Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Hoogeveen 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 29-04-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Hoogeveen 2025

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2025

De raad van de gemeente Hoogeveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en griffier van;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Hoogeveen 2025.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd. Ook worden hieronder verstaan de leden die door de gemeenteraad zijn benoemd als deelnemer aan de informerende- en meningsvormende blokken van de raadsavond;

  • b. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c. raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt aan de raadsleden toegekend ongeacht het aantal vergaderingen.

Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie, vertrouwenscommissie, presidium, auditcommissie en werkgeverscommissie

  • 1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage per maand toegekend van 200% van het in artikel 3.1.4, eerste lid genoemde bedrag van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, met een maximum van driemaal de maandelijkse vergoeding, voor de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, per jaar.

  • 2. Een raadslid dat lid is van een vertrouwenscommissie ontvang een toelage zoals genoemd in artikel 3.1.2., eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Een raadslid dat lid is van het presidium, de auditcommissie en/of werkgeverscommissie wordt, per commissie, voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend conform artikel 3.1.4, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 4. Reiskosten raads- en commissieleden

  • 1. Voor reizen als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1.7 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoersmiddel: het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt alsmede de parkeer- of stallingskosten, veer- en tolkosten;

    • c.

      Voor het reizen van en naar het gemeentehuis ten behoeve van het bijwonen van de raadvergaderingen wordt, op basis van de maximale onbelaste vergoeding een vaste maandelijkse vergoeding ‘woon-werkverkeer’ verstrekt. Zie hiervoor de toelichting.

  • 2. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed;

  • 3. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan incidenteel een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld;

  • 4. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1. Raadsleden, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, ontvangen eenmaal per jaar een bedrag ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. Het bedrag wordt jaarlijks in december of aan het einde van de raadsperiode (naar rato) uitgekeerd.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1. Een raadslid of commissielid, dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De griffier is gemandateerd om een besluit te nemen op de verzoeken zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Op grond van artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt aan een commissielid een extra vergoeding toegekend tot het bedrag als bedoeld in artikel 3.1.4 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, als:

  • a. het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken en/of:

  • b. het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 8. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raadslid of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raadslid of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente, tenzij sprake is van overname. Overname van de informatie- en communicatievoorzieningen na schoning is mogelijk tegen vergoeding van de resterende waarde van de voorzieningen in het economisch verkeer.

Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 10. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding, van commissieleden bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats.

Artikel 11. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken. Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden zo snel mogelijk na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raadsleden of commissieleden, plaatsvindt in de maand volgend op de maand waarin de declaratie is ingediend.

Artikel 12. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Hoogeveen 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2025.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Hoogeveen 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen,

d.d. 3 april 2025.

De griffier, De voorzitter,

C. Elken M. Breukelman

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Hoogeveen 2025

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies, voor zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken. Het ministerie van BZK publiceert jaarlijks circulaires waarin artikelen uit het Rechtspositiebesluit en de onderliggende Regeling wijzigen. Deze wijzigingen kunnen van invloed zijn op de gemeentelijke verordening.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, is een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raadsleden en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raadsleden en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- en commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring/ Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1a.

De Gemeentewet kent alleen raadsleden en commissieleden. Vergoedingen mogen ook uitsluitend worden uitgekeerd aan raadsleden en commissieleden. In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is dit geregeld.

Opvolgende raadsleden zijn in de zin van de wet “commissieleden”. Om die reden worden de deelnemers aan de informerende- en debatrondes in deze verordening benoemd als commissielid.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit. De gemeenteraad kan op grond van het zesde lid van artikel 3.1.1 bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. In een dergelijke verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de raadsleden: een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad.

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. Lokaal kunnen ook andere commissies worden aangewezen, bijvoorbeeld agendacommissie, auditcommissie etc. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie, het presidium, de auditcommissie en de werkgeverscommissie en anderzijds de onderzoekscommissie.

Artikel 3. lid 1

De toelage zoals bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, bedraagt 200% van het in artikel 3.1.4, eerste lid genoemde bedrag per maand voor activiteiten verricht voor de desbetreffende commissie, met een maximum van driemaal de maandelijkse vergoeding, voor de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid (maandelijkse vergoeding voor het raadslidmaatschap), per jaar.

Artikel 3. lid 2

De toelage voor vertrouwenscommissie is het bedrag genoemd in artikel 3.1.2., eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van het presidium, de auditcommissie en de werkgeverscommissie geldt een vast (belast) bedrag per maand, zoals genoemd in artikel 3.1.4, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, aangegeven bedrag. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie “slapend” is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten. De leden van deze commissies ontvangen een extra vergoeding per maand, omdat de werkzaamheden van deze commissies niet worden geacht tot het regulier raadswerk te behoren. Voorbereidingstijd, extra bijeenkomsten en complexe vraagstukken behoren tot de taak van deze commissies.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten kunnen krijgen.

Daaronder kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Praktisch gezien is het erg bewerkelijk als elk raads- en commissielid een rittenadministratie moet bijhouden die vervolgens nog ambtelijk gecontroleerd moet worden. De administratieve last staat dan nauwelijks in verhouding tot de uit te keren reiskosten.

Om die reden is er gekozen om voor reizen binnen de gemeente een vaste maandvergoeding toe te kennen in plaats van een vergoeding op basis van declaraties.

Voor reizen buiten de gemeente kan een declaratie worden ingediend. Formulieren hiervoor zijn verkrijgbaar bij de griffie.

De berekening van de maandvergoeding voor reizen binnen de gemeente is gebaseerd op de afstand woonadres<->gemeentehuis, maal een gemiddeld aantal raadsbijeenkomsten per maand.

Op basis van de aantallen bijeenkomsten in 2024 is onderstaande berekening gemaakt.

Soort

Gemiddeld per maand in 2024

Raadsbijeenkomsten

7,8

Fractieoverleggen

2,3

Presidium

1,5

Auditcommissie

0,7

Werkgeverscommissie

0,8

Fractievoorzittersoverleggen

0,9

Overig raadsgerelateerd

3 (schatting)

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikel 3.1.9 van het Rechtspositiebesluit is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt, een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Om administratieve belasting te voorkomen wordt dit bedrag jaarlijks in december, automatisch uitbetaald en/of aan het einde van de raadsperiode (naar rato).

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die kosten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

Artikel 7. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse.

Artikel 7. onder a.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt.

Artikel 7. onder b.

In Hoogeveen heeft een opvolgend raadslid (in deze verordening commissielid) nagenoeg dezelfde rechten als een raadslid, met uitzondering van deelname aan de besluitvormende ronde (o.a. stemmingen). De in artikel 3.4.1 eerste lid van het Rechtspositiebesluit genoemde vergoeding doet daarmee geen recht aan de zwaarte van de functie.

Om die reden wordt een hogere vergoeding toegekend, gelijk aan de vergoeding in artikel 3.1.4, eerste lid van het Rechtspositiebesluit.

Op basis van artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers kan de vergoeding naar boven afwijken als dit bij verordening door de gemeenteraad wordt bepaald. Deze verhoging wordt in dit artikel geregeld.

Artikel 8 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden, op basis van een bruikleenovereenkomst.

Op verzoek is het mogelijk om de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen tegen betaling over te nemen. Hieraan worden wel voorwaarden gesteld. Het device wordt volledig geschoond en er worden geen licenties voor bijv. Word, Excel verstrekt. De resterende waarde kan per device verschillen.

Artikel 9 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden.

In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte -tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Als de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 10 Betaling vaste vergoedingen /Artikel 11 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.