Uitvoeringsbundel VTH-beleidsplan 2025 – 2030 gemeente Weert

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-05-2025

Intitulé

Uitvoeringsbundel VTH-beleidsplan 2025 – 2030 gemeente Weert

Inleiding

Voor u ligt de Uitvoeringsbundel van het VTH-beleidsplan 2025-2030 van de gemeente Weert. Hierin vindt u de prioritering, strategie en werkwijze van de gemeente bij de uitvoering van vergunningen, toezicht en handhaving.

Met het VTH-beleidsplan geeft de gemeente ook het beleidsmatig kader voor de uitvoering van de handhavingsbevoegdheden die niet zijn verbonden met vergunningen.

In deze Uitvoeringsbundel zijn de activiteiten op basis van de verplichtingen die voorvloeien uit de Omgevingswet (fysieke leefomgeving) beschreven.

Ook de activiteiten die we uitvoeren met betrekking tot de APV en Bijzondere Wetten worden toegelicht.

VTH Beleidscyclus en procescriteria

De procescriteria voor de gezamenlijke beleidscyclus op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor gemeenten, provincies en omgevingsdiensten is voorgeschreven, in het besluit Omgevingsrecht (Bor) paragraaf 7.2 procescriteria.

Via de Invoeringswet Omgevingswet is de huidige regelgeving over VTH uit de Wabo opgenomen in paragraaf 18.3.2 van de Omgevingswet. De procescriteria zijn opgenomen in artikel 13 van het Omgevingsbesluit.

Dit VTH-beleidsplan 2025 – 2030 kent een cyclus gelijk aan de huidige en komende bestuursperiode.

Jaarlijks stelt het college op basis van dit uitvoeringsbeleid een uitvoeringsprogramma VTH vast en rapporteert zij hier ook jaarlijks over aan de gemeenteraad middels een Jaarverslag VTH.

Na verloop van de bestuurs-beleidsperiode vindt een evaluatie van het Beleidsplan plaats. Het Beleidsplan is echter een dynamisch document. Er kunnen tussentijdse wijzigingen van de Uitvoeringsbundel plaatsvinden als de regelgeving en ontwikkelingen daar aanleiding voor geeft.

Leeswijzer

Het gemeentelijke VTH-beleid bestaat uit twee onderdelen, het VTH-beleidsplan 2025-2030 en de Uitvoeringsbundel VTH-beleidsplan 2025-2030.

Het Beleidsplan geeft kort de hoofdlijnen weer van de visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving met daarbij de uitgangspunten, doelen en strategieën om daar te komen.

In deze Uitvoeringsbundel zijn de verschillende strategieën voor de uitvoering van de vergunningverlening, toezicht en handhaving op de Omgevingswet, APV en Bijzondere Wetten gedetailleerd uitgewerkt.

1. Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)

In dit hoofdstuk staan de algemene toepassing van de Omgevingswet en Wkb beschreven.

De invloed van deze wijzigingen op de vergunningen-, toezichts- en sanctiestrategie zijn verwerkt in de overige hoofdstukken.

1.1 Omgevingswet

De verplichtingen en beoordelingsregels uit de Wet algemene bepalingen bestuursrecht (Wabo) zijn sinds 1 januari 2024 ondergebracht in de Omgevingswet. De Omgevingswet kent een verbrede reikwijdte ten opzichte van de Wabo.

De belangrijkste veranderingen voor de VTH-strategieën na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn:

  • In totaal komen 26 wetten (deels) te vervallen en worden deze geïntegreerd in 1 wet (de Omgevingswet), 60 maatregelen van bestuur worden 4 algemene maatregelen van bestuur, 75 regelingen worden 1 omgevingsregeling;

  • Integrale beoordeling veilige en gezonde fysieke leefomgeving en waarborgen van een goede omgevingskwaliteit (middels kaders omgevingsvisie en omgevingsplan);

  • Meer ruimte om bij AMvB geregelde (milieu)onderwerpen in het omgevingsplan aanvullend te reguleren (o.a. maatwerkregels, de bruidsschat);

  • Flexibiliteit door beleidsregels, onderzoeklasten, uitvoerbaarheid en kostenverhaal naar de vergunningsfase te brengen;

  • Voor meer activiteiten geldt een algemene zorgplicht, een algemeen verbod of specifiek zorgplicht;

  • Uitgangspunt onder de Omgevingswet is ‘decentraal, tenzij’, waardoor doorgaans de gemeente bevoegd gezag is ten aanzien van activiteiten, of (voor wateractiviteiten) het waterschap. Slechts in uitzonderingsgevallen is de provincie of het Rijk bevoegd gezag;

  • Bij een meervoudige vergunningaanvraag wijzigt in een aantal gevallen de rol van het bevoegde gezag in die van advies- en instemmingsorgaan. De dubbele handhavings- en toezichtbevoegdheid met het bevoegd gezag die ontstaat in aangewezen gevallen vraagt om goede samenwerkingsafspraken.

De Wabo en de Wet ruimtelijke ordening zijn komen te vervallen en zijn geïntegreerd in de Omgevingswet. Dat heeft de volgende gevolgen:

  • De bestemmingsplanprocedure vervalt. Het gebiedsdekkend omgevingsplan wordt geïntroduceerd;

  • De regels in het Omgevingsplan moeten leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, met als doel het vinden van een goede balans tussen ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden en het beschermen van aanwezigen waarden in de leefomgeving;

  • De kruimelregeling komt te vervallen. Hiervoor in de plaats komt de vergunningplichtige buitenplanse omgevingsplanactivitieit;

  • Ruimtelijke beoordeling voor de verschillende gevolgklassen is vergunningvrij, meldingplichtig of vergunningplichtig afhankelijk van de keuzes gemaakt in het omgevingsplan;

  • De activiteiten die in de huidige bestemmingsplannen vergunningplichtig waren, zijn in het kader van het overgangsrecht ook vergunningplichten door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit;

  • De vergunning brandveilig gebruik komt te vervallen. Dit worden meldingen op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

In de Omgevingswet zijn daarnaast de Wet Natuurbescherming, Wet milieubeheer (niet volledig) en regels met betrekking tot geluid, bodem en grondeigendom geïntegreerd (via de gelijknamige aanvullingswetten):

  • Vanuit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bestaat de algemene zorgplicht voor Natura 2000 gebieden en een vergunningsplicht voor het ontwikkelen van activiteiten in deze gebieden. Hiervoor is een bindend advies nodig van het bevoegd gezag (in dit geval provincie of rijk);

  • Naast de natuur zijn er ook regels voor geluid, grondeigendom en bodem in de Omgevingswet opgenomen;

  • De gemeente kan op sommige locaties zelf geluidsplafonds bepalen (geluid);

  • De gemeente kan herverkavelen in stedelijk gebied en de regels met betrekking tot grondexploitatie voor gebiedsontwikkeling zijn versoepeld (grondeigendom);

  • Daarnaast kan de gemeente eigen regels stellen over de lokale maximale waarden van de bodemkwaliteit (bodem);

  • Het begrip ‘inrichting’ verdwijnt en wordt vervangen door een regulering per milieubelastende activiteit.

1.2 Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)

De Wkb brengt een aantal veranderingen met zich mee in de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving bij bouwactiviteiten. Met de Omgevingswet trad de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

  • Een deel van de kleine bouwwerken wordt bouwtechnisch vergunningvrij (gevolgklasse 0);

  • Bij bouwwerken in gevolgklasse 1 is de bouwtechnische beoordeling aan het Bbl de verantwoording van de private markt. Deze beoordeling (toetsing en toezicht) komt voor de gemeente te vervallen. Een beoordeling bouwmelding en borgingsplan, eventueel risico gericht toezicht en beoordeling van het “as built dossier” en vrijgave voor gebruik zijn werkzaamheden die daarvoor terugkomen;

  • Bij bouwwerken in gevolgklasse 2 en 3 blijft de gemeente verantwoordelijk voor de bouwtechnische boordeling aan het Bbl en het toezicht hierop.

De gemeente moet nog beleidskeuzes maken met betrekking tot de werkzaamheden die de Wkb betreffen. Voor zover al beschikbaar worden bestaande processen in hoofdstuk 2 beschreven.

2. Vergunningenstrategie

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoeringstrategie voor vergunningverlening.

De vergunningenstrategie is opgedeeld in twee onderdelen:

  • Werkwijze Omgevingswet;

  • Werkwijze voor de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) en Bijzondere Wetten waaruit een vergunningsplicht voortvloeit.

Per onderdeel wordt een algemeen inzicht gegeven in de werkwijze die vergunningverleners hanteren bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Daarna worden de beoordelingscriteria voor het vergunningengebied (Omgevingswet, APV en Bijzondere Wetten) en de bijbehorende vergunningen en meldingen weergegeven.

2.1 Vergunningverlening onder de Omgevingswet

In de Omgevingswet staan de vergunningplichten voor de fysieke leefomgeving, te vinden in Hoofdstuk 5 van de Omgevingswet. In totaal zijn er 14 verschillende type activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. De wet gaat uit het van het subsidiariteitsbeginsel (decentraal, tenzij). Dit betekent dat de taken en bevoegdheden in principe worden uitgevoerd door gemeenten. Daarbij staan gemeenten dus aan de basis voor de algemene zorg voor de fysieke leefomgeving. In deze paragraaf worden de werkzaamheden beschreven die veranderen door de invoering Omgevingswet.

Voor wat betreft de milieutaken die voortvloeien uit de Omgevingswet is de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUD LN) aan zet. Hoewel de RUD LN geen bevoegd gezag is, voeren zij wel de milieutaken uit onder andere namens de gemeente Weert. Dit gebeurt momenteel nog in netwerkverband. Medewerkers in dienst van de gemeente voeren in het kader van het netwerk de milieutaken uit. In de komende jaren zal dit veranderen en wordt de RUD LN volledig getransformeerd tot een robuuste Omgevingsdienst. In het kader van artikel 13.5 tweede lid Omgevingsbesluit wordt de uitvoeringsstrategie milieuvergunningen gezamenlijk en uniform door de RUD LN opgesteld. De processen met betrekking tot milieu worden dus zeer minimaal behandeld in dit hoofdstuk.

2.1.1 Binnenkomst

Vergunningaanvragen en meldingen met betrekking tot de Omgevingswet worden ontvangen vanuit het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het VTH-systeem (Rx.Mission) is bij de invoering van de Omgevingswet gekoppeld aan het DSO.

Via de samenwerkingsmodule in het DSO wordt samengewerkt met andere overheden (ketenpartners) bij aanvragen voor omgevingsvergunningen. Hierdoor kan de afdeling VTH gemakkelijk ketenpartners adviseren. Dit werkt ook de andere kant op.

Initiatiefnemers kunnen verschillende soorten verzoeken indienen via het DSO. Er zijn verschillende soorten verzoeken vastgesteld in het DSO:

  • aanvraag vergunning

  • melding

  • informatie

  • informatie ongewoon voorval

  • aanvraag maatwerkvoorschrift

  • melding gelijkwaardige maatregel

  • aanvraag toestemming gelijkwaardige maatregel

  • conceptverzoek

Voor zover niet wettelijk voorgeschreven kunnen vragenbomen en aanvraagformulieren door de gemeente zelf worden gemaakt middels toepasbare regels in het DSO. In Weert zijn er voor alle vergunningen, meldingsplichten en informatieplichten die onder het DSO vallen vragenbomen aangemaakt.

Na het inboeken van de aanvraag in het VTH-systeem vindt de intake en werkverdeling plaats door de administratieve ondersteuning op basis van de rayonindeling. Op de kaart hieronder is te zien hoe de gemeente is opgedeeld in vier vlakken.

afbeelding binnen de regeling

Rayonindeling per december 2024. De indeling kan in de toekomst wijzigen. Raadpleeg de primaire bron (kaartviewer) voor een actueel overzicht.

Middels deze rayonindeling worden allerlei werkzaamheden verdeeld. In elk rayon zijn verschillende vergunningverleners werkzaam. Zo kent elk rayon een vergunningverlener voor kleine vergunningen, grote vergunningen en gebruik. Telefonische vragen worden op basis van deze rayonindeling doorverwezen naar de daarvoor aangewezen vergunningverlener.

Door middel van deze werkwijze is elke vergunningverlener verantwoordelijk voor een divers stukje Weert waar elk soort aanvraag voor kan komen. In elk rayon is een stukje binnenstad en/of woonwijk van Weert, industriegebied, buitengebied en dorpskern te vinden. Hierdoor is het werk van vergunningverleners divers en houden zij plezier in hun werk.

Voortraject

Naast een vergunningaanvraag kan ook een conceptverzoek en ‘verkennen en begeleiden initiatief’ worden aangevraagd. De aanvraag wordt hiermee getoetst op haalbaarheid en wenselijkheid. Eventuele opmerkingen worden aan de initiatiefnemer medegedeeld.

We stimuleren het voortraject met name via de legesverordening. De leges die een aanvrager verschuldigd is voor het voortraject zijn laag en worden in mindering gebracht op de leges voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Daarnaast formuleren we helder welke processtappen genomen worden in het voortraject, wat we van de aanvrager verwachten en wat het eindresultaat is van elke fase uit het voortraject. Naast gunstigere leges heeft het voortraject ook praktische voordelen voor de initiatiefnemer. Zo is er bij een ‘nee’ meer tijd om te kijken of het nog een ‘ja’ kan worden. Hierdoor zijn er uiteindelijk minder weigeringen op vergunningsaanvragen.

Een binnengekomen aanvraag die niet past in het omgevingsplan, wordt beoordeeld of het wenselijk is hieraan mee te werken. Dit wordt besproken binnen het intaketeam of het afwijkingenoverleg. Het intaketeam komt bijeen bij complexe plannen die niet passend zijn in het omgevingsplan. Het afwijkingenoverleg vindt wekelijks plaats tussen R&E en team vergunningen voor het bespreken van kleinere afwijkingen op het omgevingsplan.

De vormen van voortraject zoals die onder de Wabo bestonden, blijven bestaan. Het blijft dus mogelijk om alleen een advies omtrent welstand of het omgevingsplan te vragen. De vraag of een grootschalig initiatief wenselijk is blijft lopen via het multidisciplinair overleg. Bij een klein initiatief wordt de wenselijkheid en, waar nodig, haalbaarheid beoordeeld bij het bouwplanoverleg.

Daarnaast worden er omgevingstafels georganiseerd om de haalbaarheid van grotere initiatieven te onderzoeken. Bij de omgevingstafels worden nieuwe plannen met interne en externe adviseurs besproken en worden plannen beoordeeld of ze wenselijk en passend zijn. Dit geeft de initiatiefnemer duidelijkheid. Is het initiatief wenselijk, dan kan de initiatiefnemer ervoor kiezen om het proces voort te zetten aan de omgevingstafel. Het eindresultaat van dit proces is dat het plan klaar is om een omgevingsvergunning aan te vragen.

2.1.2 Behandeling aanvraag omgevingsvergunning

Procedures

Reguliere procedure

De reguliere procedure verandert niet onder de Omgevingswet. Een belangrijk verschil is dat na het verstrijken van de wettelijke termijn geen vergunning van rechtswege ontstaat. Indien de gemeente geen besluit neemt kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen.

De aanvrager kan meerdere activiteiten in één keer (meervoudige aanvraag) indienen, maar is niet verplicht de benodigde activiteiten voor een project gelijktijdig aan te vragen. Het verplicht gelijktijdig aanvragen van onlosmakelijke activiteiten vervalt onder de Omgevingswet. In principe is dan voor alle aanvragen de standaardprocedure van 8 weken van toepassing (tenzij in de gevallen hieronder genoemd), zoals volgt uit de Awb. Met de komst van de Omgevingswet is deze procedure ongewijzigd gebleven.

Uitgebreide procedure

In sommige gevallen kan een uitgebreide procedure van 6 maanden van toepassing zijn. Hiervoor zijn drie mogelijke redenen: Er zijn een aantal gevallen waarvoor altijd de uitgebreide procedure van toepassing is (zoals activiteiten waarvoor een MER verplicht is, bij een rijksmonumentenactiviteit of bij een Natura 2000-activiteit). De gevallen daarvoor zijn opgenomen in artikel 10.24 van het Omgevingsbesluit;

Het college van B&W kan een uitgebreide procedure van toepassing verklaren bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als daarvoor gegronde redenen zijn (art. 16.65 Ow, lid 4). In dit artikel wordt toegelicht dat het bevoegd gezag dit kan bepalen als het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben. Het college stelt in dat geval, voorafgaand aan het nemen van het besluit, de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen. De aanvrager kan zelf verzoeken of instemmen met de uitgebreide procedure.

Participatie

In de omgevingsregeling is opgenomen dat participatie een motiveringsverplichting is bij een aanvraag omgevingsvergunning. Bij een aanvraag omgevingsvergunning moet aangegeven zijn of, en zo ja op welke wijze, invulling is gegeven aan participatie. Participatie kan inzicht in de belangen van omwonenden en belanghebbenden geven en kan daarmee als onderdeel van de benodigde informatie worden beschouwd door de gemeente. Participatie is in de meeste gevallen echter niet verplicht voor de aanvrager. Daarnaast moet goed beargumenteerd worden waarom er meer dan de aanvraagvereisten uit de omgevingsregeling nodig zijn, bijvoorbeeld wanneer ambtshalve de uitgebreide procedure van toepassing wordt verklaard omdat de belangen niet goed in beeld zijn.

De gemeente Weert heeft de handreiking participatie externe initiatiefnemers opgesteld. Deze handreiking geeft informatie over de communicatie en de verschillende manieren van het houden van een omgevingsdialoog die bij diverse ruimtelijke ontwikkelingen wenselijk is. Hoe de initiatiefnemer van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling hieraan invulling geeft is afhankelijk van de grootte en/of gevoeligheid van het project in de omgeving. De initiatiefnemer kan erachter komen in welke mate participatie nodig is door een QuickScan uit te voeren. De QuickScan bestaat uit een aantal basisvragen die een indicatie geven van welke mate van participatie gepast is.

De gemeenteraad kan gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden ingediend. In het ‘Participatiekader binnen Omgevingswet gemeente Weert’, vastgesteld tijdens de raadsvergadering van 20 december 2023 is een lijst opgenomen met categorieën en concrete gevallen waarvoor participatie verplicht is.

Advies van gemeenteraad aan college

De gemeenteraad is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op de (door de gemeenteraad) aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa), waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is. Tijdens de raadsvergadering van 30 oktober 2024 zijn de volgende gevallen van een bopa vastgesteld waarbij bindend adviesrecht door de gemeenteraad is vereist:

  • Activiteit voor meer dan 10 nieuwbouw woningen of meer dan 10 tijdelijke woningen;

  • Activiteit voor nieuwbouw woningen in meer dan 3 bouwlagen;

  • Activiteit met maatschappelijke impact:

    • o

      grootschalige short stay huisvesting internationale werknemers;

    • o

      huisvesting asielzoekers;

  • Een nieuwe ontwikkeling van meer dan 1,0 ha bedrijven(terrein);

  • Grootschalige energieopwekking in de vorm van:

    • o

      één of meer windturbines, ongeacht de hoogte;

    • o

      grondgebonden zonnevelden, ongeacht de grootte, uitgezonderd locaties met zonnepanelen op dak die op grond worden gelegd als gevolg van sloop van de bebouwing;

  • Verblijfsrecreatieve voorzieningen groter dan 1 ha en/of realisatie van meer dan 25 kampeerplaatsen en/of recreatiewoningen;

  • Activiteiten die betrekking hebben op de wijziging van de bestemming ‘Agrarisch’ of ‘Agrarisch met waarden – natuur en landschapswaarden’ naar ‘Bos’ of ‘Natuur’ met een oppervlakte meer dan 2 ha.

Een aanvraag omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarbij advies van de raad nodig is, moet ook binnen een proceduretermijn van 8 weken beoordeeld worden. De proceduretermijn kan met 6 weken verlengd worden. De procedure om advies aan de raad te vragen heeft over het algemeen een langere doorlooptijd. Door dit proces aan het einde van het voortraject (zie bovenstaande paragraaf voortraject) op te starten (zodra zicht is op het indienen van een aanvraag) is de behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning binnen de wettelijke termijn mogelijk. In de praktijk is het verlengen van de besluitdatum met 6 weken bij alle aanvragen noodzakelijk.

2.1.3 Beoordelingscriteria Omgevingswet vergunningen

AMvB’s

Hieronder staan de belangrijkste beoordelingskaders van de Omgevingswet voor het verlenen van vergunningen. Het betreft de volgende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s):

  • Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

  • Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

  • Besluit kwaliteiten leefomgeving (Bkl)

Daarnaast worden net Omgevingsbesluit, de Omgevingsregeling, het invoeringsbesluit met daarin de bruidsschat, het gemeentelijke omgevingsplan (tijdelijk of nieuwe stijl) en de lokale verordeningen en beleid in het kader van de fysieke leefomgeving toegelicht, welke van belang zijn in het vergunningverlening proces. In deze bronnen zijn de beoordelingscriteria per vergunning te vinden.

Toepassingsbereik

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bevat samen met het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), de algemene regels waaraan burgers en bedrijven zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving.

Het besluit kwaliteit leefomgeving is meer gericht op de regels waar de overheid zich aan dient te houden om een veilige en gezonde leefomgeving te kunnen garanderen.

Het Omgevingsbesluit bevat regels voor alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving. Dus burgers, bedrijven en overheid. Het gaat om regels over het bevoegd gezag voor vergunningen, over procedures, handhaving en uitvoering. Het Omgevingsbesluit bevat dus geen beoordelingscriteria voor vergunningverlening.

In de onderstaande paragrafen wordt de uitwerking van de AMvB's met betrekking tot de vergunningverlening toegelicht.

Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

Met de invoering van de Omgevingswet is het Bouwbesluit 2012 vervallen en zijn de technische bouwvoorschriften opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving, kortweg het Bbl. Het Bbl bevat regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid bij het (ver)bouwen van een bouwwerk, de staat van het bouwwerk, het gebruik van het bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden. Daarnaast bevat het Bbl ook regels over asbestverwijdering en mobiel puinbreken.

In het Bbl staat aangegeven of voor de bouwactiviteit een vergunningplicht of meldingsplicht noodzakelijk is of dat deze vergunningvrij is. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is onderdeel van het Bbl. Hiermee wordt dit deel van de bouwtechnische beoordeling ondergebracht bij private kwaliteitsborgers. De regels in het Bbl zijn in hoofdstukken geclusterd rondom een bepaalde activiteit die te maken heeft met het bouwwerk. De hoofdstukken geven eisen betreffende:

  • Algemene bepalingen;

  • Bestaande bouw;

  • Nieuwbouw;

  • Verbouw, verplaatsing en functiewijziging;

  • Gebruik; en

  • Bouw- en sloopwerkzaamheden.

Binnen deze hoofdstukken zijn de onderwerpen veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, bruikbaarheid, toegankelijkheid en bouwwerkinstallaties, voor zover van toepassing, terug te vinden.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de WKB vervalt de bouwtechnische toets van veel kleine bouwwerken. Enerzijds, omdat de bouwactiviteit onder een vergunningsvrije categorie valt, anderzijds omdat de bouwtechnische toets door een private kwaliteitsborger uitgevoerd zal worden.

De bouwwerken die door de gemeente preventief getoetst worden aan het Bouwbesluit zijn over het algemeen grotere of bijzondere bouwwerken (bijvoorbeeld monumenten). Bij de preventieve toets zijn voor ons met name constructieve veiligheid, brandveiligheid en gezondheid speerpunten.

De toetsing van aanvragen met een bouwactiviteit worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Gelijke gevallen kennen eenzelfde toetsniveau. Complexe gevallen of politieke gevoelige worden afgestemd met de portefeuillehouder.

Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Met de invoering van de Omgevingswet is het activiteitenbesluit vervallen en zijn de milieuvoorschriften opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving, kortweg het Bal.

Deze AMvB bevat algemene rijksregels voor milieubelastende activiteiten in de leefomgeving. Naast de inhoudelijke algemene regels voor milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten, wateronttrekkingsactiviteiten, mijnbouwactiviteiten, beperkingengebied activiteiten, het gelegenheid bieden tot zwemmen en baden, en activiteiten die cultureel erfgoed betreffen, zijn bijzondere aandachtspunten: de reikwijdte van de rijksregels, de specifieke zorgplichten, de inzet op maat van doel- en middelvoorschriften en de inzet van maatwerk en gelijkwaardigheid als instrumenten voor flexibiliteit.

Vergunningsplichten waarvoor de gemeente bevoegd gezag is en die voorvloeien uit het Bal zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • Activiteiten die bedrijfstakken overstijgen;

  • Complexe bedrijven;

  • Dienstverlening, onderwijs en zorg;

  • Transport, logistiek en ondersteuning daarvan;

  • Nutssector en industrie;

  • Afvalbeheer;

  • Agrarische sector;

  • Sport en recreatie;

  • Defensie en mijnbouw;

De aanvragen voor Omgevingsvergunning die alleen uit milieubelastende activiteiten (MBA's) bestaan en alle meldingen voor MBA’s zijn gemandateerd aan de RUD LN.

Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan regels voor het Rijk en voor decentrale overheden. De regels gaan over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en monitoring.

In het Bkl staan omgevingswaarden. Die zorgen voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Ook helpen ze bij het zorgen voor een goede omgevingskwaliteit. De omgevingswaarden volgen vooral uit Europese of andere internationale verplichtingen.

Instructieregels gaan over het uitvoeren van taken en het gebruiken van instrumenten. Decentrale overheden moeten deze instructieregels van het Rijk volgen. Per instrument is er een hoofdstuk met instructieregels, zoals voor het instrument omgevingsplan. Die instructieregels gaan dan onder meer over normen en regels voor externe veiligheid, geluid en geur van activiteiten en erfgoed.

In het Bkl zit een hoofdstuk met beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen. Het gaat om activiteiten waarvoor het Rijk een vergunningplicht heeft geregeld, zoals voor omgevingsplanactiviteiten, bouwactiviteiten, milieubelastende activiteiten en rijksmonumenten activiteiten.

De beoordelingsregels geven aan wanneer het bevoegd gezag de vergunning kan verlenen of weigeren. Bij het beoordelen van een aanvraag moet het bevoegd gezag deze beoordelingsregels dan ook volgen. De beoordelingsregels staan geordend per activiteit.

Omgevingsbesluit

Het Omgevingsbesluit bundelt en vereenvoudigt verschillende bestaande regels en voorschriften op het gebied van de leefomgeving. Het besluit introduceert de Omgevingsvergunning, een geïntegreerde vergunning voor bouw, milieu en andere activiteiten die de leefomgeving beïnvloeden. Het vervangt meerdere afzonderlijke vergunningen. Het omgevingsbesluit zorgt voornamelijk voor een aantal beoordelingscriteria die ook genoemd zijn onder het kopje van vergunningsaanvraag.

Invoeringsbesluit/Bruidsschat

Het Invoeringsbesluit zorgt voor het overgangsrecht en voor het intrekken of wijzigen van andere besluiten. Het overgangsrecht regelt de overgang van de oude regelgeving naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet, bijvoorbeeld wat de status is van besluiten onder het oude recht. Ook regelt het overgangsrecht hoe procedures die onder het oude recht zijn gestart, worden afgehandeld onder de Omgevingswet.

Een bijzonder onderdeel van het overgangsrecht is de bruidsschat. Dit is een set regels die het Rijk over heeft gedragen naar decentrale overheden bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regels zijn onderdeel van het tijdelijke omgevingsplan (omgevingsplan van rechtswege). De gemeente kan deze regels op elk moment aanpassen of schrappen. Wanneer het omgevingsplan (nieuwe stijl) formeel is vastgesteld komt de bruidsschat te vervallen. De gemeente heeft in principe tot 2031 om een omgevingsplan op te stellen en alle keuzes met betrekking tot de bruidsschat te maken.

Bij het omzetten van het tijdelijk deel van het omgevingsplan naar het definitieve omgevingsplan worden de bruidsschatregels beoordeeld. Specifiek met betrekking tot vergunningen en ontheffingen uit de oude regelgeving is er overgangsrecht als:

  • Een vergunning voor een activiteit onder het nieuwe systeem verplicht blijft, wordt dit een binnenplanse omgevingsplanactiviteit op grond van de Omgevingswet; of

  • Er geen vergunningplicht meer is, worden de oude vergunningvoorschriften maatwerkvoorschriften.

Het overgangsrecht geldt zowel voor vergunningplichten uit rijksregelgeving als uit decentrale regelgeving. Het overgangsrecht voor vergunningen staat in artikel 4.13 en 4.14 van de Invoeringswet.

Omgevingsplan

In het tijdelijke omgevingsplan zijn onder andere de bestaande bestemmingsplannen, beheers verordeningen en wijzigings- en uitwerkingsplannen opgenomen (voor een volledig overzicht zie artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet).

De gemeente heeft na inwerkingtreding van de wet tot 2031 de tijd om één gebiedsdekkend omgevingsplan vast te stellen. De gemeente bepaalt deels zelf welke algemene regels, informatie- melding- of vergunningsplichten zij opneemt in het omgevingsplan (OP). De gemeente Weert gaat in eerste instantie beleidsneutraal over. Wanneer regels in het OP worden aangepast of geschrapt in afwijking van de huidige situatie, heeft dit uiteraard een effect op de VTH-taken. Het Invoeringsbesluit regelt welke regels er van rijk aan gemeente worden overgedragen. Verder bepaalt de gemeente zelf welke (onderdelen van) verordeningen met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden meegenomen in het omgevingsplan.

Omgevingsregeling

In de Omgevingsregeling staat welke informatie een aanvrager van een omgevingsvergunning moet aanleveren bij zijn aanvraag. Dit zijn de aanvraagvereisten. Het hoofdstuk met aanvraagvereisten bestaat uit een algemeen deel dat geldt voor iedere aanvraag en een specifiek deel met specifieke regels per activiteit. Voorbeelden van aanvraagvereisten zijn:

  • De locatie waar de activiteit plaatsvindt;

  • de hoeveelheid te lozen koelwater van een stookinstallatie;

  • een beschrijving van het soort gas in een opslagtank.

In de Omgevingsregeling zit een praktische uitwerking van een aantal regels uit Bal en het Bbl, bijvoorbeeld met betrekking tot emissies van dierenverblijven of duurzaamheid van gebouwen.

Ook staan in de Omgevingsregeling meet- en rekenmethoden. Voor gemeenten betreft het de methoden die moeten worden gebruikt om besluiten te motiveren met betrekking tot het omgevingsplan, vergunningaanvragen en projectbesluiten. Bijvoorbeeld of een aanvraag voor omgevingsvergunning aan de luchtkwaliteitsnorm voldoet. Ook voor de aanvrager van vergunningen zijn methoden genoemd voor activiteiten die decentraal (via het omgevingsplan) worden gereguleerd. Bijvoorbeeld hoe men kan bepalen of men aan een geurnorm uit het omgevingsplan voldoet.

Lokaal beleid en verordeningen

Naast de beoordelingscriteria vanuit de Omgevingswet blijven de lokale verordeningen en beleidsregels van kracht totdat deze opgenomen worden in het Omgevingsplan nieuwe stijl. Voorbeelden hiervan zijn de ‘Beleidsregels afwijken tijdelijk deel omgevingsplan’ en het ‘Participatiekader binnen Omgevingswet gemeente Weert’.

Bekendmaking en publicatie

Zodra het besluit over een aangevraagde omgevingsvergunning genomen is, wordt dit bekend gemaakt aan de aanvrager door het versturen van het besluit.

De besluiten worden gepubliceerd via www.officielebekendmakingen.nl. De stukken hiervan worden op aanvraag altijd ter inzage gelegd. Omgevingsvergunningen die de uitgebreide procedure hebben gevolgd worden ook digitaal ter inzage gelegd.

Omwonenden en andere belanghebbenden kunnen via de website www.overheid.nl een abonnement nemen om geïnformeerd te worden over nieuwe publicaties die aan bepaalde zoektermen voldoen.

2.1.4 Activiteiten omgevingsvergunningen

Met de invoering van de Omgevingswet (via artikel 5.1) is de activiteit bouwen gescheiden in een technisch en een ruimtelijk deel. Dat levert twee activiteiten op waarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden; de omgevingsplanactiviteit en de bouwactiviteit. Deze paragraaf licht de verschillende activiteiten uit omgevingsvergunningen toe.

Omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en of het bouwwerk behoort tot gevolgklasse 2 of 3 dan wordt de bouwtechniek van het bouwwerk, op basis van het Bbl, beoordeelt door de gemeente. Vergunningvrij bouwwerken zijn omschreven in het Bbl.

Omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit

Het ruimtelijke bouwen en in stand houden en gebruiken van een bouwwerk is in het omgevingsplan geregeld. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de locatie van het bouwwerk, de bebouwingsoppervlakte of het uiterlijk. De volgende paragrafen gaan in op de verschillende omgevingsplanactiviteiten.

Binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Binnenplanse omgevingsplanactiviteiten zijn die activiteiten die passen binnen de beoordelingsregels van het omgevingsplan en waarvoor in het omgevingsplan een vergunningplicht is opgenomen. Buitenplanse omgevingsplanactiviteiten wijken hier (op onderdelen) vanaf. Voor dit type is het dan nodig om een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit aan te vragen.

Vergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft aanvragen die niet passen binnen het omgevingsplan (van rechtswege of nieuwe stijl). Ook voor deze aanvragen geldt in principe de standaardprocedure van 8 weken.

In sommige gevallen kan de uitgebreide procedure van toepassing worden verklaard. Verleende vergunningen moeten binnen 5 jaar in het omgevingsplan verwerkt zijn, tenzij het om een tijdelijke vergunning gaat. De alternatieve route voor het meewerken aan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is het wijzigen van het omgevingsplan.

Omgevingsplanactiviteit voor het bouwen van een bouwwerk

Een beoordeling van een aanvraag omgevingsplanactiviteit die bestaat uit bouwen ziet toe op de planologische aspecten van een bouwwerk, ofwel de beoordeling aan het omgevingsplan. Vergunningsvrije omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot het bouwen van een bouwwerk zijn omschreven in de bruidsschat (artikel 22.26). De gemeente bepaalt (deels) zelf in welke mate ze ook de omgevingsplanactiviteiten die bestaan uit bouwen vergunningsvrij, melding plichtig of vergunning plichtig maakt.

Omgevingsplanactiviteit voor het slopen van een bouwwerk

De sloopactiviteit heeft vaak een relatie met andere activiteiten:

  • Een sloopactiviteit gaat in veel gevallen samen met een bouwactiviteit;

  • Is het bouwwerk dat wordt gesloopt een rijksmonument? Dan gelden voor het slopen de regels voor de rijksmonumentenactiviteit;

  • De gemeente kan in het omgevingsplan extra regels stellen. Bijvoorbeeld ter bescherming van een stads- of dorpsgezicht of om te voorkomen dat open ruimten in bebouwing ontstaan.

Omgevingsplanactiviteit voor monumenten, beschermd stads-of dorpsgezichten, overig cultureel erfgoed en werelderfgoed

Bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het in ieder opzichte wijzigen van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten wordt beoordeeld of er geen onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed. In het nog op te stellen Omgevingsplan zal een beoordelingskader worden opgenomen.

Tot die tijd gebruikt de gemeente Weert zo goed als mogelijk de Welstandsnota (en vanaf 2025 het Ruimtelijk Kwaliteitskader) als beoordelingskader.

Daarnaast bevat de bruidsschat aanvraagvereisten met betrekking tot het ontsieren, slopen of veranderen van monumenten. Het betreft gemeentelijke, archeologische en provincie beschermde monumenten of beschermde stads-en dorpsgezichten.

Rijksmonumentenactiviteit

Een rijksmonumentenactiviteit is een aanvulling op de omgevingsplanactiviteit voor monumenten en betreft een activiteit ‘inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht’.

Rijksmonumenten zijn monumenten en archeologische monumenten die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven.

De regels over de rijksmonumentenactiviteit en over cultureel erfgoed staan in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de Omgevingsregeling, het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet en het omgevingsplan van rechtswege (via de bruidsschat).

Voorbeschermde rijksmonumenten zijn monumenten of archeologische monumenten die nog niet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. Maar waarvoor de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument al naar de eigenaar heeft gestuurd. Het Bal bevat de specifieke zorgplicht (artikel 13.7) om beschadiging en vernieling aan een rijksmonument te voorkomen. Een bouwactiviteit die van invloed is of een rijksmonument betreft is in dat geval ook een rijksmonumentenactiviteit. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van de Omgevingswet.

De gemeentelijke adviescommissie ruimtelijke kwaliteit heeft de taak om te adviseren over de aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, met betrekking tot een rijksmonument. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is adviseur met instemming bij een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch rijksmonument.

Overige omgevingsplanactiviteiten (bruidsschat)

De bruidsschat bevat aanvraagvereisten en beoordelingsregels met betrekking tot onder andere de volgende vergunning plichtige activiteiten. Deze kunnen gekoppeld zijn aan lokale verordeningen en regelingen.

  • Omgevingsplanactiviteit: Uitvoeren van werken of werkzaamheden

  • Omgevingsplanactiviteit: Beperkingengebied leidingen

  • Omgevingsplanactiviteit: Gebruiken van locaties of bouwwerken in strijd met bestemmingsplan

  • Omgevingsplanactiviteit: Slopen van een bouwwerk

  • Omgevingsplanactiviteit: Gemeentelijk monument slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijziging of herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht

  • Omgevingsplanactiviteit: Plaatsen van voorwerpen op/aan de weg

  • Omgevingsplanactiviteit: Aanleggen of veranderen weg

  • Omgevingsplanactiviteit: Slopen van een bouwwerk in een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • Omgevingsplanactiviteit: Uitweg/uitrit

  • Omgevingsplanactiviteit: Alarminstallatie

  • Omgevingsplanactiviteit: Kappen van bomen of vellen van houtopstanden

  • Omgevingsplanactiviteit: Reclame

  • Omgevingsplanactiviteit: Opslaan roerende zaken

Milieubelastende activiteiten

Een milieubelastende activiteit (MBA) is een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, bijvoorbeeld bij het uitbaten van een SEVESO of IPPC-installatie, maar ook voor de opslag van mest, grond, baggerspecie of koolstofdioxide in de bodem, lozing van afvalwater op oppervlaktewater, geluid of de opslag van gevaarlijke stoffen.

Hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wijst de MBA’s aan waarvoor algemene regels gelden en in welke gevallen er daarnaast een vergunningplicht geldt. In totaal gaat het om zo’n 100 verschillende gevallen.

Ook bevat de bruidsschat een aantal vergunningplichtige MBA’s die vanzelf landen in het tijdelijke omgevingsplan. Het gaat onder andere om de volgende activiteiten:

  • verwerken polyesterhars;

  • installeren gesloten bodemenergiesysteem;

  • het kweken maden van vliegende insecten;

  • opslaan propaan of propeen;

  • tanken met LPG;

  • antihagelkanonnen;

  • biologische agens;

  • genetisch gemodificeerde organismen;

  • opslaan dierlijke meststoffen;

  • lozen in de bodem (vangnetvergunning);

  • lozen in schoonwaterriool (vangnetvergunning).

Vergunningverlening voor deze Milieubelastende activiteiten (MBA’s) wordt uitgevoerd door onze medewerkers binnen de RUD LN.

Maatwerkvoorschriften

Het Bal en Bbl bieden mogelijkheid tot maatwerkvoorschriften. Er zijn twee typen maatwerkvoorschriften:

  • Gekoppeld aan vergunning, dan betreft een maatwerkvoorschrift een vergunningvoorschrift;

  • Een separaat maatwerkbesluit (los van een vergunning).

Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente afwijken van algemene regels. De gemeente kan met maatwerkvoorschriften bijvoorbeeld:

  • algemene regels nader invullen of aanvullen;

  • eisen opstellen die strenger of minder streng zijn dan de algemene regels;

  • afwijken van een verbod in algemene regels.

Het bevoegd gezag kan een maatwerkvoorschrift bijvoorbeeld gebruiken voor onvoorziene situatie, bijzondere gevallen, lokale omstandigheden of het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het maatwerkvoorschrift kan ambtshalve worden opgesteld of op verzoek.

Er zijn algemene uitgangspunten (paragraaf 4.3.2 Omgevingswet) die zaken als veiligheid en het beschermen van de gezondheid in het kader van maatwerkvoorschriften waarborgen. Verder zijn er ook meer specifieke uitgangspunten, zoals toegankelijkheid van bouwwerken voor mensen met een functiebeperking en het toepassen van de beste beschikbare technieken.

Maatwerkvoorschriften zijn niet onbeperkt mogelijk. Beoordelingsregels voor vergunningen en de eisen aan vergunningvoorschriften gelden vaak ook voor maatwerkvoorschriften. Mogelijkheden zijn aangeduid in het Bal en Bbl.

Gelijkwaardige maatregel

Op grond van artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet kan in plaats van een in een algemene regel voorgeschreven maatregel (zoals een technische bouw eis in het Bbl) toestemming worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. We bedoelen hier met gelijkwaardige maatregel regels waaruit een vergunningplicht voortvloeit. Met de gelijkwaardige maatregel moet ten minste hetzelfde resultaat worden bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd. Maatregelen op het gebied van omgevingsveiligheid hebben als doel om mensen in gebouwen te beschermen tegen de effecten van een van buiten komende brand of explosie. Een voorbeeld is een opvanggeul voor uitstromende brandbare vloeistoffen die soms gelijkwaardig of beter beschermen dan een brandwerende gevel (welke de technische eis betreft).

De gemeente Weert beoordeelt gelijkwaardige oplossing in eerste instantie zelf. Waar nodig vragen we advies aan een (extern) adviseur. Indien in een plan een gelijkwaardige maatregel op gebied van constructie of brandveiligheid wordt toegepast, dan mag een kwaliteitsborger dit plan niet meer beoordelen en gaat de gehele technische toets van dit plan naar de vergunningverleners van de gemeente.

Overige werkzaamheden in het kader van vergunningverlening

Er zijn nog een aantal overige werkzaamheden die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening. Indien zij in grote mate voorkomen dan kunnen zij van invloed zijn op de capaciteit. Het gaat onder meer om de volgende werkzaamheden:

  • Verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit;

  • Wijzigen omgevingsvergunning;

  • Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning;

  • Intrekken omgevingsvergunning (op aanvraag);

  • Niet genoemd besluit op aanvraag;

  • Zienswijzen, bezwaar en beroep (uitgewerkt door juristen);

  • Adviesverzoek ander bevoegd gezag.

Adviesverzoek ander bevoegd gezag bij magneetactiviteiten

Bij meervoudige aanvragen kan sprake zijn van magneetactiviteiten. Deze activiteiten hebben als het ware een magnetische werking en zijn bepalend voor welke bestuursorgaan bevoegd gezag is. Het gaat om de situatie waarbij één van die activiteiten niet bij de gemeente kan worden neergelegd. De andere activiteiten in de vergunningaanvraag gaan dan mee naar het andere bevoegde gezag (de provincie of het rijk).

Bij activiteiten waarvoor de provincie of het rijk bevoegd gezag is, zal het college van B&W om advies gevraagd worden over activiteiten waarvan zij ‘oorspronkelijk’ bevoegd gezag zouden zijn geweest. Deze adviesverzoeken komen binnen in de VTH-applicatie en worden naar het college van B&W gestuurd.

Bij meervoudige aanvragen wordt het college van B&W dus om advies (art. 4.20 lid 1 Omgevingsbesluit) gevraagd. Het college krijgt hiervoor een voorgenomen beslissing toegestuurd en moet daarover binnen 4 weken een advies geven.

In bepaalde gevallen is advies met instemming van het college van B&W noodzakelijk (artikel 4.20 lid 2). Het gaat om sommige buitenplanse omgevingsplanactiviteiten en milieubelastende activiteiten. Als de buitenplanse omgevingsplanactiviteit valt binnen een categorie die is aangewezen door de raad is ook advies van de raad noodzakelijk.

Bij enkelvoudige aanvragen geldt voorgaande niet, omdat dan het bevoegd gezag (gemeente) beslist op de enkelvoudige aanvraag. Dat sluit afstemming en samenwerking met andere bestuursorganen natuurlijk niet uit.

2.1.5 Behandeling meldingen

De grondslag voor meldingen van voormalige vergunningplichten is te vinden in het Bal en Bbl. Anders dan bij vergunningaanvragen vindt bij de meldingen alleen een beoordeling op volledigheid plaats. Wanneer de melding niet volledig is, wordt deze niet beschouwd als melding. De gemeente informeert hierover de melder. Hieronder zijn een aantal belangrijk meldingsplichten toegelicht.

Melding milieu

In hoofdstuk 4 van het Bal staat per milieubelastende activiteit of er een meldingsplicht geldt. Iedere melding bestaat in ieder geval uit een aantal algemene gegevens. Dat regelt artikel 2.17 van het Bal. Gegevens die de melder altijd moet aanleveren zijn:

  • de aanduiding van de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 4;

  • de naam en het adres van degene die de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3, verricht;

  • het adres waarop de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3, wordt verricht;

  • de dagtekening.

Melding sloop

Met betrekking tot meldingsplichtige sloopwerkzaamheden uit het Bbl is het verplicht om minimaal 4 weken (bij uitzondering 1 week) voor het begin van de sloopwerkzaamheden de sloopactiviteit te melden bij het bevoegd gezag (artikel 7.10 van het Bbl). Vervolgens moet uiterlijk 2 werkdagen voor aanvang en 1 dag na afronding van de feitelijke sloopwerkzaamheden het bevoegd gezag daarover geïnformeerd worden (artikel 7.12 van het Bbl). De melding sloop met asbest wordt net als normale sloop afgehandeld door de gemeente. Het toezicht op sloopwerkzaamheden met asbest is bij de RUD LN belegd.

Tijdens de sloopwerkzaamheden moet volgens artikel 7.13 van het Bbl de volgende informatie aanwezig zijn:

  • de sloopmelding en bijbehorende informatie;

  • gegevens over hoe de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving wordt geborgd;

  • indien van toepassing maatwerkvoorschriften, het besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom en het asbestinventarisatierapport of de eindbeoordeling asbestverwijdering;

  • andere voor het slopen van belang zijnde informatie zoals bijvoorbeeld de inzet van een mobiele puinbreker (op grond van afdeling 7.2 van het Bbl staat hier ook een meldingsplicht op).

Melding brandveilig gebruik

Onder de Omgevingswet is de omgevingsvergunning brandveilig gebruik vervallen, maar geldt voor bepaalde gebouwen nog wel een meldingsplicht. In artikel 6.6 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is een tabel opgenomen waarin per gebruiksfunctie is aangegeven vanaf welk aantal mogelijk aanwezige personen sprake is van een meldingsplicht voor brandveilig gebruik van het bouwwerk.

Op grond van artikel 6.7 Bbl moet de gebruiksmelding 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan. Er moeten een aantal gegevens en bescheiden worden ingediend. Deze zijn genoemd in artikel 6.8 va het Bbl. Met de Veiligheidsregio zijn afspraken gemaakt over welke meldingen voor advies worden voorgelegd aan de brandweer.

Meldingen Wkb

In het kader van de Wkb komen er bij de vergunningverleners meldingen binnen over bouwactiviteiten. Er zijn twee soorten meldingen:

  • Bouwmelding – Uiterlijk 4 weken voor de start van de bouwwerkzaamheden komt dit binnen;

  • Gereedmelding – Uiterlijk 2 weken voor het in gebruik nemen van het bouwwerk komt dit binnen. Een gereedmelding wordt echter niet door de vergunningverleners, maar door de toezichthouders Bouw verwerkt.

Bouwwerken die onder de Wkb vallen hebben geen bouwtechnische vergunning nodig, maar kunnen wel een andere vergunning nodig hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot planten en dieren. De Wkb melding wordt beoordeeld op volledigheid.

Meldingen vellen houtopstand

Indien een burger een houtopstand of houtopstanden wilt kappen moet er een melding vellen van houtopstand(en) worden ingediend. Deze melding moet via het omgevingsloket worden ingediend. Naar aanleiding van een ingediende melding zullen wij toetsen of de boom/bomen beschermd is/zijn vanuit het bomenregister en/of het geldende omgevingsplan.

Wordt/worden de boom/bomen beschermd dan zal men het advies krijgen om een vergunning aan te vragen. Er wordt wel eerst goedkeuring gevraagd bij de afdeling Openbaar Gebied. Wordt het niet goed gekeurd dan krijgt men een afwijzing. Er moet namelijk een goede reden zijn voor het kappen van een beschermde boom. Dit kan zijn; dood, ziekte, plaatsmaken voor een bouwwerk, etc. Mocht de boom/bomen niet beschermd zijn dan krijgt de burger van ons een brief dat de boom/bomen gekapt mag/mogen worden.

Uiterlijk twee weken na ontvangst van de melding wordt aan de melder medegedeeld of er wel of geen omgevingsvergunning voor het vellen van de houtopstand noodzakelijk is.

2.2 Vergunningverlening APV en Bijzondere Wetten

In deze paragraaf wordt de uitvoeringsstrategie van vergunningverlening op basis van de APV en Bijzondere Wetten beschreven.

2.2.1 Binnenkomst

Aanvragen voor vergunningen op basis van de APV of Bijzondere Wetten komen binnen via digitale formulieren op de website van de gemeente Weert. Deze aanvragen worden ingeboekt in het VTH-systeem en vervolgens vindt de intake en werkverdeling plaats. Veel voorkomende voorbeelden van vergunningen op basis van de APV of Bijzondere Wetten zijn: vergunning evenement, Exploitatievergunning openbare inrichting, Alcoholontheffing, Alcoholwetvergunning, Parkeervergunning en standplaatsvergunning.

2.2.2 Behandeling

Aanvragen voor vergunning of ontheffing op basis van de APV of Bijzondere Wetten worden behandeld conform de procedures zoals beschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij een melding geldt dat de melding alleen beoordeeld wordt op volledigheid.

Bij alle aanvragen waarbij het gebruik van de grond centraal staat, kan een toets aan het bestemmingsplan door een vergunningverlener bouwen plaatsvinden.

Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is het mogelijk om de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als er ernstig gevaar dreigt dat een vergunning wordt misbruikt voor criminele activiteiten, dan kan de aanvraag weigeren of de verleende vergunning ingetrokken worden. We passen de Wet Bibob toe conform onze Beleidslijn voor de toepassing van de wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2019.

2.2.3 Activiteitenoverzicht

Vanuit de APV en Bijzondere Wetten zijn er een verscheidenheid aan activiteiten waar vergunningen, meldingen of ontheffingen voor nodig zijn. Vergunningverleners van de afdeling VTH zorgen ervoor dat zo’n vergunningsaanvraag, melding of ontheffingsverzoek op de juiste wijze wordt behandeld.

In deze paragraaf wordt kort weergegeven hoe het proces voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing verloopt. Hierbij wordt wanneer mogelijk ook een link weergegeven naar de meest recente regelgeving.

Let op: Het activiteitenoverzicht van deze paragraaf is voornamelijk bedoeld ter informatie over de processen van vergunningverlening APV/BW. De regelgeving waarnaar verwezen wordt, kan veranderen na de vaststelling van dit document. De specifieke beleidsdocumenten gaan altijd voor op de tekst die in dit overzicht zijn opgenomen.

Collecteren

Voor het inzamelen van geld of goederen of het werven van donateurs voor een goed doel is een vergunning nodig. Een collectevergunning kan met een digitaal formulier worden aangevraagd. Hierbij moet concreet worden vermeld wat de naam van de organisatie is die de collecte organiseert, hoe de collecte plaatsvindt en de periode waarin de collecte wordt gehouden. Om ervoor te zorgen dat er geen collectes tegelijkertijd plaatsvinden, is er een collecterooster. De gemeente beoordeelt of de aanvraag collectevergunning in dat rooster past.

De beslistermijn voor een collectevergunning is 8 weken. De aanvraag moet daarom minimaal 8 weken voordat de collecte plaatsvindt, zijn ingediend.

Berijden promenade

Het promenadegebied is dat deel van de binnenstad wat is ingericht als wandelgebied. Het berijden van het promenadegebied is buiten de laad- en lostijden alleen toegestaan voor ontheffingshouders. Er zijn elektronische bedienbare palen, beheerd door de afdeling Openbaar Gebied, die ervoor zorgen dat onbevoegden niet zomaar het promenadegebied kunnen berijden. Het promenadegebied is buiten de laad- en lostijden alleen te bereiken via de ingangen aan de Nieuwe Markt en de Korenmarkt. Op deze wijze wordt overlast zoveel als mogelijk beperkt.

Enkel specifiek aangewezen groepen mogen een ontheffing aanvragen, dit zijn:

  • Nood- en hulpdiensten;

  • Bewoners die zelf beschikken over een stallingsmogelijkheid;

  • Ondernemers of instellingen met een stallingsmogelijkheid;

  • Bedrijven die waren verkopen die kunnen bederven;

  • Mensen met een beperking;

  • Verhuizers;

  • Trouw-, doop- en begrafenisplechtigheden in de St. Martinuskerk.

Het aanvragen van een ontheffing dient uiterlijk tien werkdagen vooraf aangevraagd te worden via een digitaal formulier.

Plaatsen sandwich- of driehoeksborden

Op grond van artikel 2:10 APV is het verboden voorwerpen op openbare plaatsen te plaatsen. Voor het plaatsen van sandwichborden en driehoeksborden heb je toestemming nodig. Een aanvraag hiervoor kan worden ingediend via onze website. Dit dient minimaal 2 weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend.

Het plaatsen van sandwich- of driehoeksborden is alleen toegestaan voor een activiteit die:

  • Een tijdelijk karakter heeft;

  • Een sociaal-cultureel karakter heeft;

  • In hoofdzaak niet commercieel is opgezet;

  • Binnen de gemeente Weert plaatsvindt of van maatschappelijk belang is voor de inwoners van de gemeente weert en plaatsvind in een omliggende gemeente;

Het is ook mogelijk om sandwich- of driehoeksborden te plaatsen voor voorstellingen van het Munttheater Weert of voor een evenement als bedoeld in artikel 2:24 APV.

Er mogen eenmalig per activiteit / evenement maximaal 40 borden worden geplaatst op door de gemeente aangewezen locaties. Plaatsing van borden is altijd afhankelijk van beschikbaarheid van de locaties.

Overige reclame-uitingen zijn enkel mogelijk met een omgevingsvergunning. Zo’n vergunningsaanvraag wordt opgepakt door de vergunningverleners Bouw.

Organiseren snuffelmarkt

Voor het organiseren van een snuffelmarkt (of rommelmarkt) is geen vergunning nodig. Het betreft hier een markt waar tweedehands goederen worden aangeboden en het aantal bezoekers gelijktijdig niet meer dan 250 bedraagt. De snuffelmarkt mag geen commercieel doeleinde hebben en er mogen geen tussenhandelaren direct of indirect aan deelnemen. Tot slot dient de organisatie tenminste 20 werkdagen vooraf de burgemeester in kennis hebben gesteld van de snuffelmarkt via het vastgestelde meldingsformulier. Indien een van deze eisen niet wordt nageleefd, dan is een vergunning toch noodzakelijk.

Een vergunning voor een snuffelmarkt kan online worden aangevraagd via onze website. Een vergunningsaanvraag dient minimaal 8 weken voor aanvang te worden ingediend.

Innemen vaste, tijdelijke of seizoenstandplaats

Verspreid over de gemeente zijn er een aantal locaties aangewezen waar ambulante handelaren een vaste standplaats of seizoenstandplaats kunnen innemen. Op deze manier is het duidelijk waar zij terecht kunnen met hun handel, die zij voor enkele uren per week of weken per jaar kunnen verkopen.

Door duidelijk aan te geven waar het mogelijk is om een standplaats in te nemen wordt de verkeersveiligheid en openbare orde gewaarborgd. Daarnaast wordt hierdoor onwenselijke marktvorming voorkomen. De regels omtrent het innemen van een standplaats staan in hoofdstuk 5 afdeling 4 van de APV en worden verder uitgewerkt in de Nadere regels standplaatsen gemeente Weert 2024.

Een vergunning voor een vaste of seizoenstandplaats kan worden aangevraagd via een open inschrijving. Tijdens de open inschrijving kan iedereen gelijkwaardig meedingen naar een standplaatsvergunning. Als er na de open inschrijving niemand zich heeft ingeschreven voor een specifieke locatie, dan blijft de standplaats beschikbaar en wordt de standplaats vergund op volgorde van binnenkomst. Vergunningen voor vaste en seizoenstandplaatsen worden verleend voor maximaal 10 jaar. Dit is onder andere bepaald door de Europese Dienstenrichtlijn die van toepassing is op schaarse vergunningen.

Een tijdelijke standplaatsvergunning kan in principe voor elke geschikte locatie worden aangevraagd. Deze plek kan vervolgens voor maximaal 6 dagen worden ingenomen. Hiervoor geldt geen open inschrijving.

Innemen vaste standplaats weekmarkt

Op zaterdag vindt er tussen 09.00 uur en 16.00 uur de weekmarkt in het centrum van Weert plaats. Het innemen van een standplaats is mogelijk door een vergunning aan te vragen. Een vaste standplaatsvergunning wordt verleend voor de duur van maximaal 15 jaar. Het aanvragen van een vergunning kan via een digitaal formulier.

In de Marktverordening en het Marktreglement zijn voorwaarden opgeschreven waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te kunnen komen voor een vaste standplaats op de weekmarkt. Zo zijn er regels voor de afmeting van de standplaats, is er een maximum aantal standplaatsen per branche vastgesteld, wordt er aangegeven wat de inhoud is van een vaste standplaatsvergunning en wordt uiteengezet hoe de toewijzing voor vaste standplaatsvergunningen plaatsvindt. Voor de specifieke regels wordt aangeraden de Marktverordening en het Marktreglement te raadplegen.

Naast een vaste standplaats is het ook mogelijk om een standwerkplaats in te nemen. Dit is mogelijk door middel van een standwerkvergunning. Dit is een standplaats voor één marktdag.

Transporten gevaarlijke stoffen

Voor het transporteren van gevaarlijke stoffen door de gemeente Weert is een ontheffing nodig. Een ontheffing moet schriftelijk, minimaal 8 weken voordat het transport plaatsvindt, worden aangevraagd bij de afdeling VTH.

Het is alleen mogelijk om een ontheffing te krijgen als de stoffen in de gemeente wordt opgehaald of gelost en/of een alternatieve route niet voorhanden is.

In het ‘Basisnet gevaarlijke stoffen’ zijn afspraken gemaakt waar gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden. Voor de gemeente Weert zijn dit de:

  • A2;

  • N564;

  • Ringbaan Noord (vanaf afslag Nederweert) tot aan de rotonde Suffolkweg;

  • Suffolkweg richting België;

  • Kempenweg tot aan de grens met België.

Verkoop consumentenvuurwerk

Voor de verkoop van legaal consumentenvuurwerk is een verkoopvergunning en soms een omgevingsvergunning nodig. De verkoopvergunning kan per mail worden aangevraagd. Bij het aanvragen van een vergunning geldt een termijn van 8 weken waarbinnen de aanvraag in behandeling wordt genomen.

Voor de opslag van consumentenvuurwerk is er tot 10.000 kilogram een meldingsplicht. Bij de opslag van consumentenvuurwerk van 10.000 kilogram of meer is een omgevingsvergunning nodig. Dit kan worden aangevraagd via het Omgevingsloket.

Bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag wordt er getoetst aan de algemene weigeringsgronden zoals vermeld in artikel 1:8 APV. Om dit zorgvuldig te kunnen doen, wordt er advies opgevraagd bij interne en externe partners op het gebied van openbare orde, veiligheid en milieu.

Gebruiken luchtruim

De algemene regel is dat het verboden is om met een luchtvaartuig op te stijgen of te landen van of op een ander terrein dan een luchthaven. In sommige gevallen kan de burgemeester een verklaring van geen bezwaar verlenen. Dit heeft voornamelijk betrekking op het laten opstijgen van een luchtballon. De specificaties hieromtrent zijn te vinden op onze website. Hier staat ook meer informatie over het gebruik van drones en andere luchtvaartuigen, waarvoor de gemeente niet gedelegeerd is, maar de provincie Limburg.

Vuur stoken in de openlucht

Het stoken van vuur is veel gevallen verboden. In de Wet milieubeheer en de APV zijn hier regels voor opgesteld. In een aantal gevallen geldt het verbod niet en is een vergunning, ontheffing of melding noodzakelijk.

Er zijn enkele gevallen waarbij een vergunning of ontheffing noodzakelijk is. Voorheen volstond een melding hiervoor. Het betreft voornamelijk het stoken van vuur in het kader van een vreugdevuur en paasvuur, het verbranden van afvalstoffen en het verbranden van snoeihout.

De bovenstaande mogelijk wijziging van meldingsplicht naar vergunning- of ontheffingsplicht wordt in de aankomende beleidsperiode opgepakt. Indien inwoners een van deze vergunning- of ontheffingsplichtige activiteiten willen doen, dan kunnen zij voorlopig het beste contact opnemen met de afdeling VTH. Tot de beleidswijziging is verwerkt zal er maatwerk geleverd worden.

Organiseren evenement

Het organiseren van een evenement is, afhankelijk van verschillende factoren, ofwel meldingsplichtig of vergunningplichtig. Als een evenement meldingsplichtig is, moet worden voldaan aan de voorwaarden in artikel 2:25 lid 2 APV. Voldoet het evenement daar niet aan, dan is het vergunningplichtig.

Organisatoren die een meldingplichtig evenement op een aangewezen buiten evenementen locatie of een vergunningplichtig evenement organiseren wordt gevraagd een vooraankondiging te doen. Op deze manier kan vooraf getoetst worden of het evenement op de betreffende datum/data en locatie kan plaatsvinden en in welke risicocategorie het evenement valt.

Als het evenement op de aangegeven locatie en tijdstip mogelijk is, wordt het evenement op de evenementenkalender geplaatst die uiterlijk in december wordt vastgesteld door het college. Wanneer er meerdere aanvragen voor één locatie en tijdstip zijn, wordt contact met de organisatoren opgenomen om tot een oplossing te komen. Indien er niet tot een gezamenlijke oplossing wordt gekomen geldt het afwegingskader dat nader is omschreven in het uitvoeringsbeleid evenementen.

Indien een evenement niet op de jaarlijkse evenementenkalender staat, is het nog altijd mogelijk om spontaan een aanvraag voor een evenement in te dienen, afhankelijk van de spreidingsvoorwaarden en beschikbaarheid van de locatie(s). Na plaatsing op de evenementenkalender is de locatie en het tijdstip op basis van de informatie bij de vooraankondiging voorlopig gereserveerd, in afwachting van de melding of vergunningsaanvraag. De evenementenkalender is te raadplegen via onze website.

Als het evenement vergunningplichtig is, wordt een regionale risicoscan uitgevoerd zoals beschreven in artikel 2:25a APV. Dit resulteert in de indeling van het evenement in een A-, B- of C-categorie, waarbij A de minst risicovolle categorie is en C de meest risicovolle categorie. Aan de categorieën zijn verschillende indieningstermijnen gekoppeld variërend van minimaal 8 tot 26 weken tot de (start)datum van het evenement. Een meldingplichtig evenement moet minstens 4 weken van tevoren worden aangevraagd.

Het vergunningverleningsproces begint met de mogelijkheid tot een vooroverleg en/of het doen van een vooraankondiging voor de evenementenkalender. Voornamelijk bij B- en C-evenementen nemen organisatoren, en anders de gemeente initiatief, tot het voeren van een vooroverleg. Het doel van het vooroverleg is om te komen tot een tijdige en complete aanvraag. Daarnaast worden onder andere de openbare orde en veiligheidsdiensten vroegtijdig in positie gebracht om te adviseren over de beschikbare capaciteit. Maandelijks vindt er een multidisciplinair evenementenoverleg plaats waarbij verschillende interne en externe partners van de gemeente advies kunnen geven over aangevraagde evenementenvergunningen.

Het verdere proces om tot vergunningverlening is zeer gedetailleerd beschreven in het uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Weert, waar al eerder naar verwezen is. De belangrijkste stappen zijn:

  • Het tijdig indienen van een volledige aanvraag;

  • Het toetsen van de volledigheid van de aanvraag;

  • Het voortdurend adviseren van de vergunningverlener door interne en externe partners;

  • De inhoudelijke toetsing door een vergunningverlener;

  • Het nemen van een besluit op de aanvraag door het college van B&W en dit besluit schriftelijk bekend maken;

  • De verleende vergunning op de evenementenkalender publiceren;

  • Het organiseren van een doorleefsessie bij grotere evenementen;

  • Het uitvoeren van een schouw van het evenemententerrein.

Daarnaast zijn er nog allerlei voorschriften beschreven waar een organisatie zich tijdens het evenement aan dient te houden.

Exploiteren inrichting

Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een openbare inrichting te exploiteren, zoals gesteld in artikel 2:28 APV. Onder openbare inrichtingen, zoals hier bedoeld, vallen onder andere een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of coffeeshop. Daarnaast zijn ook elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig exploitatie plaatsvindt zonder vergunning verboden. Denk aan het verstrekken van logies, het schenken van dranken of het voor directe consumptie verstrekken van spijzen.

Onder een openbare inrichting wordt mede verstaan een terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

Het behandelen van een exploitatievergunning kan, afhankelijk van de omvang en het soort inrichting, langer dan de standaard behandeltermijn van 8 weken kosten. Zo kan er ook een Bibob-procedure tegelijkertijd plaatsvinden. Het is daarom belangrijk een vergunning in een zo vroeg mogelijk stadium aan te vragen. Zolang er niet beslist is op de aanvraag om een exploitatievergunning te verlenen, mag er nog niet met de voorgenomen exploitatie van de inrichting gestart worden. De vergunning kan digitaal worden aangevraagd op onze website.

Algemene voorschriften zijn momenteel opgenomen in de bijlage van de tijdelijke beleidsregel horeca gemeente Weert.

Verkopen alcohol

Voor het verkopen of in het openbaar schenken van alcohol is een vergunning nodig. Afhankelijk van het soort inrichting verschillen de voorwaarden en regels voor het verkopen of in het openbaar schenken van alcohol.

Naast een exploitatievergunning heeft een commerciële horeca-inrichting een Alcoholwetvergunning nodig voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank. Artikel 3 van de Alcoholwet bepaalt namelijk dat het verboden is zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf uit te oefenen.

Een paracommerciële instelling heeft voor het kunnen verstrekken van alcoholhoudende drank ook een Alcoholwetvergunning nodig. Er is echter een aparte verordening opgesteld voor paracommerciële instellingen. Deze verordening is aan vervanging toe en wordt momenteel bijgewerkt.

Het aanvragen van een Alcoholwetvergunning moet tijdig worden ingediend. Zo kan er ook een Bibob-procedure gelijktijdig plaatsvinden. Bij het verstekken van zwak-alcoholische dranken is er een ontheffing nodig. Zo’n ontheffing wordt niet voor reguliere horecabedrijven afgegeven, maar vaak in relatie tot evenementen. Het aanvraagformulier van een reguliere of paracommerciële Alcoholwetvergunning en het formulier voor een ontheffing Alcoholwet is te vinden op onze website.

Voor een Alcoholwetvergunning geldt de standaard behandeltijd van 8 weken. Het is altijd beter om de vergunning eerder aan te vragen. Als er onverhoopt of bij een complexe aanvraag meer tijd nodig is, kan het proces meer tijd in beslag nemen. De beslistermijn mag eenmaal worden verlengd met een redelijke termijn. Zolang er niet beslist is op de aanvraag van een vergunning, mag er nog geen alcohol worden geschonken.

Plaatsen uitstalling

Voor het plaatsen van een uitstalling geldt een meldingsplicht. Deze meldingsplicht geldt voor een opstelling, direct voor een bedrijf, van:

  • Producten, die binnen worden verkocht en/of geleverd;

  • Reclame-uitingen ten behoeve van het betreffende bedrijf;

  • Roerende zaken, die dienen ter aankleding van het bedrijfspand én de openbare ruimte.

Een melding kan online worden gedaan via onze website. Op de website zijn ook de voorwaarden te lezen van wanneer een uitstalling mogelijk is. Niet alle uitstallingen mogen namelijk zomaar worden geplaatst.

Plaatsen voorwerpen openbare ruimte

Het plaatsen van voorwerpen op de openbare weg zijn meestal meldingsplichtig. Het gaat hierbij om de volgende voorwerpen indien er géén ruimte is op het eigen terrein:

  • Containers;

  • Stijgers

  • Bouwmaterialen;

  • Bioboxen;

  • Bouw- of schaftketen;

  • Kranen;

  • Betonpomp;

  • Tijdelijk parkeren van verhuiswagens of werkbussen

Een melding hiervoor dient minimaal twee weken van tevoren ingediend te worden. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in artikel 2:10 APV. De melding kan worden gedaan via het formulier op onze website.

Als er een tijdelijke en/of gedeeltelijke wegafsluiting noodzakelijk is, kan er een verkeersplan inclusief plattegrond of situatieschets worden geëist. We streven ernaar om het verkeersplan inclusief aanvullende stukken binnen 4 weken te behandelen. Als de stukken niet 4 weken vooraf worden opgestuurd, dan kan dit resulteren in de vertraging van de werkzaamheden. Die zullen moeten worden uitgesteld totdat een positief advies binnen is.

Indien er niet (tijdig) kan worden voldaan aan de van toepassing zijnde criteria, zoals vermeld in artikel 2:10 APV, dan is de aanvraag vergunningplichtig.

3. Nalevingsstrategie

De Omgevingswet en bijbehorend Omgevingsbesluit (artikel 13.5) verplicht een gemeente om een toezicht- en sanctiestrategie vast te stellen. Daarnaast is er ook een verplichting om aan te geven welke gedoogstrategie door de gemeente gehanteerd wordt en hoe zij omgaat met overtredingen die door de eigen organisatie of door andere overheden zijn begaan. Het geheel van deze drie strategieën samen vormt de nalevingsstrategie. In de navolgende hoofdstukken worden de verschillende strategieën beschreven. Deze strategieën kunnen niet los van elkaar kunnen worden gezien en zullen elkaar vaak overlappen.

In de toezichtstrategie, hoofdstuk 4, wordt eerst ingegaan op de activiteiten met betrekking tot de Omgevingswet. Daarna wordt de toezichtstrategie in relatie tot de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) en Bijzondere Wetten beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de sanctiestrategie beschreven. Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 de gedoogstrategie.

afbeelding binnen de regeling

Landelijke handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO)

3.1 Preventie

Om de naleving op de wet- en regelgeving te realiseren kan het instrument van preventie worden ingezet. Wanneer op bepaalde onderwerpen geconstateerd wordt dat hier vaak hinder of overtredingen optreden kunnen preventieve maatregelen ingezet worden. Deze moeten er dan toe bijdragen dat het naleefgedrag wordt bevorderd. Preventie kan bestaan uit de inzet van toezicht, zoals thema controles of inzet van communicatie via de gemeentelijk website of sociale media. Door een betere naleving van regels zal ook de toezichtdruk afnemen.

4. Toezichtstrategie

In dit hoofdstuk wordt de uitvoeringsstrategie van toezicht beschreven. Eerst wordt ingegaan op de algemene werkwijze van toezicht. Daarna volgt het toezicht onder de Omgevingswet voor de disciplines Bouwen en Milieu. Vervolgens komt het toezicht aanbod met betrekking tot Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en Bijzondere Wetten dat door onze buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) wordt uitgevoerd. Tot slot wordt de wijze van toezicht beschreven op basis van meldingen/klachten.

4.1 Algemene werkwijze van toezicht

Onze toezichthouders Milieu en Bouwen maar ook de boa’s zijn de ‘oren en ogen’ op straat en zijn daarmee het visitekaartje van de gemeente. Algemeen uitgangspunt bij het uitoefenen van toezicht is dat zij begripvol zijn waar de situatie dit toelaat en handhavend optreden waar dit nodig is. De menselijk maat is hierbij leidend.

4.1.1 Toezichtvormen

De verschillende toezichtvormen binnen de gemeente worden hieronder toegelicht.

Toezicht op vergunningen

Wanneer er een vergunning is afgegeven kan er toezicht plaatsvinden door middel van een opleveringscontrole. Tijdens die controle worden alleen de (specifieke) voorschriften die in de verleende vergunning staan gecontroleerd.

Toezicht tijdens de gebruiksfase

Tijdens de gebruiksfase kan een structurele controle plaatsvinden door middel van het uitvoeren van een periodieke controle. Dan wordt er tijdens de gebruiksfase bekeken of er op dat moment wordt voldaan aan de voorschriften in de eerder afgegeven vergunning. Tijdens deze controle wordt vaak breed gecontroleerd door de toezichthouder, dat houdt in dat er ook wordt gekeken naar andere thema’s zoals deze beschreven staan in dit VTH-beleid.

Toezicht openbare ruimte

De boa’s zijn iedere dag zichtbaar aanwezig in de openbare ruimte. Doordat ze iedere dag op straat rondlopen zijn zij vaak het eerste aanspreekpunt voor onze inwoners. Tijdens deze diensten wordt er preventief toezicht gehouden. Dit richt zich op overlast gevende situaties die de leefbaarheid en veiligheid in de stad en de dorpen belemmeren.

Strafrechtelijk toezicht

De boa is bevoegd om een strafrechtelijke controle uit te voeren. Zij worden ingezet met betrekking tot strafbare feiten in domein 1 (openbare ruimte). Zij kunnen een constatering doen op basis van een aantal wetsartikelen.

Themagericht toezicht

We kennen de volgende vormen van themagericht toezicht:

  • Vuurwerkcontrole

    Dit zijn integrale actiedagen in het kader van vuurwerkcontroles op het illegaal afsteken van vuurwerk. Meestal vinden deze vuurwerkcontroles tijdens of rondom Oud- en Nieuwjaarsdag plaats. Daarnaast vindt er programmatisch toezicht bij de reguliere verkooppunten plaats in samenwerking met interne en externe partners.

  • Controles Ondermijning

    Dit zijn controles die vanuit de medewerker(s) ondermijning en/of veiligheid worden geïnitieerd en gecoördineerd. Met een integraal team van gemeentelijke toezichthouders Bouwen, Milieu en boa’s wordt samen met onze externe partners, zoals brandweer en politie, controles uitgevoerd op locaties waarbij vermoedens zijn van ondermijnde activiteiten. Te denken valt o.a. aan uitbuiting en illegale huisvesting van arbeidsmigranten, hennepteelt, strijdig gebruik van percelen en bebouwing in relatie tot omgevingsplan en omgevingsvergunningen. Bij het aantreffen van strijdige situaties wordt direct handhavend opgetreden. Daarnaast is sinds 2021 in regionaal verband het ACT!-team opgericht dat gemeenten ondersteund bij integrale controles om daarmee ondermijnende activiteiten een halt toe te roepen. Het ACT!-team zal vooralsnog tot 2026 actief blijven.

  • Toezicht op jeugd

    Tijdens de diensten van onze boa’s wordt er ook contact gelegd met de jeugd op straat om zodoende te weten wat er bij hen speelt. Waar nodig wordt corrigerend opgetreden of wordt door verwezen naar de Jongeren Ontmoetingsplaatsen (JOP) die beschikbaar zijn in de openbare ruimte. Als het jongeren betreft tussen de 12 en 18 jaar, die zich schuldig hebben gemaakt aan een strafbaar Halt-feit, kan een boa hen de keuze geven tussen een geldboete of een doorverwijzing naar Halt. Als de situatie bij een jongere er om vraagt wordt actief samengewerkt met collega's en ketenpartners in de wijk.

  • Toezicht scholen

    Tijdens weekdagen wordt rondom de basis- en middelbare scholen toezicht uitgeoefend op de verkeersveiligheid.

Reactief toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming

Het afhandelen van overlast meldingen is een essentieel onderdeel van de werkzaamheden van onze toezichthouders. In paragraaf 6 van dit hoofdstuk is de meldingen strategie van gemeente Weert beschreven.

Gedurende kantoortijden is een telefonische bereikbaarheid gegarandeerd waar men meldingen en klachten op het gebied van bouwen en milieu kan doorgeven aan de desbetreffende toezichthouder. Buitenkantoor tijden is de bereikbaarheid voor milieu gerelateerde klachten geregeld middels een piketdienst bij de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord.

Een toezichthouder heeft naast het houden van toezicht op zijn of haar eigen beleidsterrein ook een signalerende functie op andere gebieden. Zo kunnen toezichthouders ook een signaalfunctie vervullen voor andere specialismen en kunnen zij indien noodzakelijk een signaal afgeven als er een overtreding wordt geconstateerd dat buiten hun eigen specialisme valt.

4.1.2 Voorbereiding van toezicht

De gemeente Weert draagt zorg voor de kwaliteit van de uitvoering van toezicht aan de hand van de drie kernwaarden van de afdeling VTH. Deze zijn: goede dienstverlening, integraal werken en uniforme informatievoorziening.

Er wordt voor gezorgd dat de controles door toezichthouders op een uniforme wijze worden uitgevoerd. Dit is onder andere mogelijk door een goede voorbereiding en het gebruik van de daarvoor aangewezen VTH-applicatie: Rx.Mission. Voordat een toezichtcontrole wordt uitgevoerd, wordt de relevante informatie beoordeeld.

Als toezicht wordt uitgevoerd naar aanleiding van een vergunning dan zijn deze zaken samengevoegd in het zaakdossier van de VTH-applicatie. De volledigheidstoets op de stukken is in dat geval al gedaan door de vergunningverleners. Uitgezonderd hiervan zijn de documenten die nog aangeleverd moeten worden naar aanleiding van het vergunningverleningsproces. Als het een andere toezichtzaak betreft, maakt de toezichthouder een zaakdossier aan in de VTH-applicatie. Alle relevante documenten worden verzameld en vervolgens worden de stukken beoordeeld op volledigheid. De vergunningsvoorwaarden, indien van toepassing, worden doorgenomen. Wanneer de situatie dit vraagt vindt een vooroverleg plaats met collega’s.

4.1.3 Prioritair werken

Het is niet wenselijk en ook niet mogelijk om alle regels voor 100% te handhaven. Er moeten keuzes worden gemaakt aan de hand van de beschikbare personele capaciteit. De wet verplicht om voor bepaalde taken inzicht te geven in de prioriteitstelling met betrekking tot de uitvoering van activiteiten. Om te komen tot een prioritering is een risicoanalyse uitgevoerd, deze is terug te vinden in hoofdstuk 9. Voor de milieutaken is door de RUD Limburg-Noord een aparte risicoanalyse uitgevoerd en maakt om die reden geen onderdeel uit van dit hoofdstuk.

De prioriteit van de activiteit bepaalt de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd. Zo wordt er bij toezichttaken met een hoge prioriteit en dus een hoger risico, anders gecontroleerd dan bij taken met een lagere prioriteit.

Niet alle werkzaamheden zijn te plannen, voorbeelden hiervan zijn meldingen en calamiteiten. Beide zijn niet in de prioritering meegenomen. Bij calamiteiten komen we uiteraard altijd meteen in actie. Meldingen worden meteen getoetst, geprioriteerd en binnen vijf werkdagen van een reactie voorzien richting de melder.

Wanneer vanuit bestuurlijke wensen of calamiteiten aan bepaalde thema’s, objecten en/of gebieden een hoge prioriteit wordt toegekend wordt dit uitgewerkt in het jaarverslag en het uitvoeringsprogramma. In het jaarverslag wordt opgenomen met welke (onvoorziene) ontwikkelingen het VTH-domein te maken heeft gekregen en in het uitvoeringsprogramma worden de werkwijze en de beschikbare middelen voor dit toezicht opgenomen.

4.1.4 Rapportage

Zaakrapportage

Om de uitvoering te kunnen monitoren moeten zaken geregistreerd worden. De doorlopen stappen, de genomen beslissingen en verdere relevante documenten worden daarom door de toezichthouders verifieerbaar en transparant opgeslagen in de VTH-applicatie. De volgende gegevens worden geregistreerd:

  • Uitgevoerde (her)controles

  • Geconstateerde overtredingen

  • Opgelegde bestuurlijke sancties

  • Processen verbaal

  • Verzoeken tot handhaving

  • Klachten of meldingen over mogelijke overtredingen waar actie op is genomen

Communicatie rapportage

Het controlerapport wordt actief gedeeld met betrokkenen en wordt alleen openbaar gemaakt op verzoek van belanghebbenden of in het kader van de Wet open overheid (Woo-verzoek). Persoonlijke gegevens van derden en/of toezichthouders kunnen daarbij geanonimiseerd worden.

Beleidscyclus

De gegevens in de zaakrapportage leveren informatie over het effect van de handelingen die de gemeente uitvoert op het naleefgedrag van wet- en regelgeving. Als een activiteit niet het gewenst effect oplevert, volgt een analyse die bijdraagt aan een gewijzigde aanpak om het naleefbedrag te verbeteren. Op die manier draagt de zaakrapportage op de langere termijn bij aan de strategievorming. Daarnaast kan de analyse van de zaakrapportage gebruikt worden om onderwerpen voor toekomstige projectmatig(e) toezicht te bepalen.

4.2 Toezicht op de Omgevingswet

Per 1 januari 2024 zijn een 26-tal verschillende wetten die betrekking hadden op de fysieke leefomgeving samengebracht in één wet, de Omgevingswet. In dit hoofdstuk wordt de wijze beschreven waarop het toezicht onder de Omgevingswet plaatsvindt binnen de gemeente Weert.

Toezicht op omgevingsplanactiviteiten

Structureel

Er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is in het kader van het Omgevingsplan (voorheen Bestemmingsplan). Dit gebeurt door tijdens de uitvoeringsfase van projecten, door controles te waarborgen dat o.a. een ruimtelijke en cultuurhistorische basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt. Bij vergunningen voor omgevingsplanactiviteiten wordt gecontroleerd op de vergunningvoorschriften tijdens oplevercontroles. Als er sprake is van een bouwwerk van gevolgklasse 2 en 3 wordt deze controle gelijk met het toezicht op bouwactiviteiten uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming in zowel uitvoeringsfase als gebruiksfase.

Toezicht op bouwactiviteiten

Structureel

Er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van omgevingvergunningplichtige bouwwerkzaamheden. Dit betreft bouwwerken die vallen onder de gevolgklassen 2 en 3. Toezicht gebeurt door tijdens de uitvoeringsfase van bouwwerkzaamheden door controles te waarborgen dat o.a. een bouwkundige, (brand)veilige, milieukundige basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt. De nadruk ligt bij deze controles op de constructie- en brandveiligheidseisen van een bouwwerk.

Bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 maken per 1 januari 2024 onderdeel uit van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Dit houdt in dat er een meldingsplicht is voor het bouwtechnische gedeelte van een nieuwbouwproject. Voor de uitvoeringsaspecten van de Wkb wordt momenteel beleid geformuleerd waarin wordt vastgelegd op welke wijze toezicht wordt uitgevoerd. Bij verbouwprojecten van bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 is de toetsing door een private partij uitgesteld tot 1 juli 2025.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op afwijken buitenplanse omgevingsplanactiviteit

Structureel

Wanneer er een vergunning is afgegeven, wordt er een oplevercontrole uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op geweigerde en buiten behandeling gelaten vergunningen

Structureel

Locaties waar vergunningen geweigerd zijn/buiten behandeling zijn gelaten, worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Dit geldt zowel voor een omgevingsplanactiviteit als een bouwactiviteit (mogelijke illegale bouw).

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op tijdelijke vergunningen

Structureel

Een tijdelijke vergunning wordt na afloop van de instandhoudingtermijn gecontroleerd zowel wat betreft een omgevingsplanactiviteit als een bouwactiviteit.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op bouwconstructies bij evenementen

Structureel

Als er een evenementenvergunning is afgegeven wordt bij een C-evenement altijd een schouw uitgevoerd voorafgaand aan de start van het evenement. Een toezichthouder Bouw is bij deze schouw eveneens aanwezig waarbij de constructieve veiligheid een van de aandachtspunten is.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming bij de overige evenementen.

Toezicht op RVS-constructies zwembaden

Structureel

Zwembaden moeten periodiek een controle laten uitvoeren met betrekking tot de aanwezige RVS-constructies. De rapportages van deze controles worden administratief gecontroleerd. Er wordt door ons er op toegezien of de geconstateerde tekortkomingen uit het rapport zijn opgelost. Een actualisering van de zwembaden waarbij deze verplichting nog aan de orde is dient plaats te vinden.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op sloopactiviteiten

Structureel

Toezicht op de bedrijfsmatige verwijdering van asbest is een (milieu)taak die door de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord wordt uitgevoerd. De wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd is vastgelegd in de Uitvoeringsrichtlijnen vergunningverlening en toezicht (18 januari 2022, versie 1.0), onderdeel Activiteit slopen van een bouwwerk.

Bij een deel van de gemelde asbestsaneringen vindt risicogericht veldtoezicht plaats. Na het beëindigen van de asbestsaneringen voert een toezichthouder van de RUD ook het administratief toezicht uit. Ook dit gebeurt risicogericht. Daarnaast handelt de RUD ook de meldingen af over illegale asbestsaneringen.

Het toezicht op de fysieke sloop (na verwijdering van asbest) is een taak waar de gemeente nog steeds verantwoordelijk voor blijft. Dit betreft met name een controle op het daadwerkelijk slopen van het pand en de administratieve verwerking van gegevens in de gemeentelijk systemen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op de activiteit bouw- en sloopveiligheidsplan

Structureel

Als er een bouwveiligheidsplan ingediend is, wordt deze beoordeeld. Het doel is inzichtelijk krijgen of het beoogd initiatief veilig en verantwoord, in relatie tot de directe omgeving en de openbare ruimte, gerealiseerd wordt. Zolang het bouwveiligheidsplan niet is goedgekeurd mogen de bouw- en/of sloopactiviteiten niet starten. Toezicht op de bouw- en sloopactiviteiten vinden plaats zoals al eerder is beschreven.

Toezicht op de activiteiten brandveilig gebruik

Structureel omgevingsvergunning en melding

Wanneer een omgevingsvergunning brandveilig gebruik verleend is wordt deze doormiddel van een oplevercontrole gecontroleerd. Een melding met betrekking tot brandveilig gebruik kamergewijze verhuur wordt getoetst of deze voldoet aan de indieningsvereisten. Ook bij dit type melding vindt een oplevercontrole op locatie plaats. Voor de overige meldingen brandveilig gebruik wordt alleen bij hoog geprioriteerde activiteiten een oplevercontrole uitgevoerd.

Structureel gebruiksfase

De inzet op het gebied van brandveiligheid richt zich met name op het verbeteren van het brandveilig gebruik van bestaande gebouwen.

Het is onmogelijk om alle gebouwen integraal te controleren op brandveiligheid gelet op de omvang en verscheidenheid van het aantal bouwwerken binnen de gemeente. Dit is ook niet nodig. Bij bepaalde doelgroepen is immers sprake van een groter risico dan bij andere. Het risico op slachtoffers bij brand is bijvoorbeeld veel groter in een ziekenhuis met bed gebonden patiënten of een kamerverhuurpand, dan in een kantoorgebouw. Dit betekent dat er structureel aandacht wordt besteed aan de brandveiligheid van gebouwen met een hoog risico. Op basis van een risicoanalyse, welke is opgesteld in samenwerking met de Veiligheidsregio Limburg-Noord, zijn prioriteiten gesteld met betrekking tot de doelgroepen.

Dit jaar zal overigens door de Veiligheidsregio het uitvoeringsbeleid worden opgesteld met o.a. de wijze waarop uitvoering gegeven wordt aan toezicht in het kader van brandveilig gebruik rondom bouwwerken. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma staat beschreven welke controles in dat kalender jaar worden uitgevoerd en wat de werkwijze is.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

4.3 Toezicht op huisvestingswet

In het kader van de huisvestingswet zijn burgemeester en wethouders belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde. Het toezicht van de huisvestingswet is onderdeel van de afdeling VTH.

Onttrekken bestaande woonruimte

Om de woningvoorraad op peil te houden is het niet toegestaan om zonder vergunning woonruimte te onttrekken uit de bestaande woningvoorraad. Niet alle vormen van onttrekking zijn legaal en te vergunnen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan illegale hennepteelt in een woning.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen.

Omzetten woonruimte zelfstandig naar onzelfstandig

Structureel

Het omzetten van woonruimte van zelfstandig naar onzelfstandig (bijvoorbeeld het splitsen van een woning) is vergunning plichtig. Als een vergunning is verleend, vindt er een oplevercontrole plaats. Als er bouwkundige wijzigingen aan de brandcompartimentering zijn, is een omgevingsvergunning nodig, die door middel van een oplevercontrole gecontroleerd wordt.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op de Wet goed verhuurderschap en Wet betaalbare huur

Reactief

Met de Wet goed verhuurderschap is het de bedoeling om verhuurders te bewegen zich als goed verhuurder te gedragen en daarmee een beter woon- en leefklimaat te realiseren voor huurders. De gemeente is verantwoordelijk met het toezicht en handhaving van deze wet. Voorlopig is ervoor gekozen dit enkel te doen via het verplichte meldpunt wat is ingesteld. Er wordt niet structureel gecontroleerd.

Sinds 1 januari 2025 dient de gemeente ook toe te zien op de Wet betaalbare huur. Hierdoor wordt het voor huurders ook mogelijk om melding te maken wanneer de huurder te veel betaalt of in de toekomst gaat betalen. Concreet kan er melding worden gemaakt van de volgende punten:

  • Discriminatie;

  • Intimidatie;

  • Te hoge waarborgsom;

  • Ontbreken van een schriftelijk huurcontract;

  • Slechte of geen informatievoorziening;

  • Er worden bemiddelingskosten in rekening gebracht;

  • Een te hoge huurprijs;

  • Een te hoge huurverhoging;

  • Er wordt geen informatie gegeven over het aantal WWS-punten van de woning.

Overbewoning en illegale kamerverhuur

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Er wordt onderzocht of er in de komende beleidsperiode kan worden gestart met een project omtrent adrescontroles.

4.4 Toezicht gebruik openbare ruimte

Toezicht op bouwplaats

Structureel

Voor het gebruik van de openbare ruimte dient een melding gedaan te worden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een steiger, container, hekken. Als dit bij een bouwplaats is, wordt de controle van de verleende vergunning meegenomen in het bouwtoezicht. Veelal betreffen dit tijdelijke vergunningen op grond van de APV. Het toezicht hierop is belegd bij de boa’s.

Reactief

Toezicht op basis van klachten en meldingen

Toezicht op sloopactiviteiten

Structureel

Toezicht op de bedrijfsmatige verwijdering van asbest is een (milieu)taak die door de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUD) wordt uitgevoerd. De wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd is vastgelegd in de Uitvoeringsrichtlijnen vergunningverlening en toezicht (18 januari 2022, versie 1.0), onderdeel Activiteit slopen van een bouwwerk.

Bij een deel van de gemelde asbestsaneringen vindt risicogericht veldtoezicht plaats. Na het beëindigen van de asbestsaneringen voert een toezichthouder van de RUD ook het administratief toezicht uit. Ook dit gebeurt risicogericht. Daarnaast handelt de RUD ook de meldingen af over illegale asbestsaneringen.

Het toezicht op de fysieke sloop (na verwijdering van asbest) is een taak waar de gemeente nog steeds verantwoordelijk voor blijft. Dit betreft met name een controle op het daadwerkelijk slopen van het pand en de administratieve verwerking van gegevens in de gemeentelijk systemen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op milieubelastende activiteiten

De Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUD) voert de milieutaken uit voor de gemeente Weert. Dit betreft zowel het verplichte basistakenpakket alsook de niet-basistaken, de zogenaamde verzoektaken.

In de taken is onderscheid gemaakt in taken die bestaan uit toezicht en handhaving bij bedrijven op naleving van de milieuwetgeving en afhandeling van klachten en meldingen. Het overige takenpakket is niet gerelateerd aan bedrijfslocaties, te denken valt hierbij aan toezicht op toepassingen van grond en bouwstoffen, asbest, toezicht bij bodemsaneringen, mobiel breken van bouwpuin ten behoeve van hergebruik. De wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd binnen de RUD is vastgelegd in de Uitvoeringsrichtlijnen vergunningverlening en toezicht (18 januari 2022, versie 1.0)

Structureel

Door het coördinatiecentrum van de RUD wordt jaarlijks een Regionaal Uitvoeringsprogramma (RUP) opgesteld met daarin de werkzaamheden die de RUD voor de gemeente Weert uitvoert. De RUD voert de toezicht- en handhavingstaken milieu onder mandaat uit. Bestuurlijk gevoelige zaken bespreekt de RUD met de gemeentelijke organisatie en indien nodig met de portefeuillehouder.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen in het kader van bereikbaarheid buitenkantooruren met betrekking tot o.a. geluid- en stankoverlast van bedrijven.

4.5 Toezicht Algemeen Plaatselijke Verordening en Bijzondere Wetten

In deze paragraaf staat het toezicht op de APV (openbare orde bevoegdheden) en Bijzondere Wetten beschreven.

Toezicht op verleende parkeerontheffing

Dit zijn vaak ontheffingen dien binnen het voetgangersgebied in centrum worden afgegeven of voor gesloten verklaringen worden verleend.

Reactief

Meldingen en eigen waarnemingen

Toezicht op dierenactiviteit

Reactief

Toezicht met betrekking tot overlast huisdieren vindt plaats op basis van meldingen en eigen waarneming. Dit heeft o.a. betrekking op toezicht op de aanlijnplicht binnen de bebouwde kom, opruimen uitwerpselen hond en het houden van hinderlijke of schadelijke dieren.

Toezicht op gevaarlijke honden

Reactief

Bij meldingen van bijtincidenten wordt aan de hand van een politie rapportage een bestuurlijke maatregel aan de eigenaar van de hond opgelegd. Boa’s doen dit zelf ook als de melding eerst bij hen binnenkomt en niet bij politie. De betrokkenen worden dan door een boa gehoord en hiervan wordt een proces-verbaal van bevindingen opgesteld. Op grond van dit document wordt dan een bestuurlijke maatregel opgelegd. Deze bestuurlijke maatregel kan inhouden dat een kort aanlijngebod, verplichte muilkorf of hondentraining wordt opgelegd. In extreme situaties kan worden overgegaan tot in beslagname van de hond. Er wordt actief gehandhaafd op het naleven van deze bestuurlijke maatregelen.

Toezicht op exploitatievergunningen

Structureel

Bij een nieuwe of gewijzigde exploitatievergunning wordt een oplevercontrole uitgevoerd.

Reactief

Toezicht exploitatievergunning op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op horeca

Structureel

Bij een oplevercontrole in het kader van de Alcoholwet en de verleende exploitatievergunning, wordt ook bekeken of is voldaan aan de inrichtingseisen van desbetreffende horecalocatie. Daarnaast is het een ideale gelegenheid om de spelregels, uit te leggen wat hopelijk het naleefgedrag verbetert. Ook is het een aanleiding om in gesprek te komen met nieuwe ondernemers. Als er aanleiding voor is wordt de controle integraal opgepakt. Verder zijn er in het weekend in het uitgaansgebied openbare ordediensten van de politie waar de boa’s bij aansluiten en toezien op leefbaarheidssituaties.

Reactief

Toezicht alcoholvergunning op basis van meldingen en eigen waarneming, o.a. met betrekking tot aanwezigheid leidinggevende, ondersteunde horeca en sluitingstijden.

Toezicht op seksinrichtingen

Structureel

Het toezicht is erop gericht dat vergunde seksinrichtingen (nog steeds) voldoen aan de voorschriften uit de exploitatievergunning. In de gemeente Weert is momenteel een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop en een erotische massagesalon gevestigd.

De controles worden samen met de Vreemdelingenpolitie (AVIM) uitgevoerd waarbij eveneens de GGD en (optioneel) gemeente bij aansluiten. Gecontroleerd wordt op de leeftijdsgrens van 21 jaar en of men binnen de EU werkzaam mag zijn.

Er wordt handhavend opgetreden tegen locaties waarbij sprake is van onvergunde activiteiten, eventueel in samenwerking met de politie. Eveneens is er vaak sprake van een strijdigheid met de gebruiksmogelijkheden van locaties zoals deze vanuit het Omgevingsplan zijn toegestaan.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op terrassen

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op speelhal/speelautomatenhal

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op de Alcoholwet

Structureel

De boa’s binnen de gemeente Weert hebben de opleiding voor de Alcoholwet gevolgd. Hierdoor zijn ze bevoegd om controles uit te voeren op de vergunningen die verstrekt worden op grond van de Alcoholwet.

Dit zijn controles die betrekking hebben op o.a. de naleving van de leeftijdsgrens van 18 jaar bij het verstrekken van alcohol bij horecagelegenheden en verkooppunten zoals supermarkten.

In de openbare ruimte kan een boa een 18-minner staande houden op basis van het voorhanden hebben van alcoholhoudende drank. De minderjarige tussen de 16 en 18 jaar kan dan vervolgens een boete of HALT verwijzing opgelegd krijgen, onder de 16 jaar betreft het altijd een HALT verwijzing.

Bij overtredingen die geconstateerd worden bij ondernemers wordt handhavend opgetreden door het opleggen van een bekeuring.

Preventief

Om het naleefgedrag te meten en verbeteren kan er periodiek zogenaamde mystery shoppers ingezet worden bij verkooppunten van alcohol. Ondernemers krijgen in zo’n geval direct een terugkoppeling, waardoor zij in de gelegenheid worden gesteld om hun beleid waar nodig aan te passen. Ondernemers waar een aankooppoging slaagt kunnen een hercontrole verwachten.

In de volgende beleidsperiode zal er een alcoholpreventieplan worden opgesteld. Hierbij zal er integraal worden samengewerkt met interne en externe partners, zoals de afdeling OCSW, de GGD, zorginstelling Vincent van Gogh en de politie.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op de kermis in Weert

Tijdens de kermis in Weert wordt door de gemeente samengewerkt met de betrokken hulpdiensten en de Veiligheidsregio. Hierbij is het doel overlast te beperken en de veiligheid van de bezoekers aan de kermis te waarborgen. Ook de bereikbaarheid voor de hulpdiensten van het kermisgebied komt daarbij aan de orde. Tijdens de kermis wordt preventief toezicht gehouden door de politie en de boa’s.

Toezicht op reclame activiteiten

Structureel

Er is een vergunningplicht voor handelsreclame op genomen in de APV. Bij hinderlijke en gevaarlijke reclame die het verkeer hindert kan eveneens worden opgetreden.

Reactief

Toezicht op basis van klachten, meldingen en eigen constateringen gerelateerd aan de vergunningplicht reclames of gevaarzetting voor verkeer.

Toezicht gebruik openbare ruimte

Structureel

Voor het gebruik van de openbare ruimte dient een melding gedaan te worden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een steiger, container, hekken. Als dit bij een bouwplaats is, wordt de controle van de verleende vergunning meegenomen in het bouwtoezicht.

Reactief

Toezicht op basis van klachten en meldingen.

Toezicht op Digitaal Opkopers Register

Structureel

Om heling terug te dringen is er een landelijk Digitaal Opkoop Register (DOR) ingevoerd. Ook binnen de gemeente Weert wordt gebruik gemaakt van dit register. Alle winkeliers en handelaren in tweedehands goederen zijn verplicht om hun aankopen in het DOR te registreren. Er wordt gecontroleerd of een winkel/detailhandel geregistreerd staat in het DOR register en/of de tweedehands spullen geregistreerd staan.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht Afvalstoffen

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming. Er wordt structureel door de boa’s gecontroleerd op de juiste wijze van het aanbieden van afval. Dit kan betrekking hebben op de ondergrondse containers waar afval naast wordt gezet of de DUO afvalcontainers van particulieren die langdurig langs de openbare weg blijven staan.

Toezicht op standplaatsen

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op de weekmarkt

Structureel

Op zaterdag is er weekmarkt in de binnenstad van Weert. Er is altijd een marktmeester aanwezig die voor een ordelijk verloop van de weekmarkt zorgt.

Reacties

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op haven regelement

Reactief

In de plaats Weert bevindt zich aan de Zuid-Willemsvaart een kleine passantenhaven met 22 ligplaatsen waar de mogelijkheid geboden wordt om deze als tijdelijke ligplaats te gebruiken. Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op fietsenruimen

Structureel

De gemeente is opdrachtgever voor fietsenruimen op locaties waar deze hinder veroorzaken zoals bij het NS-station of groenvoorzieningen.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Toezicht op (opslag van) vuurwerk

Structureel

Jaarlijks wordt in de maand december een controle uitgevoerd bij de reguliere vuurwerkverkoop locaties binnen de gemeente. Tijdens deze controles wordt wederom beoordeeld of de vuurwerkopslagplaatsen voldoen aan de brandveiligheidseisen. Deze controles worden integraal uitgevoerd met medewerking van een toezichthouder milieu en de brandweer. De boa’s zien toe op het naleven van de verkoopperiode en welke categorie vuurwerk er verkocht wordt. Ook wordt toegezien op het vroegtijdig afsteken van vuurwerk. Dit wordt o.a. in gezamenlijke diensten met de politie uitgevoerd tijdens de dagen voorafgaand aan de jaarwisseling.

In het licht van de huidige nationale ontwikkelingen rondom het verbod op consumentenvuurwerk, zal er mogelijk in de volgende beleidsperiode worden onderzocht hoe het toezicht hierop dient te worden ingericht.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming

Toezicht op drugs

Er zijn verschillende hennep- en druggerelateerde activiteiten, welke hieronder worden toegelicht.

Exploitatie activiteit bedrijven: smart- en growshop

Reactief

In de binnenstad bevindt zich één locatie met een smart- en growshop. Controle vindt alleen plaats op basis van meldingen en eigen waarneming.

Exploitatie activiteit bedrijven: coffeeshop

Structureel

Er bevinden zich twee coffeeshops in Weert, beide zijn gevestigd in het centrum. De gemeente voert minimaal één keer per jaar een onaangekondigde controle uit op de aanwezigheid van de toegestane hoeveelheid handelsvoorraad (500 gram hennep). Het kassasysteem dient direct de verkoopgegevens inzichtelijk te maken en de actuele handelsvoorraad. Door een boa wordt na de controle een proces-verbaal van bevindingen opgesteld.

Een coffeeshop heeft een tijdelijke exploitatievergunning tot medio 2026. Het coffeeshopbeleid wordt momenteel door een extern bureau onderzocht. Resultaten hiervan zijn voorzien in het eerste kwartaal van 2025 om vervolgens te worden meegenomen in de herziening van het gemeentelijk coffeeshopbeleid later dit jaar. De andere coffeeshop heeft momenteel een exploitatievergunning voor onbepaalde duur.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

Controles wet Damocles

Structureel

Wanneer sprake is van een overtreding van de opiumwetgeving kan de burgemeester een pand tijdelijk sluiten. Om erop toe te zien dat deze maatregel ook wordt nageleefd wordt er periodiek een controle uitgevoerd.

Reactief

Toezicht op basis van meldingen en eigen waarneming.

4.6 Toezicht op basis van meldingen

Een burger kan een melding via verschillende kanalen indienen, namelijk via de gemeentelijke website, telefonisch via het Klant contact center (KCC) of per e-mail. De meldingen worden in het gemeentelijk registratiesysteem gezet. De melder heeft een keuze om anoniem te melden of contactgegevens achter te laten.

Meldingen van externe partners bereiken de gemeente via e-mail en worden vaak rechtstreeks aan de desbetreffende medewerker gestuurd. De meldingen worden door de toezichthouders op basis van onderstaande meldingenstrategie opgepakt. Anonieme meldingen worden in principe niet opgepakt tenzij gevaarmelding speelt.

Meldingen

Melding wordt inhoudelijk beoordeeld, is er sprake van:

  • Acuut gevaar voor veiligheid en/of gezondheidsrisico, dan wordt toezicht meteen opgepakt. Er wordt vooraf contact gezocht met de melder als er meer informatie nodig is;

  • Een melding over een thema waarvoor de gemeente bevoegd gezag is, dan wordt de melding opgepakt. Er wordt vooraf contact gezocht met de melder als er meer informatie nodig is.

Als de activiteit hoog geprioriteerd is (zie hoofdstuk 9), heeft de afhandeling voorrang ten opzichte van een activiteit die de prioriteit midden of laag heeft. Als de activiteit een prioriteit midden of laag heeft, maar er zijn meerdere meldingen van verschillende melders, dan heeft de afhandeling van deze melding ook voorrang.

Een melding wordt niet inhoudelijk opgevolgd indien:

  • Een melding over een thema gaat waarvoor de gemeente geen bevoegd gezag is, dan wordt de melding meteen afgehandeld met een (standaard) toelichting;

  • Een melding anoniem is. Deze melding wordt alleen opgepakt wanneer er sprake is van acuut gevaar voor veiligheid en/of gezondheidsrisico aannemelijk zijn. In alle andere gevallen wordt deze afgehandeld zonder verdere actie.

De melding wordt in het gemeentelijk registratiesysteem Djuma en in de VTH-applicatie Rx.Mission afgesloten binnen de afgesproken servicenorm met een toelichting aan de melder over de afhandeling van zijn melding en/of het vervolgtraject.

Bij iedere melding wordt bepaald of een fysiek bezoek aan de locatie nodig is. Na een fysiek bezoek wordt de klachtmelding opgevoerd in de VTH-applicatie, zodat de constateringen vastliggen. Indien:

  • Overtreding geconstateerd: handhavend optreden;

  • Geen overtreding geconstateerd: zaak sluiten.

Meldingen externe partners

Naast meldingen van onze inwoners ontvangen we ook meldingen van onze externe partners zoals de politie, woningcorporaties, arbeidsinspectie, Waterschap, etc. De melding komt vaak binnen via e-mail of telefonisch en wordt vervolgens inhoudelijk beoordeeld. Toezicht wordt, na overleg met de partner, in de meeste gevallen direct opgepakt.

Als de activiteit hoog geprioriteerd is, heeft het oppakken van de melding voorrang ten opzichte van een melding die de prioriteit midden of laag heeft. Bij een prioriteit midden of laag waarbij de externe partner aangeeft dat de situatie ernstig is, zal er met voorrang een controle uitgevoerd worden. Bij een signaal vanuit een externe partner waarvoor de gemeente geen bevoegd gezag is, wordt teruggekoppeld aan deze partner dat de melding bij een andere instantie gemeld moet worden.

De meldingen en constateringen worden in de VTH-applicatie vastgelegd met een toelichting en de relevante gegevens. Wanneer er een overtreding geconstateerd is wordt er handhavend opgetreden.

Eigen waarneming toezichthouder

Een eigen waarneming door een toezichthouder kan aanleiding zijn om een controle uit te voeren.

Klachten en meldingen milieupiket RUD Limburg-Noord

Buiten kantooruren en in het weekeinde is 24/7 een telefonische bereikbaarheid voor milieuklachten ingericht via een externe (particuliere) meldkamer.

Meldingen worden hier afgehandeld overeenkomstig het regionale script dat hiervoor is overeengekomen. Het script geeft aan dat bij vooraf bepaalde urgente meldingen/klachten er direct contact wordt gezocht met een toezichthouder die op dat moment piket heeft. Deze neemt dan contact op met de melder. Vervolgens wordt bekeken of het noodzakelijk is om ter plaatse te gaan of dat anderszins de melding kan worden opgepakt. Bij minder dringende klachten bepaalt het script dat volstaan kan worden met een e-mailbericht aan de dienstdoende piketmedewerker. De volgende werkdag wordt deze melding dan opgepakt om afgehandeld te worden. Registratie van deze meldingen vindt ook weer plaats in de VTH-applicatie.

Handhavingsverzoek

Belanghebbenden kunnen schriftelijk een verzoek tot handhaving indienen. Vervolgens wordt er een afweging gemaakt of het handhavingsverzoek in behandeling wordt genomen. Hiervoor moet de indiener als belanghebbende worden aangemerkt en moet het verzoek voldoende concreet zijn. Vervolgens wordt bepaald of er sprake is van een overtreding. Als er een overtreding wordt geconstateerd, wordt er handhavend opgetreden. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan afzien van handhaving. Zie hoofdstuk 6 voor de gedoogstrategie.

Wanneer een handhavingsverzoek wordt ingediend voor een onderwerp waaraan een lage prioriteit is toegekend in het VTH-beleid, dient bovenstaande afweging ook gemaakt te worden. Een lage prioriteit is namelijk geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan mag worden afgezien van handhaving. Bij een handhavingsverzoek wordt de wettelijke termijn van acht weken na ontvangst gehanteerd voor het nemen van een beslissing.

5. Sanctiestrategie

De sanctiestrategie is bepalend voor de wijze waarop de gemeente optreedt bij geconstateerde overtredingen. Het opleggen en uitvoeren van sancties draagt eveneens bij aan preventie en zorgt ervoor dat regels beter worden nageleefd. De sanctiestrategie van de gemeente Weert sluit aan bij de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO).

5.1 Programmatisch handhaven

Goede handhaving verloopt volgens een plan in de vorm van een handhavingsprogramma. Door programmatisch handhaven kunnen de middelen daar ingezet worden waar de risico's het grootst zijn. Daarmee wordt voorkomen dat 'de waan van de dag' regeert en dat enkel ad hoc wordt gehandhaafd op meldingen, handhavingsverzoeken en incidenten. Programmatisch handhaven:

  • neemt het gedrag van mensen als uitgangspunt: waarom houden mensen zich niet aan de regels?

  • is informatie gestuurd: gaat uit van kennis en ervaring over risico's van niet-naleving en mate van naleving.

  • is probleemgericht in plaats van taakgericht: minder symptoombestrijding, meer structurele aanpak.

afbeelding binnen de regeling

Programmatisch handhaven

Bij programmatisch handhaven worden samen met interne en externe partners de risico’s ingeschat van het niet naleven van regels. Op basis hiervan ontstaat een goed overzicht van de handhavingstaken die prioriteit moeten krijgen.

Vervolgens wordt aan de hand van de uitkomsten van een doelgroepenanalyse de meest geëigende interventiestrategie bepaald. Door de effecten van maatregelen uit de interventiestrategie te meten en te evalueren kan bepaald worden in hoeverre de gemaakte keuzes effectief zijn.

Dit proces van risicoanalyse, prioriteitstelling, doelgroepenanalyse, vormgeving van interventiestrategieën, beleggen van acties en effectmeting is een cyclisch en interactief proces waarbij voor het bereiken van naleving nieuwe kennis en inzichten worden gebruikt om de handhaving te verbeteren en te verfijnen.

5.2 Bestuursrecht en strafrecht

Bij handhaving worden allereerst afgewogen welke wijze het meest passend is. Hierbij zijn meerdere opties mogelijk, afhankelijk van de context van de overtreding. Uitgangspunten hiervoor zijn landelijk via het LHSO bepaald en afgestemd. In de interventiematrix wordt aangegeven met welk sanctie-instrumentarium gehandhaafd moet worden indien er sprake is van een te handhaven overtreding:

  • Alleen bestuursrechtelijk;

  • Alleen strafrechtelijk; of

  • Een combinatie van bestuurs- en strafrechtelijk handhaven.

De keuze van het sanctie-instrumentarium hangt af van factoren die samenhangen met de overtreding en de overtreder. Centraal uitgangspunt is dat het bestuursrecht vooral gericht is op herstel, terwijl het strafrecht vooral op straffen is gericht. Indien een overtreding en de gevolgen ervan niet meer ongedaan te maken zijn, is het bestuursrecht niet effectief. Indien daar wel sprake van is, hangt het van een aantal aspecten af of het strafrecht ook een rol zou moeten spelen. Deze zijn:

  • Acuut gevaar;

  • Ernstige milieuschade;

  • Economisch voordeel van ten minste € 50.000,-;

  • Een malafide, calculerende, recidiverende of belemmerende dader.

5.2.1 Instrumenten

Bij het uitoefenen van toezicht kunnen overtredingen van regels worden geconstateerd waarbij handhavend opgetreden moet worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van repressieve of sanctionele instrumenten. De meest voorkomende bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten worden in de volgende paragrafen toegelicht.

Bestuursrechtelijke instrumenten

Last onder dwangsom

Na constatering van een overtreding – en als een waarschuwingsbrief niet het gewenste effect heeft – kan een last onder dwangsom worden opgelegd. Dat betekent dat eerst het voornemen tot het opleggen daarvan kenbaar wordt gemaakt aan de overtreder. Tegen een voornemen kan een zienswijze worden ingediend. Na beoordeling daarvan (belangenafweging) kan besloten worden een last onder dwangsom op te leggen. In dat besluit staat dat binnen een bepaalde termijn de overtreding beëindigd moet worden. Als dat niet gebeurt, moet de overtreder een dwangsom betalen. Die dwangsom wordt van rechtswege verbeurd. Via een invorderingsbeschikking wordt de verbeurde dwangsom geïnd.

Last onder bestuursdwang

Bij het instrument last onder bestuursdwang wordt hetzelfde proces doorlopen als bij de last onder dwangsom, met als verschil dat de gemeente zelf fysiek ingrijpt en de herstelmaatregelen treft – of laat treffen door bijvoorbeeld een bedrijf – als de overtreder dit niet doet. De overtreder krijgt een termijn gegund om zelf de overtreding te beëindigen. Als de overtreding niet binnen die gestelde termijn is beëindigd, dan neemt de gemeente op kosten van de overtreder, zelf de benodigde acties om de overtreding ongedaan te (laten) maken. Na het uitvoeren van de handhavingsactie worden de daarvoor gemaakte kosten via een kostenverhaalbeschikking op de overtreder verhaald.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een complexe procedure die grote financiële risico’s voor de gemeente met zich kan brengen als de gemaakte kosten niet kunnen worden verhaald. Daarnaast loopt de gemeente het risico aansprakelijk te worden gesteld bij een onrechtmatig gebleken last onder bestuursdwang. Hiervoor is de gemeente verzekerd. Het is om deze reden dat de verzekeraar van de gemeente op de hoogte moet worden gesteld van het opleggen van een last onder bestuursdwang.

Aangezien een last onder bestuursdwang een zeer ingrijpende maatregel is, wordt dit handhavingsinstrument enkel ingezet als een last onder dwangsom naar verwachting niet de gewenste financiële prikkel zal geven.

Spoedeisende bestuursdwang

De gemeente kan, bij acuut gevaar, onmiddellijk herstelmaatregelen treffen. Dit zonder dat de overtreder een termijn krijgt om zelf de overtreding te beëindigen. De gemeente handelt direct omdat er geen tijd is de overtreder zelf de tijd te gunnen. De overtreder ontvangt hiervoor achteraf de kostenverhaalbeschikking. Dit proces is hetzelfde als bij de last onder bestuursdwang, met het verschil dat de gemeente direct handelt. Bij (zeer) spoedeisende bestuursdwang volgt achteraf het bestuursdwangbesluit. De volgorde van besluiten en handelen is omgekeerd.

Dit instrument wordt onder andere ingezet bij bouwen of slopen zonder of in afwijking van de daartoe vereiste vergunning, bij bouwmeldingen, starten met de bouw zonder kwaliteitsborger of bij gevaarzetting. Om te voorkomen dat verder wordt gegaan met bouwen of slopen, waardoor er onomkeerbare gevolgen kunnen optreden en daarmee de overtreding wordt vergroot, wordt bij constatering van de overtreding door de toezichthouder mondeling opdracht gegeven de activiteiten stil te leggen. Dit wordt daarna zo snel mogelijk schriftelijk bevestigd. Indien voor de activiteit een vergunning kan worden verleend zal de overtreder worden aangeschreven om alsnog een vergunning aan te vragen. Indien geen vergunning kan worden verleend zal de situatie voor zover mogelijk naar de oude situatie moeten worden hersteld. Daarbij wordt alsnog de procedure van last onder dwangsom of bestuursdwang gevolgd.

Spoedeisende bestuursdwang is het meest ingrijpende middel dat ons bestuursrechtelijk ter beschikking staat. Bij de toepassing van spoedeisende bestuursdwang grijpt de gemeente zelf in door bijvoorbeeld voorzieningen te (laten) treffen of illegaal gestort afval te (laten) verwijderen. Dit instrument wordt daarom alleen in (zeer) spoedeisende en bij ernstige overtredingen toegepast die directe dreiging vormen voor veiligheid, openbare orde of de volksgezondheid.

Intrekken vergunning

Wanneer een vergunning is verleend en de vergunninghouder houdt zich niet aan de daarin gestelde voorwaarden, dan kan de vergunning worden ingetrokken. De wet biedt voor de mogelijkheid om een vergunning in te trekken als er na een bepaalde tijd geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Een vergunning kan ook worden ingetrokken op verzoek van de vergunninghouder en in sommige gevallen op verzoek van belanghebbenden. In de regel zal een jurist een besluit (laten) nemen om een vergunning in te trekken.

Door het intrekken van een vergunning kan een illegale situatie ontstaan. Daartegen kan handhavend worden opgetreden middels een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

In de in de bestuursperiode 2026-2030 gaan we onderzoeken of er beleidsregels moeten worden opgesteld voor het intrekken van vergunningen waar geen gebruik wordt gemaakt. Specifiek gaat het hier om omgevingsvergunningen in het kader van artikel 5.40 lid 2 van de Omgevingswet.

Strafrechtelijke instrumenten

Als er sprake is van een strafbaar feit, kan een proces-verbaal (PV) worden opgemaakt van de overtreding door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) of door de politie. Het Openbaar Ministerie (OM) kan strafvervolging instellen. Daarnaast zijn er bestuurlijke strafsancties, te weten de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking.

Bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is een bijzonder instrument. Het is een bestuurlijk handhavingsinstrument met een bestraffend karakter. Op de toepassing van dit instrument zijn naast de bepalingen uit de Awb, ook bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering van toepassing. Met dit instrument kunnen boa’s van de gemeente en handhavers – zonder tussenkomst van de rechter – straffen opleggen voor overtredingen.

In de Omgevingswet (Ow) zijn de mogelijkheden tot het gebruik van de bestuurlijke boete uitgebreid. In hoofdstuk 18 van de Omgevingswet staan artikelen over de situaties waarin het bevoegd gezag een bestuurlijke boete kan opleggen. Het gaat hier om:

  • Milieuregels Seveso-richtlijn (artikel 18.11 Ow) nieuw;

  • Regels over bouwen, slopen gebruik en in stand houden van bouwwerken (artikel 18.12 Ow);

  • Erfgoedregels (artikel 18.13 Ow) nieuw;

  • Beperkingengebied luchthaven (artikel 18.14 Ow);

  • Beperkingengebied spoor (artikel 18.15 Ow);

  • Regels over handel in dieren, planten, hout of producten daarvan (artikel 18.15a Ow).

Voorlopig kiest de gemeente Weert ervoor om het instrument van de bestuurlijke boete niet in te zetten. Het is een arbeidsintensief middel en vaak onnodig. Indien er sprake is van een overtreding, dan kiest de gemeente er in eerste instantie voor om de overtreding ongedaan te maken via een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Als er in de toekomst een terugkerende situatie bestaat waarbij het wenselijk is om een punitieve sanctie op te leggen, dan kan een bestuurlijke boete wenselijk worden geacht. Er zal dan eerst wel moeten worden onderzocht of de bestuurlijke boete doeltreffend en doelmatig kan worden gebruikt.

Bestuurlijke strafbeschikking

Het opleggen van een bestuurlijke strafbeschikking is minder arbeidsintensief dan de bestuurlijke boete. De boa die een bestuurlijke strafbeschikking uitvaardigt, gaat met zijn bon naar het gemeentehuis en voert daar zelf de gegevens en feitcode in het gemeentelijke systeem. Vervolgens stuurt hij dit door naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat voor de inning van de boete zorgt. Als de overtreder niet betaalt, geeft het CJIB na aanmaning de zaak in handen van de deurwaarder voor uitvoering van de strafbeschikking. Is de overtreder het er niet mee eens, dan moet diegene zelf in actie komen en verzet instellen bij het Openbaar Ministerie.

5.2.2 Bestuurlijk strafrechtelijk traject/combinatie

Bijzondere sanctiestrategieën zijn van toepassing op situaties waarin naast bestuursrechtelijke overtredingen ook strafbare feiten zijn gepleegd. In deze gevallen vindt overleg plaats met politie en het Openbaar Ministerie over de in die situatie wenselijke sanctiestrategie. Dit wordt per situatie afgewogen. De gemeente Weert zoekt daarom in voorkomende gevallen altijd samenwerking en afstemming op.

In bepaalde gevallen van (zware) overtredingen of zelfs misdrijven kan een combinatie van bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden effectief zijn. Een voorbeeld hiervan is het aantreffen van een hennepkwekerij in een pand. In dat geval zullen politie en Openbaar Ministerie overgaan tot opsporing en vervolging binnen het strafrechtelijk regime, maar in het belang van bescherming van de openbare orde en veiligheid kan gelijktijdig de burgemeester binnen het bestuursrechtelijk regime besluiten tot tijdelijke sluiting van het pand. Ook bij illegale stort van huishoudelijke afval kan met spoedeisende bestuursdwang het afval worden geruimd en de kosten worden verhaald op de overtreder. De overtreder ontvangt daarnaast ook een strafbeschikking.

5.3 Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht

De afdeling VTH werkt conform de landelijke handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO), die beschrijft wanneer en hoe opgetreden wordt bij overtredingen. Voor een aantal handhavingstaken is deze strategie uitgewerkt in maatwerkprotocollen die gebied-, doelgroep- of themaspecifiek zijn. Deze protocollen zijn niet statisch, op basis van de evaluaties kan blijken dat ze bijstelling behoeven.

De LHSO is een instrument om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevindingen. De sanctie wordt bepaald op basis van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder met behulp van een beslismatrix.

Vóór de komst van de Omgevingswet was er nog spraken van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS). Sinds 15 februari 2024 is de LHSO binnen de gemeente Weert geïmplementeerd. Vanaf dat moment is de LHSO van toepassing voor zowel de verplichte basistaken als andere taken waarvoor geen maatwerkprotocollen bestaan. In de kern is de strategie nagenoeg niet veranderd. Wat anders is, is dat de aansluiting op de Omgevingswet goed wordt gelegd, terminologie is geactualiseerd en de bestuurlijke boete is toegevoegd.

5.3.1 Afwegingsruimte

In het kader van handhaving hechten wij eraan om duidelijk te maken welke feiten, omstandigheden en belangen wij meewegen in onze beslissingen om al dan niet handhavend op te treden. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende aspecten:

Duur van de overtreding

Hoe lang bestaat de overtreding? In jurisprudentie is bepaald dat enkel tijdsverloop geen reden is om van handhavend optreden af te zien. Hiervoor zijn aanvullende omstandigheden noodzakelijk. Dit neemt niet weg dat het een aspect is dat wij in onze afweging betrekken. Bij de uiteindelijke besluitvorming of in de bepaling van aanpak of begunstigingstermijn kan hiermee rekening worden gehouden.

Aard van de overtreding

Bij dit aspect wordt gekeken om welke overtredingen het gaat. Onze aandacht gaat uit naar de omschreven prioriteiten, weergegeven in hoofdstuk 9 van deze Uitvoeringsbundel. De aard van de overtreding kan hierdoor een factor zijn bij de belangenafweging.

Persoonlijke omstandigheden

Persoonlijke omstandigheden zijn aspecten om mee te wegen in de belangenafweging. Ziekte of sterftegevallen kunnen reden zijn om ruimere termijnen te hanteren. Dit is afhankelijk van de omstandigheden en mate waarin deze op de situatie doorwerken. Ook kunnen er andere persoonlijke omstandigheden zijn (zoals leeftijd) die een plek kunnen krijgen in de belangenafweging. Onwetendheid is in principe een aspect dat niet doorslaggevend is (‘ik wist niet dat…’), omdat iedereen geacht wordt de wet te kennen.

Waardemindering, kapitaalvernietiging en schade

Bij handhavingszaken komt het voor dat overtredingen, die schade opleveren en tot waardevermindering leiden, ongedaan moeten worden gemaakt. In principe is de overtreder zelf verantwoordelijk voor deze schade. De overtreder heeft immers zelf het risico aanvaard om de overtreding te begaan of in stand te laten. Het voorgaande neemt niet weg dat schade een aspect is dat meeweegt in de belangenafweging.

Ruimtelijke aspecten, natuur en beleid

De gemeente dient het algemeen belang en zet de kaders uit voor het ruimtelijk beleid. In onze afweging bekijken wij welke ruimtelijke aspecten in het geding zijn en hoe zwaar deze op de kwestie drukken.

Legaliseringsmogelijkheden

Legalisering (op dit moment of in de toekomst) is een aspect dat wij meewegen in de belangenafweging. Het zou bijvoorbeeld onredelijk zijn om een overtreding te handhaven, indien deze binnen redelijke termijn gelegaliseerd kan worden (zie ook hoofdstuk 6).

Gevolgen voor derden

Ondervinden derden negatieve gevolgen door de overtreding of is er sprake van overlast? Overtredingen die overlast veroorzaken aan derden moeten worden beëindigd en zijn van belang in de belangenafweging.

Precedentwerking

In de belangenafweging wordt betrokken of een overtreding precedentwerking tot gevolg heeft. Precedentwerking houdt in dat derden een geslaagd beroep kunnen doen op een vergelijkbare situatie of gebeurtenis, die het gemeentebestuur eerder heeft toegestaan. Dit moet worden voorkomen. In onze afweging wordt dit dan ook altijd meegewogen.

Eerdere overtreding (recidive)

In de afweging kan worden betrokken of er sprake is van recidive (herhaalde overtreding). Dit is een belangrijk aspect om in de afweging te betrekken.

Gelijkheidsbeginsel

In de afweging wordt meegenomen dat gelijke gevallen op een gelijke manier behandeld worden.

Evenredigheidsbeginsel

In de afweging houden we er rekening mee dat de nadelige gevolgen voor een of meer belanghebbenden niet onevenredig mogen zijn tot de met het besluit te dienen doelen.

5.3.2 Rapportage

Zaakrapportage

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd in het geldende zaakrapportagesysteem, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.

Beleidscyclus

De gegevens in zaakrapportagesystemen, zoals Rx.Mission en CityControl, leveren informatie over het effect van de handelingen die de gemeente uitvoert op het naleefgedrag van wet- en regelgeving. Als een activiteit niet het gewenst effect oplevert vormt dit input om de interventiestrategie aan te passen. Op die manier draagt de zaakrapportage op langer termijn bij aan de strategievorming. Daarnaast kan de analyse van de zaakrapportage gebruikt worden om onderwerpen voor toekomstige projectmatig(e) toezicht en handhaving te bepalen. Rapportage van verschillende zaken wordt opgenomen in het Jaarverslag VTH en vormt input voor het schrijven van het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma VTH.

5.4 Overtredingen (eigen) overheidsinstantie

Overtredingen eigen organisatie

De gemeente heeft een voorbeeldfunctie naar inwoners. De geloofwaardigheid van het beleid komt in het geding indien de locaties en eigendommen die onder het beheer van de gemeente vallen niet aan de eisen van de wet- en regelgeving voldoen.

Het toezicht en de handhaving op gemeentelijke eigendommen en locaties wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als in andere gevallen. Als een overtreding na handhaving niet is opgeheven wordt de situatie voorgelegd aan de betreffende portefeuillehouder.

Overtredingen andere overheden

Op overtredingen van andere overheden volgt inhoudelijk dezelfde reactie als op overtredingen van inwoners en bedrijven. Overheden of andere publiekrechtelijke rechtspersonen die overtredingen blijken te plegen worden bestuursrechtelijk op precies dezelfde wijze behandeld als inwoners en private ondernemingen.

6. Gedoogstrategie

De overheid, en dus ook de gemeente Weert, heeft een beginselplicht tot handhaving. Dit houdt in dat het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester tegen een overtreding moet handhaven, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is het gedogen van een overtreding een alternatief voor handhavend optreden. Gedogen kan vervolgens op verschillende manieren.

Als eerste kan het bestuursorgaan actief beslissen om letterlijk niets te doen aan de overtreding. Ten tweede kan worden gemotiveerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor kan worden afgezien van handhaving. Er is dan altijd sprake van schriftelijk en actief gedogen met voorwaarden, waarbij een gedoogbeslissing wordt gestuurd. Als laatste kunnen er ook afspraken worden gemaakt met de overtreder zonder dat er echt wordt gesproken over ‘gedogen’ en beoordeeld kan worden of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er moet altijd een belangenafweging worden gemaakt. Het uitgangspunt blijft echter dat een gedoogbeslissing met terughoudendheid moet worden genomen.

6.1 Bijzondere omstandigheden

In de onderstaande alinea’s wordt toegelicht onder welke bijzondere omstandigheden er kan worden afgezien van handhaving. Bestuursrechtelijk optreden is dan niet aan de orde.

Concreet zicht op legalisatie

Een van de uitzonderingen op de beginselplicht tot handhaving is als de activiteit binnenkort legaal zal worden. Per soort overtreding zijn er andere eisen om te kunnen spreken van concreet zicht op legalisatie. Bij een overtreding van het omgevingsplan betekent dit dat er al een ontwerp van het gewijzigde omgevingsplan ter inzage moet zijn gelegd, of een omgevingsvergunning moet zijn aangevraagd die de overheid wil vergunnen. Als er is gebouwd zonder vergunning, dan moet de overheid beoordelen of het bouwwerk vergund kan worden door middel van een legalisatieonderzoek. Bij het zonder vergunning uitvoeren van een vergunningplichtige milieubelastende activiteit moet er niet alleen een aanvraag liggen, maar deze moet ook ontvankelijk zijn.

Evenredigheidsbeginsel

Er kan ook worden afgezien van handhaving als handhaven in strijd is met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 Awb). Als dit beginsel in het geding is wil dit zeggen dat handhaving onevenredig, dan wel onredelijk, zou zijn. Hiervan kan sprake zijn als een overtreding van geringe aard en ernst is. Handhavend optreden zou dan niet in verhouding staan tot de overtreding. Het gaat hierbij meestal om zeer kleine overtredingen waar niemand last van kan hebben.

Gelijkheidsbeginsel

Een andere reden om niet handhavend op te treden kan zijn omdat handhaving in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel is in het geding als er in een gelijk geval anders (gunstiger) is gehandeld door het bestuursorgaan dan nu wordt voorgesteld. Er is dan dus sprake van een onredelijke behandeling. Voor een succesvol beroep op het gelijkheidsbeginsel gelden drie eisen. Ten eerste moet er sprake zijn van een gelijk geval. Ten tweede moet er ongelijk zijn gehandeld. Ten derde mag er geen objectieve rechtvaardiging zijn voor het verschil in behandeling.

Vertrouwensbeginsel

Een laatste reden om af te zien van handhaving is als een inwoner heeft gehandeld naar aanleiding van een toezegging van een ambtenaar of bestuurder. Dit kan handhaven in de weg staan. Voor de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel worden drie stappen doorlopen.

Allereerst moet worden vastgesteld dat de uitlating of gedraging van de ambtenaar of bestuurder kan worden gekwalificeerd als een toezegging. De tweede stap is dat wordt nagegaan of de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dit is het geval als de betrokkene op goede gronden kon veronderstellen dat degene die de toezegging heeft gedaan, de opvatting van het bevoegde bestuursorgaan vertolkte. Als laatste stap wordt gekeken of er zwaarder wegende belangen zijn die het honoreren van de gewekte verwachtingen in de weg kan staan.

7. Samenwerking

In de onderstaande tabellen is voor zowel onze interne als onze externe partners aangegeven bij welke onderwerpen de samenwerking wordt opgezocht en op welke manier dit gebeurt.

Interne samenwerking

Interne Afdeling

Doel samenwerking

Hoe

Onderwijs, Cultuur, Sport en Welzijn (OCSW)

Afdeling VTH en OCSW werken nauw samen op het gebied van veiligheid, leefbaarheid en de aanpak van ondermijning. Deze samenwerking is met name belangrijk om eenduidig beleid op te kunnen stellen of juridische zaken correct af te handelen. Een ander aspect is de samenwerking tussen toezichthouders en boa’s met de afdeling OCSW om ondermijning goed aan te kunnen pakken en de veiligheid van inwoners te verbeteren.

Vergunningverleners stemmen af met collega’s van OCSW voordat een vergunning wordt verleend. Denk aan een drank- en horecavergunning, exploitatievergunning of evenementenvergunning.

Toezichthouders stemmen af met collega’s van OCSW op het gebied van ondermijning.

Juristen en beleidsmedewerkers zoeken elkaar regelmatig op, zowel op spontane als geplande momenten, om lopende cases met elkaar te bespreken.

Afdeling Ruimte, Economie en Vastgoed (RE&V)

Afdeling VTH en RE&V werken nauw in het kader van de Omgevingswet. Voornamelijk om nieuwe bouwprojecten soepel te kunnen laten verlopen. Daarnaast vindt er regelmatig contact plaats tussen collega’s die zich bezighouden met ruimte en economie en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Hierdoor ontstaat er regelgeving om economische en maatschappelijke initiatieven te stimuleren.

Er zijn verschillende overlegstructuren tussen VTH en RE&V. Op het gebied van economie zijn er overleggen over de binnenstad en horeca waar de afdeling VTH bij aansluit. Op het gebied van Bouwen is er het afwijkingenoverleg en bouwplanoverleg. Daarnaast wordt er bij ingewikkelde vergunningverleningscases de samenwerking opgezocht tussen individuele collega’s.

Afdeling Openbaar Gebied (OG)

Afdeling VTH en OG werken samen op het terrein van de openbare ruimte. OG heeft zowel een adviserende rol als een faciliterende rol voor de werkzaamheden van VTH.

Vergunningverleners APV/BW leggen contact met collega’s van OG wanneer dit noodzakelijk is voor de veiligheidsmaatregelen van een evenement. Verder vindt er af ent oe contact plaats over activiteiten zoals opslag roerend, verkeer en de rioolafwatering voor evenementen.

De boa’s hebben op regelmatige basis contact met de afdeling OG. Op gebied van verkeer, parkeren, afvaldumping en -ophaal en het ontruimen van een woning vindt er overleg plaats en assisteren boa’s bij de reguliere werkzaamheden.

Afdeling Dienstverlening & Informatie (D&I)

Afdeling VTH en D&I werken op twee terreinen met elkaar samen.

Allereerst is het voor alle medewerkers van VTH van belang dat informatie beschikbaar is en goed wordt opgeslagen. Afdeling D&I zorgt voor de juiste informatiesystemen om dit mogelijk te maken.

Op het gebied van Dienstverlening is de afdeling D&I verantwoordelijk voor het inkomende telefoonverkeer en de inkomende en uitgaande post met betrekking tot VTH.

Tot slot speelt de afdeling een belangrijke rol rondom de registratie van inwoners in het BRP.

Afdeling D&I heeft als het ware een van hun medewerkers binnen de afdeling VTH geplaatst die medeverantwoordelijk is voor het goed functioneren van ons rapportagesysteem RX.Mission. Daarnaast vinden er regelmatig inloopuren plaats voor collega’s die vragen hebben over bepaalde systemen en trainingen om met een bepaald systeem te kunnen werken.

Burgerzaken, onderdeel van D&I, speelt een belangrijke rol bij de juiste registratie van inwoners binnen de gemeente. Er wordt daarom samengewerkt in het kader van de huisvesting van arbeidsmigranten.

Afdeling Werk, Inkomen & Zorg (WIZ)

WIZ en VTH werken samen op het gebied van complexe casuïstiek, zoals burenruzies. Voornamelijk het cluster Zorg legt deze contacten.

Wanneer WIZ de kennis voor bepaalde dossiers nodig heeft, dan nemen zij contact op met de desbetreffende collega’s van de afdeling VTH.

Afdeling Financiën & Control (F&C)

F&C zorgt ervoor dat de vergunningen van de afdeling VTH worden betaald. Zij zorgen ervoor dat de verordeningen met betrekking tot leges, precario en andere gelden worden opgesteld. Daarnaast factureren zij ook de te betalen bedragen die horen bij vergunningen.

Daarnaast wijst F&C de budgetten toe aan alle afdelingen, waaronder VTH.

Veel werkzaamheden op het gebied van financiën gaat autonoom. Indien noodzakelijk vindt er op verzoek overleg plaats tussen collega’s van de VTH en F&C.

Afdeling Concernstaf

De concernstaf heeft een helpende en controlerende functie voor met name het managementteam van de afdeling VTH. Daarnaast fungeren de concernjuristen als voorzitter van hoorzittingen van bezwaar- en beroepsprocedures.

Concernjuristen overleggen met het managementteam, wanneer dat nodig is, over de risico’s, jaarplanning en begroting van de afdeling.

Afdeling Projecten, Personeel & Secretariaat

Afhankelijk van het project neemt het projectbureau contact op met VTH voor input bij bepaalde projecten. Via de andere weg kan VTH bepaalde taken bij het projectbureau beleggen die duidelijk de afdeling overstijgt.

De samenwerkingsstructuur verschilt per project.

Externe samenwerking

Externe Partner

Doel samenwerking

Hoe

Brandweer/Veiligheidsregio Limburg Noord

De Veiligheidsregio Limburg Noord adviseert en ondersteunt de gemeente in het kader van de vergunningverlening (bouwen, milieu, gebruik) op het gebied van brandveiligheid, bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, brandveiligheid en gezondheidsaspecten bij evenementen en ruimtelijke ordening inclusief externe veiligheid van brandveilig gebruik. Ook voert de veiligheidsregio op deze gebieden toezicht uit. Daarnaast ondersteunen zij de gemeente bij diversie projecten.

De samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio Limburg Noorden de gemeente liggen vast in een deelnemersovereenkomst. De veiligheidsregio rapporteert jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en stelt jaarlijks uitvoeringsprogramma op.

Omgevingsdienst Limburg Noord (RUD LN)

De RUD LN voert door de gemeente Weert de wettelijke én enkele aanvullende (milieu)taken uit. Zo adviseert de RUD LN de gemeente bij vergunningverlening en meldingen op het gebied van milieuaspecten. Ook voeren zij toezicht uit op de milieuaspecten. Hieronder valt onder andere structureel milieutoezicht, ketentoezicht en bedrijfsmatige saneringen.

De gemeente Weert heeft een dienstverleningsovereenkomst met de RUD LN voor leveren van advies en het uitvoeren van milieutoezicht. Deze taken worden jaarlijks in het regionaal uitvoeringsprogramma vastgelegd.

Politie

De politie sluit regelmatig aan bij controles. Daarnaast is het cameratoezicht van de gemeente geïntegreerd op het politiebureau.

Met betrekking tot gezamenlijke controles is afstemming met politie op operationeel niveau, waarbij prioriteiten en capaciteit worden afgestemd. Als we een trend signaleren, waarbij we politie-inzet nodig hebben voor controles, zoeken we op dat moment afstemming op operationeel niveau.

Een individuele afstemming per gemeente (over alle VTH- documenten) met politie en het OM op strategisch niveau is niet reëel. Een regionale afstemming zou een oplossing kunnen zijn.

Gemeentes kunnen dan krachten bundelen en met betrekking tot actuele thema's afstemming zoeken met politie en het OM.

In het driehoeksoverleg worden, indien nodig, gezamenlijke afspraken gemaakt met politie, OM en gemeente met betrekking tot specifieke casussen.

OM

Afstemming overstrafrechtelijke handhaving.

GGD

De GGD adviseert de gemeente, en specifiek de afdeling VTH, in het kader van een gezonde leefomgeving.

Voor het toezicht op seksinrichtingen en het alcoholpreventieplan wordt er op reguliere basis samengewerkt met de GGD. Daarnaast kan de GGD de afdeling voorzien van beleidsadvies. Hiervoor dient de afdeling actief contact te zoeken met de GGD.

Externe Afdeling

Doel samenwerking

Hoe

Inspectie SZW

SZW is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden van werknemers. Daarnaast sporen ze fraude, uitbuiting en georganiseerde criminaliteit binnen de keten werk en inkomen op.

Er is onderling contact om signalen door te geven zodat ieder vanuit zijn eigen expertise hierop kan handelen.

Andere gemeenten

Kennisoverdracht & consultatie via werkgroepen en overlegvormen.

Er is direct contact met gemeenten wanneer er vragen zijn op verschillende thema’s.

Enexis

Kennisdelen en aanpakken van energiefraude.

Deelname van Enexis bij integrale controles, in het bijzonder bij de aanpak van hennepkwekerijen. Hierbij dragen ze tevens zorg voor een veilige werkomgeving van de partner op locatie.

Bureau HALT

Dankzij de samenwerking met Bureau Halt kunnen minderjarige op een andere manier worden aangesproken op een overtreding. Dit helpt om recidive te voorkomen.

Jongeren die een overtreding begaan worden naar Bureau Halt doorverwezen.

Gemeentelijke adviescommissie

Deze commissie is belast met het beoordelen van initiatieven en aanvragen die betrekking hebben op Rijksmonumenten.

Deze commissie (en zijn leden) wordt benoemd door de gemeenteraad. Tweewekelijks komt de commissie in een openbare vergadering bijeen en worden de zaken behandeld.

Provincie Limburg

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen (Omgevingsbesluit Hoofdstuk 4) dient afstemming gezocht te worden met de provincie.

Daarnaast treedt de provincie Limburg als interbestuurlijke toezichthouder op onder de Omgevingswet.

Over de afstemming met de provincie zijn werkafspraken gemaakt. Is advies noodzakelijk dan wordt de zaak rechtstreeks doorgestuurd aan de desbetreffende medewerker.

In de rol van toezichthouder is er een verandertraject gaande, waarbij afgestapt wordt van schriftelijke controle en een nieuwe manier wordt opgesteld op basis van kwalitatieve gesprekken over de P&C-cyclus.

Waterschap 

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen (Omgevingsbesluit Hoofdstuk 4) dient afstemming gezocht te worden met het waterschap.

Met het waterschap zijn werkafspraken gemaakt. Eventuele adviezen wordenrechtstreeks opgevraagd.

8. Uitvoeringsorganisatie

De gemeente is verplicht haar uitvoeringsorganisatie zo in te richten dat deze aan de wettelijke eisen voldoet.

Dit houdt onder andere in het regelen van een scheiding van functies voor medewerkers met betrekking tot vergunningverlening- en toezichtstaken, de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie zowel binnen kantoortijden alsook daar buiten en de beschrijving van werkprocessen, procedures en bijbehorende informatievoorziening. Omdat wij het belangrijk vinden dat de kennis van onze werknemers actueel is geven wij ook ruimte aan het volgen van vakgerichte trainingen en opleidingen.

In dit hoofdstuk worden deze zaken verder toegelicht.

Scheiding van functies

Het verlenen van omgevingsvergunningen en het toezicht op het naleven hiervan wordt gescheiden uitgevoerd. Hierdoor zijn vergunningverleners niet betrokken bij het toezicht op vergunningen waarvan zij de voorschriften hebben opgesteld.

Bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie.

Klachten en meldingen milieu en bouwen

Gedurende kantoortijden zijn de toezichthouders van de gemeente via het algemene telefoonnummer bereikbaar via het Klant Contact Centrum (KCC).

De gemeentelijke organisatie en de Regionale uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUD) en boa’s moeten ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn voor het melden van acute klachten. Om dit te waarborgen is voor de milieu gerelateerde klachten een 24/7 piketdienst ingesteld die buiten kantoortijden en in het weekeinde bereikbaar is en meldingen en klachten kan afhandelen wanneer deze als spoedeisend worden aangemerkt.

De boa’s zijn door de week en in het weekend eveneens telefonisch bereikbaar via hun eigen rechtstreeks telefoonnummer dat ook op de gemeentelijke website vermeld wordt.

Klachten en meldingen openbare ruimte

Klachten over onveilige of kapotte zaken in de openbare ruimte kunnen telefonisch gemeld worden maar ook 24 uur per dag gemeld worden via de gemeentelijke website. Hierbij kan gedacht worden aan gaten in de weg, omgewaaide bomen, kapotte lantaarnpalen, kapotte speeltoestellen, etc. Ook meldingen van woonoverlast of eenvoudige verkeersproblemen kunnen op deze wijze gemeld worden.

Beschrijving werkprocessen en procedures

Processen en procedures zijn deels vastgelegd en geïntegreerd in de VTH applicatie Rx.Mission die in 2023 in gebruik is genomen. Met de komst van de Omgevingswet is dit proces dan ook nog gaande. Een verdiepingsslag dient hier derhalve nog gemaakt te worden.

Kwaliteitscriteria - Opleidingen en organisatie

In de landelijke kwaliteitscriteria vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd welke kennis en vaardigheden VTH-medewerkers moeten bezitten om de gewenste kwaliteit en uniforme uitvoering te leveren. Via vaststelling van een lokale verordening VTH (17 april 2023) heeft de gemeente Weert zich gecommitteerd aan de kwaliteitscriteria voor kritieke massa (kwaliteit en kwantiteit menskracht). Er is daarom blijvende aandacht binnen VTH om medewerkers te laten voldoen aan deze kwaliteitscriteria. Voor specifiek de vergunningverleners en toezichthouders milieu wordt periodiek een EVC-traject doorlopen om inzichtelijk te maken welke opleidingsbehoefte er bestaat en of ook voldaan wordt aan de vereiste vlieguren. Opleidingen en trainingen worden deels vanuit de RUD Limburg-Noord aangeboden maar ook binnen de gemeentelijke organisatie is hiervoor opleidingsbudget beschikbaar.

9. Risicoanalyse en prioritering

De risicoanalyse vormt het fundament voor de te bepalen VTH-strategieën. We voeren taken en activiteiten uit om onze doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Deze bestaan deels uit wettelijke taken en deels uit lokale taken. We kunnen deze taken en activiteiten niet allemaal (gelijktijdig) uitvoeren en stellen daarom prioriteiten op basis van een risicoanalyse. Veiligheids- en gezondheidsrisico’s wegen daarbij zwaar. Voor de milieutaken is in RUD-verband een probleem- en risicoanalyse ontwikkeld en deze taken zitten dus niet verankerd in deze risicoanalyse en prioritering.

9.1 Methodiek risicoanalyse

Om een goede afweging te kunnen maken tussen alle taken en activiteiten is er gebruik gemaakt van een basisrisicoanalyse: de model matrix van het Centrum voor Criminaliteits-preventie en Veiligheid (CCV). De risicomatrix is een praktisch instrument om prioriteiten te stellen en een hulpmiddel voor het maken van keuzes. Aan de hand van zes landelijke criteria hebben we gekeken naar (de impact van) de mogelijke negatieve effecten. Wij onderscheiden daarbij de volgende negatieve effecten:

  • Fysieke veiligheid;

  • Sociale kwaliteit;

  • Financiële schade;

  • Natuur/stadsschoon;

  • Volksgezondheid;

  • Bestuurlijk imago.

Aan de hand van negatieve effecten is per taak of activiteit in kaart gebracht wat hiervan het effect is (groot/gemiddeld/klein) en de kans op een overtreding (groot/gemiddeld/klein). Hieruit volgt een score die de prioriteit bepaald: zeer hoog, hoog, gemiddeld, laag of zeer laag en de bijpassende inzet.

Effect

Kans

Prioriteit

Groot

Groot

Zeer hoog

Groot

Gemiddeld

Hoog

Groot

Klein

Gemiddeld

Gemiddeld

Groot

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Klein

Klein

Groot

Klein

Gemiddeld

Laag

Klein

Klein

Zeer laag

Op basis van de risicomatrix zijn door de betrokken portefeuillehouders en de vakspecialisten de (bestuurlijke) risico’s bepaald ten aanzien van de VTH-taken en activiteiten. Hierbij hebben zij niet alleen rekening gehouden met de huidige wet- en regelgeving maar ook gekeken naar ontwikkelingen die nog verwacht worden in de nabije toekomst en de vijf Weerter waarden zoals opgenomen in de Strategische Visie ‘Werken aan Weert 2030’.

9.2 Uitkomsten risicoanalyse

In onderstaand overzicht staan de activiteiten die de drie hoogste prioriteitsniveaus (Zeer hoog, Hoog en Gemiddeld) genieten binnen de gemeente Weert. De complete risicoanalyse is opgenomen in de volgende paragraaf. De specifieke uitwerking van de inzet van personele capaciteit op basis van de risicoanalyse wordt uitgewerkt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Als een activiteit lager wordt ingeschaald betekent dit niet dat hier geen aandacht voor is of dat er geen capaciteit op wordt ingezet.

Zeer hoog

Hoog

Gemiddeld

APV

Exploitatie seksinrichting

Exploitatie coffeeshop

Bijzondere Wetten

Alcoholgebruik jongeren

Drugs

Ondermijning

Gebruiken

Huisvesting intern. werknemers

Melding brandveilig gebruik

Erfgoed

Beschermd stadsgezicht

Archeologiebescherming

APV

Kappen/verwijderen houtopstanden

B en C evenementen

Exploitatie openbare inrichting/terras

Bijzondere Wetten

Schenken van alcohol

Bouwen

Gevolgklassen 2 en 3

Bouwwerk(en) i.s.m. bestemmingsplan

Slopen

Slopen met asbest

Illegaal slopen

Gebruiken

Illegale bewoning

Perm. bewoning recreatiewoningen

Strijdig gebruik recreatief nachtverblijf

Overig strijdig gebruik

Erfgoed

Monumentenbescherming Rijks- en gemeentelijke monumenten

Aanleggen

(illegaal) uitvoeren van een werk

APV

In-/uitrit

Hinderlijk parkeren

Overlast openbare ruimte

Overlast huisdieren

Standplaatsen

Gebruik openbare ruimte

A evenementen

Demonstraties, betogingen, openbare manifestaties

Reclame

Sluitingstijden

Bijzondere Wetten

Ontheffing tijdelijk schenken alcoholische dranken

Gedragsaanwijzing

BRP

Ontheffing RVV

Parkeren (betaald)

Marktstandplaatsen

9.3 Overige capaciteit en participatie

Jaarlijks wordt 75% van de beschikbare capaciteit ingezet ter uitvoering van de gestelde prioriteiten van deze risicoanalyse. Voor de overige 25% van de beschikbare capaciteit wordt een participatietraject opgestart zodat inwoners input kunnen leveren. Deze input wordt uitgewerkt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.

In paragraaf 9.2 van dit hoofdstuk is de prioritering weergegeven van de belangrijkste VTH-thema’s. De prioritering komt voort uit de in 2023 vastgestelde probleem- en risicoanalyse. De volledige uitkomst is in de onderstaande tabellen zo uitgebreid mogelijk weergegeven per onderwerp.

Bouwen Bestaande bouw – Toezicht en Handhaving op bouwwerken en gebouwen in:

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

Gevolgklasse 1

Klein

Klein

Zeer laag

Gevolgklasse 2

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Gevolgklasse 3

Groot

Klein

Gemiddeld

Bouwen Nieuwbouw – VTH op (ver-)bouwen bouwwerken en gebouwen in:

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

Gevolgklasse 1

Klein

Gemiddeld

Laag

Gevolgklasse 2

Gemiddeld

Klein

Gemiddeld

Gevolgklasse 3

Groot

Klein

Gemiddeld

Bouwen in strijd met de bouwvoorschriften of regels (bijv. teveel m2 of hoogte)

Klein

Gemiddeld

Laag

Bouw(werk)en in strijd met bestemmingsplan

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Slopen

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

Sloopmelding met asbest

Gemiddeld

Klein

Gemiddeld

Sloopmelding zonder asbest

Klein

Klein

Zeer laag

Illegaal slopen

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Gebruiken

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

Illegale bewoning

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Permanente bewoning van recreatiewoning

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Melding brandveilig gebruik

Groot

Gemiddeld

Hoog

Beroep of bedrijf aan huis

Klein

Klein

Zeer laag

Huisvesting internationale werknemers

Groot

Gemiddeld

Hoog

Strijdig gebruik recreatief nachtverblijf

Gemiddeld

Klein

Gemiddeld

Overig strijdig gebruik (illegaal grondgebruik)

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Erfgoed

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

Beschermd stadsgezicht

Groot

Gemiddeld

Hoog

Rijksmonumenten-bescherming

Groot

Klein

Gemiddeld

Gemeentelijke monumenten-bescherming

Groot

Klein

Gemiddeld

Archeologie-bescherming

Groot

Gemiddeld

Hoog

Aanleggen

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

(illegaal) uitvoeren van een werk ophogen, afgraven (o.a. aanlegvergunning)

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

APV

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

In-uitrit

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Hinderlijk parkeren (auto’s, aanhangers, campers)

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Overlast openbare ruimte (jeugd, hangjongeren, wildplassen, winkelwagen, etc.)

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Fietsen (fietsenoverlast/ fietswrakken)

Klein

Gemiddeld

Laag

Overlast huisdieren (o.a. hinderlijke en gevaarlijke dieren, loslopende dieren, hondenpoep etc.)

Gemiddeld

Groot

Gemiddeld

Standplaatsen

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Uitstralingen

Klein

Gemiddeld

Laag

Stoken

Klein

Gemiddeld

Laag

Kappen/verwijderen houtopstanden

Groot

Gemiddeld

Hoog

Gebruik openbare ruimte

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

(Zwerf-) Afval & afvaldumping

Groot

Gemiddeld

Laag

Evenementen met meldplicht

Groot

Gemiddeld

Laag

A evenementen

Gemiddeld

Klein

Gemiddeld

B evenementen

Groot

Gemiddeld

Hoog

C evenementen

Groot

Gemiddeld

Hoog

Collectieve festiviteiten

Klein

Klein

Zeer laag

Demonstraties, betogingen, openbare manifestaties

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Vuurwerk (verkoop en afsteken)

Klein

Gemiddeld

Laag

Kamperen

Klein

Klein

Zeer laag

Collecteren

Klein

Klein

Zeer laag

Reclame (niet omgevingsvergunningplicht)

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Exploitatie openbare inrichting/terras

Groot

Gemiddeld

Hoog

Exploitatie seksinrichting

Groot

Groot

Zeer hoog

Exploitatie coffeeshop

Groot

Groot

Zeer hoog

Sluitingstijden

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Speelgelegenheden

Klein

Klein

Zeer laag

Bijzondere Wetten

1. Activiteiten/ onderwerpen

2. Effect

3. Kans

4. Prioriteit

Schenken van alcohol

Groot

Gemiddeld

Hoog

Ontheffing tijdelijk schenken alcoholische dranken

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Alcoholgebruik jongeren (leeftijdsgrens/wederverstrekking)

Groot

Groot

Zeer hoog

Drug (o.a. Opiumwet)

Groot

Groot

Zeer hoog

Gedragsaanwijzing

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

BRP

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Gezondheidsrisico’s

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Ondermijning (o.a. mensenhandel, witwassen, illegale prostitutie

Groot

Groot

Zeer hoog

Ontheffing RVV (o.a. berijden Promenadegebied)

Gemiddeld

Gemiddeld

Gemiddeld

Betaald Parkeren

Klein

Groot

Gemiddeld

Martstandplaatsen

Gemiddeld

Klein

Gemiddeld

In de onderstaande tabel is de uitkomst van het in 2022 uitgevoerde participatietraject weergegeven. De uitkomst hiervan wordt in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma verwerkt. Het is wenselijk om iedere vier jaar, steeds na de gemeenteraadsverkiezingen, een nieuwe probleem- en risicoanalyse uit te laten voeren inclusief participatietraject.

Prioritering Participatie

Onderwerp/activiteit

Prioriteit Participatietraject

Overlast

Zeer hoog

Afval

Zeer hoog

Drugs(gebruik)

Zeer hoog

Ondermijning

Hoog

Parkeren

Hoog

Bouwen

Hoog

Vuurwerk

Hoog

Evenementen

Hoog

Horeca en terrassen

Gemiddeld

Alcohol(gebruik)

Gemiddeld

Brandveiligheid

Gemiddeld

Huisvesting int. werknemers

Gemiddeld

Illegale bewoning

Gemiddeld

Erfgoed

Gemiddeld

Markt

Laag

Kappen

Laag

Coffeeshops

Laag

Stoken vuur

Laag

Reclame

Laag

Slopen

Zeer laag

Kansspelen

Zeer laag

Seksinrichtingen

Zeer Laag

Demonstraties

Zeer Laag

Standplaatsen

Zeer Laag

Ondertekening