Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738699
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR738699/1
Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Schouwen-Duiveland 2025
Geldend van 28-04-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2025
Intitulé
Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Schouwen-Duiveland 2025Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,
gezien het voorstel van afdeling Wonen Werken en Leven 22 april 2025, zaaknummer: 1435984,
Gelet op:
- •
titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
- •
de artikelen 54, 58 tot en met 62i van de Participatiewet;
- •
artikel 25 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers(IOAW);
- •
artikel 25 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
Overwegende dat het college:
- •
het wenselijk vindt om aan te geven wanneer en onder welke voorwaarden het overgaat tot terug- en invordering van bijstandsuitkeringen op basis van de Participatiewet
- •
duidelijkheid geeft over het gebruik van zijn verplichtingen, bevoegdheden en belangenafwegingen, voor de uitvoering en inwoner;
Besluit:
De Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Schouwen-Duiveland 2025 vast te stellen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Het kan soms voorkomen dat er ten onrechte of te veel bijstand is verleend. De wet geeft aan wanneer deze bijstand kan of moet worden teruggevorderd. Terugvordering is een bevoegdheid van het college, behalve wanneer het gaat om terugvordering vanwege het geven van verkeerde informatie. Daaronder wordt ook verstaan: het geven van onjuiste informatie, te laat geven van informatie of het niet geven van informatie. In zulke gevallen is terugvordering geen bevoegdheid, maar een verplichting van het college. Ook geeft de wet aan wat de mogelijkheden zijn voor kwijtschelding van de vordering. In gevallen dat kwijtschelding mogelijk is, laat de wetgever ruimte om dit beleid nader in te vullen.
Artikel 1. Begrippen
-
1. De begrippen die in deze beleidsregels niet verder worden uitgelegd, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
de wet: de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht;
- b.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- c.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- d.
Wsnp: de Wet schuldsanering natuurlijke personen;
- e.
Beslagvrije voet: het deel van het inkomen waarop geen beslag mag worden gelegd, zoals bepaald in de artikelen 475c tot en met 475g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
- f.
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen, die het college moet inhouden;
- g.
college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Schouwen-Duiveland;
- h.
terugvordering: de vaststelling van het bedrag aan uitkering waar de inwoner geen recht (meer) op heeft;
- i.
invordering: de wijze van inning van het teruggevorderde bedrag aan uitkering of bedrijfskapitaal;
- j.
uitkering: uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ;
- k.
inlichtingenplicht: de verplichting om alle informatie te geven die van invloed kan zijn voor het recht op een uitkering. Zoals genoemd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid van de IOAW en IOAZ;
- l.
Verwijtbare vordering: een verwijtbare vordering door een ten onrechte of te veel ontvangen uitkering als gevolg van het niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht. Zoals genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 44 van de IOAW en IOAZ.
- a.
HOOFDSTUK 2 TERUGVORDERING
Artikel 2. Algemene bepaling over de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en brutering
-
1. Het college maakt volledig gebruik van de bevoegdheid tot:
- a.
herziening of intrekking van het recht op uitkering, indien de uitkering tot een te hoog bedrag of ten onrecht is verleend;
- b.
terugvordering zoals genoemd in artikel 58, tweede lid en artikel 59 van de Participatiewet, artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de IOAW en IOAZ;
- c.
In afwijking van artikel 2, onder b, ziet het college af van terugvordering als de belanghebbende het volledige vorderingsbedrag zelf heeft betaald voordat een terugvorderingsbesluit is genomen. In dat geval volstaat het college met een schriftelijke kennisgeving aan de belanghebbende.
- d.
brutering, wanneer de vordering is ontstaan:
- •
door gebruik te maken van de onder lid b genoemde bevoegdheden;
- •
bij niet tijdige betaling;
- •
wanneer de vordering in het voorgaand kalenderjaar is ontstaan.
- •
- a.
Artikel 3. Uitzonderingen
-
1. Voordat het college een terugvorderingsbesluit neemt, onderzoekt het college of er aanleiding is om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. Het college geeft de inwoner de mogelijkheid om informatie te geven die daarvoor van belang kan zijn.
-
2. Bij het nemen van een terugvorderingsbesluit betrekt het college in ieder geval de volgende factoren:
- a.
de persoonlijke - en gezinssituatie van de inwoner;
- b.
de financiële situatie;
- c.
de positie op de arbeidsmarkt;
- d.
de kans op inkomensverbetering.
- a.
-
3. Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van (verdere) terugvordering als:
- a.
de gevolgen van terugvordering financieel of sociaal onaanvaardbaar zijn voor de inwoner. Deze dringende redenen zijn bijvoorbeeld het effect van terugvordering op:
- •
De persoonlijke situatie van de inwoner;
- •
De gezinssituatie, waaronder de opvoeding van kinderen;
- •
De positie op de arbeidsmarkt;
- •
Schuldsituaties en het financiële toekomstperspectief;
- •
De persoonlijke en professionele ontwikkeling van de inwoner;
- •
- a.
-
Deze dringende redenen zijn niet bedoeld als een algemene of categoriale mogelijkheid om van terugvordering af te zien. Maar als mogelijkheid voor een individuele benadering en een zorgvuldige afweging die per situatie anders kan uitpakken.
- b.
sprake is van incidentele gevallen, gebaseerd op een individuele afweging van relevante omstandigheden. Zowel financiële als niet-financiële omstandigheden, zoals re-integratieactiviteiten, schuldsituaties en andere sociale motieven die hierbij een rol spelen.
- c.
het college een concreet signaal krijgt waaruit afgeleid kan worden dat de uitkering verlaagd of beëindigd moet worden, dan is het college verplicht om de uitkering op korte termijn aan te passen. Past het college de uitkering niet aan binnen zes maanden na dat signaal, dan vordert het college de uitkering die vanaf dat moment wordt verstrekt, niet terug.
- b.
-
Met een signaal wordt bedoeld: informatie van de inwoner waaruit het college kan afleiden dat een fout is gemaakt bij het verstrekken van een uitkering en in actie moet komen door de uitkering te wijzigen of te beëindigen.
-
4. Het college trekt een besluit tot het afzien van terugvordering in als op een later moment blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
-
5. Het college ziet af van brutering van een vordering als de inwoner:
- a.
geen aandeel heeft gehad in het ontstaan van die vordering; en
- b.
die vordering niet heeft betaald in het kalenderjaar waarin de vordering is ontstaan; en
- c.
de inwoner dat niet verweten kan worden.
- a.
-
Artikel 4. Afzien van terug- en invordering na tijdsverloop
Het college kan besluiten van (verdere) terugvordering af te zien, indien belanghebbende gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten.
HOOFDSTUK 3 KWIJTSCHELDING
Artikel 5. Kwijtschelding
-
1. In de volgende gevallen:
-
• artikel 58, lid één van de PW
-
• artikel 44, lid één van de IOAW
-
• artikel 44, lid één van de IOAZ
-
ziet het college geheel of gedeeltelijk af van de verplichting tot (verdere) terugvordering van een uitkering bij schending van de inlichtingenplicht, in de situaties van:
-
• artikel 58, lid zeven en acht van de PW
-
• artikel 25, lid zes en zeven van de IOAW
-
• artikel 25, lid zes en zeven van de IOAZ
-
2. In de volgende gevallen:
-
• artikel 58, lid twee, a tot en met f van de PW
-
• artikel 25, lid twee en drie van de IOAW
-
• artikel 25, lid twee en drie van de IOAZ
-
ziet het college (gedeeltelijk) af van de mogelijkheid tot (verdere) terugvordering van een uitkering als de inwoner:
- a.
36 maanden onafgebroken en minimaal naar draagkracht zijn betalingsverplichtingen is nagekomen. Hiertoe wordt ambtshalve besloten; en
- b.
Overeenkomstig de afgesproken betalingsregeling of via verrekening is afgelost.
- a.
-
3. Er kan alleen kwijtschelding worden verleend van de openstaande vordering. Kwijtschelding wordt niet met terugwerkende kracht verleend.
Artikel 6. Uitzonderingen op kwijtschelding
-
1. Het college past artikel 5 niet toe als:
- a.
De inwoner niet meewerkt aan een draagkrachtonderzoek;
- b.
De inwoner volgens het college niet of onvoldoende medewerking biedt aan schuldhulpverlening;
- c.
Een dwangbevel bekend is gemaakt en executiemogelijkheden ontbreken;
- d.
De vordering door pand of hypotheek wordt gedekt.
- a.
-
1°. Maar als de vordering niet volledig op pand of hypotheek verhaald kan worden, kan de overblijvende vordering wel worden kwijtgescholden.
- e.
De vordering wordt overgedragen aan een deurwaarder;
- f.
Er sprake is van een registratie in een niet-ingezetene register;
- g.
En schuld is ontstaan door maatschappij ondermijnende activiteiten
- e.
-
2. Het college kan het al genomen besluit tot kwijtschelding intrekken, als:
- a.
Op een later tijdstip blijkt dat de inwoner onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven. En het college anders zou hebben besloten als de inwoner op tijd de juiste of volledige informatie had gegeven.
- a.
Artikel 7. Kwijtschelding van leenbijstand
-
1. Bij verstrekking van leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten hanteert het college als uitgangspunt dat belanghebbende gedurende maximaal 36 maanden aaneengesloten aflost op de geldlening. Zodra gedurende 36 maanden volledig aan de aflossingsverplichtingen is voldaan, stelt het college een eventueel restant van de lening buiten invordering (als bijstand om niet verstrekt).
-
2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel kan het college de looptijd van de aflossing vaststellen op 60 maanden als er leenbijstand is verstrekt op grond van artikel 48 lid 2 van de Participatiewet.
-
3. Wanneer de looptijd van de aflossing wordt onderbroken, bijvoorbeeld door niet-correcte aflossing of door een gebrek aan aflossingscapaciteit, verlengt het college de looptijd met het aantal maanden dat niet correct is afgelost.
-
4. Het college legt de verplichting op dat de bijzondere bijstand die wordt verleend in afwachting van andere middelen ineens geheel wordt afgelost als de belanghebbende over deze middelen beschikt. Als de middelen niet voldoende zijn om de totale lening te voldoen, lost belanghebbende het restant volgens artikel 12 en 13 van deze beleidsregels af.
Artikel 8. Kwijtschelding van (leen)bijstand in verband met een schuldregeling
-
1. Het college werkt mee aan een schuldregeling en scheldt het restant van de vordering kwijt als:
- a.
het college verwacht dat de inwoner zijn schulden niet kan aflossen; en
- b.
zonder de medewerking van het college een schuldregeling niet tot stand komt; en
- c.
de vordering van het college volgends dezelfde verdeelsleutel wordt betaald als andere vorderingen van gelijke rangorde.
- a.
-
2. Het college werkt niet mee aan een schuldregeling, als de vordering:
- a.
is ontstaan door het opzettelijk of door grove schuld overtreden van de inlichtingenplicht, zoals beschreven in artikel 60c van de PW en artikel 29a van de IOAW en IOAZ; of
- b.
betrekking heeft op bijstand die in de vorm van een lening is verstrekt, omdat de inwoner zich te weinig bewust is geweest van zijn eigen verantwoordelijkheid om zelf in zijn levensonderhoud te voorzien (art. 48, tweede lid, aanhef en onderdeel b PW); of
- c.
volledig wordt gedekt door pand of hypotheek.
- a.
-
3. Het college maakt een zorgvuldige belangenafweging. In bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van het beleid om niet mee te werken aan een schuldregeling.
- a.
Gelet op lid 2 onder b kan het college besluiten dat, ondanks het eerdere tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, medewerking aan een schuldregeling passender is om de inwoner te helpen zijn financiële situatie te stabiliseren.
- a.
-
4. Het college werkt mee aan een schuldregeling, als:
- a.
de vordering niet volledig op pand of hypotheek verhaald kan worden, kan het college wel aan een schuldregeling meewerken;
- b.
dit mogelijk is binnen Wsnp.
- a.
-
5. Het college trekt het besluit om medewerking aan een schuldregeling te bieden in, als:
- a.
niet binnen 12 maanden nadat dat besluit is genomen een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;
- b.
de verplichtingen van de schuldregeling niet correct worden nagekomen;
- c.
de inwoner onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven. En het college anders zou hebben besloten als de inwoner op tijd de juiste of volledige informatie had gegeven.
- a.
Artikel 9. Kwijtschelding bij kleine bedragen
-
1. Het college ziet af van terugvordering, als de vordering op netto basis per kalenderjaar lager is dan €150,00.
-
2. Lid 1 geldt niet wanneer er nog tegoeden aan de inwoner open staan.
-
3. Daarnaast maakt het college geen gebruik van de bevoegdheid zoals beschreven in artikel 2, onderdeel b, om de Ouderenkorting terug te vorderen.
HOOFDSTUK 4 INVORDERING
Artikel 10. Invorderingsbeschikking
- 1.
Het invorderingsbesluit wordt tegelijkertijd met het terugvorderingsbesluit afgegeven. Daarbij hanteert het college een betalingstermijn van zes weken, volgens art. 4:87 Awb.
- 2.
In het invorderingsbesluit staat:
- a.
hoe hoog de vordering is;
- b.
de verplichting om de vordering binnen zes weken in een keer te betalen of middels overeengekomen betaalafspraak;
- c.
de datum waarop de betalingsverplichting ingaat;
- d.
de mogelijkheid voor de inwoner om een gemotiveerd verzoek tot het treffen van een betalingsregeling te doen. Dit kan binnen twee weken na de verzenddatum van de beschikking, volgens art. 4:87 Awb;
- e.
wat de rechtsgevolgen zijn als de inwoner de betalingsverplichting niet nakomt. Dit is beschreven in afdeling 4.4.2 Awb over verzuim en wettelijke rente en afdeling 4.4.4 Awb over aanmaning en invordering bij dwangbevel.
- f.
dat de betalingsverplichtingen van de inwoner niet worden aangepast als de inwoner nieuwe schulden maakt. Tenzij zich bijzondere onvoorziene omstandigheden voordoen.
- a.
Artikel 11. Uitstel van betaling
-
1. Indien de financiële situatie of de bijzondere omstandigheden van de inwoner hiertoe aanleiding geven, besluit het college ambtshalve of op verzoek daartoe tot het verlenen van uitstel van betaling gedurende een bepaalde periode.
-
2. Voor zover de inwoner beschikt over aflossingscapaciteit stelt het college aan het uitstel een voorwaarde. Namelijk dat de inwoner deze aflossingscapaciteit gebruikt ter aflossing van de openstaande schuld.
-
3. In geval van een verwijtbare vordering stelt het college aan het uitstel een extra voorwaarde. Namelijk, voor zover de inwoner beschikt of komt te beschikken over aflossingscapaciteit, hij dit vermogen gebruikt ter aflossing van de openstaande schuld. Dit geldt voor zover zijn vermogen meer bedraagt dan de voor hem geldende bijstandsnorm.
-
4. Bij de vaststelling of de inwoner over vermogen beschikt als bedoeld in het derde lid, worden de vorderingen die het gevolg zijn van te veel ontvangen uitkering niet meegerekend.
-
5. Het uitstel van betaling wordt ingetrokken als de inwoner de overeengekomen aflossing niet nakomt.
-
6. Voor de periode dat uitstel van betaling is verleend brengt het college geen wettelijke rente in rekening.
Artikel 12. Betalingsverplichting bij inwoners met een uitkering
-
1. De aflossing voor de inwoner die een uitkering ontvangt, bedraagt 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag.
-
2. Het college stemt in met een betalingsvoorstel voor een lagere maandelijkse aflossing, als daarmee de vordering binnen 36 maanden in zijn geheel kan worden afgelost.
-
3. Als een andere schuldeiser beslag legt op de uitkering, kan de aflossingsverplichting worden bepaald op de volledige beslagruimte. Zoals artikel 475da-dc van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beschrijft. De vordering van de andere schuldeiser kan dan niet worden afgelost uit de uitkering en moet wachten totdat de vordering van het college is afgelost.
Artikel 13. Betalingsverplichting bij inwoners zonder een uitkering
-
1. De hoogte van de maandelijkse aflossingsverplichting blijft bij beëindiging of intrekking van de uitkering gedurende zes maanden na de verzenddatum van dit besluit ongewijzigd. Na afloop van die periode wordt de maandelijkse aflossingsverplichting vastgesteld overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
-
2. Het college stelt de maandelijkse betalingsverplichting bij:
- a.
een inkomen op bijstandsniveau vast op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm, IOAW- of IOAZ-grondslag, inclusief vakantietoeslag, of;
- b.
een inkomen hoger dan de toepasselijke bijstandsnorm vast op 5% van de bijstandsnorm, IOAW- of IOAZ-grondslag, plus 35% van het inkomen inclusief vakantiegeld boven die bijstandsnorm.
- a.
-
3. Het college stemt in met een betalingsvoorstel voor een lagere maandelijkse betaling, als daarmee de vordering binnen 36 maanden kan worden afgelost en de voorgestelde betaling tenminste € 25,00 per maand is.
-
4. De betalingsverplichting is nooit hoger dan het bedrag waarop volgens de bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beslag kan worden gelegd.
-
5. Als een vordering is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht, wordt de maandelijkse betalingsverplichting vastgesteld op het bedrag boven de beslagvrije voet.
Artikel 14. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college uit eigen beweging
-
1. Omdat de financiële situatie van de inwoner niet altijd stabiel is, kan een lopende betalingsverplichting tussentijds worden aangepast. Hierbij is het belangrijk dat de aflossing past bij de financiële situatie van de inwoner. Als het college aanwijzingen heeft gekregen dat de financiële ruimte van de inwoner is gewijzigd, onderzoekt het college of de betalingsverplichting moet worden aangepast.
-
2. Het college onderzoekt regelmatig of de financiële ruimte van de inwoner is gewijzigd.
-
3. Het college informeert de inwoner over de uitkomst van het onderzoek naar de financiële ruimte via een beschikking.
-
4. Een wijziging in de betalingsverplichting gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op het wijzigingsbesluit.
Artikel 15. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college op verzoek van de inwoner
-
1. Wanneer de financiële situatie van de inwoner is gewijzigd, kan deze het college schriftelijk vragen om de betalingsverplichting te wijzigen. De inwoner voegt documenten en relevante stukken bij.
-
2. Het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van de inwoner hierover een besluit.
-
3. De betalingsverplichting blijft gelden zolang het college nog geen besluit heeft genomen over het verzoek van de inwoner, tenzij dit onaanvaardbare gevolgen heeft voor de inwoner.
-
Artikel 16. Verrekening en beslaglegging
-
1. Als de inwoner niet tot betaling van de vordering overgaat, legt het college het terugvorderingsbesluit ten uitvoer door middel van verrekening met de uitkering of door middel van invordering bij dwangbevel en beslaglegging.
-
2. Het college draagt de invordering over aan een gerechtsdeurwaarder als daar omstandigheden voor zijn.
-
3. De aan het tweede lid van dit artikel verbonden invorderingskosten berekent het college volledig door aan de belanghebbende, verhoogd met de wettelijke rente.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 18. Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2025’.
Artikel 19. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2025 en zijn van toepassing op na deze datum te nemen besluiten tot terugvordering van uitkering. Op dat moment vervallen de ‘Beleidsregels terug- en invordering gemeente Participatiewet, IOAW en IOAZ Schouwen-Duiveland 2023’.
Ondertekening
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland d.d. 22 april 2025.
G.J. Benou, Locosecretaris
A.M.J. van Burg, Locoburgemeester
Nadere toelichting
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
De terugvordering van bijstand gebeurt bruto, door het terug te vorderen bedrag aan bijstand te verhogen met de afgedragen belasting en premies. Indien het college de belasting en premies nog kan verrekenen met de Belastingdienst en het UWV, vordert het college enkel het netto bedrag terug. Wanneer belanghebbende geen verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van de terugvordering, wordt het terugvorderingsbedrag niet gebruteerd.
Artikel 1. Begrippen
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
HOOFDSTUK 2 TERUGVORDERING
Artikel 2. Algemene bepaling over de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en brutering
Soms moet een terugvorderingsbesluit worden voorafgegaan door een herziening of een intrekking van het recht op uitkering. De wetgever heeft bewust een onderscheid gemaakt tussen situaties die zijn ontstaan doordat de inlichtingenplicht niet (goed) is nagekomen en die door andere redenen zijn ontstaan. In de gevallen dat sprake is van een schending van de inlichtingenplicht zijn wij verplicht om het recht op uitkering te herzien of in te trekken. Als om een andere reden minder of geen recht op uitkering bestaat, zijn wij bevoegd om te herzien of in te trekken. In dit artikel geven wij aan dat wij van deze bevoegdheid gebruik maken.
Artikel 3. Uitzonderingen
Wanneer sprake is van een dringende reden, ziet het college af van terugvordering. De vraag wanneer er sprake is van een dringende reden om van terugvordering af te zien, is moeilijk in zijn algemeenheid te beantwoorden. Uitgangspunt is dat een dringende reden slechts aanwezig kan zijn indien er uitzonderlijke bijzondere omstandigheden in het individuele geval aanwezig zijn waardoor terugvordering leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de belanghebbende en/of zijn gezin. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende moet worden beoordeeld. De bedoeling van dit lid is dus niet om een algemene of categoriale mogelijkheid te bieden om van terugvordering af te zien.
Artikel 4. Afzien van terugvordering of verhaal na tijdsverloop
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
HOOFSTUK 3 KWIJTSCHELDING
Artikel 5. Kwijtschelding
In lid 3 is opgenomen dat kwijtschelding niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Hierdoor wordt voorkomen dat al betaalde aflossingsbedragen moeten worden terugbetaald. De kwijtschelding vindt dus in het uiterste geval plaats voor het bedrag dat op het moment van besluitvorming nog open staat.
Artikel 6. Uitzonderingen op kwijtschelding
Lid 1 onderdeel d
Kwijtschelding van vorderingen die worden gedekt door pand of hypotheek is niet mogelijk voor zover verhaal op de onderliggende goederen mogelijk is, omdat de zekerheid in het verleden door het college nu juist is geëist om volledige terugbetaling (zo veel mogelijk) te garanderen.
Artikel 7. Kwijtschelding van leenbijstand
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
Artikel 8. Kwijtschelding van (leen)bijstand in verband met een schuldregeling
In dit artikel is aangegeven wanneer er wordt meegewerkt aan een schuldenregeling waarbij geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van een terugvordering. Dit artikel is niet van toepassing in geval van verwijtbare vorderingen en als hiervoor een bestuurlijke boete is opgelegd of aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht. In deze situatie verbieden de artikelen 60c Participatiewet en 29a IOAW/IOAZ het meewerken aan een dergelijke schuldregeling.
Lid 3
Wanneer een inwoner onder bewindvoering staat, kan dit een relevante omstandigheid zijn in de belangenafweging. Bewindvoering biedt waarborgen voor het beheer van de financiën van de inwoner en kan bijdragen aan het voorkómen van toekomstige financiële problemen. Het college kan besluiten dat, ondanks het eerdere tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, medewerking aan een schuldregeling passender is om de inwoner te helpen zijn financiële situatie te stabiliseren.
Artikel 9. Kwijtschelding bij kleine bedragen
Bij een vorderingsbedrag kleiner of gelijk aan € 150,00 per kalenderjaar wordt van terugvordering afgezien. Ten behoeve van de statistieken worden kruimelbedragen wel op- en afgeboekt in het digitaal registratiesysteem. Om het afgeven van een ‘verkeerd signaal’ te voorkomen, hoeft de belanghebbende hiervan niet in kennis te worden gesteld.
HOOFDSTUK 4 INVORDERING
Artikel 10. Invorderingsbeschikking
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
Artikel 11. Uitstel van betaling
Inwoners kunnen een vordering niet altijd direct betalen. De inwoner kan dan uitstel van betaling krijgen als het college daar ambtshalve voor besluit of de inwoner daarom vraagt. De inwoner kan dan een betalingsvoorstel doen om de vordering in termijnen af te lossen. Als de gemeente daarmee instemt, treft de gemeente een betalingsregeling met de inwoner en hoeft de inwoner de vordering niet in één keer af te lossen
Artikel 12. Betalingsverplichting bij inwoners met een uitkering
Inwoners met een uitkering hebben meestal weinig mogelijkheden om een schuld te betalen. Het college houdt daar rekening mee en stelt de maandelijkse betalingsverplichting van de inwoner vast op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.
Artikel 13. Betalingsverplichting bij inwoners zonder een uitkering
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
Artikel 14. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college uit eigen beweging
Als het college informatie heeft gekregen dat de financiële ruimte van de inwoner is gewijzigd of gaat wijzigen, onderzoekt het college of de betalingsverplichting moet worden aangepast. Het kan dan gaan om signalen vanuit de gemeente zelf, bijvoorbeeld de melding dat de inwoner aan het werk is gegaan, maar ook vanuit andere organisaties, bijvoorbeeld van UWV of SVB over werk of inkomen.
Artikel 15. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college op verzoek van de inwoner
De inwoner kan de gemeente ook zelf vragen om de betalingsverplichting aan te passen. De inwoner voegt dan documenten en andere stukken bij, waaruit blijkt dat de financiële ruimte is gewijzigd of dat de betalingsverplichting om andere redenen moet worden aangepast. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn:
- a.
de werksituatie van de inwoner;
- b.
de gezinssituatie;
- c.
de financiële situatie:
- d.
de omvang van de restschuld;
- e.
de oorzaak van de vordering.
Artikel 16. Verrekening en beslaglegging
Wanneer een uitkering is teruggevorderd, bestaat soms een verplichting en soms een bevoegdheid om deze vordering te verrekenen met de uitkering.
Net als bij terugvordering en bij intrekking/herziening heeft de wetgever onderscheid gemaakt tussen situaties die zijn ontstaan doordat de inlichtingenplicht is geschonden en die door een andere reden zijn ontstaan. In de gevallen dat sprake is van een schending van de inlichtingenplicht zijn wij verplicht om de vordering (en eventuele boete) te verrekenen met een eventuele uitkering. Als om een andere reden minder of geen recht op uitkering bestaat, zijn wij bevoegd om de vordering te verrekenen met de uitkering. In lid 1 is beschreven dat wij gebruik maken van deze bevoegdheid.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 18. Citeertitel
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
Artikel 19. Inwerkingtreding
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl