gemaakt wordt voor, een nieuwe functie door middel van voor de wijziging noodzakelijke bouwkundige ingrepen;

  • q.

    Herbouwwaarde: kosten om een beschermd monument of zelfstandig onderdeel in zijn geheel opnieuw te vervaardigen door dezelfde constructie, materiaalsoorten en detaillering;

  • r.

    Inspectierapport: een door de Monumentenwacht overeenkomstig het Inspectiehandboek voor monumenten opgesteld rapport dat de technische of fysieke staat van een monument, zelfstandig onderdeel of zelfstandige bouwkundige eenheid beschrijft;

  • s.

    Instandhoudingsplan: plan met een overzicht van de aard en de omvang van de jaarlijks voorgenomen werkzaamheden bestaande uit restauratie en onderhoud, alsmede een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten, voor een periode van ten hoogste zes kalenderjaren. Het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarige werkomschrijving en een meerjarenbegroting;

  • t.

    Instellingen van bijzonder provinciaal belang: organisaties met de status Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM) die tevens provinciale boekjaarsubsidie ontvangen;

  • u.

    Karakteristiek bouwwerk: bouwwerk dat als zodanig is aangeduid in een omgevingsplan en ten behoeve waarvan door het bevoegd gezag een sloopverbod behoudens vergunning is opgelegd, niet zijnde een monument;

  • v.

    Kerk: gebouw of zelfstandig onderdeel daarvan, dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

  • w.

    Klinkende monumenten: uurwerken, orgels of luidklokken;

  • x.

    Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten: van kracht zijnde bijlage als bedoeld in artikel 4 van de regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 september 2012, nr. WJZ/387165 (10152), houdende regels voor de verstrekking van subsidie voor de instandhouding van rijksmonumenten;

  • y.

    Molen: bouwwerk dat bewegingsenergie van wind, water of spierkracht omzet in rotatie-energie van de wieken die nuttig kan worden gebruikt voor het aandrijven van machines of pompen;

  • z.

    Monument: bouwwerk, zelfstandige onderdeel daarvan of aangelegde onroerende zaak, welke een tastbaar product van menselijk handelen is, en welke op zich of in verband met zijn omgeving van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische betekenis, niet zijnde een archeologisch monument.

  • aa.

    Monumentenwacht: een Monumentenwacht die is aangesloten bij de Vereniging Provinciale Monumentenwachten Nederland;

  • bb.

    Onderhoud: reguliere werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het beschermde monument of onderdelen ervan;

  • cc.

    Ontwerpopgave: planvorming waarbij sprake is van het wijzigen van het casco, buitengevels, binnenwanden, vloeren of plafonds van het bouwwerk of een zelfstandig onderdeel daarvan;

  • dd.

    Oorspronkelijk woonhuis: gebouwd monument of karakteristiek bouwwerk, dan wel een zelfstandig bouwkundige eenheid daarvan, dat in oorsprong geheel of gedeeltelijk voor wonen is gebouwd, niet zijnde gebouwen die deel uitmaken van een in het Museumregister Nederland opgenomen museum, kastelen, paleizen, kerkgebouwen, kerkelijke dienstgebouwen in kerkelijk gebruik, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens en de daarbij behorende woning, gemalen, watertorens, agrarische gebouwen of industrieel erfgoed;

  • ee.

    Periodiek instandhoudingsplan: een instandhoudingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten;

  • ff.

    Reconstructie: werkzaamheden die nodig zijn voor het opnieuw maken en terugbrengen van verloren gegane onderdelen van monumenten in een vroegere gedaante;

  • gg.

    Restauratie: het verrichten van die werkzaamheden, die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel van een monument noodzakelijk zijn;

  • hh.

    Restauratieplan gebouwde monumenten: instandhoudingsplan dat is opgesteld door een architect bestaande uit een rapportage van de technische staat, tekeningen van de bestaande toestand, tekeningen van herstellingen en toevoegingen, alsmede een bestek ter opheffing van gebreken en ten behoeve van de wijzigingen, conform leidraad subsidiabele instandhoudingskosten en bijbehorende sluitende begroting;

  • ii.

    Restauratieplan groene monumenten: instandhoudingsplan dat is opgesteld door een landschapsarchitect en bestaat uit een tuin-historisch onderzoek, tekeningen van de bestaande toestand, tekeningen van herstellingen en toevoegingen, alsmede een bestek ter opheffing van gebreken en ten behoeve van de wijzigingen, conform leidraad subsidiabele instandhoudingskosten en bijbehorende sluitende begroting

  • jj.

    Rijksmonument: beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet, niet zijnde een archeologisch monument, dat als zodanig is opgenomen in het Rijksmonumentenregister;

  • kk.

    Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim): Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 september 2012, nr. WJZ/387165 (10152), houdende regels voor de verstrekking van subsidie voor de instandhouding van rijksmonumenten;

  • ll.

    Technisch urgent: noodzaak tot restauratie van het monument, een zelfstandig onderdeel of een zelfstandig bouwkundige eenheid, omdat het casco daarvan in een inspectierapport van de Monumentenwacht is aangeduid als matig of slecht;

  • mm.

    Tuin-historisch onderzoek: onderzoek naar de aanleg, veranderings- en gebruiksgeschiedenis van aanleggen van tuinen, (stads)parken, boerenerven, begraafplaatsen, vestingwerken en andere groenstructuren die een begrenzing hebben, in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm (ontwerp), onderliggende structuren en ideeën, de gebruikte materialen en beplanting en de afwerking. Het onderzoek is in overeenstemming met de Richtlijnen Tuinhistorisch onderzoek, voor waardenstelling van groen erfgoed, samengesteld door R. van Immerseel en L. Hendriks (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2012) en brengt in kaart en beschrijft hoe de oorspronkelijke situatie was en welke veranderingen er in de loop der tijd zijn aangebracht en beschrijft de bestaande situatie als uitkomst van die eerdere processen;

  • nn.

    UAsv: Uitvoeringsregeling Asv provincie Fryslân 2022;

  • oo.

    Woonhuis: gebouwd monument of karakteristiek bouwwerk, dan wel een zelfstandig bouwkundige eenheid daarvan, dat uitsluitend voor wonen is bestemd of voor de helft of meer van de oppervlakte voor bewoning wordt gebruikt of geschikt is, niet zijnde gebouwen die deel uitmaken van een in het Museumregister Nederland opgenomen museum, kastelen, paleizen, kerkgebouwen, kerkelijke dienstgebouwen in kerkelijk gebruik, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens en de daarbij behorende woning, gemalen, watertorens, agrarische gebouwen of industrieel erfgoed;

  • pp.

    Zelfstandig bouwkundige eenheid: bouwwerk dat in zowel constructief als functioneel opzicht te onderscheiden is van de naastgelegen bouwwerken en is opgenomen als onderdeel van het monument in het Monumentenregister of op de gemeentelijke monumentenlijst;

  • qq.

    Zelfstandig onderdeel: deel van een gebouwd monument dat is aan te merken als een kerktoren, kerkdak, kerktorendak (bijvoorbeeld: spits, ui- of zadeldak), dakruiter, vieringtoren, uurwerk, orgel, luidklok, klokkenstoel al dan niet in een toren, glas-in-lood venster, ringmuur of hekwerk gebouwd als erfafscheiding, roeden of waterwerken van een molen en daken van boerderijen.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen die eigenaar of zakelijk gebruiksgerechtigde zijn van een monument.

Artikel 1.3 Openstellingsbesluit

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een of meerdere keren per jaar een openstellingsbesluit vaststellen voor het verstrekken van subsidies op grond van deze regeling.

  • 2. Een openstellingsbesluit bevat ten minste een aanvraagperiode en een subsidieplafond.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen in het openstellingsbesluit nadere regels stellen met betrekking tot het indienen van een aanvraag en de kring van subsidieontvangers.

Artikel 1.4 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de in het aanvraagformulier verplichte bijlagen.

  • 2. Per openstelling kan maximaal één aanvraag worden ingediend per groen rijksmonument, gebouwd rijksmonument, gemeentelijke monument of karakteristiek bouwwerk.

Artikel 1.5 Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 3. Gedeputeerde staten stellen afzonderlijke subsidieplafonds vast voor:

    • a.

      restauratie en herbestemming van rijksmonumenten;

    • b.

      restauratie en herbestemming van rijksmonumenten die worden ingediend door instellingen van bijzonder provinciaal belang;

    • c.

      restauratie en herbestemming van rijksmonumentale boerderijen in agrarisch gebruik;

    • d.

      onderhoud rijksmonumentale molens;

    • e.

      gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden;

    • f.

      plankosten;

    • g.

      restauratie van groene monumenten.

Artikel 1.6 Staatssteun

  • 1. Subsidie ten behoeve van ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector, met name de primaire landbouwproductie, wordt slechts verstrekt met toepassing van artikel 36 van Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

  • 2. Subsidie ten behoeve van ondernemingen die geen landbouwbedrijven zijn wordt slechts verstrekt met toepassing van art 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (PbEU, L187), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Artikel 1.7 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Subsidies tot € 25.000 worden volledig bevoorschot.

  • 2. Het voorschot voor subsidies vanaf € 25.000 bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Een voorschot wordt eenmalig uitgekeerd, op een in de subsidiebeschikking genoemd moment.

  • 4. Betaling van voorschotten vindt plaats op het door de subsidieontvanger in de subsidieaanvraag opgegeven bankrekeningnummer.

Artikel 1.8 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000,- toont de subsidieontvanger desgevraagd, op een door gedeputeerde staten in de subsidiebeschikking aangegeven wijze, aan dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. Gedeputeerde staten stellen de subsidie ambtshalve vast binnen 22 weken na de datum waarop de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij subsidies vanaf € 25.000,- tot € 125.000,- dient de subsidieontvanger een vaststellingsaanvraag in. Bij de vaststellingsaanvraag wordt overgelegd:

    • a.

      een activiteitenverslag, waaruit blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening is verricht en aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 3.3 Asv.

    De vaststellingsaanvraag moet worden ingediend binnen 13 weken na de datum waarop de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht of, indien dat eerder is, binnen 13 weken nadat de activiteiten feitelijk zijn verricht. Gedeputeerde staten stellen de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de vaststellingsaanvraag, op basis van de uitgevoerde activiteiten en de werkelijk gemaakte kosten en opbrengsten.

  • 3. Bij subsidies vanaf € 125.000,- dient de subsidieontvanger een vaststellingsaanvraag in. Bij de vaststellingsaanvraag wordt overgelegd:

    • a.

      een activiteitenverslag, waaruit blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening is verricht en aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financieel verslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • i.

        een opgave van het bedrag van de werkelijk gemaakte en betaalde kosten;

      • ii.

        een opgave van het bedrag van de gerealiseerde opbrengsten, met inbegrip van bijdragen van derden, en een opgave van het bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage.

    • c.

      een controleverklaring van het onder b bedoelde financiële verslag, als bedoeld in artikel 3.5 Asv. 4.

    De vaststellingsaanvraag moet worden ingediend binnen 13 weken na de datum waarop de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht of, indien dat eerder is, binnen 13 weken nadat de activiteiten feitelijk zijn verricht. Gedeputeerde staten stellen de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de vaststellingsaanvraag, op basis van de uitgevoerde activiteiten en de werkelijk gemaakte kosten en opbrengsten.

Artikel 1.9 Eigendomsoverdracht

  • 1. Indien de subsidieontvanger de eigendom of een ander zakelijk recht van een monument of een zelfstandig onderdeel overdraagt aan een derde, dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na de overdracht, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij gedeputeerde staten. Artikel 1.8 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Na de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kunnen gedeputeerde staten op verzoek van de eigenaar aan wie de eigendom of het zakelijk recht is overgedragen, aan die eigenaar subsidie verstrekken ten behoeve van de afronding van het restauratieplan. Artikel 1.5 en 1.7 zijn niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele onderdelen

Paragraaf 2.1 Restauratie rijksmonumenten en restauratie bij herbestemming van rijksmonumenten

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      de restauratie bij herbestemming van een rijksmonument;

    • b.

      de restauratie van een rijksmonument, niet zijnde een rijksmonumentale boerderij in agrarisch gebruik;

    • c.

      de restauratie van een rijksmonumentale boerderij in agrarisch gebruik;

    • d.

      een deelrestauratie van een rijksmonument.

  • 2. De in het eerste lid, onderdelen b en d, genoemde onderdelen kunnen ook groene monumenten betreffen.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor een woonhuis of oorspronkelijk woonhuis.

Artikel 2.1.2 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de Asv wordt de subsidieaanvraag geweigerd indien:

    • a.

      voor de deelrestauratie of de restauratie van de zelfstandig bouwkundige eenheid of het zelfstandig onderdeel van het Rijksmonument in de afgelopen 15 jaar reeds subsidie is verleend op grond van provinciale regelingen;

    • b.

      de werkzaamheden in overwegende mate gericht zijn op reconstructie;

    • c.

      de aanvraag betrekking heeft op activiteiten die vergunningplichtig zijn op grond van de Omgevingswet en waarvoor geen vergunning is aangevraagd op het moment van indiening van de subsidieaanvraag of waarvoor de vergunning is geweigerd;

    • d.

      het restauratieplan, waarbij sprake is van een ontwerpopgave, niet is opgesteld door een architect;

    • e.

      niet wordt voldaan aan de toetsingscriteria van artikel 2.1.3;

    • f.

      de aanvraag is ontvangen of ingediend buiten het tijdvak waarvoor gedeputeerde staten het subsidieplafond hebben vastgesteld;

    • g.

      de werkzaamheden betrekking hebben op een monument dat in eigendom is van een overheid of door een overheid gebruikt wordt voor haar publieke taken;

    • h.

      het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 5.000 bedraagt;

    • i.

      de activiteiten betrekking hebben op een woonhuis of een oorspronkelijk woonhuis;

    • j.

      bij schade alle subsidiabele kosten door een verzekering worden gedekt.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op subsidieverstrekkingen die betrekking hadden op een zelfstandig bouwkundige eenheid of zelfstandig onderdeel van het monument, waarbij de zelfstandig bouwkundige eenheid of zelfstandig onderdeel geen deel uitmaakt van de huidige aanvraag en dus de huidige subsidieaanvraag betrekking heeft op een nog niet gerestaureerd:

    • a.

      zelfstandig bouwkundige eenheid;

    • b.

      zelfstandig onderdeel van het monument; of

    • c.

      voormalig woon- of werkgedeelte van een boerderij, fundering of interieur.

Artikel 2.1.3 Toetsingscriteria

  • 1. Om voor subsidie voor de activiteiten in de zin van artikel 2.1.1, onderdeel a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op de restauratie bij herbestemming van een rijksmonument;

    • b.

      de cultuurhistorische betekenis wordt door de herbestemming niet geschaad;

    • c.

      voorafgaande aan de planvorming tot herbestemming is een bouwhistorisch onderzoek verricht en het resultaat hiervan heeft aantoonbaar onderdeel uitgemaakt van de planvorming tot herbestemming;

    • d.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een herbestemming naar wonen worden ten minste twee woningen gerealiseerd.

  • 2. Om voor subsidie voor de activiteiten in de zin van artikel 2.1.1, onderdeel b of c in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op de restauratie van een rijksmonument;

    • b.

      de cultuurhistorische betekenis wordt door de restauratie niet geschaad;

    • c.

      in geval van een rijksmonument, niet zijnde een groen monument, is de restauratie van het monument technisch urgent;

    • d.

      in geval van een groen monument:

      • i.

        de restauratie is technisch urgent omdat één van de onderdelen van het monument, zoals beschreven in paragraaf 92 van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, in slechte of matige staat verkeert;

      • ii.

        de aanvrager beschikt over een tuin-historisch onderzoek.

  • 3. Om voor subsidie voor de activiteiten in de zin van artikel 2.1.1, onderdeel d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op de restauratie van een rijksmonument;

    • b.

      de cultuurhistorische betekenis wordt door de restauratie niet geschaad;

    • c.

      in geval van een rijksmonument, niet zijnde een groen monument, is de restauratie van een of meer van de volgende onderdelen van het monument technisch urgent:

      • i.

        zelfstandig bouwkundige eenheid;

      • ii.

        zelfstandig onderdeel.

    • d.

      in geval van een groen monument is de restauratie technisch urgent omdat een of meer onderdelen van het monument, zoals beschreven in paragraaf 92 van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, vallend onder de omschrijving restauratie, in slechte of matige staat verkeert.

  • 4. De uitvoering is technisch noodzakelijk, sober en doelmatig, een en ander zoals bedoeld in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten.

Artikel 2.1.4 Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de restauratiekosten als bedoeld in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten.

  • 2. Wanneer sprake is van een klinkend monument kan tevens subsidie worden verstrekt voor de kosten als bedoeld in de Nota Klinkende Monumenten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2007).

  • 3. Wanneer sprake is van een groen monument kan, in afwijking van het eerste lid, uitsluitend subsidie worden verstrekt voor de groene onderdelen en beschermde aardwerken van een groen monument, zoals bepaald in paragraaf 92 van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten.

  • 4. Een bijdrage uit de Subsidieregeling instandhouding monumenten leidt tot een verlaging van de subsidiabele kosten met eenzelfde bedrag.

  • 5. De kosten voor werkzaamheden waarmee al een aanvang is gemaakt voordat de subsidieaanvraag is ingediend, of nadat de aanvraag is ingediend en voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, komen slechts voor subsidie in aanmerking indien gedeputeerde staten positief hebben beslist op een nadrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe.

  • 6. Indien en voor zover de subsidiabele kosten uit de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten op grond van een bepaling uit paragraaf 2.3 van de UAsv niet voor subsidie in aanmerking zouden komen, blijft die bepaling op grond van artikel 5.1 UAsv jo. artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a en b, Asv in zoverre buiten toepassing.

Artikel 2.1.5 Subsidiehoogte

  • 1. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel a, bedraagt maximaal 65% van de subsidiabele restauratiekosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 250.000.

  • 2. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel b, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele restauratiekosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 250.000.

  • 3. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel b, die betrekking hebben op een rijksmonumentale molen, bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 250.000.

  • 4. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel c, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele restauratiekosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 250.000.

  • 5. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel d, bedraagt:

    • a.

      in geval van een rijksmonument, niet zijnde een molen: maximaal 50% van de subsidiabele restauratiekosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 124.500.

    • b.

      in geval van een rijksmonumentale molen: maximaal 60% van de subsidiabele restauratiekosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 124.500.

Artikel 2.1.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De volgende verplichtingen zijn op de subsidie van toepassing:

    • a.

      onverminderd paragraaf 2.4 van de Asv doet de subsidieontvanger onverwijld schriftelijk melding aan gedeputeerde staten, zodra aannemelijk is dat de werkelijke kosten die met de activiteiten zijn gemoeid in totaal 20% lager zullen uitvallen dan de begrote kosten, zoals deze in de aanvraag waren opgenomen;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd onder directievoering van een architect;

    • c.

      de subsidieontvanger laat controle toe op de uitvoering van een project, door rijk, provincie en gemeente;

    • d.

      met de gesubsidieerde restauratiewerkzaamheden wordt gestart binnen twee jaar na de datum van subsidieverlening;

    • e.

      de activiteiten worden voltooid binnen drie jaar na de datum van subsidieverlening;

    • f.

      de subsidieontvanger bewaart en onderhoudt het monument voor de duur van ten minste vijf jaar na het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, conform de staat waarin het door die activiteiten is gebracht;

    • g.

      de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in de beroepsgroep van restauratiebedrijven geldende normen;

    • h.

      voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden wordt het project aangemeld bij Restauratie Opleidingsprojecten (ROP). De subsidieontvanger is verplicht ROP-leerlingen desgewenst ervaring te laten opdoen met restauratiewerkzaamheden door deze te betrekken bij de uitvoering van de werkzaamheden. Deze verplichting is niet van toepassing indien en voor zover de subsidie betrekking heeft op een groen monument;

    • i.

      de subsidieontvanger zorgt na het verrichten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend dat het monument voor de duur van tenminste vijf jaar ten minste drie dagen per jaar openbaar toegankelijk is. Indien het monument voor wonen of een bedrijf wordt gebruikt geldt in plaats van deze verplichting dat subsidieontvanger voor de duur van tenminste vijf jaar het monument aanmeldt en openstelt voor de jaarlijkse Open Monumentendag;

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het eerste lid, onderdeel b, indien naar hun oordeel blijkt dat de restauratie onder begeleiding van een organisatie plaatsvindt waarvan de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken. Toestemming behoeft niet te worden aangevraagd indien:

    • a.

      deze toestemming na 1 januari 2005 al een keer is verleend; of

    • b.

      de betreffende organisatie hiervoor is gecertificeerd door de stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg op grond van de Beoordelingsrichtlijn Erkend Monumenten Adviesbureau.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen de in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde termijn op een daartoe strekkend schriftelijk gemotiveerd verzoek eenmalig verlengen met een termijn van maximaal één jaar. Dat verzoek bevat in ieder geval een toelichting over de voortgang van de activiteiten, de reden van de opgelopen vertraging en de verwachte duur van de vertraging.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het eerste lid, onderdeel h, indien naar hun oordeel blijkt dat de activiteiten niet geschikt zijn voor deze verplichting of wanneer uit een verklaring van het opleidingsinstituut blijkt dat er geen leerlingen kunnen worden geleverd voor de activiteiten.

  • 5. Gedeputeerde staten kunnen de subsidieontvanger de verplichting opleggen om:

    • a.

      mee te werken aan een onderzoek naar de ontstaans-, bouw- en bewoningsgeschiedenis van het monument;

    • b.

      tussentijds te berichten over de voortgang van de werkzaamheden;

    • c.

      voorafgaande aan de uitvoering een afstemmingsoverleg met de provinciale dienst te voeren.

Paragraaf 2.2 Restauratie niet-Rijksmonumenten en restauratie bij herbestemming van niet-Rijksmonumenten

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      de restauratie bij herbestemming van een gemeentelijk monument of karakteristiek bouwwerk;

    • b.

      de restauratie van een gemeentelijk monument.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor een woonhuis of oorspronkelijk woonhuis.

Artikel 2.2.2 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de Asv wordt de subsidieaanvraag geweigerd indien:

    • a.

      voor de deelrestauratie, de restauratie van de zelfstandig bouwkundige eenheid of het zelfstandig onderdeel van het monument in de afgelopen 15 jaar reeds subsidie is verleend op grond van provinciale regelingen;

    • b.

      de werkzaamheden in overwegende mate gericht zijn op reconstructie;

    • c.

      de aanvraag betrekking heeft op activiteiten die vergunningplichtig zijn op grond van de Omgevingswet of een gemeentelijke monumentenverordening en geen vergunning is aangevraagd op het moment van indiening van de subsidieaanvraag, of de vergunning is geweigerd;

    • d.

      het restauratieplan, waarbij ook sprake is van een ontwerpwerpopgave, niet is opgesteld door een architect;

    • e.

      niet wordt voldaan aan de toetsingscriteria zoals bedoeld in artikel 2.2.3;

    • f.

      de aanvraag is ontvangen of ingediend buiten het tijdvak waarvoor gedeputeerde staten het subsidieplafond hebben vastgesteld;

    • g.

      de werkzaamheden betrekking hebben op een monument dat eigendom is van een overheid of door een overheid gebruikt wordt voor haar publieke taken;

    • h.

      het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 5.000 bedraagt;

    • i.

      de activiteiten betrekking hebben op een woonhuis of een oorspronkelijk woonhuis;

    • j.

      de activiteiten betrekking hebben op een groen monument.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op subsidieverstrekkingen die betrekking hadden op een onderdeel van het gemeentelijke monument of karakteristieke bouwwerk, dat geen deel uitmaakt van de aanvraag in het kader van deze regeling en:

    • a.

      is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid;

    • b.

      is aan te merken als een zelfstandig onderdeel van het monument.

Artikel 2.2.3 Toetsingscriteria

  • 1. Om voor subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.2.1, onderdeel a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de werkzaamheden hebben betrekking op een gemeentelijk monument of karakteristiek bouwwerk;

    • b.

      er is sprake van herbestemming;

    • c.

      de cultuurhistorische betekenis wordt door de herbestemming niet geschaad;

    • d.

      voorafgaand aan de planvorming tot herbestemming is een bouwhistorisch onderzoek verricht en het resultaat hiervan heeft aantoonbaar onderdeel uitgemaakt van de planvorming tot herbestemming;

    • e.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een herbestemming naar wonen worden ten minste drie woningen gerealiseerd.

  • 2. Om voor subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.2.1, onderdeel b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op de restauratie van een gemeentelijk monument;

    • b.

      de cultuurhistorische betekenis wordt door de restauratie niet geschaad;

    • c.

      de restauratie is technisch urgent.

Artikel 2.2.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de restauratiekosten zoals genoemd in artikel 4 van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten.

  • 2. Wanneer sprake is van een klinkend monument kan tevens subsidie worden verstrekt voor de kosten zoals genoemd in de Nota Klinkende Monumenten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2007) van toepassing.

  • 3. De kosten voor werkzaamheden waarmee al een aanvang is gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, of nadat de aanvraag is ingediend en voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, komen slechts voor subsidie in aanmerking indien gedeputeerde staten positief hebben beslist op een nadrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe.

  • 4. Indien en voor zover de subsidiabele kosten uit de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten op grond van een bepaling uit paragraaf 2.3 van de UAsv niet voor subsidie in aanmerking zouden komen, blijft die bepaling op grond van artikel 5.1 UAsv jo. artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a en b, Asv in zoverre buiten toepassing.

Artikel 2.2.5 Subsidiehoogte

  • 1. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.1, onderdeel a, bedraagt maximaal 65% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 25.000,-.

  • 2. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.1, onderdeel b, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 25.000,-.

Artikel 2.2.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De volgende verplichtingen zijn aan de subsidie verbonden:

    • a.

      onverminderd paragraaf 2.4 van de Asv doet de subsidieontvanger onverwijld schriftelijk melding aan gedeputeerde staten, zodra aannemelijk is dat de werkelijke kosten die met de activiteiten zijn gemoeid in totaal 20% lager zullen uitvallen dan de begrote kosten, zoals deze in de aanvraag waren opgenomen;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd onder directievoering van een architect;

    • c.

      de subsidieontvanger laat controle toe op de uitvoering van een project door rijk, provincie en gemeente;

    • d.

      met de gesubsidieerde restauratiewerkzaamheden wordt gestart binnen twee jaar na de datum van subsidieverlening;

    • e.

      de activiteiten worden voltooid binnen drie jaar na de datum van subsidieverlening;

    • f.

      de subsidieontvanger bewaart en onderhoudt het monument voor de duur van ten minste vijf jaar na het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, conform de staat waarin het door die activiteiten is gebracht;

    • g.

      de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens in de beroepsgroep van restauratiebedrijven geldende normen;

    • h.

      voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden wordt het project aangemeld bij Restauratie Opleidingsprojecten (ROP). De subsidieontvanger is verplicht ROP-leerlingen desgewenst ervaring te laten opdoen met restauratiewerkzaamheden door deze te betrekken bij de uitvoering van de werkzaamheden;

    • i.

      de subsidieontvanger zorgt na het verrichten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, dat het monument ten minste drie dagen per jaar openbaar toegankelijk is. Indien het monument voor wonen of bedrijf wordt gebruikt dient het monument gedurende vijf jaar te worden aangemeld en opengesteld voor de jaarlijkse Open Monumentendag .

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid, onderdeel b, bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de restauratie onder directievoering van een organisatie plaatsvindt, waarvan de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken. Toestemming behoeft niet te worden aangevraagd indien:

    • a.

      deze toestemming al eerder is verleend, maar niet ouder is dan 1 januari 2005;

    • b.

      de directie voerende organisatie hiervoor is gecertificeerd door de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg op grond van de Beoordelingsrichtlijn Erkend Monumenten Adviesbureau.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen de in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde termijn op een daartoe strekkend schriftelijk gemotiveerd verzoek eenmalig verlengen met een termijn van maximaal één jaar. Dat verzoek bevat in ieder geval een toelichting over de voortgang van de activiteiten, de reden van de opgelopen vertraging en de verwachte duur van de vertraging.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid, onderdeel h bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de activiteiten niet geschikt zijn voor deze verplichting of wanneer uit een verklaring van het opleidingsinstituut blijkt dat er geen leerlingen kunnen worden geleverd voor de activiteiten.

  • 5. Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid, onderdeel i bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat het monumenten niet geschikt is voor deze verplichting.

  • 6. Gedeputeerde staten kunnen de subsidieontvanger de verplichting opleggen om:

    • a.

      mee te werken aan een onderzoek naar de ontstaans-, bouw- en bewoningsgeschiedenis van het monument;

    • b.

      tussentijds te berichten over de voortgang van de werkzaamheden;

    • c.

      voorafgaande aan de uitvoering een afstemmingsoverleg met de provinciale dienst te voeren.

Paragraaf 2.3 Onderhoud rijksmonumentale molens

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het onderhoud van een rijksmonumentale molen.

Artikel 2.3.2 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de Asv wordt de subsidieaanvraag geweigerd indien:

  • a.

    de werkzaamheden in overwegende mate gericht zijn op reconstructie;

  • b.

    de werkzaamheden gericht zijn op de verplaatsing van molens;

  • c.

    de werkzaamheden gericht zijn op restauratie van molens;

  • d.

    de aanvraag is ontvangen of ingediend buiten het tijdvak waarvoor gedeputeerde staten het subsidieplafond hebben vastgesteld;

  • e.

    de werkzaamheden betrekking hebben op een monument dat eigendom is van een overheid of door een overheid gebruikt wordt voor haar publieke taken;

  • f.

    het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 500 bedraagt.

Artikel 2.3.3 Toetsingscriteria

Om voor subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de molen is aangewezen als rijksmonument;

  • b.

    voor de molen is subsidie verleend op grond van een rijkssubsidieregeling voor de instandhouding van monumenten, waarvan de looptijd van de rijkssubsidie nog minimaal één jaar door loopt.

Artikel 2.3.4 Subsidiabele kosten

  • 1. De subsidiabele kosten zijn de kosten die door het rijk subsidiabel worden geacht in de subsidieverleningsbeschikking in het kader van een rijkssubsidieregeling voor de instandhouding van monumenten, die betrekking heeft op de huidige periode.

  • 2. Indien en voor zover de in het eerste lid bedoelde kosten op grond van een bepaling uit paragraaf 2.3 van de UAsv niet voor subsidie in aanmerking zouden komen, blijft die bepaling op grond van artikel 5.1 UAsv jo. artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a en b, Asv in zoverre buiten toepassing.

Artikel 2.3.5 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 500 en een maximum van € 10.875.

Artikel 2.3.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De volgende verplichtingen zijn aan de subsidie verbonden:

    • a.

      de subsidieontvanger laat controle toe op de uitvoering van een project door rijk, provincie en gemeente;

    • b.

      de activiteiten worden voltooid binnen de termijn genoemd in de subsidiebeschikking op grond van de rijkssubsidieregeling voor de instandhouding van monumenten;

    • c.

      de subsidieontvanger bewaart en onderhoudt het monument voor de duur van ten minste vijf jaar na het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, conform de staat waarin het door die activiteiten is gebracht.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde termijn op een daartoe strekkend schriftelijk gemotiveerd verzoek eenmalig verlengen met een termijn van maximaal één jaar. Dat verzoek bevat in ieder geval een toelichting over de voortgang van de activiteiten, de reden van de opgelopen vertraging, de verwachte duur van de vertraging en een afschrift van het verlengingsbesluit van het Rijk.

Paragraaf 2.4 Plankosten

Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van een gecombineerd plan, voor zowel de restauratie als de herbestemming, voor een rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristiek bouwwerk.

Artikel 2.4.2 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de Asv wordt de subsidieaanvraag geweigerd indien:

  • a.

    voor de deelrestauratie of de restauratie van de zelfstandig bouwkundige eenheid of het zelfstandig onderdeel van het monument in de afgelopen 15 jaar reeds subsidie is verleend op grond van provinciale regelingen;

  • b.

    het op te stellen restauratie- of herbestemmingsplan niet zal worden opgesteld door een architect indien er sprake is van een ontwerpopgave;

  • c.

    voor het monument, zelfstandig bouwkundige eenheid of een zelfstandig onderdeel daarvan waarop het restauratie- of herbestemmingsplan betrekking heeft in de afgelopen 15 jaar reeds subsidie is verleend op grond van de eerdere provinciale regelingen voor het restaureren van monumenten;

  • d.

    het op te stellen restauratie- of herbestemmingsplan in overwegende mate gericht is op reconstructie, behoudens bij groene monumenten indien het op te stellen restauratie- of herbestemmingsplan in de Leidraad als restauratie activiteit is aangeduid;

  • e.

    de aanvraag is ontvangen of ingediend buiten het tijdvak waarvoor gedeputeerde staten het subsidieplafond hebben vastgesteld;

  • f.

    het op te stellen restauratie- of herbestemmingsplan betrekking heeft op een monument dat eigendom is van een overheid of door een overheid gebruikt wordt voor haar publieke taken;

  • g.

    niet wordt voldaan aan de toetsingscriteria zoals bedoeld in artikel 2.4.3;

  • h.

    de activiteiten betrekking hebben op een woonhuis of een oorspronkelijk woonhuis;

  • i.

    het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 1.000 bedraagt.

Artikel 2.4.3 Toetsingscriteria

Om voor subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.4.1 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag heeft betrekking op een plan voor restauratie bij herbestemming van een rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristiek bouwwerk;

  • b.

    Voorafgaande aan de planvorming tot herbestemming is een bouwhistorisch onderzoek verricht en het resultaat hiervan heeft aantoonbaar onderdeel uitgemaakt van de planvorming tot herbestemming;

  • c.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op een herbestemming naar wonen worden ten minste twee woningen gerealiseerd bij een rijksmonument en 3 woningen bij gemeentelijk monument of karakteristiek bouwwerk.

Artikel 2.4.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de plankosten als bedoeld in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten.

  • 2. Indien en voor zover de in het eerste lid bedoelde kosten op grond van een bepaling uit paragraaf 2.3 van de UAsv niet voor subsidie in aanmerking zouden komen, blijft die bepaling op grond van artikel 5.1 UAsv jo. artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a en b, Asv in zoverre buiten toepassing.

Artikel 2.4.5 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 1.000 maximum van € 5.000.

Artikel 2.4.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De volgende verplichtingen zijn aan de subsidie verbonden:

    • a.

      de activiteiten worden voltooid binnen een jaar na de datum van de subsidieverlening;

    • b.

      de subsidieontvanger bewaart het restauratie- of herbestemmingsplan na het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend voor de duur van ten minste vijf jaar;

    • c.

      een bouw- of tuin-historisch onderzoek wordt alleen uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau;

    • d.

      na het verrichten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend stuurt de subsidieontvanger een afschrift van het restauratie- of herbestemmingsplan aan gedeputeerde staten.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Intrekking oude regeling en overgangsrecht

De Subsidieregeling monumenten Fryslân wordt ingetrokken, met dien verstande dat die regeling van toepassing blijft op subsidies die op grond van die regeling zijn verstrekt.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling monumenten Fryslân 2025.

Ondertekening

Leeuwarden, 22 april 2025

Voorzitter drs. A.A.M. Brok

Secretaris J. Algra

TOELICHTING

Algemeen

Woonhuizen en oorspronkelijke woonhuizen niet subsidiabel

Op grond van deze regeling is het niet mogelijk om subsidie te ontvangen voor activiteiten die betrekking hebben op een woonhuis of oorspronkelijk woonhuis. Rijksmonumentale woonhuizen kunnen voor restauraties een laagrentende lening afsluiten bij het Nationaal Restauratiefonds. Daarnaast kan voor onderhoud subsidie aangevraagd worden bij het Rijk (voorheen fiscaal aftrekbaar). Gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden kunnen een laagrentende lening afsluiten via het Cultuurfonds voor Monumenten Fryslân.

Woonhuizen

Onder het begrip woonhuis vallen in de eerste plaats gebouwen die op het moment van de subsidieaanvraag uitsluitend voor wonen zijn bestemd. Dat moet blijken uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dat onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de betreffende gemeente. Als ter plaatse geen ander gebruik dan wonen is toegestaan, is sprake van een woonhuis. Een subsidieaanvrager kan eventueel met een vergunning die is verleend in afwijking van het bestemmingsplan/omgevingsplan aantonen dat niettemin een ander gebruik dan wonen is toegestaan. In dat geval is het gebouw (toch) niet uitsluitend voor wonen bestemd.

Verder worden als woonhuis aangemerkt gebouwen die voor de helft of meer van de oppervlakte feitelijk voor bewoning worden gebruikt of voor de helft of meer geschikt zijn voor bewoning. Met ‘geschikt zijn’ wordt bedoeld dat het gebouw is ingericht voor bewoning, met de daarvoor benodigde voorzieningen zoals bijvoorbeeld een keuken en een badkamer. Het feit dat een pand ten tijde van de subsidieaanvraag (tijdelijk) leeg staat, omdat de huurders bijvoorbeeld zijn vertrokken, doet bijvoorbeeld niet af aan het karakter als woonhuis.

Voor het bepalen van de oppervlakte worden alle ruimtes die behoren bij de woonfunctie, zoals kelders, zolders, bergingen en garages, ook meegenomen.

In de begripsbepalingen is een aantal limitatief geformuleerde uitzonderingen opgenomen van gevallen die (toch) niet als woonhuis als bedoeld in de regeling worden aangemerkt, ook als zij wel uitsluitend voor wonen zijn bestemd of voor meer dan de helft worden bewoond of geschikt zijn. Voor die uitzonderingsgevallen geldt meestal een grotere instandhoudingsopgave in relatie tot de exploitatiemogelijkheden dan bij andere monumenten. Dit hangt samen met hun omvang, constructiewijze of de aanwezigheid van specifieke monumentale waarden die de gebruiksmogelijkheden beperken. Beschermde monumenten die deel uitmaken van een in het Museumregister Nederland geregistreerd museum worden niet aangemerkt als woonhuis omdat de eigenaren van deze monumenten – vaak stichtingen – veelal geen recht hebben op fiscale aftrek van onderhoudskosten, en zij doorgaans beperkte inkomsten hebben.

Oorspronkelijke woonhuizen

Van belang is dat ook geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op oorspronkelijke woonhuizen. Dat zijn gebouwde monumenten of karakteristieke bouwwerken, dan wel een zelfstandig bouwkundige eenheid van gebouwde monumenten of karakteristieke bouwwerken, die in oorsprong geheel of gedeeltelijk voor wonen zijn gebouwd. Dat zijn bijvoorbeeld pastorieën, kosterswoningen die niet in kerkelijk gebruik zijn, dienstwoningen bij ensembles (zoals koetsierswoningen en tuinmanswoningen van buitenplaatsen of parken, of wachterswoningen bij bruggen of sluizen). Dergelijke gevallen worden altijd als woonhuis aangemerkt, ook als zij onder één monumentnummer staan geregistreerd met het gebouw waar zij bij horen.

Het gaat bij deze categorie gebouwen, behalve om monumenten die geheel als woonhuis zijn vervaardigd, ook om monumenten met in oorsprong gemengde functies, zoals: wonen/horeca, wonen/kantoor, wonen/pakhuis, wonen/werken en wonen/winkel.

Of sprake is van een oorspronkelijk woonhuis, kan uit verschillende omstandigheden blijken. Voor rijksmonumenten is de informatie die in het Rijksmonumentenregister is opgenomen leidend. Voor gemeentelijke monumenten kan gebruik worden gemaakt van de informatie op www.monumenten.nl, van een gemeentelijke monumentenlijst of van originele bouwtekeningen van het betreffende gebouw. Bij karakteristieke bouwwerken kan onder meer gebruik worden gemaakt van originele bouwtekeningen.

Voor oorspronkelijke woonhuizen geldt dat in de begripsbepalingen dezelfde limitatief geformuleerde uitzonderingen zijn opgenomen, als die bij de definitie van woonhuis.

Subsidiabele kosten

De instandhouding van monumenten is een gezamenlijke opgave van onder meer Rijk en provincies. Daarover zijn afspraken gemaakt met het Rijk. Bovendien bekostigt het Rijk een deel van de subsidiemiddelen die beschikbaar zijn op grond van deze regeling. Het is om die reden wenselijk dat de regels van Rijk en provincie zoveel mogelijk gelijk zijn. Dat geldt met name voor de kosten waarvoor subsidie kan worden verstrekt. In het kader van de uniformiteit is niet wenselijk dat bepaalde kosten door het Rijk wel subsidiabel worden gesteld, maar de provincie diezelfde soort kosten niet subsidieert. Om die reden wordt voor de subsidiabele kosten verwezen naar de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, die onderdeel uitmaakt van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (SIM) van het Rijk.

Denkbaar is dat bepaalde kosten uit die Leidraad (toch) niet voor subsidie in aanmerking zouden komen, omdat een bepaling uit paragraaf 2.3 van de UAsv daaraan in de weg staat. Gelet op het voorgaande is dat niet wenselijk. Om die reden is besloten de betreffende bepaling uit paragraaf 2.3 UAsv buiten toepassing te laten indien en voor zover mocht blijken dat toepassing van die bepaling zou leiden tot het weigeren van subsidie voor kosten die wel subsidiabel zouden zijn op grond van de regeling i.c.m. de Leidraad. Dat kan zowel op grond van artikel 5.1 UAsv jo. artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a, Asv, omdat de bepalingen van deze regeling ten behoeve van de uniformiteit zijn opgesteld in samenwerking met het Rijk, als op grond van artikel 5.1 UAsv jo. artikel 4.1, eerste lid, onderdeel b, Asv, omdat de subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt voor activiteiten waarvoor ook het Rijk subsidie verstrekt (op grond van de SIM) en het in het kader van de uniformiteit wenselijk is die regels op dit onderdeel te volgen.

Eigendommen van overheden

Voor monumenten die eigendom zijn van overheidsorganisaties, zoals gemeenten, waterschappen en zelfstandige bestuursorganen, is geen subsidie beschikbaar. Van overheden wordt verwacht dat zij hun monumentale gebouwen en bouwwerken binnen de reguliere exploitatie en onderhoudsplannen opnemen met voldoende waarborgen ten aanzien van het behoud van de monumentale kwaliteiten en financiële middelen. Ook uitgezonderd zijn monumenten die weliswaar niet in direct eigendom zijn van overheden, maar van bijvoorbeeld een gemeentelijke stichting, maar wel in gebruik zijn bij de overheid of door een overheid gebruikt wordt voor haar publieke taken. Voorbeeld hiervan zijn bruggen of sluizen. Overheidseigendommen dienen door de desbetreffende organisatie zelt onderhouden en gerestaureerd te worden.

Niet eerder subsidie

Subsidieverzoeken die eerder zijn gehonoreerd in het kader van één van de voorgaande provinciale subsidieregelingen voor monumenten van de afgelopen 15 jaar worden geweigerd, indien deze betrekking hebben op hetzelfde monument, zelfstandig bouwkundige eenheid of zelfstandig onderdeel. Wij gaan er vanuit dat het monument, zelfstandig bouwkundige eenheid of het zelfstandig onderdeel in zodanige staat is gebracht dat deze met onderhoud kan volstaan.

Technische urgentie

Alleen subsidieaanvragen die betrekking hebben op zeer restauratiebehoeftige monumenten komen voor restauratiesubsidie in aanmerking. Hierbij is ervoor gekozen prioriteit te geven aan monumenten die in matige of slechte staat verkeren blijkens een rapport van de Monumentenwacht. Voor restauratie bij herbestemming geldt het technisch urgentie-criterium niet. Dit hangt samen met de provinciale doelstelling om herbestemming van panden mogelijk te maken.

Voor het beoordelen van de staat van het casco hanteert de Monumentenwacht de criteria die staan in het Inspectie Handboek. Met behulp van de in dat handboek opgenomen kwaliteitsomschrijvingen kan per onderdeel van het monument worden beoordeeld wat het kwaliteitsbeeld daarvan is: goed, redelijk, matig of slecht. Om te kunnen spreken van een technische urgentie tot restauratie als bedoeld in deze regeling, moet het casco van het betreffende monument, zelfstandig onderdeel of zelfstandig bouwkundige eenheid waarvoor subsidie wordt aangevraagd in het inspectierapport van de Monumentenwacht zijn aangeduid als matig of slecht. In andere gevallen wordt de subsidie geweigerd.

Indieningstermijn

Wanneer een aanvraag te vroeg of te laat is gedaan, zal deze worden geweigerd. Voor de volgorde van registratie en behandeling van de aanvragen wordt uitgegaan van de ontvangsttheorie. Dat wil zeggen dat de datum van ontvangst van de volledige aanvragen bepalend is voor de volgorde waarin de subsidies worden verdeeld. Aanvragen worden per datum en niet per tijdstip geregistreerd omdat het niet mogelijk is om gelijke behandeling te garanderen voor alle mogelijkheden waarop de aanvragen kunnen binnenkomen (elektronisch fax, post, persoonlijk afgeven). Elke aanvraag die op eenzelfde dag binnenkomt, wordt daarom zonder tijdstip geregistreerd. Let op dat de aanvraag de juiste handtekeningen bevat en dat deze alle handtekeningen bevat conform de statuten. Aanvragen waar handtekeningen ontbreken worden gezien als niet- volledige aanvragen.

Loting

Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het voor die categorie betreffende subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting van volledige aanvragen. De loting bepaalt de volgorde waarin de subsidieaanvragen worden behandeld; niet het tijdstip van indiening. Alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ingediend, maken gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen. Het maakt niet uit hoe snel de aanvraag is ingediend. Ook het indienen van meerdere aanvragen beïnvloedt de loting niet: per aanvrager wordt slechts één subsidieaanvraag in behandeling genomen. Indien een aanvraag dient te worden aangevuld wegens onvolledigheid, geldt voor de verdeelsystematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag.

Niet vooraf beginnen

Er wordt geen subsidie verstrekt voor kosten voor zover het werkzaamheden betreft waarmee is begonnen vóórdat de subsidie is verleend. Kosten gemaakt voor of na de indiening van de aanvraag, en voor de subsidieverlening, kunnen slechts subsidiabel worden gesteld als men daartoe een uitdrukkelijk schriftelijk verzoek bij de aanvraag heeft ingediend en gedeputeerde staten daar positief op hebben besloten.

Uitvoeringstermijn

Voor het restauratiegedeelte binnen de instandhoudingsopgave over een periode van zes (6) jaar geldt dat de restauratieactiviteit nooit langer dan een periode van drie (3) jaar mag beslaan, te rekenen vanaf de datum van de subsidiebeschikking. Die termijn is bepaald omdat onwenselijk wordt geacht dat subsidiegeld jarenlang wordt ‘opgespaard’. Verlenging van die termijn is slecht mogelijk met maximaal één jaar en alleen op uitdrukkelijk en gemotiveerd schriftelijk verzoek daartoe. Hiermee wordt beoogd (nagenoeg) obstakelvrije restauratieplannen te stimuleren. Dit wordt mede ingegeven door de wens van het stimuleren van de economie. Het karakter van een relatief kortdurende restauratie (ingrijpend herstel) verschilt ook van reguliere instandhouding over een periode van zes jaar. Denk daaraan als u nog geen omgevingsvergunning heeft. Soms is het beter om met het indienen van een subsidieaanvraag te wachten tot deze vergunning is verleend. Dat kan problemen in de uitvoeringstermijn voorkomen.

Gewijzigde omstandigheden: meldingsplicht

Er kunnen zich na subsidieverlening gewijzigde omstandigheden voordoen. Zodra zo’n omstandigheid zich na het indienen van de aanvraag of na de subsidieverlening voordoet, dient dit onverwijld aan gedeputeerde staten te worden bericht. Zo’n omstandigheid kan zich bijvoorbeeld voordoen indien de eigenaar bij nader inzien besluit de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend op een later tijdstip uit te voeren, of dat andere werkzaamheden worden uitgevoerd dan waarvoor subsidie is verleend. Ook is bijvoorbeeld denkbaar dat het monument is verwoest, sloop wordt overwogen of de eigenaar in surséance van betaling is geraakt of diens faillissement wordt uitgesproken. Al dit soort (en andere) gewijzigde omstandigheden moeten worden gemeld.

Naast deze algemene meldingsplicht is in de regeling een specifieke meldingsplicht opgenomen voor de situatie dat de werkelijke kosten fors lager (20% of meer) uitvallen dan begroot.

Het is belangrijk om altijd te voldoen aan de meldingsplicht. Het niet voldoen aan deze plicht kan eventueel gevolgen hebben voor de verstrekte subsidie, waarbij geldt dat de gevolgen van schending van de meldingsplicht bovenop de eventuele gevolgen komen die voortvloeien uit de omstandigheden waarvoor de melding is gedaan. Het loont dus niet om een melding achterwege te laten. Daarnaast kan een tijdige melding, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, mogelijk leiden tot een tussentijdse wijziging van de subsidie zonder (grote) gevolgen voor het subsidiebedrag. Bij een te late melding zijn gedeputeerde staten in ieder geval minder coulant. Door tijdig te melden is de kans bovendien kleiner dat u aan het einde van het subsidietraject, bij de vaststelling, voor verrassingen komt te staan.

2.1Restauratie en herbestemming van Rijksmonumenten

Restauratie bij herbestemming

Het provinciebestuur wil de restauratie en het vernieuwend hergebruik van karakteristieke gebouwen stimuleren. Dit sluit ook aan op één van de pijlers uit de Modernisering Monumentenzorg door het Rijk. In de regeling wordt dit gestimuleerd door een hoger subsidiepercentage van 65% in plaats van 50% en behoeft niet te worden voldaan aan het criterium van technische urgentie.

Omdat het vertrekpunt van de rijksmiddelen restauratie is, dient het plan voor de herbestemming van een rijksmonument te zijn gecombineerd met een restauratie. De component restauratie dient tenminste 3% van de herbouwwaarde te overstijgen. Alleen in dat geval kan van een restauratie en niet regulier onderhoud worden gesproken.

Vooraf bouwhistorisch onderzoek

Bij een herbestemming is de kans groot dat er een behoorlijke bouwkundige ingreep plaatsvindt. Het is belangrijk dat er dan zorgvuldig met de monumentale waarden wordt omgegaan. Bij een herbestemming dient voorafgaande aan de planvorming een bouwhistorische onderzoek te worden uitgevoerd, met inbegrip van een waardestelling. Met deze bepaling wordt beoogd het bouwhistorisch onderzoek in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming te stimuleren. Daarmee kunnen de monumentale waarden tijdig worden gesignaleerd en in de planvorming worden betrokken. Dit is van belang voor het ontwerpproces alsook voor de toetsing van plan in een eventuele vergunningprocedure.

Bouwhistorisch onderzoek is een specialisme dat belangenvrij dient te worden uitgevoerd. Om die reden dient het bouwhistorisch onderzoek te worden uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau. De bouwhistorisch onderzoeker mag dus geen rol hebben in de totstandkoming of toetsing van het ontwerp voor een beoogde verbouwing, wijziging, of bij de uitvoering van de beoogde instandhoudingswerkzaamheden. Dat betekent dat de subsidie wordt geweigerd indien bouwhistorisch onderzoek wordt uitgevoerd door de architect of een op grond van artikel 2.2.6, tweede lid, daaraan gelijkstelde organisatie.

Enkel restauratie: Technische urgentie

Om voor subsidie voor restauratie in aanmerking te komen dient de aanvrager met een rapport van de Monumentenwacht aan te tonen dat de restauratie technische urgent is. Indien de technische urgentie ontbreekt, wordt de subsidieaanvraag geweigerd. Let op: het vereiste van technische urgentie is alleen van toepassing bij de (deel)restauratie van een rijksmonument en niet op restauratie bij herbestemming.

Architect

Restauratieplan met ontwerpopgave

Ten behoeve van de kwaliteitsborging dient het restauratieplan en herbestemmingplan van monumenten en karakteristieke bouwwerken te worden opgesteld door een architect, indien er sprake is van een ontwerpopgave.

Uitvoering

Restauraties van monumenten en karakteristieke bouwwerken mogen alleen worden uitgevoerd onder directievoering van een architect. De veelal specialistische opgave van de restauratie al of niet in combinatie met herbestemming vergt de begeleiding van een architect. Daarbij dient de directievoering in de uitvoering als uitgangspunt en in één-en-dezelfde hand te blijven als de planopstelling, namelijk de architect. Doel daarvan is de bevordering van de continuïteit van ontwerp en uitvoering en de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Ontheffing is mogelijk wanneer de restauratie wordt begeleid door een organisatie waarvan, naar het oordeel van gedeputeerde staten, ‘de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken’. In algemene zin wordt geen (structurele) ontheffing verleend van de bepaling dat restauraties moeten worden begeleid door architecten. De verzoeken worden van geval tot geval beoordeeld, omdat het restauratieplan / ontwerp voor de uit te voeren werkzaamheden (subsidiabele instandhoudingswerkzaamheden hoger dan 3% van de herbouwwaarde die worden beschouwd als restauratie, én restauraties in de zin van een ontwerpopgave) naar het oordeel van gedeputeerde staten zoveel als mogelijk in één hand dienen te blijven.

In enkele gevallen behoeft er geen toestemming te worden gevraagd, indien deze toestemming al eerder is verleend na 1 januari 2005. Ook is het hier niet nodig indien de begeleidende organisatie hiervoor is gecertificeerd door de Stichting Erkende restauratiekwaliteit Monumentenzorg op grond van de Beoordelingsrichtlijn Erkend Monumenten Adviesbureau.

Via de verplichtingen in de beschikking zal worden vastgelegd wat er tenminste wordt verstaan onder deze directievoering. Hieronder zal in ieder geval het volgende vallen:

  • Afstemmingsoverleg

  • Locatie bezoek minimaal 1x per week tijdens de werkzaamheden om de voortgang en kwaliteit van de werkzaamheden te toetsen

  • Bouw- voortgang verslagen (minimaal 1x p/maand)

  • Oplevering met proces verbaal.

Kwaliteitsnormen

De subsidieontvanger is verplicht de werkzaamheden uit te laten voeren volgens de in de beroepsgroep van restauratiebedrijven geldende normen. Hieronder worden de zogenaamde Uitvoeringsrichtlijnen (URL) begrepen zoals die door de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM) in samenwerking met de beroepsgroep zijn opgesteld. Ook heeft de ERM een erkenningsregeling voor bedrijven werkzaam in de restauratiesector. Op de website van de stichting staan per branche bedrijven die erkend zijn op basis van een erkenningsrichtlijn. Meer info over de Uitvoeringsrichtlijn en erkenning is te vinden op Externe link:http://www.stichtingerm.nl/index

Daarnaast is er met steun van het bedrijfsleven een onafhankelijke stichting tot stand gekomen die zich inzet voor restauratiekwaliteit en een openbaar register beheert waarin bedrijven zijn opgenomen die bewezen hebben om in de uitvoering kwaliteit te leveren voor restauratie van monumenten of op specifieke specialistische onderdelen daarvan. Dit is de Stichting Certificering Restauratie die op dit moment als werkgebied de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel heeft. Het register en informatie over de stichting is te vinden op: Externe link:http://www.screstauratie.nl/

Rekenvoorbeelden

Voorbeeld 1: Aanvraag restauratie rijksmonument zonder herbestemming

Herbouwwaarde monument € 1.000.000,-- ofwel 3% is € 30.000,--

Uit een inspectierapport blijkt dat de restauratie technisch urgent is.

De aangevraagde werkzaamheden zijn niet in een SIM-aanvraag opgenomen. Als dat wel het geval is zullen die kosten in mindering worden gebracht.

Begroting met totaalbedrag restauratiekosten van € 200.000,--

Subsidiabele kosten vlg leidraad zijn € 175.000,--

Aftrek onderhoud (SIM) € 0,-- (het betreft alleen restauratiewerk)

Subsidie 50% van € 175.000,-- ofwel € 87.500,--

Voorbeeld 2: Aanvraag restauratie rijksmonument met herbestemming

Herbouwwaarde monument € 1.000.000,-- ofwel 3% is € 30.000,--

De restauratie hoeft niet technisch urgent te zijn.

Begroting met totaalbedrag restauratie en herbestemming van € 300.000,--

Subsidiabele kosten vlg leidraad € 175.000,-- (herbestemmingskosten zijn niet subsidiabel)

Aftrek onderhoudskosten SIM € 30.000,-- (goedgekeurde SIM kosten)

Subsidiabele kosten volgens de regeling € 145.000,--

Subsidie 65% van € 145.000,-- ofwel € 94.250,--

De aftrek onderhoudskosten is maximaal 3% van de herbouwwaarde indien voor hetzelfde monument / bouwkundige eenheid de subsidiabele kosten in het kader van de Simregeling een subsidie is verleend of aangevraagd. Als de Sim kosten lager zijn vastgesteld, dan zal de aftrek ook lager zijn

2.4 Plankosten

Deze aparte subsidiabele activiteit is opgenomen om tegemoet te komen aan de drempel van de plankosten die gemaakt moeten worden in aanloop naar een daadwerkelijk restauratie, in verband met de voorwaarde van een aangevraagde of verleende omgevingsvergunning op het moment van indiening van een aanvraag voor een restauratie al of niet gecombineerd met een herbestemming.

Er kan niet tegelijk een plankostensubsidie en restauratiesubsidie worden aangevraagd.

Een verleende plankostensubsidie geeft geen voorrang bij de subsidieregeling het volgende jaar. Voor het bepalen van de subsidiabele kosten wordt eveneens de hiervoor genoemde Leidraad van het Rijk gehanteerd.