Besluit van de regeringscommissaris van 18 december 2018 no 5.25A in plaats van de eilandsraad tot verordening tot vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening Sint Eustatius

Geldend van 21-12-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van de regeringscommissaris van 18 december 2018 no 5.25A in plaats van de eilandsraad tot verordening tot vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening Sint Eustatius

De regeringscommissaris voor Sint Eustatius, krachtens de Tijdelijke wet verwaarlozing Sint Eustatius handelende in plaats van de eilandsraad en in voorkomend geval in plaats van het bestuurscollege;

gelet op artikel 149 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

vast te stellen de navolgende

Algemene plaatselijke verordening Sint Eustatius

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

bebouwde kom:

min of meer aaneengesloten bebouwingen als zodanig aangewezen bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen;

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden in, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

openbare weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs, plantsoenen, bermen, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen of andere voor het publiek toegankelijke open plaatsen en wateren;

rechthebbende:

een ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover de feitelijke macht heeft;

houder van een inrichting.

hij die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting inricht of drijft.

horeca-inrichting:

  • -

    een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;

  • -

    elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;

terras:

een buiten de besloten ruimte van de horeca-inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

houder:

degene die een horeca-inrichting exploiteert of daarin feitelijk de leiding heeft.

Artikel 1.2 Aanvraag vergunning of ontheffing

Voor het verkrijgen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in deze verordening moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij het ter zake bevoegde orgaan.

Artikel 1.3 Beslissingstermijn

  • 1. Het bevoegde orgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 1.4 Vorm van vergunning of ontheffing

Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing is slechts van kracht indien zij schriftelijk is gegeven.

Artikel 1.5 Afwijking

  • 1. Van de in artikel 1.2 en 1.4 gestelde eis mag worden afgeweken indien de nakoming daarvan in verband met het spoedeisende karakter van de zaak in redelijkheid niet kan worden gevergd.

  • 2. In daartoe geëigende gevallen kan van de mondeling gegeven en meegedeelde vergunning of ontheffing binnen redelijke tijd een schriftelijke bevestiging worden gegeven aan degene aan wie zij is verleend.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 3. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1.7 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:7 Termijnen

  • 1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

Artikel 1:8 Weigeringgronden

  • 1. De vergunning of ontheffing kan in ieder geval geweigerd worden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel 1.8 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn:

    • e.

      indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.

  • 2. Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed en wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.

  • 3. Het gestelde in het tweede lid blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen.

Artikel 1.9 Inzage vergunning of ontheffing

De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid

Paragraaf 1 Overtreding van noodverordeningen

Artikel 2.1.1 Overtreding van noodverordeningen

Een ieder is verplicht gevolg te geven aan algemeen verbindende voorschriften die krachtens artikel 179 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba door de gezaghebber zijn uitgevaardigd en afgekondigd ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar.

Paragraaf 2 Gevaarlijke of hinderlijke handelingen, al dan niet op of aan de weg

Artikel 2.2.2 Doen springen van stenen door middel van ontploffing

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege en zonder de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen te hebben, door middel van ontploffing stenen te springen op plaatsen waar dit voor naburige erven of voor voorbijgangers schadelijk of gevaarlijk kan zijn.

Artikel 2.2.3 Verbod tot afsteken van vuurwerk

  • 1. Het is verboden op, vuurwerk af te steken of daarmede te werpen en buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen.

  • 2. Dit verbod geldt niet op:

    • a.

      30 december van 08.00 uur tot 20.00 uur;

    • b.

      31 december na 08.00 uur;

    • c.

      1 januari voor 02.00 uur.

  • 3. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan door het bestuurscollege, dan wel indien de bijzondere omstandigheid verband houdt met een openbare vermakelijkheid, door de gezaghebber van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing worden verleend voor andere data en tijden dan de in het tweede lid genoemde.

Artikel 2.2.4 Verbod vuur te stoken

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.2.16, 2.2.4 en 2.2.5 is het verboden in de open lucht een vuur aan te leggen, te stoken of te hebben indien daardoor schade, hinder of overlast voor anderen kan ontstaan.

  • 2. Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

    • a.

      het aanleggen, stoken of hebben van een vuur:

      • -

        onder het voortdurend toezicht van een meerderjarig persoon;

      • -

        op een afstand van meer dan 30 meter van een gebouw en van een opstapeling van oogstproducten;

      • -

        op een afstand van meer dan 100 meter van een bos;

      • -

        dat overigens geen gevaar oplevert voor de omgeving, en

      • -

        waarvan kennis is gegeven aan de brandweer;

    • b.

      het koken, bakken of braden, indien dat geen gevaar oplevert voor de omgeving.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover artikel 447 of 448 van het Wetboek van Strafrecht BES van toepassing is.

Artikel 2.2.5 Rookverbod

  • 1. Het is verboden te roken in bossen of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het bestuurscollege aangewezen periode.

  • 2. Het is verboden in bossen of binnen een afstand van honderd meter daarvan brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 3. Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 448, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht BES van toepassing is.

Artikel 2.2.6 Verbod tot gebruik van vuurwapens en windbuks

Het is verboden op de openbare weg vuurwapens of windbuksen af te schieten.

Artikel 2.2.7 Oplaten van vliegers

Het is verboden vliegers op te laten of opgelaten te hebben:

  • a.

    binnen een door het bestuurscollege bepaalde afstand vanaf een vliegveld of luchthaven;

  • b.

    indien daardoor schade kan ontstaan aan bovengrondse telefoon- of elektrische leidingen.

Paragraaf 3 Recht op betoging

Artikel 2.3.1 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2. De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4. Indien het tijdstip van aanvang van de betoging valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

  • 5. De gezaghebber kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Paragraaf 4. Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2.4.1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2. Een ieder aan wie, bij gelegenheid van een samenscholing, verstoring of dreigende verstoring van de openbare orde door een ambtenaar van politie gelast wordt zich te verwijderen in het belang van de openbare orde, is verplicht aan deze last onmiddellijk te voldoen en wel langs de weg of in de richting door de politie aangewezen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4. De gezaghebber kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

Paragraaf 5. Evenementen op of aan de weg

Artikel 2.5.1 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder "evenement" verstaan een voor publiek toegankelijke of voor deelname door het publiek openstaan evenement, zoals

  • a.

    een herdenkingsplechtigheid;

  • b.

    een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • c.

    een straat- of buurtfeest,

  • d.

    een muziekvoorstelling of

  • e.

    een wedstrijd op of aan de weg, niet zijde een wedstrijd met voertuigen;

  • f.

    In deze afdeling wordt onder "klein evenement" verstaan een evenement dat niet langer dan één dag duur.

Artikel 2.5.2 Evenementenvergunning en melding klein evenement

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de gezaghebber een evenement op of aan de weg te organiseren.

  • 2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 60 personen;

    • b.

      het evenement tussen 07.00 en 24.00 uur plaats vindt;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht of geluidsapparatuur wordt gebruikt na 23.00 uur;

    • d.

      het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      slechts kleine, onmiddellijk verplaatsbare objecten worden gebruikt, zoals kleine tafels, stoelen en parasols;

    • f.

      er een organisator is; mits

    • g.

      de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de gezaghebber.

  • 3. De gezaghebber kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Artikel 2.5.3 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Paragraaf 6 Gebruik van de weg

Artikel 2.6.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege:

  • a.

    in, op, aan of over de openbare weg iets hoegenaamd te planten, te plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te spreiden, uit te slaan, te drogen, te luchten, te slepen of te hebben;

  • b.

    goederen, puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest of bouwmaterialen op de openbare weg te deponeren of te hebben, behalve wanneer en voor zolang dit voor geregeld voortgezet laden of lossen noodzakelijk is;

  • c.

    de openbare weg als werk- of opslagplaats te gebruiken.

Artikel 2.6.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 3. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht BES of een eilandsverordening.

Artikel 2.6.3 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat

Artikel 2.6.4 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg

Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht de weg te reinigen of te doen reinigen:

  • a.

    indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, terstond na het ontstaan van de verontreiniging:

  • b.

    indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag;

Artikel 2.6.5 Vervoer van verontreinigende stoffen

Het is verboden op de openbare weg:

  • 1.

    bloed of ingewanden van dieren of stankverspreidende stoffen te vervoeren anders dan op voldoende wijze afgedekt en op andere uren dan tussen 's avonds tien uur en ‘s morgens vijf uur;

  • 2.

    puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest, zaagsel, krullen, spaanders, los stro, pakhooi, as, slijk of afval anders te vervoeren dan in vervoermiddelen, die zodanig zijn ingericht en worden gebruikt dat het storten of wegstuiven van de inhoud voorkomen wordt.

Artikel 2.6.5 Veiligheid op de weg

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      meer dan vijf kilo vuurwerk, explosieven of andere ontploffingsgevaarlijke stoffen te vervoeren zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege.

    • b.

      op of aan de openbare weg fakkels of teertonnen te branden en vuur aan te leggen of te hebben;

    • c.

      op de openbare weg voorwerpen langer dan drie meter, anders dan in horizontale stand en daarbij zodanig te dragen, dat elk uiteinde op de schouder of in de hand van de drager rust;

    • d.

      op andere dan door het bestuurscollege aangewezen plaatsen vliegers op te laten of enig balspel te spelen;

    • e.

      op daken, buiten aan gevels, muren of wanden van aan de openbare weg grenzende gebouwen of getimmerten enig werk te verrichten of aan de openbare weg te bouwen, gebouwen, muren of getimmerten af te breken, zonder dat op een van die weg zichtbare plaats aan of bij het gebouw, de muur of het getimmerte ter hoogte van 2½ a 3 meter boven de begane grond een rode driehoek met gelijke zijden van tenminste 0.3 meter uithangt en overeenkomstig bij vergunning van het bestuurscollege te stellen voorwaarden zodanige maatregelen zijn genomen dat gevaar voor voorbijgangers uitgesloten is en tussen zonsondergang en zonsopgang bovendien behoorlijke verlichting ter plaatse aangebracht is;

    • f.

      op of aan de openbare weg voorwerpen te hijsen, neer te laten of te werpen, zonder dat beneden een meerderjarig persoon staat, die voorbijgangers tijdig waarschuwt;

    • g.

      over de openbare weg openslaande deuren, vensters, luiken of bladen anders dan behoorlijk plat tegen de muur of de wand vastgezet open te laten staan;

    • h.

      aan de openbare weg metalen pinnen of puntige, stekende, scherpe of snijdende voorwerpen te plaatsen of te hebben op, aan of tegen hekken, palen of afsluitingen, muren of percelen zodanig dat zij over de openbare weg uitsteken;

    • i.

      afsluitingen, muren, percelen of houtwerk aan de openbare weg grenzende palen, kiosken of andere voorwerpen op de openbare weg staande binnen een verticale afstand van 2 meter boven de begane grond te beschilderen of te teren, zonder maatregelen te nemen om zowel bij dag als bij nacht voorbijgangers te waarschuwen, zolang het beschilderde of geteerde nog niet droog is.

    • j.

      in vensterbanken, op de rand van balkons, op bordessen of in goten voorwerpen te plaatsen of te hebben, zonder dat deze tegen het vallen op de openbare weg beveiligd zijn;

    • k.

      aan hekken, heiningen, muren, deuren, vensters, bomen of palen voorwerpen op te hangen, te bevestigen of te hebben indien deze gevaar opleveren op de openbare weg te vallen;

    • l.

      op of aan de weg een van openingen voorziene put, kelder, regenbak of soortgelijk reservoir te hebben, dat niet op zodanig deugdelijke wijze is gesloten dat er geen gevaar voor personen of dieren kan ontstaan,

    • m.

      door een ander aangebrachte waarschuwingsborden, afzettingen of verlichting ter aanduiding van gevaarlijke situaties te verwijderen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.

  • 2. Rechthebbenden op muren aan de openbare weg zijn verplicht er voor te zorgen dat bedoelde muren steeds in goede staat verkeren en dat stenen die van die muren op de openbare weg vallen onmiddellijk verwijderd worden.

  • 3. Rechthebbenden op erven die aan de openbare weg liggen, doch die iets hoger zijn gesitueerd zijn verplicht indien zij muren, heiningen of iets anders bouwen, erop toe te zien dat de stenen of andere voorwerpen die van bedoelde muren of heiningen worden geworpen niet de openbare weg blokkeren of het verkeer belemmeren.

  • 4. Rechthebbenden op erven die aan de openbare weg liggen, doch die lager zijn gesitueerd zijn verplicht indien zij muren, heiningen of ander werk uitvoeren op bedoelde erven, erop toe te zien dat de openbare weg niet wordt ondermijnd.

Paragraaf 7 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2.7.1 Hinderlijk gedrag op of aan de weg

Personen die zich op of aan de openbare weg zodanig ophouden dat zij overlast of hinder veroorzaken bij weggebruikers of bij bewoners van nabij de weg gelegen woningen, zijn, als hun door de politie gelast wordt zich daarvan te onthouden of zich vandaar te verwijderen, verplicht onmiddellijk aan deze last te voldoen.

Artikel 2.7.2 Drankgebruik op de weg

  • 1. Het is verboden op of aan de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes, plastic bekers, glazen en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor een terras dat deel uitmaakt van een horeca-inrichting of een aanhorigheid van een horeca-inrichting waarvoor op grond van de Vergunningwet BES een vergunning is verleend.

Artikel 2.7.3 Drugsgebruik op de weg

  • 1. Het is verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan de weg in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de Opiumwet 1960 BES, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

  • 2. Het is verboden op of aan de weg, op een openbare plaats, tijdens een evenement of in een horeca- Inrichting, middelen als bedoeld in de Opiumwet 1960 BES, of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 2.7.4 Vuurwerk

  • 1. Het is verboden op of aan de openbare weg of op een andere voor het publiek toegankelijke plaats, vuurwerk af te steken of daarmede te werpen, buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen, fakkels of teertonnen te branden en vuur aan te leggen of te hebben.

  • 2. Ten aanzien van het afsteken van vuurwerk geldt het in het eerste lid gestelde verbod niet op:

    • a.

      30 december van 08.00 uur tot 20.00 uur;

    • b.

      31 december na 08.00 uur;

    • c.

      1 januari voor 02.00 uur.

  • 3. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan door het bestuurscollege, dan wel indien de bijzondere omstandigheid verband houdt met een openbare vermakelijkheid, door de gezaghebber van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing worden verleend voor andere data en tijden dan de in het tweede lid genoemde.

Artikel 2.7.5 Overige gedragingen

Het is verboden op de openbare weg:

  • a.

    anderen hinder of overlast aan te doen, het verkeer enig beletsel in de weg te leggen of zich op een daarvoor hinderlijke wijze te bewegen of te bevinden;

  • b.

    te vechten, te schreeuwen, stenen of andere voorwerpen voort te schoppen, straatvuurtjes te stoken, in bomen of palen, op hekken, muren, afsluitingen, op een in beweging zijnd rijtuig, motorrijtuig of handkar te klimmen, daaraan te hangen of lopende zich achter of terzijde daarvan vast te houden, tegen kiosken, paviljoenen of muziektenten te leunen, daarop te klimmen, daaraan te hangen of op enig gedeelte daarvan te zitten, te liggen of te staan;

  • c.

    straatafsluitingen of afsluitingen die met vergunning of op last van het bevoegde gezag geplaatst zijn, weg te nemen, te verplaatsen of omver te halen;

  • d.

    dieren tegen elkaar op te hitsen;

  • e.

    met kaarten, geld, dominostenen of dobbelstenen of om geld te spelen:

  • f.

    de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • g.

    zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is een aanplakbiljet, reclameplaat, ander drukwerk of geschrift hoegenaamd aan te plakken en om op andere wijze aan te brengen of om met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen, tenzij gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

Hoofdstuk 3 Het houden van dieren

Paragraaf 1 Definities

Artikel 3.1.1 Definities

In deze afdeling wordt bedoeld met:

agressief ras:

  • a.

    de hondenrassen Pitbull, Rottweiler, Fila Brasileiro, Ridgeback, Duitse Herder, Dogo Argentino, Doberman Pincher, Bull Terriër, Buldog, Mastif, Shar-Pei, Chow – Chow, en Cane Corso;

 
  • b.

    andere hondenrassen, door het bestuurscollege aangewezen.

chippen:

het inbrengen van een ISO chip;

de dienst LVV:

het organisatieonderdeel van openbaar lichaam, belast met de uitvoering van dit hoofdstuk;

gevaarlijk hondentype:

type honden met lichamelijke kenmerken die overeenkomen met kenmerken van gevaarlijke honden en die gefokt zijn op agressief gedrag of gekenmerkt worden door agressief of gevaarlijk gedrag;

gevaarlijke hond:

honden die tot een agressief ras behoren, honden die personen en/of andere dieren hebben aangevallen en/of gevaarlijk en/of agressief gedrag hebben vertoond en honden die geheel of gedeeltelik zijn opgeleid voor bewakings-‚ opsporings-‚ of verdedigingswerk;

vee:

geiten, schapen, runderen, ezels en varkens.

Paragraaf 2 Honden

Artikel 3.2.1 Registratie en chippen

  • 1. Er wordt door de dienst LVV een register bijgehouden waarin alle honden staan ingeschreven.

  • 2. In het register wordt aantekening gehouden van de ras, geboortemaand en -jaar, geslacht en registratienummer alsmede de gegevens van de rechthebbende.

  • 3. De rechthebbenden op een hond is verplicht om de honden binnen drie maanden na de geboorte te laten registreren bij de dienst LVV. Honden die ingevoerd worden dienen terstond na de invoer te worden geregistreerd bij die dienst. Een hond die nog niet is voorzien van een ISO-chip wordt bij de registratie gechipt.

  • 4. De registratie van een hond kan uitsluitend plaatsvinden ten name van een persoon van 18 jaar of ouder.

  • 5. Van in- en uitvoer, afstand aan een ander, verkrijging of overlijden van een hond moet door de rechthebbende binnen 48 uur melding worden gemaakt aan de dienst LVV. De rechthebbende is gehouden zorg te dragen dat de dienst LVV daarbij alle benodigde gegevens ontvangt.

  • 6. De verplichting tot registratie geldt niet voor instellingen waar honden tijdelijk verblijven, zoals het dierenasiel c.q. het animal shelter.

Artikel 3.2.2 Melding vermissing, sterfte of ziekte; rabiës

  • 1. De rechthebbende op een hond is verplicht om vermissing van die hond terstond te melden bij de dienst.

  • 2. De rechthebbende op een hond is verplicht om ernstige ziekte of ziekteverschijnselen bij die hond te melden bij de dienst of een dierenarts.

  • 3. Een ieder is verplicht bij het vermoeden dat een hond besmet is met hondsdolheid, dit meteen te melden aan de gezaghebber.

Artikel 3.2.3 Verbod op het los laten lopen van honden

Het is verboden voor de rechthebbende op een hond om die hond zonder toezicht te laten op de openbare weg of op een voor ieder toegankelijk terrein of op het terrein van een ander zonder diens toestemming.

Artikel 3.2.4 Bevoegdheden van de gezaghebber

  • 1. Indien zich naar het oordeel van de gezaghebber feiten of omstandigheden voordoen welke een gevaar vormen voor de openbare orde en veiligheid of de openbare gezondheid, waarbij honden betrokken zijn, kan de gezaghebber maatregelen treffen ter voorkoming van verder gevaar.

  • 2. Tot deze maatregelen kan behoren dat de gezaghebber gelast een hond te doden.

Artikel 3.2.5 Overlast door honden

  • 1. Het is verboden aan de rechthebbende op een hond dat door toedoen van de hond overlast of hinder in de vorm van geluid, stank of vervuiling wordt veroorzaakt voor de omgeving.

  • 2. indien de in het eerste lid genoemde overlast of hinder wordt veroorzaakt op de openbare weg of op een voor ieder toegankelijk terrein, dan kan de gezaghebber, wegen en terreinen aanwijzen waarop het verboden is zich met honden te begeven.

Artikel 3.2.6 Het doden van een hond

In de gevallen waarin een hond ingevolge de bepalingen van deze eilandsverordening wordt gedood, geschiedt het doden op een wijze welke volgens veterinaire inzichten het meest geschikt is.

Artikel 3.2.7 Verplichtingen met betrekking tot gevaarlijke honden

  • 1. De rechthebbende op een gevaarlijke hond is verplicht een muilkorf voor die desbetreffende hond voorhanden te hebben die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig.

  • 2. De rechthebbende op een gevaarlijke hond is verplicht te zorgen dat

    • a.

      indien deze zich buiten het terrein van de houder bevindt dat de hond kort aangelijnd is houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter en voorzien is van een muilkorf als hiervoor omschreven;

    • b.

      indien de hond zich in de buurt van personen van 1,60 m of kleiner te bevindt, de hond is voorzien van een muilkorf, als hiervoor omschreven.

  • 3. De rechthebbende op een gevaarlijke hond die zijn hond laat loslopen op zijn erf draagt zorg voor:

    • a.

      een deugdelijke omheining van zijn erf;

    • b.

      een duidelijk zichtbaar waarschuwingsbord, waarop wordt gewaarschuwd voor het aanwezig zijn van een gevaarlijke hond;

    • c.

      dat zijn erf ten allen tijde afgesloten is en alle toegangen tot het erf moeten zijn voorzien van een deugdelijke poort met een vergrendelbaar slot.

Paragraaf 3 Vee

Artikel 3.3.1 Registratie van vee

  • 1. Er wordt door de dienst LVV een register bijgehouden waarin alle vee is ingeschreven.

  • 2. In het register wordt aantekening gehouden van de diersoort, geboorte maand en jaar, geslacht, registratienummer en de gegevens van de rechthebbende.

  • 3. Van de geboorte, in- of uitvoer, slacht of anderszins sterfte van vee moet door de rechthebbende binnen 48 uur een melding worden doorgegeven aan de dienst LVV. De rechthebbende is gehouden zorg te dragen dat de dienst LVV alle benodigde gegevens ontvangt.

Artikel 3.3.2 Merktekens

  • 1. De rechthebbende op vee is verplicht om zijn vee binnen drie maanden na de geboorte te laten merken met een uitwendig merkteken en te laten registreren door de dienst LVV. Vee dat is ingevoerd van buiten het eiland moet binnen vier weken worden gemerkt.

  • 2. Het merk bestaat uit een plastic oormerk met een unieke, eenmalig uit te geven cijfercombinatie bestaande uit vijf posities oplopende van 00001 tot 99999

    • a.

      groot 3-1/4 x 3 inch aan te brengen bij runderen en ezels.

    • b.

      groot 2 x 1-3/4 inch aan te brengen bij schapen varkens en geiten.

  • 3. Vee, ingevoerd van buiten het eiland en voorzien van een uitwendig merkteken, mits het geen insnijding(en) in een of beide oren, couperen van staart of andere uitwendige veranderingen betreft,behoeft niet opnieuw uitwendig te worden gemerkt. Het merken van het dier kan dan plaatsvinden via het inbrengen van een ISO chip.

  • 4. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid ingeval van:

    • a.

      doorvoer van vee,waarbij het vee in een afsluitbare kraal maximaal 48 uur op het eiland verblijft;

    • b.

      quarantaine van vee.

Artikel 3.3.3 Het laten loslopen van vee

Het is verboden:

  • a.

    vee onbeheerd op of langs de openbare weg te laten loslopen;

  • b.

    vee te laten loslopen op het terrein van een ander zonder diens toestemming;

  • c.

    vee te laten loslopen op domeingrond; en meer in het algemeen

  • d.

    vee op een terrein te laten loslopen dat niet is voorzien van een deugdelijke veekering, dan wel om toestemming te geven aan een ander om vee daarop te laten los lopen.

Paragraaf 4 Algemeen

Artikel 3.4.1 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1. Het is verboden op door het bestuurscollege ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen,

    • a.

      bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels;

    • c.

      aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven; of[te voeren.

  • 2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.4.2 Houden van wilde dieren

  • 1. Het is verboden een niet-gedomesticeerd dier dat bij ontsnapping voor mens of dier gevaar kan opleveren te houden.

  • 2. Het bestuurscollege kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.4.3 Pluimvee

Het is verboden:

  • a.

    niet-uitvliegend pluimvee op de openbare weg te laten lopen;

  • b.

    uitvliegend pluimvee te houden of te doen of laten houden binnen een door het bestuurscollege vastgestelde afstand vanaf een vliegveld.

Hoofdstuk 4 Horeca-inrichtingen

Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling worden onder bezoekers niet verstaan:

  • a.

    de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;

  • b.

    de personen die binnen de horeca-inrichting nachtverblijf houden en zijn opgenomen in het register als bedoeld in artikel 458 van het Wetboek van Strafrecht BES;

  • c.

    de personen wier aanwezigheid in de horeca-inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 4.2 Relatie tot de Vergunningwet BES

Dit hoofdstuk blijft buiten toepassing indien en voor zover haar toepassing in strijd zou zijn met het bepaalde in de Vergunningwet BES.

Artikel 4.3 Sluitingstijd

  • 1. Het is de houder van een horeca-inrichting verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 02.00 uur en 06.00 uur (sluitingstijd).

  • 2. De gezaghebber kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 4.4 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1. De gezaghebber kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horeca-inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen..

  • 2. De gezaghebber maakt de sluiting van een horeca-inrichting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn besluit op of nabij de toegang of toegangen van de horeca-inrichting. Het besluit wordt van kracht op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

Artikel 4.5 Toegang ambtenaren van politie en toezichthouders

De houder van een horeca-inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie en toezichthouders vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn horeca-inrichting:

  • a.

    gedurende de tijd dat de horeca-inrichting voor bezoekers geopend is, dan wel

  • b.

    gedurende de tijd dat de horeca-inrichting gesloten dient te zijn en er daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.

Artikel 4.6 Verboden gedragingen

Het is verboden in een horeca-inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de horeca-inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit van de gezaghebber.

Artikel 4.7 Drankverstrekking buiten een horeca-inrichting

  • 1. Het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse op of aan de weg is verboden.

  • 2. Dit verbod geldt niet voor:

    • a.

      op een bij een horeca-inrichting behorend terras;

    • b.

      aan personen die gebruik maken van de op het terras aanwezige zitplaatsen;

    • c.

      op tijden dat de horeca-inrichting geopend mag zijn.

Artikel 4.8 Verlichting terras

Het terras dient tijdens het gebruik als zodanig voldoende verlicht te zijn.

Artikel 4.9 Geluidsapparaten in horeca-inrichtingen

  • 1. Het is de houder van een horeca-inrichting verboden daarin of in de aanhorigheid ervan zonder of in afwijking van een vergunning van de gezaghebber ten behoeve van het publiek een geluidsapparaat in werking te hebben, of toe te laten dat daarin een geluidsapparaat in werking is gebracht.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien en voor zover het betreft het ten gehore brengen van muziek als bedoeld in artikel 52 van de Vergunningwet BES.

Hoofdstuk 5 Volksgezondheid

Artikel 5.1 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 5.3 Toestand van putten

De toestand van putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen:

  • a.

    gevaar oplevert voor de veiligheid;

  • b.

    nadeel voor de gezondheid of hinder veroorzaakt.

Artikel 5.3 Beer- of zinkputten

  • 1. Rechthebbenden op een onroerend goed zijn verplicht ervoor te zorgen dat de afstand tussen hun beer- of zinkput ten opzichte van een in de omgeving aanwezige watervoorziening tenminste 10 meter bedraagt.

  • 2. In bestaande situaties mag de afstand minder dan 10 meter bedragen, indien:

  • a. beer- of zinkput ten opzichte van de watervoorziening dieper is gelegen en een deugdelijke scheidingswand tussen de beer- of zinkput en de watervoorziening is aangebracht;

  • b. er sprake is van een hellend terrein, waarbij de beer- of zinkput lager is gelegen dan de watervoorziening.

Artikel 5.4 Schoonhouden erf en bestrijding schadelijk gedierte

  • 1. Rechthebbenden op erven zijn verplicht er voor te zorgen dat hun erf schoon wordt gehouden.

  • 2. Als op een erf schadelijk gedierte wordt geconstateerd, dient de rechthebbende op dat erf dit te bestrijden.

  • 3. Hij dient het vermenigvuldigen van muggen zoveel mogelijk te voorkomen.

Artikel 5.5 Deugdelijk afdekken van eetwaren

  • 1. Het is verboden op of aan de openbare weg suikergoed, brood en andere eetwaren, bestemd om ongekookt of ongeschild genuttigd te worden dan wel om ter plekke bereid te worden, anders dan behoorlijk en zindelijk gedekt te vervoeren, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben.

  • 2. Dit verbod geldt niet indien en voor zover de Warenwet BES in dit onderwerp voorziet

Artikel 5.6 Ondeugdelijke eet- en drinkwaren

  • 1. Het is verboden eet- en drinkwaren waarvan de uiterste houdbaarheids- of verkoopdatum is verstreken, verpakte of onverpakte eetwaren waarin zich insecten bevinden dan wel eet- of drinkwaren die door hun ondeugdelijkheid de gezondheid of veiligheid van de mens in gevaar kunnen brengen, te koop aan te bieden, uit te stallen, ten verkoop in voorraad te hebben, af te leveren, te bereiden of te serveren:

    • a.

      op of aan de openbare weg;

    • b.

      in een horeca- inrichting; dan wel

    • c.

      op een andere voor het publiek toegankelijke plaats.

  • 2. Dit verbod geldt niet indien en voor zover de Warenwet BES in dit onderwerp voorziet.

Hoofdstuk 6 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van het eiland

Paragraaf 1 Geluidhinder

Artikel 6.1.1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

geluidhinder:

gevaar, schade of hinder als gevolg van geluid;

geluidsapparaat:

een apparaat bestemd of mede bestemd voor het voortbrengen van geluid, zoals geluidversterkende apparatuur en luidsprekers, muziekinstrumenten en speelautomaten;

toestel:

een geluidsapparaat, dan wel een toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig daaronder niet begrepen;

Artikel 6.1.2 Geluidsoverlast.

  • 1. Het is verboden om met geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen te verrichten of installaties en toestellen in werking te hebben, waardoor voor een omwonende of voor de omgeving geluidsoverlast ontstaat of toe te laten dat deze handelingen worden verricht.

  • 2. Geluidsoverlast is in ieder geval aanwezig indien sprake is van overschrijding van de volgende waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, uitgedrukt in dB(A), gemeten de in de tabel aangegeven plaatsen Deze geluidswaarden zijn inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege een duidelijk herkenbaar muziekkarakter:

     

    07:00 – 19:00

    19:00 – 23:00

    23:00 – 07:00

    Langtijdgemiddelde op gevel van gebouwen

    50 dB(A)

    45 dB(A)

    40 dB(A)

    Langtijdgemiddelde in in- en aanpandige gebouwen

    35 dB(A)

    30 dB(A)

    25 dB(A)

    Max geluidsniveau op gevel van gebouwen

    70 dB(A)

    65 dB(A)

    60 dB(A)

    Max geluidsniveau in in- en aanpandige gebouwen

    55 dB(A)

    50 dB(A)

    45 dB(A)

  • 3. Metingen en berekeningen ter controle van voornoemde geluidniveaus vinden plaats overeenkomstig de HRMI-99. In tegenstelling tot de HRMI-99 mogen metingen ook uitgevoerd worden met een, volgens de specificaties van IEC-publicatie 60651, type 2 geluidsniveaumeter.

  • 4. De in de tabel opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax zijn niet van toepassing op laad- en losactiviteiten en autoverkeer.

  • 5. De in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen.

  • 6. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 6.1.3 Geluidswagens

Het is verboden op de openbare weg bij het venten, bij het doen van omroepingen of bij het verspreiden, aanbevelen, aankondigen of bekendmaken van gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen zodanig te roepen, rond te gaan of te rijden met zodanige reclamemiddelen of zodanige geluidmakende middelen dat daardoor de openbare orde wordt verstoord.

Paragraaf 2 Bodem- weg- en milieuverontreiniging

Artikel 6.2.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      afval of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats op of in de bodem te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;

    • b.

      een op of aan de weg geplaatste afvalmand, -bak of soortgelijk voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan voor het daarin deponeren van klein afval, zoals verpakkingen van versnaperingen en kleine eetwaren, en sigaretten- en sigarendoosjes.

  • 2. Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden en lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 3. Het bestuurscollege kan van het in het eerste lid, onder a, gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 6.2.2 Verbod schadelijke lozingen

Het is verboden afvalwater of water dat doortrokken is met of vuil is van ruwe olie dan wel olieproducten, ruwe olie of chemicaliën te doen of te laten afvloeien, te storten of te werpen in de openbare rioleringen of zeewateren of op de openbare wegen.

Paragraaf 3 Maatregelen tegen ontsiering

Artikel 6.3.1 Ontsierende of hinderlijke reclames e.d.

  • 1. Het is verboden op of aan een onroerend goed handelsreclame welke van de weg af zichtbaar is, aan te brengen dan wel als rechthebbende of gebruiker van dat onroerend goed die reclame in stand te houden of de aanwezigheid te gedogen.

  • 2. Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op reclame voor zaken, die worden vervaardigd of verhandeld dan wel voor een beroep of een bedrijf, dat wordt uitgeoefend op of in het onroerend goed, voor zover het bestuurscollege niet in een aanschrijving aan de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed heeft verklaard, dat de reclame naar zijn mening de welstand op ontoelaatbare wijze schaadt. Deze aanschrijving wordt niet verzonden alvorens vier weken zijn verlopen nadat het bestuurscollege de eigenaar of de gebruiker schriftelijk mededeling heeft gedaan van zijn bezwaren;

    • b.

      op reclame, aangebracht op een bord met een oppervlakte van ten hoogste 1 m2, tot het te koop of te huur aanbieden van een of meer gebouwen of terreinen.

  • 3. Het bestuurscollege kan van het in het eerste lid vervatte verbod ontheffing verlenen indien de reclame naar zijn oordeel de welstand niet op ontoelaatbare wijze schaadt.

Artikel 6.3.2 Geplaatst hebben van zeecontainers

  • 1. Het is verboden een zeecontainer langer dan 48 uur op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig te hebben.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      zeecontainers die kennelijk voor hun oorspronkelijke doel als transportcontainer in gebruik zijn;

    • b.

      zeecontainers voor het plaatsen waarvan een bouwvergunning is verleend.

  • 3. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 6.3.3 Geplaatst houden van aan hun gebruik onttrokken bovengrondse installaties.

Het is verboden op een voor het publiek zichtbare plaats geheel of gedeeltelijk bovengrondse installaties aanwezig te hebben, als die niet meer gebruikt worden en kennelijk ook niet meer gebruikt zullen worden voor het doel waarop zij zijn opgericht.

Artikel 6.3.4 Geplaatst of gestald hebben van vaartuigen op het land

  • 1. Het is verboden een vaartuig langer den 72 uur geplaatst of gestald te hebben op het land op een voor het publiek zichtbare plaats.

  • 2. Het bestuurscollege kan plaatsen aanwijzen bij openbaar bekend te maken besluit waar het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt. Het bestuurscollege kan bepalen dat een aanwijzing alleen geldt voor bepaalde categorieën van vaartuigen.

  • 3. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Hoofdstuk 7 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van het eilandgebied

Paragraaf 1 Parkeerexcessen

Artikel 7.1.1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wegen: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs alsmede de tot de wegen behorende bermen of zijkanten;

  • b.

    voertuigen: alle rij- en voertuigen, met uitzondering van:

    • -

      fietsen en bromfietsen;

    • -

      kruiwagens en dergelijke kleine voertuigen, rolstoelen;

  • c.

    parkeren: het doen of laten staan van voertuigen, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

Artikel 7.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  • 1. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren; dan wel

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 2. Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:

    • a.

      de voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, zulks gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

    • b.

      voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.

  • 3. Het bestuurscollege kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 7.1.3 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan 48 uur op de weg te parkeren.

Artikel 7.1.5 Voertuigen anders uitsluitend voor verkeersdoeleinden

  • 1. Het is verboden een voertuig, zoals een magazijnwagen of keetwagen, dat uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan op drie achtereenvolgende dagen te doen of laten staan op de weg .

  • 2. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 7.1.6 Parkeren van grote voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren:

    • a.

      waar dit schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van het eiland;

    • b.

      waar dit het doelmatig gebruik van de weg belemmert.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 3. Het bestuurscollege kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 7.1.7 Parkeren van uitzichtbelemmerde voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 7.1.8 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden.

Paragraaf 2 Collecteren

Artikel 7.2.1 Inzameling van geld

  • 1. Het is, verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege op de openbare weg of aan huis inzamelingen van geld of goederen te houden indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2. Dit verbod geldt niet voor een inzameling in besloten kring.

Paragraaf 3 Venten en standplaatsen

Artikel 7.3.1 Venten e.d.

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege huis aan huis eet- of drinkwaren te koop aan te bieden of te verkopen, anders dan op bestelling en anders dan buiten een vaste kring van klanten.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • d.

      in het belang van de volksgezondheid.

Artikel 7.3.2 Standplaatsen; uitstallingen op de weg

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege op of aan de openbare weg of aan een openbaar water:

    • a.

      met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden;

    • b.

      anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;

    • c.

      ten behoeve van het publiek stoelen, banken of andere zitplaatsen te hebben.

  • 2. Dit verbod geldt niet voor terrassen bij horeca-inrichtingen voor zover het betreft de uitoefening van het horecabedrijf.

  • 3. Het college kan de vergunning weigeren

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • e.

      in het belang van de volksgezondheid, voor zover niet de Warenwet BES van toepassing is.

Paragraaf 4 Waarschuwingsborden en verkeerstekens

Artikel 7.4.1 Gedoogplicht waarschuwingsborden en verkeerstekens

  • 1. Het bestuurscollege kan rechthebbenden verplichten om toe te laten dat door of vanwege het bestuurscollege waarschuwingsborden of verkeerstekens aan hun gebouw of getimmerte of op hun erf worden aangebracht.

  • 2. Het is verboden het aldus aangebrachte bord of teken te wijzigen, onzichtbaar of onherkenbaar te maken dan wel om dit te verwijderen.

Paragraaf 5 Maatregelen ter bescherming van dieren

Artikel 7.5.1 Mishandelen van dieren

Het is verboden:

  • a.

    op de openbare weg een trekdier te besturen, dat gewond of door een uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening is aangetast, tenzij het dier in die toestand is geraakt tijdens het gebruik dat er van gemaakt werd op het ogenblik dat het feit geconstateerd werd en het nog niet mogelijk is geweest het buiten gebruik te stellen;

  • b.

    een stuk vee op de openbare weg te laten gaan, wanneer redelijkerwijs te voorzien is, dat het tengevolge van verwonding of zwakte zijn bestemming niet zal kunnen bereiken;

  • c.

    op de openbare weg vee te vervoeren met de kop buiten het vervoermiddel of in liggende houding in zulk een aantal, dat de bodem van het vervoermiddel niet elk stuk vee voldoende en behoorlijke ligplaats verschaft;

  • d.

    op de openbare weg een rijtuig te besturen, indien het vervoerde, daaronder begrepen de bestuurder en andere inzittenden, zich niet in evenwicht bevindt of wegens de zwaarte bovenmatige inspanning bij het trekdier vergt;

  • e.

    op de openbare weg een rijtuig of een trekdier te besturen, indien enig deel van het tuig, wegens hardheid, onvoldoende breedte of afmetingen bij het dier schaafwonden of andere verwondingen veroorzaakt.

Artikel 7.5.2 Vastleggen van honden en katten

  • 1. Het is verboden een hond vast te leggen, te doen vastleggen of vastgelegd te hebben of te houden, tenzij de hond is voorzien van een halsband, waarvan de lengte en breedte zodanig zijn dat de band voor hem niet schadelijk is en op zodanige wijze is vastgelegd dat hij zich ongehinderd kan bewegen.

  • 2. Binnen het bereik van de vastgelegde hond moeten zich een schaduwrijke plek en/of ruimte bevinden waar het dier beschutting heeft tegen weersomstandigheden zoals zon en regen.

  • 3. Het is verboden katten vast te leggen, vast te zetten, vastgelegd of vastgezet te hebben, dan wel te doen of te laten vastzetten.

Artikel 7.5.3 Bescherming van vee tegen weersomstandigheden

Het is verboden anders dan kortstondig vee vast te zetten dan wel in een koraal of stal te hebben, indien het niet afdoende wordt beschut tegen weersomstandigheden zoals zon en regen.

Paragraaf 6 Perceelnummers, straatnaamborden, waarschuwingsborden en verkeerstekens

Artikel 7.6.1 Perceelnummers

De rechthebbende op een bouwwerk, gebouw of getimmerte is verplicht te zorgen dat:

  • a.

    het nummer op een daarvoor geschikte plaats aangebracht, welke ter hoogte van tenminste anderhalve meter en ten hoogste drie meter boven de begane grond gelegen, zo mogelijk van de openbare weg zichtbaar zijn;

  • b.

    het daarop of daarbij geplaatste nummer in goed leesbare staat onderhouden blijft.

Artikel 7.6.2 Leesbaarheid nummer

  • 1. De rechthebbende is verplicht ervoor te zorgen, dat tijdens het verrichten van werkzaamheden aan het perceel het nummer duidelijk leesbaar blijft aangeduid.

  • 2. Het is verboden het nummer, van het perceel te verwijderen of een ander nummer aan te brengen of te hebben.

Artikel 7.6.3 Gedoogplicht

Het is verboden het aldus aangebrachte bord, nummer of teken te wijzigen, onzichtbaar of onherkenbaar te maken, te verwijderen, zonder indicatie van het bestuurscollege.

Hoofdstuk 8 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8.1 Strafbepaling

Overtreding van enige bepaling van deze eilandsverordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 8.2 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast de door het bevoegd gezag aangewezen personen.

Artikel 8.3 Binnentreden woningen.

Indien het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van een voorschrift van deze verordening dat strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen vereist dat de met het toezicht op de naleving of de opsporing belaste personen bevoegd zijn binnen te treden in een woning zonder toestemming van de bewoner, wordt aan hen deze bevoegdheid verleend.

Artikel 8.4 Overgangsbepalingen

  • 1. Deze eilandsverordening kan worden aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Sint Eustatius.

  • 2. Zij treedt in werking op de dag na die van haar afkondiging.

  • 3. De navolgende verordeningen worden ingetrokken:

    • a.

      Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap 1993,

    • b.

      de Hondenverordening Sint Eustatius,

    • c.

      de Eilandsverordening regelende het merken en registreren van vee op het eiland Sint Eustatius (Vee Registratie Verordening); alsmede

    • d.

      het Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 22 december 1997 regelende het registreren van vee vallende onder de Vee registratie verordening

  • 3. Vergunningen, ontheffingen en andere beschikkingen krachtens deze verordeningen verleend of genomen worden geacht te zijn verleend of genomen krachtens deze verordening.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de in het eerste lid genoemde verordeningen is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 5. Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de in het eerste lid genoemde verordeningen, zijn niet van toepassing:

    • a.

      gedurende drie maanden na het in werking treden van deze verordening;

    • b.

      ook na de onder a bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag als bedoeld in artikel 1.2 heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.

Ondertekening

Aldus besloten door de regeringscommissaris op 18 december 2018

De regeringscommissaris,

w.g. De heer M.C.F. Franco