Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738827
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738827/1
Gemeente Rhenen – Algemene Subsidieverordening Rhenen 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-05-2025
Intitulé
Gemeente Rhenen – Algemene Subsidieverordening Rhenen 2025De raad van de gemeente Rhenen
overwegende dat:
- De vorige Algemene Subsidieverordening uit 2019 komt en het goed is om beleid te herijken;
- Zowel qua proces als inhoudelijk er wordt gekeken naar de subsidieverstrekking van de gemeente Rhenen, om meer eenduidigheid te creëren;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2019,
(479775), inzake de Algemene subsidieverordening Rhenen 2019;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 149 van de Gemeentewet;
Besluit:
De Algemene subsidieverordening Rhenen 2025 vast te stellen.
1. Algemene bepalingen
ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In deze verordening wordt bedoeld met:
1. Algemene reserve: Een reserve die is bedoeld voor het dekken van exploitatierisico’s;
2. Awb: De Algemene wet bestuursrecht.
3. BCF-subsidie (Beleidsgestuurde contractfinanciering): Beleidsgestuurde contractfinanciering vraagt het college aan maatschappelijke organisaties wat zij kunnen leveren om de operationele doelen te realiseren, met het daaraan verbonden “prijskaartje” (offertemethode). Vervolgens legt het college wat is overeengekomen vast in een overeenkomst. De overeengekomen prestaties worden vastgelegd met een beschikking.
4. Begrotingspost subsidie: Een subsidie op basis van een begroting wordt gebruikt voor subsidies die structureel aan 1 ontvanger wordt verstrekt.
5. Beoordelingsverklaring: Een door een accountant te verstrekken verklaring bij de jaarrekening, dit is de financiële verantwoording van een organisatie. De verklaring wordt verstrekt door de accountant op basis van de voor de beroepsgroep vastgestelde controle- en overige standaarden;
6. Bestemmingsreserve: Een reserve waaraan concrete bestemmingen zijn verbonden;
7. College: (College van) burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen;
8. Controleverklaring: Een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de jaarrekening;
9. Egalisatiereserve: Vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst veranderingen in de (exploitatie) kosten op te vangen;
10. Europees steunkader: Een mededeling, regel, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld.
11. Incidentele subsidie: Een incidentele subsidie is een buitenwettelijke subsidie. Dit betekent dat het subsidiëren van de activiteiten niet in een bestaande subsidieregeling en ook niet in vast beleid is vastgelegd. Het college stelt voor een van tevoren bepaalde periode, tot maximaal drie jaar, subsidie beschikbaar.
12. Jaarlijkse subsidie/subsidie op basis van regeling: Subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, tenzij anders aangegeven in de regeling. De subsidie heeft betrekking op voortdurende activiteiten van een stichting of vereniging, tenzij in de subsidieregeling anders is aangegeven. Aan de subsidieverlening zijn bepalingen verbonden dat het gebruik van de subsidie moet bijdragen aan het behalen van beleidsdoelstellingen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor de uitvoering. De subsidiebepalingen/criteria worden in de subsidieregeling en toekenningsbeschikking benoemd.
13. Onderneming: Iedere eenheid, zonder te letten op haar rechtsvorm of manier van financiering, die een economische activiteit uitoefent.
14. Raad: Raad van de gemeente Rhenen.
15. Subsidie: Subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb. Dit houdt in: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt voor bepaalde activiteiten van de aanvrager. Subsidies worden niet gebruikt als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
16. Subsidieplafond: Het maximale bedrag dat tijdens een bepaald tijdvak beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies volgens een wettelijk voorschrift.
17. Subsidieregeling: Een algemene regeling die door het college bij besluit is vastgesteld. In deze regeling wordt het subsidiebesluit in operationele zin voor een specifiek beleidsveld uitgewerkt.
18. Verdrag: Verdrag over de werking van de Europese Unie.
19. Voorziening: Een van het eigen vermogen afgescheiden gedeelte, gevormd om toekomstige verplichtingen af te dekken.
ARTIKEL 2. REIKWIJDTE VERORDENING
1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke basis nodig is, zoals een subsidie op basis van een begrotingspost of in incidentele gevallen).
2. Voor subsidies waarvoor geen wettelijke basis nodig is, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening helemaal of voor een deel van toepassing is.
3. Deze verordening is niet van toepassing op:
a. Contributies: geldelijke bijdragen op grond van lidmaatschappen van de gemeente.
b. Geldelijke bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt of geldelijke bijdragen aan andere gemeenten.
ARTIKEL 3. BEVOEGDHEID COLLEGE
1. Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen subsidieregeling) vaststellen welke beleidsdoelen en thema's (welzijn en cultuur bijvoorbeeld) in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin ook bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, wanneer de aanvraag moet worden ingediend, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
2. Voor jaarlijkse subsidies kan het college uiterlijk 1 april in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidieregeling(en), zoals genoemd in het eerste lid, vaststellen. Het vaststellen van subsidieregeling(en) voor incidentele subsidies kan doorlopend.
3. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies, rekening houdend met de in de begroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – als de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd - als er voldoende geld beschikbaar wordt gesteld.
4. Het college mag voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening stellen.
5. Het college mag voorlopige subsidieplafonds vaststellen, rekening houdend met de in de begroting opgenomen financiële middelen en – als de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd – onder voorwaarden dat er voldoende geld beschikbaar wordt gesteld.
ARTIKEL 4. EUROPEES STEUNKADER
1. Voor zover dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.
2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar dit steunkader.
3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.
4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van dit steunkader.
5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van dit steunkader.
ARTIKEL 5. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD
1. De Raad besluit over het instellen van subsidieplafond(s). Dit doet zij minimaal één keer per jaar bij de vaststelling van de begroting;
2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:
a. het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en
b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.
4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.
2. Subsidieaanvraag
ARTIKEL 6. AANVRAAG
1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk per aanvraagformulier of per webformulier ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier en/of webformulier zijn vastgesteld, gebeurt dit met gebruikmaking daarvan.
2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:
a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;
c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten, met een beschrijving van de stand van zaken daarvan;
d. als de aanvrager een onderneming is:
1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen betaald, die al zijn of nog worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (dit is een verklaring waarin een vereniging of stichting aangeeft of ze de afgelopen jaren staatssteun hebben ontvangen en zo ja, hoeveel);
e. als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een stichting of vereniging wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.
3. Een stichting of vereniging die voor de eerste keer een subsidie aanvraagt van meer dan €7.500,-, voegt een kopie van de oprichtingsakte-, of de statuten, en het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het jaar ervoor toe aan de aanvraag;
4. Bij subsidieregeling kan het college van de voorgaande bepalingen ten aanzien van de aanvraag worden afgeweken.
ARTIKEL 7. AANVRAAGTERMIJN
1. Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
2. Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt ingediend uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager van plan is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
3. Bij subsidieregelingen kunnen andere termijnen worden gesteld.
ARTIKEL 8. BESLISTERMIJN
1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een jaarlijkse subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.
2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een incidentele subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.
3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.
4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn uitgesteld totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.
3. Subsidieverlening
ARTIKEL 9. REDENEN OM DE SUBSIDIE TE WEIGEREN
1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:
a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.
b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:
a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in dit steunkader, of
b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in dit steunkader.
3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:
a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet voldoende gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;
b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;
c. als de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;
d. als de aanvragers in strijd handelen met de wet of beleidsuitgangspunten van de gemeente; tenzij het gaat om de uitoefening van de door de Grondwet beschermde rechten;
e. als de activiteiten van de aanvrager alleen een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;
f. als de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift;
g. de activiteiten niet of onvoldoende bijdragen aan het behalen van beleidsdoelen waar de subsidie aan bijdraagt;
h. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente of als er geen middelen op de begroting zijn opgenomen;
i. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;
j. als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;
k. als de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;
l. als doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager en/of het beoogde gebruik van de subsidie aantoonbare discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, huidskleur, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie vallen niet acties voor het opheffen van maatschappelijke achterstand;
m. als de activiteit waarvoor een incidentele subsidie wordt aangevraagd al meer dan drie keer heeft plaatsgevonden;
n. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.
ARTIKEL 10. INTREKKING OF AANPASSING SUBSIDIEVERLENING
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of in het nadeel van de subsidieontvanger aanpassen als:
a. De activiteit waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.
b. De subsidieontvanger niet voldoet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
c. De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid.
d. De subsidieverlening op een andere manier onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.
2. De intrekking of aanpassing werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of aanpassing anders is bepaald.
3. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is voor de uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.
4. Het college kan bepalen dat een gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet bibob).
ARTIKEL 11. BEVOORSCHOTTING, VERANTWOORDING EN SUBSIDIEREGISTER
1. Als besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de verleningsbeschikking, de hoogte en de termijnen van de bevoorschotting bepaald. Om de administratieve lastendruk tegen te gaan, worden verleningen voor subsidies beneden de €7.500,- voor 100% bevoorschot;
2. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking beschreven op welke manier de subsidieontvanger de besteding van de subsidie moet verantwoorden;
3. De gemeente is graag open en transparant over wie er subsidie ontvangt. Daarom publiceert zij minimaal jaarlijks een actueel subsidieregister. Het subsidieregister is een openbare lijst van iedere persoon, organisatie en andere partijen waaraan een subsidie wordt toegekend. In het subsidieregister staat welk bedrag aan een organisatie of persoon is toegekend en vanuit welke regeling het bedrag is toegekend.
• Individuele personen worden niet bij naam genoemd, maar worden op de lijst benoemd als ‘particulier’.
• Wanneer het publiceren van toegekende subsidies aan specifieke organisaties tot gevolg heeft dat concurrentiegevoelige informatie bekend wordt, dan is het publiceren van het totaal verstrekte subsidiebedrag en het aantal subsidieontvangers waarover dit bedrag is verdeeld, voldoende.
4. Verplichtingen subsidieontvanger
ARTIKEL 12. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN SUBSIDIEONTVANGER
1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet helemaal wordt uitgevoerd, meldt de subsidieontvanger dat direct schriftelijk aan burgemeester en wethouders. Dit geldt ook als er niet, niet tijdig of niet helemaal aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen wordt voldaan.
2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders direct schriftelijk over:
a. beslissingen of procedures die gaan over de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde stichting of vereniging;
b. belangrijke veranderingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet op tijd of niet helemaal kunnen worden nagekomen;
d. aanpassing van de statuten die gaat over de vorm van de gesubsidieerde stichting of vereniging, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de stichting of vereniging
3. De subsidieontvanger voert de activiteiten binnen de termijn uit, waarvoor de subsidie is verleend.
4. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat altijd rechten en verplichtingen die voor de vaststelling van de subsidie belangrijk zijn, kunnen worden gecontroleerd in de administratie. Ook moeten de betalingen en ontvangsten kunnen worden gecontroleerd;
5. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als beschreven in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht;
6. Bij het verstrekken van subsidie aan een groep van natuurlijke personen zijn zij als persoon verantwoordelijk voor een rechtmatige besteding van de subsidie. Als zij de subsidie niet rechtmatig besteden, kunnen zij daarvoor als natuurlijke persoon hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld;
7. Bij subsidiebedragen hoger dan € 7.500 wordt alleen subsidie verstrekt aan stichtingen en verenigingen met een volledige rechtsbevoegdheid. Dit om als gemeente meer zekerheid te hebben en om risico´s voor de subsidieaanvrager te verkleinen.
ARTIKEL 13. AAN SUBSIDIE TE VERBINDEN BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar duren, kan de subsidieontvanger worden verplicht tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan uitgevoerde activiteiten en bijbehorende uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan twee keer per jaar opgevraagd.
2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze aansluiten bij het bereiken van het doel van de subsidie.
3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet bijdragen aan het bereiken van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen gaan over de manier waarop de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt uitgevoerd.
4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt ook aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
ARTIKEL 13A. ALGEMENE RESERVE
1. Als de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten lager of de inkomsten van de activiteiten hoger zijn geweest dan het in de beschikking vastgestelde bedrag, mag de subsidieontvanger het verschil toevoegen aan de algemene reserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb;
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om toestemming te verlenen voor de vorming van een bestemmingsreserve en wijziging van de bestemming van een bestemmingsreserve. Bij de subsidievaststelling worden de bestemmingsreserves expliciet opgenomen onder vermelding van al dan niet goedkeuring. Daarnaast kan het college een plafond stellen aan de algemene- en bestemmingsreserves en/of –voorzieningen. De jaarlijkse toevoeging aan de algemene reserve is maximaal 10% van het vastgestelde subsidiebedrag van het jaar voorafgaand aan de aanvraag;
3. De hoogte van de bestemmingsreserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de beschikking tot subsidievaststelling. De totale hoogte van de uit ontvangen subsidiegelden gevormde (algemene en bestemmings-)reserves mag maximaal de omvang hebben van de laatstelijk vastgestelde subsidie;
4. Als een instelling een hogere reserve vormt of de jaarlijkse toevoeging meer is dan het voorgeschreven maximum, kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de subsidie van het jaar daarna;
5. Als blijkt dat de vorming en/of besteding van de bestemmingsreserve niet voldoet aan de gestelde eisen en voorwaarden, dan wordt de toestemming ingetrokken. Dit kan gevolgen hebben voor de subsidieverlening van het jaar daarna;
6. De subsidieontvanger verantwoordt de onttrekkingen en toevoegingen jaarlijks op een overzichtelijke manier in de jaarrekening met toelichting behorende bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Bij ontbinding van de rechtspersoon wordt het met de gemeentelijke subsidie opgebouwde deel van de reserve teruggevorderd;
7. Als de algemene reserve het in lid 1 vastgestelde bedrag overschrijdt, wordt het meerdere in mindering gebracht op de te verlenen subsidie;
8. Het college kan, al dan niet op een daartoe strekkend verzoek, afwijken van het vastgestelde bedrag in lid 1.
9. Dit artikel is alleen van toepassing op jaarlijkse subsidies vanaf €50.000,-.
ARTIKEL 13B. BESTEMMINGSRESERVES EN VOORZIENINGEN
1. Een aanvrager die subsidie ontvangt en een bestemmingsreserve of voorziening heeft of wil vormen, dient hiervoor schriftelijk toestemming te vragen aan het college;
2. Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening moet samengaan met:
a. Een omschrijving van het doel van de bestemmingsreserve of voorziening;
b. Een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan
3. Als het college toestemming heeft gegeven voor het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening, mag een aanvrager die subsidie ontvangt niet afwijken van vastgestelde dotaties (bedragen). Ook niet als er een negatief exploitatietekort (verlies) is;
4. De aanvrager meldt als hij/zij van plan is om voor uitgaven een toegestane bestemmingsreserve of voorziening te gebruiken, dit zo snel mogelijk aan het college. Tenzij dat voornemen al uit de begroting bij de aanvraag blijkt;
5. Dit artikel is alleen van toepassing op jaarlijkse subsidies vanaf €50.000,-.
ARTIKEL 13C. EGALISATIERESERVE
1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie van meer dan €50.000,- een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt;
2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, tenzij in de wet anders is voorgeschreven.
ARTIKEL 14. MANIER VAN VERSTREKKING EN EINDVERANTWOORDING INCIDENTELE EN JAARLIJKSE SUBSIDIES TOT EN MET € 7.500
1. Subsidies tot en met € 7.500 worden door burgemeester en wethouders verleend en direct door medewerkers van de gemeente vastgesteld. Als toepassing wordt verleend aan het volgende lid, dan vindt eerst verlening plaats. Daarna vindt een aparte vaststelling binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn uitgevoerd.
2. Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aan gegeven manier aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn uitgevoerd en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde informatie is verstuurd.
3. Als een incidentele subsidie van maximaal €7.500,- wordt verleend, wordt deze subsidie voorgeschoten.
4. Voor beleidsgestuurde contractfinanciering subsidies wordt een uitvoeringsovereenkomst ondertekend waarin de verstrekking wordt geregeld.
ARTIKEL 15. EINDVERANTWOORDING INCIDENTELE EN JAARLIJKSE SUBSIDIES VAN MEER DAN € 7.500
1. Bij incidentele subsidies van meer dan € 7.500 dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd een aanvraag tot vaststelling in.
2. Bij jaarlijkse subsidies van meer dan € 7.500 dient de subsidieontvanger voor 1 mei van het jaar dat volgt op het betreffende kalenderjaar, een aanvraag tot vaststelling in.
3. De aanvraag bevat:
a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan;
b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag).
4. Bij subsidies van meer dan € 50.000 en minder dan € 150.000 wordt het bepaalde in lid 2 van dit artikel aangevuld met een beoordelingsverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.
5. Bij subsidies van meer dan € 150.000 wordt het bepaalde in lid 2 van dit artikel aangevuld met een jaarrekening en een door een onafhankelijk accountant opgestelde controleverklaring. Deze moet mee worden gestuurd met de aanvraag tot vaststelling.
6. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan.
7. Voor beleidsgestuurde contractfinanciering subsidie wordt een uitvoeringsovereenkomst ondertekend waarin de eindverantwoording wordt geregeld.
5. Subsidievaststelling
ARTIKEL 16. SUBSIDIEVASTSTELLING
1. Burgemeester en wethouders stellen incidentele subsidies van meer dan € 7.500 vast binnen 16 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.
2. Burgemeester en wethouders stellen een jaarlijkse subsidie van meer dan € 7.500 vast binnen 16 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.
3. Deze termijnen kunnen eenmaal voor maximaal 16 weken worden uitgesteld.
4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid of tweede lid, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
5. Voor beleidsgestuurde contractfinanciering subsidie wordt een uitvoeringsovereenkomst ondertekend waarin de vaststelling wordt geregeld.
ARTIKEL 17. INTREKKING OF AANPASSING SUBSIDIEVASTSTELLING
1. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of in het nadeel van de instelling aanpassen:
a. Op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op gronden waarvan de subsidie lager zou zijn vastgesteld.
b. Als de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of hoorde te weten.
c. Als de activiteiten waarvoor subsidie is vastgesteld niet of alleen gedeeltelijk hebben plaatsgevonden.
d. Bij subsidies die direct bij toekenning ambtshalve kunnen worden vastgesteld als achteraf blijkt dat de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie.
2. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of in het nadeel van de instelling worden aanpassing vijf jaar na de dag waarop zij aan de instelling bekend is gemaakt.
3. Voor beleidsgestuurde contractfinanciering subsidie wordt een uitvoeringsovereenkomst ondertekend waarin de eventuele intrekking of aanpassing van de vaststelling wordt geregeld.
ARTIKEL 18. BEREKENING VAN UURTARIEVEN EN UNIFORME KOSTENBEGRIPPEN
1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling benoemde berekeningswijze.
2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling benoemde definities.
3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
4. Voor beleidsgestuurde contractfinanciering subsidie wordt een uitvoeringsovereenkomst ondertekend waarin de berekening van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen worden geregeld.
7. Overige en slotbepalingen.
ARTIKEL 19. HARDHEIDSCLAUSULE
1. Als een bij of volgens de verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.
2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken. Dit kan als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die door bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.
3. Toepassing van de vorige leden wordt uitgelegd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
ARTIKEL 20. SLOTBEPALINGEN
1. De Algemene subsidieverordening Rhenen 2019 wordt ingetrokken.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking.
3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Rhenen 2019 van toepassing.
4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Rhenen 2025.
Ondertekening
Aldus besloten in openbare vergadering van de raad van de gemeente Rhenen ......
De Griffier De Voorzitter
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl