Subsidieregeling ketenontwikkeling waterstof provincie Groningen 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 29-04-2025

Intitulé

Subsidieregeling ketenontwikkeling waterstof provincie Groningen 2025

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

Overwegende dat:

  • -

    in het startdocument en het programmakader van het Nationaal Programma Groningen de ambitie is uitgesproken om de energietransitie te versnellen en in de provincie Groningen in 2035 voor een groot deel de gebouwde omgeving aardgasvrij te hebben;

  • -

    andere partijen en overheden in de provincie kunnen leren van de ervaringen;

  • -

    in de Economische Visie en het Uitvoeringsprogramma Energie is vastgesteld dat de provincie een waterstofecosysteem wil stimuleren;

Gelet op:

  • -

    titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 3, derde lid, van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • -

    de Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

Besluiten:

Vast te stellen de:

Subsidieregeling ketenontwikkeling waterstof provincie Groningen 2025

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: verordening EU 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, laatstelijk gewijzigd bij Verordening EU 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023.,

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Blauwe waterstof: waterstof die net zoals grijze waterstof wordt geproduceerd door middel van stoomreforming van aardgas, maar in dit proces wordt de geproduceerde CO₂ afgevangen en opgeslagen (Carbon Capture and Storage, CCS).

  • d.

    Duurzaamheid: het gebruik van technologieën, processen en energiebronnen die een significante bijdrage leveren aan de vermindering van milieueffecten, zoals CO₂-reductie, efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen of minimalisatie van afvalstromen;

  • e.

    Fossiele brandstoffen: brandstoffen die worden gevormd door de natuurlijke afbraak van organisch materiaal over miljoenen jaren onder invloed van hoge druk en temperaturen, zoals aardgas, aardolie en steenkool, evenals afgeleide producten zoals benzine, diesel en stookolie;

  • f.

    Groene waterstof: waterstof geproduceerd door elektrolyse van water (H₂O), waarbij water wordt gesplitst in waterstof (H₂) en zuurstof (O₂) door middel van elektriciteit die afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen.

  • g.

    Grijze waterstof: waterstof geproduceerd door middel van stoomreforming van aardgas, waarbij methaan (CH₄) reageert met stoom (H₂O) onder hoge druk en temperatuur om waterstof (H₂) en koolstofdioxide (CO₂) te produceren.

  • h.

    Hernieuwbare energie: energie afkomstig van natuurlijke bronnen, zoals zon, wind, waterkracht, geothermie en duurzaam geproduceerde biomassa die op menselijke tijdschaal worden aangevuld en niet uitgeput raken;

  • i.

    Innovatie: het ontwikkelen of toepassen van nieuwe ideeën, technologieën, processen of producten die een significante verbetering of doorbraak vertegenwoordigen ten opzichte van de bestaande situatie; innovatie wordt geassocieerd met projecten die bijdragen aan de technologische vooruitgang en opschaling binnen de waterstofketen;

  • j.

    Kaderverordening: kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • k.

    Procedureregeling: procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • l.

    Provincie: provincie Groningen;

  • m.

    Samenwerkingsverband: overeengekomen samenwerking die geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaand uit ten minste drie niet in een groep verbonden partijen, die is opgericht ten behoeve van de uitvoering van projectactiviteiten. Twee derde van de partijen moet binnen de provinciegrenzen van Groningen zijn gevestigd.

  • n.

    Waterstofketen: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op de productie, het transport, de opslag en het gebruik van waterstof als energiedrager of grondstof. Voor deze regeling kan de waterstofketen de volgende componenten omvatten:

    • Productie: Het opwekken van waterstof, met specifieke nadruk op groene waterstof geproduceerd door elektrolyse met hernieuwbare energiebronnen, of blauwe waterstof waarbij CO₂-afvang en -opslag wordt toegepast;

    • Transport: Het fysiek verplaatsen van waterstof tussen productielocaties, opslagfaciliteiten en eindgebruikers, met behulp van transportmiddelen zoals pijpleidingen, vrachtwagens of schepen;

    • Opslag: Het bewaren van waterstof in gasvormige, vloeibare of chemisch gebonden vorm met het oog op balans in vraag en aanbod of als onderdeel van de ketenintegratie;

    • Toepassing: Toepassingen waarbij waterstof wordt ingezet als energiebron of grondstof, bijvoorbeeld in industriële processen, energieopwekking, mobiliteit of andere innovatieve sectoren.

  • o.

    Waterstofsector: de sector die zich bezighoudt met de productie, opslag, transport en toepassing van waterstof als energiedrager of grondstof, inclusief de ontwikkeling en implementatie van ondersteunende infrastructuur en technologieën. Voor deze regeling omvat de waterstofsector bedrijven, samenwerkingsverbanden, kennisinstellingen en consortia die actief bijdragen aan het opschalen en verduurzamen van waterstoftoepassingen.

Artikel 2 Doel

De regeling heeft als doel de ontwikkeling en versterking van een duurzame Waterstofketen in de provincie Groningen te stimuleren.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door een Samenwerkingsverband die een Waterstofketen ontwikkelt. De aanvraag wordt ingediend door een deelnemer van het Samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid, en het project draagt aantoonbaar de instemming van alle deelnemers van het Samenwerkingsverband.

Artikel 4 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling subsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar potentiële Waterstofketens.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor het uitwerken van een haalbaarheidsonderzoek naar Waterstofketens tot een implementatie klaar ontwerp.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt voor een investering in een Waterstofketen als bedoeld in artikel 41 van de AGVV.

  • 4. Subsidie kan worden verstrekt voor een investering in installaties voor de upgrade van de toepassing van Fossiele brandstof naar Blauwe waterstof als bedoeld in artikel 36 van de AGVV.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 Awb en de artikelen 2.5 en 2.6 van de Procedureregeling wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      het project niet past binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen;

    • b.

      de aanvrager van de subsidie niet behoort tot de in artikel 3 vermelde doelgroep van deze regeling;

    • c.

      het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is binnen de huidig geldende marktomstandigheden;

    • d.

      er geen sprake is van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 5;

    • e.

      het project niet voldoet aan de in artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 80;

    • f.

      subsidieverstrekking tot gevolg zou hebben dat, gelet op artikel 8 van de AGVV, één of meer van de in artikel 4, eerste lid, van de AGVV genoemde aanmeldingsdrempels of de op grond van de AGVV toepasselijke maximale steunintensiteit zou worden overschreden;

    • g.

      het een deelnemer van het Samenwerkingsverband betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

    • h.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

      • i.

        subsidie verstrekt zou worden aan een deelnemer van het Samenwerkingsverband die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

      • ii.

        de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld artikel 6 van de AGVV.

Artikel 7 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    aanvragers zijn verplicht om minimaal 50% van de totale subsidiabele kosten zelf te financieren, hetzij uit eigen middelen, hetzij via externe financiering, in een vorm die vrij is van enige steun van de overheid; deze cofinanciering moet aantoonbaar en traceerbaar zijn;

  • b.

    er dient een samenwerkingsovereenkomst te worden overgelegd;

  • c.

    aantoonbare overwegingen over toekomstig watergebruik bij elektrolyse;

  • d.

    het project voldoet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid en Innovatie.

Artikel 8 Beoordelingscriteria

Subsidieaanvragen worden beoordeeld op basis van de criteria opgenomen in bijlage II. Bijlage II maakt om die reden integraal onderdeel uit van deze subsidieregeling. De aanvraag krijgt een positieve beoordeling bij het behalen van 80 punten of meer en het voldoen aan de knock-out criteria.

  • a.

    Haalbaarheid (Knock-out)

Technische en organisatorische haalbaarheid: de aanvrager moet aantonen dat het project technisch, indien van toepassing, uitvoerbaar is, met een duidelijke beschrijving van de (technische) aanpak en gebruikte methodes of technologieën. Organisatorisch moet de aanvrager inzicht geven in de projectstructuur, inclusief de rolverdeling en verantwoordelijkheden van projectpartners.

En

Risicobeheersing: de aanvraag dient een gedetailleerde risicoanalyse te bevatten, waarin de belangrijkste projectrisico’s worden geïdentificeerd. De risico’s moeten worden gekoppeld aan mitigerende maatregelen.

En

Realistisch implementatieplan: voor de realisatiefase dient een planning te worden opgenomen met mijlpalen en concrete tijdslijnen, waarmee de haalbaarheid van de implementatie wordt onderbouwd. Het onderdeel realistisch implementatieplan is alleen van toepassing op activiteiten uit artikel 5, derde en vierde lid.

  • b.

    Kosten-efficiëntie (Knock-out)

Kostenraming en prijs-kwaliteitverhouding: de aanvraag moet een gedetailleerde kostenraming bevatten, waaruit blijkt dat de kosten realistisch en proportioneel zijn ten opzichte van de verwachte resultaten. Er moet onderbouwd worden hoe de kosten zijn opgebouwd en uurtarieven moeten voorzien zijn van een onderbouwing waaruit blijkt dat deze marktconform zijn.

En

Kosten-batenanalyse: de aanvrager moet aantonen dat de financiële investering opweegt tegen de baten, zoals economische groei, versterking van de waterstofketen en duurzaamheidseffecten.

  • c.

    Impact op de waterstofketen in Groningen (30 punten)

Bijdrage aan regionale ketensamenwerking: in de aanvraag dient te worden beschreven hoe het project een sterke verbinding legt tussen ketenpartners in Groningen en hoe het regionale ecosysteem wordt versterkt.

En

Economische en technologische voordelen: in de aanvraag moeten concrete voordelen voor de regio beschreven worden, zoals werkgelegenheid, technologische ontwikkeling of versterking van infrastructuur.

  • d.

    Kwaliteit van het consortium (30 punten)

Ervaring en complementariteit van partners: in de aanvraag moet worden aangetoond dat alle consortiumleden beschikken over relevante ervaring en expertise. De complementariteit van de partners moet duidelijk zijn en bijdragen aan het succes van het project.

En

Formele samenwerking: er moet sprake zijn van een vastgelegde samenwerkingsovereenkomst, waarin de rollen en verantwoordelijkheden van de partners zijn uitgewerkt.

  • e.

    Duurzaamheid (20 punten)

Milieueffecten en CO₂-reductie: de aanvrager moet een onderbouwen aanleveren dat het project een significante bijdrage levert aan CO₂-reductie of andere duurzame doelen, zoals het gebruik van hernieuwbare energiebronnen of minimalisatie van afvalstromen.

En

Duurzame integratie in de keten: de aanvrager moet een onderbouwing aanleveren hoe duurzaamheid structureel wordt verankerd in de waterstofketen, bijvoorbeeld door circulaire processen of energie-efficiëntie.

  • f.

    Innovatiegraad (10 punten)

Nieuwheid van technologieën of processen: de aanvraag moet aantonen dat het project gebruik maakt van innovatieve technologieën, methodieken of processen. Dit kan gaan om nieuwe toepassingen in de waterstofketen, unieke technische oplossingen of baanbrekende samenwerkingen.

Of

Vergroting van de concurrentiekracht: het project moet bijdragen aan de concurrentiepositie van de waterstofsector, zowel regionaal als nationaal. In de aanvraag moet worden toegelicht hoe de innovatie een duurzame meerwaarde creëert.

  • g.

    Samenwerking met kennisinstellingen (10 punten)

Betrokkenheid van kennisinstellingen: uit de aanvraag moet blijken dat kennisinstellingen actief betrokken zijn bij het project, bijvoorbeeld door het leveren van specifieke expertise of bijdragen aan onderzoek en ontwikkeling.

Of

Kennisdeling en onderwijs: in de aanvraag moet aangegeven worden hoe het project bijdraagt aan kennisoverdracht, bijvoorbeeld via publicaties, workshops of onderwijsprogramma’s. Stageplaatsen en samenwerking met opleidingen worden hierin meegenomen.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    voor activiteiten uit artikel 5, eerste en tweede lid worden de subsidiabele kosten beperkt tot kosten als genoemd in artikel 49 AGVV;

  • b.

    voor de activiteit uit artikel 5, derde lid worden de subsidiabele kosten beperkt tot kosten als genoemd in artikel 41 AGVV;

  • c.

    voor de activiteit uit artikel 5, vierde lid worden de subsidiabele kosten beperkt tot kosten als genoemd in artikel 36 AGVV.

Artikel 10 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.5 van de Procedureregeling komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    uitgaven die niet rechtstreeks verbonden zijn aan de activiteiten als genoemd in artikel 5;

  • b.

    kosten die zijn gemaakt vóór de datum van een ontvankelijke subsidieaanvraag of na de einddatum van het project zoals vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening;

  • c.

    kosten voor reguliere bedrijfsactiviteiten, zoals algemene overheadkosten, operationele kosten, onderhoudskosten, en dagelijkse administratie van de aanvrager;

  • d.

    kosten die voortvloeien uit overtredingen van wettelijke verplichtingen, zoals boetes, rente op achterstallige betalingen of juridische procedures;

  • e.

    kosten die duidelijk hoger zijn dan marktconforme tarieven of niet zijn onderbouwd door offertes of vergelijkende prijsopgaven;

  • f.

    uitgaven voor algemene marketing, advertentiecampagnes of promotionele activiteiten van de aanvrager, tenzij specifiek goedgekeurd als onderdeel van het project;

  • g.

    terugvorderbare of verrekenbare BTW, evenals andere belastingen en heffingen;

  • h.

    kosten van aankoop, huur, leasing of verkoop van grond en gebouwen.

Artikel 11 Indieningsvereisten

  • 1. Een subsidieaanvraag kan met ingang van 29 april 2025 worden ingediend bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland via www.snn.nl en is voorzien van een projectplan en alle op de website benoemde bijlagen.

  • 2. Onverminderd artikel 2.1, eerste en tweede lid van de Procedureregeling bevat een aanvraag:

    • a.

      een projectbeschrijving op activiteiten niveau;

    • b.

      een begroting;

    • c.

      plan voor kennisdeling en evaluatie van de impact op de waterstofsector;

    • d.

      een samenwerkingsovereenkomst waarin de rollen, verantwoordelijkheden, en financiële bijdragen van alle partners duidelijk worden beschreven;

    • e.

      een toelichting waarom de aanvraag past binnen artikel 36, 41 of 49 van de AGVV, inclusief verklaring geen financiële moeilijkheden en geen openstaand bevel tot terugvordering;

Artikel 12 Indieningstermijn

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 29 april 2025 tot en met 31 december 2028.

Artikel 13 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt voor de periode als genoemd in artikel 12 in totaal € 10.100.000, --.

Artikel 14 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5, eerste lid bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €100.000,-.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5, tweede lid bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €1.000.000,-.

  • 3. De hoogte van de subsidie in artikel 5, derde lid wordt berekend aan de hand van artikel 41 AGVV en bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €2.500.000,-.

  • 4. De hoogte van de subsidie in artikel 5, vierde lid wordt berekend aan de hand van artikel 36 AGVV en bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €2.500.000,-.

  • 5. Voor toepassing van steun geldt dat het percentage als bedoeld in lid 1 tot en met 4 wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal aan steun die aangemerkt moet worden als staatssteun niet meer bedraagt dan op grond van het Europese steunkader is toegestaan.

Artikel 15 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 16 Staatssteun

  • 1. Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid wordt verleend met toepassing van artikel 49 AGVV.

  • 2. Subsidie voor de activiteit als bedoeld in artikel 5, derde lid wordt verleend met toepassing van artikel 41 AGVV.

  • 3. Subsidie voor de activiteit als bedoeld in artikel 5, vierde lid wordt verleend met toepassing van artikel 36 AGVV.

Artikel 17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in aanvulling op artikel 2.10 van de Procedureregeling ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de uitvoering van het project dient uiterlijk één jaar na het verlenen van de subsidie te zijn gestart;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteiten genoemd in artikel 5 eerste lid dienen binnen een jaar na het verlenen van de subsidie en uiterlijk voor 1 juli 2029 te zijn gerealiseerd;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten genoemd in artikel 5 tweede lid dienen binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie en uiterlijk voor 1 juli 2029 te zijn gerealiseerd;

  • d.

    de gesubsidieerde activiteiten genoemd in artikel 5 derde en vierde lid dienen binnen 4 jaar na het verlenen van de subsidie en uiterlijk voor 1 juli 2029 te zijn gerealiseerd;

  • e.

    aanvrager verspreidt kennis over het project door de resultaten en leerpunten van het project publiek beschikbaar te maken en actief te delen;

  • f.

    de resultaten in stand te houden voor een periode van vijf jaar na het besluit tot subsidievaststelling;

  • g.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • h.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • i.

    het delen van de opgedane kennis met de provincie Groningen.

Artikel 18 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken voor de activiteiten genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten verstrekken voor de activiteiten genoemd in artikel 5, derde en vierde lid op aanvraag vooruitlopend op realisatie van de projectactiviteiten een voorschot van 20% van de verleende subsidie.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen onderbouwd afwijken van de in het tweede lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat. Dit is altijd het geval als de financiering niet zeker is gesteld.

  • 4. Gedeputeerde Staten verstrekken op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten. Het voorschot bedraagt de in de rapportage verantwoorde gemaakte en betaalde subsidiabele kosten, vermenigvuldigd met het toegestane subsidiepercentage, bedoeld in artikel 14 derde en vierde lid.

  • 5. De voorschotten bedragen in totaal maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 19 Subsidievaststelling

Na afronding van het project dient de aanvrager binnen 13 weken een verzoek tot subsidievaststelling in.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 29 april 2025.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Ontwikkeling Waterstofketens (NPG)

Ondertekening

Groningen, 15 april 2025

Gedeputeerde Staten van Groningen:

René Paas, voorzitter

Hans Schrikkema, secretaris

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling ketenontwikkeling waterstof provincie Groningen 2025

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Kaderverordening en de Procedureregeling. Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Kaderverordening en Procedureregeling.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Kaderverordening en Procedureregeling noodzakelijk. Ook de Awb bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

In de Klimaatagenda van de provincie Groningen is aangegeven dat de provincie Groningen waterstof ziet als cruciaal onderdeel van de energietransitie en daarom initiatieven op het gebied van waterstof wil ondersteunen. Dit is nader uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Energie, waarin is vastgesteld dat we als provincie een waterstofecosysteem willen faciliteren waarin voldoende blauwe en groene waterstof beschikbaar is om de Groningse industrie te verduurzamen. Om dit doel te bereiken is het noodzakelijk dat er waterstofketens worden ontwikkeld, zodat er vraag en aanbod van waterstof ontstaat. Daarbij is ook nieuwe kennis en innovatie nodig om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van waterstof te faciliteren.

Ook in de Economische Visie van de provincie Groningen wordt herkend dat onze provincie aantrekkelijk is als vestgingslocatie voor een waterstofecosysteem. Ook is het perspectief voor 2035 dat er een sterke integratie is van de industriële sector met de energiesector. Met name op het gebied van CO2 vrije waterstof, die een groene en circulaire industrie mogelijk maakt, en het gebruik van restwarmte door andere bedrijven en huishoudens. Deze regeling is bedoeld om deze ontwikkeling mede mogelijk te maken.

Artikelsgewijs

Artikel 5: Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten komen in aanmerking voor subsidie:

Omschrijving van Activiteit 1 (Fase 1): Haalbaarheidsonderzoek

Haalbaarheidsstudies richten zich op het verkennen van de mogelijkheden en randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een waterstofketen of een onderdeel daarvan. Deze activiteit omvat een onderzoek naar de technische, economische en organisatorische aspecten van het project. Daarbij kunnen de volgende elementen worden onderzocht:

  • Technische mogelijkheden: Welke technologieën en processen zijn nodig voor het project, en welke alternatieven zijn beschikbaar?

  • Economische haalbaarheid: Wat zijn de geschatte kosten, baten en investeringsbehoeften, en hoe groot is het marktpotentieel?

  • Organisatorische en ruimtelijke vereisten: Wat is nodig qua locaties, vergunningen en samenwerkingsstructuren om het project te realiseren?

Het resultaat van een haalbaarheidsstudie is een rapport dat inzicht biedt in de haalbaarheid van het project en de belangrijkste vervolgstappen. Het doel is om een solide basis te leggen voor eventuele verdere uitwerking of investeringsbeslissingen. Er wordt ruimte gelaten voor een brede interpretatie van wat haalbaarheid betekent, afhankelijk van de aard en schaal van het project.

Omschrijving van Activiteit 2 (Fase 2): Implementatie klaar ontwerp

Bij een implementatieklaar ontwerp wordt een project verder uitgewerkt naar een niveau waarbij directe uitvoering of investeringsbeslissingen mogelijk worden. Dit omvat het opstellen van een concreet plan voor realisatie, inclusief de belangrijkste technische, organisatorische en financiële aspecten. Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn:

  • Technische specificaties: Een beschrijving van de geplande installaties, infrastructuur en benodigde middelen.

  • Financiële planning: Een overzicht van de geraamde kosten, inclusief onderbouwing van de belangrijkste kostenposten.

  • Uitvoeringsplanning: Een globaal overzicht van de tijdslijn en te nemen stappen, inclusief aandacht voor vergunningen en samenwerkingsafspraken.

  • Risico-inventarisatie: Een beknopte beschrijving van mogelijke uitdagingen en hoe hiermee omgegaan kan worden.

Het doel van deze activiteit is om een project naar een concreet en uitvoerbaar niveau te brengen, zodat investeringen met vertrouwen kunnen worden gedaan. Het biedt aanvragers enige ruimte om de mate van detail en diepgang af te stemmen op de omvang en complexiteit van het project.

Verschil tussen Haalbaarheidsstudies en Implementatieklare Ontwerpen

Hoewel beide activiteiten bij moeten dragen aan de ontwikkeling van een waterstofketen, is er een verschil in focus:

  • Haalbaarheidsstudies richten zich op het onderzoeken van de mogelijkheden en het identificeren van randvoorwaarden voor een project. Het doel is om inzicht te verkrijgen in wat mogelijk is en welke obstakels overwonnen moeten worden.

  • Implementatieklare ontwerpen zijn gericht op het vertalen van een idee naar een praktisch en uitvoerbaar plan. Het doel is om een project tot een punt te brengen waarop realisatie direct kan starten.

Samengevat: haalbaarheidsstudies zijn verkennend, terwijl implementatieklare ontwerpen concreet en uitvoeringsgericht zijn. Beide activiteiten laten voldoende ruimte voor projecten van verschillende omvang en complexiteit om in aanmerking te komen voor subsidie.

Omschrijving van activiteit 3 (Fase 3): Realisatie van de waterstofketen

De realisatie van de waterstofketen richt zich op het daadwerkelijk implementeren van fysieke infrastructuur, installaties, of andere middelen die nodig zijn voor de productie, het transport en de toepassing van groene of blauwe waterstof. De activiteit omvat de bouw of implementatie van technologieën die in eerdere fasen (implementatieklare ontwerpen) zijn voorbereid. Mogelijke (maar niet uitsluitende) onderdelen van deze activiteit zijn:

  • Productie-installaties: Het bouwen of uitbreiden van elektrolysers voor de productie van groene waterstof, of installaties voor blauwe waterstof met CO₂-afvang en -opslag.

  • Transportinfrastructuur: De aanleg van pijpleidingen, compressoren, of andere systemen om waterstof van de productielocatie naar eindgebruikers te vervoeren.

  • Opslag- en afnamefaciliteiten: De realisatie van waterstofopslagtanks of de aanpassing van industriële processen om waterstof als energiebron of grondstof te gebruiken.

Deze activiteit richt zich op projecten die direct bijdragen aan de fysieke verwezenlijking van de waterstofketen in de provincie Groningen. Aanvragers moeten aantonen dat de voorgestelde investeringen technisch haalbaar, economisch verantwoord en in lijn met de beleidsdoelen zijn.

Omschrijving van Activiteit 4 (Fase 3): Investering in installaties voor de toepassing van waterstof

Deze activiteit richt zich specifiek op investeringen in het ombouwen of aanpassen van bestaande installaties die momenteel werken op fossiele brandstoffen, zodat deze geschikt worden gemaakt voor de toepassing van waterstof. Dit betreft uitsluitend de transitie van fossiele brandstof naar het gebruik van blauwe waterstof, zoals gedefinieerd in artikel 36, eerste lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV). De subsidie is bedoeld om bedrijven die onderdeel zijn van de waterstofketen te ondersteunen bij het verduurzamen door deze klaar te maken voor waterstofgebruik. De focus ligt hierbij op technische aanpassingen aan installaties die omgebouwd worden van Fossiel naar (Blauwe)waterstof.

Mogelijke Onderdelen van de Activiteit:

  • Aanpassingen aan industriële installaties: Het aanpassen van productieprocessen en apparatuur zodat deze geschikt zijn voor de inzet van waterstof in plaats van fossiele brandstoffen.

  • Omzetting naar hybride systemen: Het implementeren van hybride systemen die zowel fossiele brandstoffen als waterstof kunnen gebruiken, ter voorbereiding op een volledige overstap naar waterstof in de toekomst.

Afwijkingen van Activiteit 3: In tegenstelling tot Activiteit 3, waarbij de nadruk ligt op de gehele waterstofketen (productie, transport en opslag), richt deze activiteit zich specifiek op de toepassing van waterstof binnen bestaande installaties. Investeringen in de productie- of transportinfrastructuur voor blauwe waterstof vallen niet onder deze activiteit vanwege de beperkingen vanuit de staatssteunregels. 

Artikel 7: Subsidievereisten

Begripsomschrijving randvoorwaarden van duurzaamheid en innovatie: in de context van deze regeling verwijzen naar de minimale eisen waaraan projecten moeten voldoen om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van de waterstofketen in de provincie Groningen. Deze voorwaarden zijn gericht op het waarborgen van milieu- en klimaatdoelen en het ondersteunen van de energietransitie. De randvoorwaarden omvatten de volgende aspecten:

  • Het project moet aantoonbaar bijdragen aan de reductie van broeikasgassen (CO₂ of andere emissies) in vergelijking met bestaande technieken of processen.

  • Het gebruik van fossiele energiebronnen of andere technologieën met hoge CO₂-uitstoot is niet toegestaan, tenzij er duidelijke mitigatie- of transitieplannen worden gepresenteerd.

  • Het project moet bijdragen aan de opbouw van een robuuste, duurzame waterstofinfrastructuur die ook op de lange termijn relevant is.

  • Bij voorkeur richt het project zich op technologieën die kunnen opschalen of die bijdragen aan een bredere toepassing van duurzame waterstof in andere sectoren.

  • Bij elektrolyse moet in het bijzonder rekening worden gehouden met toekomstig watergebruik en mogelijke schaarste aan zoet water.

Artikel 14: Subsidiehoogte

De maximale subsidie per project is afhankelijk van de activiteit en bedraagt:

  • Maximaal 50% van de kosten voor haalbaarheidsstudies.

  • Maximaal 50% van de kosten voor het uitwerken van een implementatieklaar ontwerp.

  • Maximaal 50% voor investeringen in waterstofinfrastructuur.

In alle bovenstaande gevallen kan door staatsteunregels de maximaal toegestane steunintensiteit lager uitvallen op basis van de uitzonderingsregels zoals beschreven in de AGVV. De AGVV is hierin altijd leidend. Alle financieringsbronnen die gebonden zijn aan staatsteunregels tellen mee bij de berekening van de steunintensiteit. De steunintensiteit kan niet hoger uitvallen dan het maximale percentage aangegeven in deze regeling.

Bijlage I Staatssteun

Artikel 36 Investeringssteun voor milieubescherming, met inbegrip van decarbonisatie

  • 1.

    Investeringssteun ten behoeve van milieubescherming, daaronder begrepen steun voor de reductie en verwijdering van broeikasgasemissies, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 1 bis.

    Dit artikel is niet van toepassing op maatregelen waarvoor specifiekere regels in artikel 36 bis, artikel 36 ter en de artikelen 38 tot en met 48 zijn vastgesteld. Dit artikel is evenmin van toepassing op investeringen in uitrusting, machines en industriële productiefaciliteiten die van fossiele brandstoffen gebruikmaken, met inbegrip van die welke van aardgas gebruikmaken. Dit laat de mogelijkheid onverlet steun te verlenen voor de installatie van uitbreidingen die het niveau van milieubescherming van bestaande uitrusting, machines en industriële productie-installaties verbeteren, in welk geval de investering niet mag leiden tot een uitbreiding van de productiecapaciteit noch tot een hoger verbruik van fossiele brandstoffen.

  • 1 ter.

    Dit artikel is ook van toepassing op investeringen in uitrusting, machines en infrastructuur die waterstof gebruiken of vervoeren, voor zover de gebruikte of vervoerde waterstof als hernieuwbare waterstof kwalificeert. Het is eveneens van toepassing op investeringen in uitrusting en machines die brandstoffen op basis van waterstof gebruiken waarvan de energie-inhoud afkomstig is van andere hernieuwbare bronnen dan biomassa en die zijn geproduceerd overeenkomstig de methoden voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige vervoersbrandstoffen van niet-biologische oorsprong van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen ervan.

    Dit artikel is tevens van toepassing op steun voor investeringen in installaties, uitrusting en machines die waterstof op basis van elektriciteit produceren of gebruiken, en in specifieke infrastructuur als bedoeld in artikel 2, punt 130, laatste zin, voor het vervoer daarvan en die niet als hernieuwbare waterstof kwalificeert, voor zover kan worden aangetoond dat de waterstof op basis van elektriciteit die wordt geproduceerd, gebruikt of vervoerd, over de levenscyclus broeikasgasemissiereducties behaalt van ten minste 70 % in vergelijking met een fossiele referentiebrandstof van 94 g CO2eq/MJ. Om de broeikasgasemissiereducties over de levenscyclus overeenkomstig deze alinea te bepalen, worden de broeikasgasemissies in verband met de productie van elektriciteit die wordt gebruikt om waterstof te produceren, bepaald door de marginale centrale-eenheid in de biedzone waar de elektrolyse-installatie is gevestigd tijdens perioden van onbalansverrekening waarin de elektrolyse-installatie elektriciteit van het net verbruikt.

    In de in de eerste en tweede alinea bedoelde gevallen wordt gedurende de gehele levensduur van de investering uitsluitend waterstof gebruikt, vervoerd of — in voorkomend geval — geproduceerd die aan de in die alinea’s gestelde voorwaarden voldoet. De lidstaat dient een verbintenis in die zin aan te gaan.

  • 2.

    De investering voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

    • a.

      zij maakt het mogelijk een project uit te voeren dat ertoe leidt dat de begunstigde in staat is het uit zijn activiteiten voortvloeiende niveau van milieubescherming te verhogen door verder te gaan dan de van kracht zijnde Unienormen, ongeacht of er verplichte nationale normen bestaan die strenger zijn dan de Unienormen; voor projecten die verband houden met of betrekking hebben op de in artikel 2, punt 130, laatste zin, bedoelde specifieke infrastructuur voor waterstof in de zin van lid 1 ter, afvalwarmte of CO2, of die een verbinding met energie-infrastructuur voor waterstof in de zin van lid 1 ter, afvalwarmte of CO2 omvatten, kan de toename van het niveau van milieubescherming ook het gevolg zijn van de activiteiten van een andere entiteit in de infrastructuurketen;

    • b.

      zij maakt het mogelijk een project uit te voeren dat ertoe leidt dat de begunstigde in staat is om bij ontstentenis van Unienormen het uit zijn activiteiten voortvloeiende niveau van milieubescherming te verhogen; voor projecten die verband houden met of betrekking hebben op de in artikel 2, punt 130, laatste zin, bedoelde specifieke infrastructuur voor waterstof in de zin van lid 1 ter, afvalwarmte of CO2, of die een verbinding met energie-infrastructuur voor waterstof in de zin van lid 1 ter, afvalwarmte of CO2 omvatten, kan de toename van het niveau van milieubescherming ook het gevolg zijn van de activiteiten van een andere entiteit in de infrastructuurketen;

    • c.

      zij maakt het mogelijk een project uit te voeren dat ertoe leidt dat de begunstigde in staat is het uit zijn activiteiten voortvloeiende niveau van milieubescherming te verhogen teneinde te voldoen aan Unie[1]normen die zijn vastgesteld maar nog niet van kracht zijn; voor projecten die verband houden met of betrekking hebben op de in artikel 2, punt 130, laatste zin, bedoelde specifieke infrastructuur voor waterstof in de zin van lid 1 ter, afvalwarmte of CO2, of die een verbinding met energie-infrastructuur voor waterstof in de zin van lid 1 ter, afvalwarmte of CO2 omvatten, kan de toename van het niveau van milieubescherming ook het gevolg zijn van de activiteiten van een andere entiteit in de infrastructuurketen.

  • 2 bis.

    Investeringen in CO2-afvang en -vervoer moeten voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de afvang en/of het vervoer van CO2, met inbegrip van individuele onderdelen van de CCS- of CCU-keten, zijn geïntegreerd in een volledige CCS- en/of CCU-keten;

    • b.

      de netto contante waarde („NPV”) van het investeringsproject over de levensduur ervan is negatief. Om de NPV van het project te berekenen worden de vermeden kosten van CO2-emissies in aanmerking genomen;

    • c.

      de in aanmerking komende kosten zijn uitsluitend de extra investeringskosten die voortvloeien uit het afvangen van CO2 uit een CO2 uitstotende installatie (industriële installatie of energiecentrale) of rechtstreeks uit de omgevingslucht, alsook uit de bufferopslag en het vervoer van afgevangen CO2-emissies.

  • 2 ter.

    Wanneer de steun gericht is op het verminderen of vermijden van directe emissies, mag hij niet louter dienen om deze emissies van de ene sector naar de andere te verschuiven, maar moet hij deze emissies in hun geheel verminderen; met name, wanneer de steun gericht is op het verminderen van broeikasgasemissies, mag hij niet louter dienen om de emissies van de ene sector naar de andere te verschuiven, maar moet hij deze in hun geheel verminderen.

  • 3.

    Er wordt geen steun verleend wanneer de investeringen worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat ondernemingen gewoonweg voldoen aan van kracht zijnde Unienormen. Steun aan ondernemingen om te voldoen aan Unienormen die zijn vastgesteld maar nog niet van kracht zijn, kan op grond van dit artikel worden verleend mits de investering waarvoor de steun wordt toegekend, ten minste 18 maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de betrokken norm is uitgevoerd en voltooid.

  • 4.

    De in aanmerking komende kosten zijn de extra kosten voor investeringen die zijn bepaald door de investeringskosten af te zetten tegen die van een nulscenario dat zonder de steun zou plaatsvinden, en wel als volgt:

    • a.

      indien het nulscenario erin bestaat een minder milieuvriendelijke investering uit te voeren die overeenkomt met de gangbare zakelijke praktijk in de betrokken sector of voor de betrokken activiteit, bestaan de in aanmerking komende kosten uit het verschil tussen de kosten van de investering waarvoor staatssteun wordt verleend en de kosten van de minder milieuvriendelijke investering;

    • b.

      indien het nulscenario erin bestaat dezelfde investering op een later tijdstip uit te voeren, bestaan de in aanmerking komende kosten uit het verschil tussen de kosten van de investering waarvoor staatssteun wordt verleend en de netto contante waarde van de kosten van de latere investering, gedisconteerd naar het tijdstip dat de gesteunde investering zou worden verricht;

    • c.

      indien het nulscenario erin bestaat de bestaande installaties en uitrusting in bedrijf te houden, bestaan de in aanmerking komende kosten uit het verschil tussen de kosten van de investering waarvoor staatssteun wordt verleend en de netto contante waarde van de investeringen in het onderhoud, de reparatie en de modernisering van de bestaande installaties en uitrusting, gedisconteerd naar het tijdstip dat de gesteunde investering zou worden verricht;

    • d.

      in het geval van uitrusting die onder leasingovereenkomsten valt, bestaan de in aanmerking komende kosten uit het verschil in netto contante waarde tussen de leasing van de uitrusting waarvoor staatssteun wordt verleend en de leasing van de minder milieuvriendelijke uitrusting die zonder de steun zou worden geleased; de leasingkosten omvatten geen kosten met betrekking tot de exploitatie van de uitrusting of installatie (brandstofkosten, verzekering, onderhoud, andere verbruiksgoederen), ongeacht of deze deel uitmaken van het leasingcontract.

In alle in de eerste alinea, punten a) tot en met d) genoemde situaties komt het nulscenario overeen met een investering met een vergelijkbare outputcapaciteit en levensduur die voldoet aan reeds van kracht zijnde Unienormen. Het nulscenario is geloofwaardig in het licht van wettelijke vereisten, marktvoorwaarden en prikkels gegenereerd door het EU ETS-systeem.

Indien de investering waarvoor staatssteun wordt verleend, bestaat in de installatie van een uitbreidingscomponent van een reeds bestaande faciliteit waarvoor geen minder milieuvriendelijke investering in een nulscenario bestaat, zijn de in aanmerking komende kosten de totale investeringskosten.

Indien de investering waarvoor staatssteun wordt verleend, bestaat in de aanleg van specifieke infrastructuur als bedoeld in artikel 2, punt 130, laatste zin, voor waterstof in de zin van lid 1 ter, afvalwarmte of CO2 die noodzakelijk is om de in de leden 2 en 2 bis bedoelde verhoging van het niveau van milieubescherming mogelijk te maken, zijn de in aanmerking komende kosten de totale investeringskosten. Kosten voor het bouwen of upgraden van opslagvoorzieningen, met uitzondering van opslagvoorzieningen voor hernieuwbare waterstof en waterstof die onder lid 1 ter, tweede alinea, vallen, komen niet in aanmerking.

De kosten die niet rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van milieubescherming, komen niet in aanmerking.

  • 5.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 40 % van de in aanmerking komende kosten. Indien de investering, met uitzondering van investeringen die berusten op het gebruik van biomassa, resulteert in een vermindering met 100 % van de directe broeikasgasemissies, kan de steunintensiteit tot 50 % bedragen.

  • 6.

    In het geval van investeringen met betrekking tot CCS en/of CCU bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 30 % van de in aanmerking komende kosten.

  • 7.

    De steunintensiteit kan met 10 procentpunten worden verhoogd voor steun aan middelgrote ondernemingen en met 20 procentpunten voor steun aan kleine ondernemingen.

  • 8.

    De steunintensiteit kan worden verhoogd met 15 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.

  • 9.

    De steunintensiteit kan tot 100 % van de investeringskosten bedragen indien steun wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die naast de in artikel 2, punt 38, vastgestelde voorwaarden elk van de volgende voorwaarden vervult:

    • a.

      de steunverlening is gebaseerd op objectieve, heldere, transparante en niet-discriminerende criteria om in aanmerking te komen en selectiecriteria, die vooraf worden vastgesteld en ten minste zes weken vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van aanvragen worden bekendgemaakt, om daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken;

    • b.

      tijdens de uitvoering van een regeling, in het geval van een biedprocedure waarbij alle bieders steun ontvangen, wordt de vormgeving van deze procedure gecorrigeerd om in de daaropvolgende biedprocedures een daadwerkelijke mededinging te herstellen, bijvoorbeeld door het budget of het volume te verlagen;

    • c.

      aanpassingen achteraf van de uitkomst van de biedprocedure (zoals aansluitende onderhandelingen over de uitkomsten van de biedingen) zijn uitgesloten;

    • d.

      ten minste 70 % van de totale selectiecriteria die worden gehanteerd voor de rangschikking van biedingen en, uiteindelijk, voor de toewijzing van de steun in het kader van de concurrerende biedprocedure, wordt vastgesteld als steun in verhouding tot de bijdrage van het project aan de milieudoelstellingen van de maatregel, bijvoorbeeld de gevraagde steun per te leveren eenheid milieubescherming.

  • 10.

    Als alternatief voor de leden 4 tot en met 9 is het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de investeringskosten die rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van milieubescherming en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt op basis van redelijke projecties vooraf in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten en wordt achteraf geverifieerd door middel van een terugvorderingsmechanisme.

  • 11.

    In afwijking van lid 4, eerste alinea, punten a) tot en met d), en de leden 9 en 10 kunnen de in aanmerking komende kosten worden bepaald zonder dat het nulscenario wordt vastgesteld en zonder dat er een concurrerende biedprocedure is. In dat geval zijn de in aanmerking komende kosten de investeringskosten die rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van milieubescherming, en worden de in de leden 5 tot en met8 vastgestelde toepasselijke steunintensiteiten en verhogingen met 50 % verlaagd

Artikel 41 AGVV Investeringssteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen, uit hernieuwbare waterstof en uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling

  • 1.

    Investeringssteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen, uit hernieuwbare waterstof en uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, met uitzondering van uit hernieuwbare waterstof geproduceerde elektriciteit, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. 1 bis. Investeringssteun voor projecten voor elektriciteitsopslag op grond van dit artikel is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld voor zover deze wordt toegekend aan gecombineerde projecten voor hernieuwbare energie en opslag (achter de meter), waarbij beide elementen deel uitmaken van één investering of waarbij de opslag gekoppeld wordt aan een bestaande installatie voor de opwekking van hernieuwbare energie. De opslagcomponent haalt op jaarbasis ten minste 75 % van zijn energie uit rechtstreeks aangesloten installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie. Bij verificatie van de naleving van de in artikel 4 genoemde drempelwaarden worden alle investeringscomponenten (opwekking en opslag) als één geïntegreerd project beschouwd. Dezelfde regels zijn van toepassing op thermische opslag die rechtstreeks is aangesloten op een installatie voor de productie van hernieuwbare energie.

  • 2.

    Investeringssteun voor de productie en opslag van biobrandstof, vloeibare biomassa, biogas (met inbegrip van biomethaan) en biomassabrandstof is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld voor zover de gesteunde brandstoffen voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereductie van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen ervan, en die worden geproduceerd uit de in bijlage IX bij die richtlijn genoemde grondstoffen. De opslagcomponent haalt op jaarbasis ten minste 75 % van zijn brandstofinhoud uit rechtstreeks aangesloten installaties voor de productie van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biogas (met inbegrip van biomethaan) en biomassabrandstoffen. Bij verificatie van de naleving van de in artikel 4 van deze verordening genoemde drempelwaarden worden alle investeringscomponenten (productie en opslag) als één geïntegreerd project beschouwd.

  • 3.

    Investeringssteun voor de productie van waterstof is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld wat betreft installaties die uitsluitend hernieuwbare waterstof produceren. Voor projecten met hernieuwbare waterstof die bestaan uit een elektrolyse-installatie en een of meer productie-eenheden voor hernieuwbare energie achter één netaansluitpunt, bedraagt het vermogen van de elektrolyse-installatie niet meer dan het gecombineerde vermogen van de productie-eenheden voor hernieuwbare energie. De investeringssteun kan gaan naar specifieke infrastructuur voor de transmissie of distributie van hernieuwbare waterstof, maar ook naar opslagvoorzieningen voor hernieuwbare waterstof.

  • 4.

    Investeringssteun voor hoogrenderende wkk-eenheden is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld voor zover deze totale besparingen van primaire energie oplevert ten opzichte van de afzonderlijke productie van warmte en elektriciteit zoals bepaald door Richtlijn 2012/27/EU of latere wetgeving die deze handeling geheel of ten dele vervangt. Steun voor investeringen in projecten voor elektriciteits- en warmteopslag die rechtstreeks verbonden zijn met hoogrenderende warmtekrachtkoppeling op basis van hernieuwbare energiebronnen is onder de in lid 1 bis van dit artikel vastgestelde voorwaarden vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.

  • 4 bis.

    Investeringssteun voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag alleen vrijgesteld voor zover deze niet bestemd is voor wkk-installaties op fossiele brandstof, met uitzondering van aardgas indien inachtneming van de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 is gegarandeerd overeenkomstig afdeling 4.30 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie (1).

  • 5.

    De investeringssteun wordt uitsluitend voor nieuw geïnstalleerd of gerenoveerd vermogen verleend. Het steunbedrag staat los van de output.

  • 6.

    De in aanmerking komende kosten zijn de totale investeringskosten.

  • 7.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste:

    • a)

      45 % van de in aanmerking komende kosten voor investeringen in de productie van hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van warmtepompen die voldoen aan bijlage VII bij Richtlijn 2018/2001, hernieuwbare waterstof en hoogrenderende warmtekrachtkoppeling op basis van hernieuwbare energiebronnen;

    • b)

      30 % van de in aanmerking komende kosten voor elke andere onder dit artikel vallende investering.

  • 8.

    De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten voor steun aan middelgrote ondernemingen.

  • 9.

    vervallen

  • 10.

    De steunintensiteit kan tot 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen indien steun wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die naast de in artikel 2, punt 38, vastgestelde voorwaarden elk van de volgende voorwaarden vervult:

    • a)

      de steunverlening is gebaseerd op objectieve, heldere, transparante en niet-discriminerende criteria om in aanmerking te komen en selectiecriteria, die vooraf worden vastgesteld en ten minste zes weken vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van aanvragen worden bekendgemaakt, om daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken;

    • b)

      tijdens de uitvoering van een regeling, in het geval van een biedprocedure waarbij alle bieders steun ontvangen, wordt de vormgeving van deze procedure gecorrigeerd om in de daaropvolgende biedprocedures een daadwerkelijke mededinging te herstellen, bijvoorbeeld door het budget of het volume te verlagen;

    • c)

      aanpassingen achteraf van de uitkomst van de biedprocedure (zoals aansluitende onderhandelingen over de uitkomsten van de biedingen of contingentering) zijn uitgesloten;

    • d)

      ten minste 70 % van de totale selectiecriteria die worden gehanteerd voor de rangschikking van biedingen en, uiteindelijk, voor de toewijzing van de steun in het kader van de concurrerende biedprocedure, wordt vastgesteld als steun per eenheid energiecapaciteit uit hernieuwbare bronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling.

Artikel 49 AGVV Steun voor studies of consultancydiensten inzake milieubescherming en energiethema’s

  • 1.

    Steun voor studies of consultancydiensten, met inbegrip van energieaudits, die rechtstreeks verband houden met op grond van dit deel voor steun in aanmerking komende investeringen, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    Indien de volledige studie of consultancydienst investeringen betreft die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn de in aanmerking komende diensten de kosten van de studie of consultancydienst. Indien slechts een deel van de studie of de consultancydienst betrekking heeft op investeringen die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van het deel van de studie of de consultancydienst dat met die investeringen verband houdt.

  • 2 bis.

    Steun wordt toegekend, ongeacht of de bevindingen van de studie of de consultancydienst worden gevolgd door een investering die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komt.

  • 3.

    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 60 % van de in aanmerking komende kosten.

  • 4.

    De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd bij studies of consultancydiensten voor rekening van kleine ondernemingen en met 10 procentpunten bij studies of consultancydiensten voor rekening van middelgrote ondernemingen.

  • 5.

    Voor energieaudits die worden uitgevoerd om aan Richtlijn 2012/27/EU te voldoen, wordt alleen steun toegekend indien de energieaudit wordt uitgevoerd naast de op grond van die richtlijn verplichte energieaudit.

Bijlage II Beoordelingssystematiek

Fase 1: Identificatie van waterstofketens (activiteiten als bedoeld in artikel 5 eerste lid)

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

Indieningsdatum

 
 

Uiterlijke beschikkingsdatum

 
 
 
 
 

Weigeringsgronden

 
 

het project past niet binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen

beleidstoets door provincie

 

het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

het project voldoet niet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid (zie toelichting) en Innovatie

beleidstoets door provincie

 

het betreft een deelnemer van het Samenwerkingsverband tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

er is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

het project niet voldoet aan de artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 80.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria

Fase 1: Identificatie van waterstofketens: Onderzoeken van potentiële ketens middels haalbaarheidsstudies

 

Haalbaarheid (Knock-out)

Voldoet: Het project bevat een gedetailleerd haalbaarheidsplan met risicoanalyse.

 

Kosten-efficiëntie (Knock-out)

Voldoet: Het project heeft een kostenraming en toont een goede prijs-kwaliteitverhouding: uurtarieven zijn marktconform.

 

Impact op de waterstofketen in Groningen (30 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het project identificeert cruciale schakels in de waterstofketen en biedt concrete, meetbare regionale voordelen. Het draagt significant bij aan de versterking van de keten in Groningen.

30

 

Goed (Middelmatige score)

Het project benoemt belangrijke schakels in de waterstofketen, maar de regionale voordelen zijn beperkt of minder concreet uitgewerkt. Het heeft een matige impact op de keten.

20

 

Voldoende (Lage score)

Het project identificeert enkele schakels, maar er is onvoldoende focus op regionale voordelen of versterking van de keten. De bijdrage is minimaal.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Het project levert geen aantoonbare bijdrage aan de waterstofketen in Groningen of mist een duidelijke focus.

0

Kwaliteit van het consortium (30 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Consortiumleden zijn volledig geïdentificeerd, hebben uitgebreide en aantoonbare relevante ervaring, en er is een sterke, formeel vastgelegde samenwerking met duidelijke rollen.

30

 

Goed (Middelmatige score)

Consortiumleden zijn geïdentificeerd en hebben relevante ervaring, maar er is beperkte diversiteit in expertise of de samenwerking is minder goed uitgewerkt.

20

 

Voldoende (Lage score)

Consortiumleden zijn deels geïdentificeerd, met beperkte relevante ervaring. De samenwerking is niet volledig vastgelegd of onvoldoende gestructureerd.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Consortiumleden zijn niet geïdentificeerd of missen relevante ervaring. Er is geen samenwerking vastgelegd.

0

Duurzaamheid (20 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het project heeft een duidelijke focus op milieu-impact met goed onderbouwde en meetbare doelen voor CO₂-reductie, fossiele brand- en/of grondstoffen, en energieverbruik.

20

 

Goed (Middelmatige score)

Het project adresseert duurzaamheid met enkele maatregelen, maar de doelen zijn minder goed meetbaar of beperkt onderbouwd.

15

 

Voldoende (Lage score)

Het project benoemt duurzaamheid, maar zonder concrete maatregelen of meetbare doelen.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Het project heeft geen focus op duurzaamheid en ontbreekt aan specifieke maatregelen of doelstellingen.

0

Innovatiegraad (10 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het project introduceert nieuwe technologieën of processen die baanbrekend zijn voor de identificatie van waterstofketens.

10

 

Goed (Middelmatige score)

Het project bevat enkele innovatieve elementen, maar deze zijn niet volledig nieuw of beperkt uitgewerkt.

7

 

Voldoende (Lage score)

In het projectplan wordt beperkt aangetoond dat de elementen innovatief zijn en bevat dus voornamelijk bestaande technologieën of processen.

4

 

Onvoldoende (Geen score)

In het project wordt niet ingegaan op de innovatieve aard van de methodologie.

0

Samenwerking met kennisinstellingen (10 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

De samenwerking met kennisinstellingen is goed gedocumenteerd, met een duidelijke rolverdeling en substantiële bijdragen aan het project.

10

 

Goed (Middelmatige score)

Er is sprake van samenwerking met kennisinstellingen, maar de rolverdeling is minder duidelijk of de bijdrage beperkt.

7

 

Voldoende (Lage score)

De samenwerking met kennisinstellingen is beperkt of niet goed gedocumenteerd.

4

 

Onvoldoende (Geen score)

Er is geen samenwerking met kennisinstellingen gedocumenteerd.

0

Totaalscore

Max 100p, min 80p

 
 

Fase 2: Uitwerken van een implementatie klaar ontwerp (activiteiten als bedoeld in artikel 5, tweede lid)

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

Indieningsdatum

 
 

Uiterlijke beschikkingsdatum

 
 
 
 
 

Weigeringsgronden

 
 

het project past niet binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen

beleidstoets door provincie

 

het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

het project voldoet niet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid (zie toelichting) en Innovatie

beleidstoets door provincie

 

het betreft een deelnemer van het Samenwerkingsverband tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

er is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

het project niet voldoet aan de artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 80.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria

Fase 2: Uitwerken van een implementatie klaar ontwerp

 

Haalbaarheid (Knock-out)

Voldoet: Het ontwerp toont aan dat het technisch haalbaar is, met identificatie van mogelijke uitdagingen.

 

Kosten-efficiëntie (Knock-out)

Voldoet: De kosten-batenanalyse toont financiële haalbaarheid en duurzame investeringen.

 

Impact op de waterstofketen in Groningen (30 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het ontwerp biedt een duidelijk en gedetailleerd plan met aantoonbare voordelen voor de versterking van de lokale waterstofketen. De voorgestelde impact is meetbaar, significant en volledig afgestemd op de regionale behoeften en ambities.

30

 

Goed (Middelmatige score)

Het ontwerp biedt een positief plan voor de versterking van de waterstofketen, maar de impact is minder concreet of beperkt onderbouwd. De voordelen zijn herkenbaar, maar missen kwantificering of strategische diepgang.

20

 

Voldoende (Lage score)

Het ontwerp toont enige voordelen voor de lokale waterstofketen, maar de bijdrage is marginaal of slecht onderbouwd. Er ontbreken concrete doelstellingen of een gedetailleerde aanpak.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Het ontwerp draagt niet of nauwelijks bij aan de waterstofketen in Groningen, of de impact is onvoldoende uitgewerkt of onderbouwd.

0

Kwaliteit van het consortium (30 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het consortium combineert een breed scala aan relevante expertises, met aantoonbare ervaring in het ontwerpen en realiseren van complexe projecten. De samenwerking is formeel vastgelegd en grondig gedocumenteerd, inclusief duidelijke taakverdelingen en verantwoordelijkheden.

30

 

Goed (Middelmatige score)

Het consortium beschikt over relevante expertise en ervaring, maar bepaalde aspecten van de samenwerking of documentatie zijn minder uitgebreid uitgewerkt. Er is enige duidelijkheid over taakverdelingen, maar niet volledig.

20

 

Voldoende (Lage score)

Het consortium heeft beperkte ervaring of expertise in relatie tot het project. De samenwerking is summier vastgelegd en er ontbreekt een duidelijk plan voor gezamenlijke uitvoering.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Het consortium mist essentiële ervaring en expertise, en de samenwerking is onvoldoende uitgewerkt of niet formeel vastgelegd.

0

Duurzaamheid (20 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het ontwerp integreert robuuste maatregelen om de milieu-impact te minimaliseren, ondersteund door specifieke en meetbare duurzaamheidsdoelstellingen. Het richt zich op concrete reducties in CO₂-uitstoot, fossiele brandstoffen en energieverbruik, met aantoonbare resultaten.

20

 

Goed (Middelmatige score)

Het ontwerp bevat effectieve maatregelen voor duurzaamheid, maar de doelstellingen zijn minder ambitieus of onvoldoende gekwantificeerd. De aanpak richt zich op enkele belangrijke aspecten, maar mist een holistische benadering.

15

 

Voldoende (Lage score)

Het ontwerp toont enige aandacht voor duurzaamheid, maar de maatregelen zijn beperkt in omvang of ambitie. Er ontbreekt een gedetailleerde aanpak of concrete doelstellingen.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Het ontwerp besteedt weinig tot geen aandacht aan duurzaamheid, of er ontbreken concrete maatregelen om de milieu-impact te minimaliseren.

0

Innovatiegraad (10 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het ontwerp integreert baanbrekende technologieën of processen die de efficiëntie of duurzaamheid van de waterstofketen aantoonbaar verhogen. De innovatieve elementen zijn volledig uitgewerkt en sluiten aan op de regionale doelstellingen.

10

 

Goed (Middelmatige score)

Het ontwerp bevat innovatieve elementen die de efficiëntie of duurzaamheid verbeteren, maar de aanpak is minder ambitieus of beperkt uitgewerkt.

7

 

Voldoende (Lage score)

Het ontwerp toont beperkte innovatie en bevat voornamelijk verbeteringen op basis van bestaande technologieën of processen.

4

 

Onvoldoende (Geen score)

Er zijn geen innovatieve elementen opgenomen in het ontwerp, of de voorgestelde innovaties hebben geen aantoonbare impact.

0

Samenwerking met kennisinstellingen (10 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het ontwerp omvat een gestructureerd samenwerkingsplan met kennisinstellingen, inclusief duidelijke doelstellingen voor kennisdeling, evaluatie en verdere innovatie. De betrokken instellingen hebben bewezen expertise en spelen een actieve rol in de ontwikkeling van het ontwerp.

10

 

Goed (Middelmatige score)

Het ontwerp omvat samenwerking met kennisinstellingen, maar de doelstellingen of rolverdelingen zijn minder concreet uitgewerkt. De betrokken instellingen bieden ondersteuning, maar spelen geen essentiële rol in het ontwerp.

7

 

Voldoende (Lage score)

Het ontwerp toont enige samenwerking met kennisinstellingen, maar deze is beperkt in omvang of onvoldoende gedetailleerd uitgewerkt.

4

 

Onvoldoende (Geen score)

Er is geen samenwerking met kennisinstellingen opgenomen, of de samenwerking draagt niet bij aan de kwaliteit van het ontwerp.

0

Totaalscore

Max 100p, min 80p

 
 

Fase 3: Realisatie van de waterstofketen (activiteiten als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid)

Naam project

 
 

Gevraagde subsidie

 
 

Indieningsdatum

 
 

Uiterlijke beschikkingsdatum

 
 
 
 
 

Weigeringsgronden

 
 

het project past niet binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie zoals weergegeven in de Economische visie en de Klimaatagenda 2030 van de provincie Groningen

beleidstoets door provincie

 

Het project financieel niet haalbaar of is niet uitvoerbaar

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

het project voldoet niet aan de randvoorwaarden van Duurzaamheid (zie toelichting) en Innovatie

beleidstoets door provincie

 

het betreft een deelnemer van het Samenwerkingsverband tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

er is sprake van ongeoorloofde staatssteun

Staatssteuntoets uitvoeringsorganisatie

 

het project niet voldoet aan de artikel 7 tot en met artikel 8 gestelde criteria en eisen. Hierbij geldt een minimaal puntenaantal van 80.

beoordeling uitvoeringsorganisatie

 

Beoordelingscriteria

Fase 3: Realisatie van de waterstofketen

 

Haalbaarheid (Knock-out)

Voldoet: De realisatie heeft een realistisch implementatieplan met tijdslijnen en mijlpalen.

 

Kosten-efficiëntie (Knock-out)

Voldoet: De realisatie heeft een transparant budget en een plan voor financiële verantwoording.

 

Impact op de waterstofketen in Groningen (30 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het project levert aantoonbare, meetbare en substantiële voordelen voor de lokale economie en infrastructuur van de waterstofketen in Groningen. Er zijn heldere, gekwantificeerde doelstellingen opgesteld die volledig aansluiten bij de strategische prioriteiten van de regio.

30

 

Goed (Middelmatige score)

Het project levert positieve impact op de lokale economie en infrastructuur, maar de resultaten zijn minder uitgebreid gekwantificeerd of hebben een beperktere reikwijdte. De voordelen voor de regio zijn duidelijk, maar niet volledig onderbouwd met concrete data of plannen.

20

 

Voldoende (Lage score)

Het project heeft enige voordelen voor de lokale waterstofketen, maar deze zijn marginaal of beperkt onderbouwd. Er ontbreekt een duidelijke visie op hoe het project strategisch bijdraagt aan de regionale ontwikkeling.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Het project draagt nauwelijks bij aan de waterstofketen in Groningen of er is onvoldoende bewijs van impact opgenomen in de documentatie.

0

Kwaliteit van het consortium (30 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het consortium bestaat uit partners met uitgebreide, aantoonbare ervaring in vergelijkbare realisatieprojecten. De samenwerking is duidelijk gedefinieerd, formeel vastgelegd en goed gedocumenteerd. Alle relevante expertises zijn aanwezig en optimaal geïntegreerd in het project.

30

 

Goed (Middelmatige score)

Het consortium is competent en heeft relevante ervaring, maar bepaalde expertises of rollen zijn minder goed vertegenwoordigd. De samenwerking is formeel vastgelegd, maar er zijn minder concrete afspraken over taakverdeling en verantwoordelijkheden.

20

 

Voldoende (Lage score)

Het consortium beschikt over enige relevante ervaring, maar mist essentiële expertise of duidelijke afspraken over samenwerking. Er zijn beperkte inspanningen gedaan om de samenstelling te optimaliseren.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Het consortium heeft weinig tot geen relevante ervaring en er ontbreken duidelijke samenwerkingsafspraken. Dit vormt een risico voor de succesvolle uitvoering van het project.

0

Duurzaamheid (20 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

De realisatie levert significante bijdragen aan duurzaamheid door middel van meetbare reducties in CO₂-uitstoot, energieverbruik en/of fossiele brandstoffen. Er zijn concrete en ambitieuze maatregelen geïmplementeerd die duidelijk zijn geïntegreerd in alle projectfases.

20

 

Goed (Middelmatige score)

Het project draagt bij aan duurzaamheid, maar de inspanningen zijn minder ambitieus of beperkt gekwantificeerd. De focus ligt op enkele onderdelen van de keten, zonder een holistische aanpak van duurzaamheid.

15

 

Voldoende (Lage score)

Het project toont enige aandacht voor duurzaamheid, maar de maatregelen zijn niet specifiek, onvoldoende ambitieus of beperkt uitgewerkt.

10

 

Onvoldoende (Geen score)

Er is onvoldoende aandacht voor duurzaamheid of er zijn geen concrete maatregelen opgenomen die bijdragen aan de reductie van CO₂-uitstoot, fossiele brandstoffen of energieverbruik.

0

Innovatiegraad (10 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

Het project implementeert geavanceerde technologieën of innovatieve processen die aantoonbaar bijdragen aan de concurrentiekracht, efficiëntie of duurzaamheid van de waterstofketen. De innovatie is volledig geïntegreerd in de realisatie.

10

 

Goed (Middelmatige score)

Het project bevat innovatieve elementen, maar deze zijn minder baanbrekend of beperkt in hun implementatie. De impact op efficiëntie of duurzaamheid is aanwezig, maar beperkt.

7

 

Voldoende (Lage score)

Het project toont beperkte innovatie en maakt voornamelijk gebruik van bestaande technologieën of processen met minimale nieuwe toepassingen.

4

 

Onvoldoende (Geen score)

Er zijn geen aantoonbare innovaties opgenomen in het project, of de toepassing van nieuwe technologieën draagt niet bij aan de kernresultaten.

0

Samenwerking met kennisinstellingen (10 punten)

Beoordeling

Beschrijving

Punten

 

Uitmuntend (Hoogste score)

De samenwerking met kennisinstellingen is grondig uitgewerkt en gedocumenteerd. Er is een duidelijk gestructureerd plan met meetbare doelstellingen voor monitoring, evaluatie en kennisdeling. De betrokken kennisinstellingen hebben bewezen expertise en spelen een actieve rol in het versterken van de projectdoelstellingen.

10

 

Goed (Middelmatige score)

De samenwerking met kennisinstellingen is gedocumenteerd, maar de doelstellingen voor monitoring, evaluatie en kennisdeling zijn minder concreet of ambitieus. De betrokken instellingen dragen bij aan het project, maar hun rol blijft voornamelijk ondersteunend en niet essentieel voor de kernactiviteiten.

7

 

Voldoende (Lage score)

De samenwerking met kennisinstellingen is beperkt uitgewerkt. De rol van de instellingen in het project is onvoldoende gespecificeerd, en er zijn nauwelijks meetbare doelstellingen voor kennisdeling of monitoring opgenomen.

4

 

Onvoldoende (Geen score)

Er is geen samenwerking met kennisinstellingen opgenomen, of de samenwerking is onvoldoende beschreven en draagt niet bij aan de projectdoelstellingen.

0

Totaalscore

Max 100p, min 80p