Verordening op de projectcommissie herziening omgevingsplan

Geldend van 09-12-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening op de projectcommissie herziening omgevingsplan

Gedeputeerde Staten van Provincie Flevoland

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de projectcommissie herziening omgevingsplan

  • b.

    lid: lid van de commissie omgevingsplan;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de commissie of diens vervanger;

  • d.

    commissiegriffier: secretaris de commissie of diens vervanger;

  • e.

    griffier: griffier van provinciale staten of diens vervanger;

  • f.

    vergadering: vergadering van de commissie;

  • g.

    de secretaris: de secretaris van het college van gedeputeerde staten;

  • h.

    presidium: het presidium van provinciale staten.

Hoofdstuk 2: Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2. Instelling commissie

Provinciale staten stellen de projectcommissie herziening omgevingsplan in.

Artikel 3. Taken

De commissie heeft de volgende taken:

  • a.

    het - al dan niet uit eigener beweging - uitbrengen van advies aan de provinciale staten over :

    • 1.

      zowel de partiële als de daarop volgende algemene herziening van het Provinciaal omgevingsplan.;

    • 2.

      de aanpak voor het op een interactieve wijze betrekken van de bevolking, doelgroepen en instellingen bij de start, het verloop en de afronding van het betreffende beleidsproces;

    • 3.

      de opstelling van beleidsdoelstellingen en indicatoren op basis waarvan provinciale staten in de gelegenheid zijn de met de herziening van het omgevingsplan beoogde beleidseffecten periodiek te toetsen en zonodig tot aanpassing van de kaders te komen;

    • 4.

      de evaluatie van het betreffende beleidsproces.

  • b.

    het in het kader van de onder a gestelde en ten behoeve van de eigen meningsvorming zelfstandig organiseren van gesprekken met belanghebbenden en belangstellenden, inspraakavonden en andere modaliteiten welke daartoe dienstbaar kunnen zijn.

  • c.

    voeren van overleg met het college van gedeputeerde staten of de commissaris van de koningin over door het college van gedeputeerde staten of de commissaris van de koningin verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de partiële en/of algehele herziening van het omgevingsplan.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1.

    De commissie bestaat uit ten minste één en maximaal drie leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in provinciale staten.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde leden worden door provinciale staten op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Een lid kan zowel statenlid als niet-statenlid zijn. De in het eerste lid genoemde leden dienen voorzover zij geen staten-lid zijn tijdens de laatste verkiezingen van provinciale staten geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van een krachtens die verkiezingen in provinciale staten vertegenwoordigde politieke partij. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet zijn op hen van overeenkomstige toepassing .

  • 4.

    Provinciale staten benoemen op voordracht van een fractie voor de commissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een statencommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het derde lid, genoemde vereisten.

  • 5.

    De benoeming van leden en plaatsvervangende leden in vacatures die na de aanvang van de zittingsperiode van provinciale staten ontstaan, geschiedt op voordracht van de betreffende fractie door de voorzitter van Provinciale Staten, gehoord de Commissie Bestuur, die daartoe zo nodig per

    E-mail door de voorzitter van Provinciale Staten kan worden geraadpleegd.

Artikel 5. Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de provinciale staten uit zijn midden benoemd.

  • 2.

    De voorzitter is lid van de commissie en heeft stemrecht.

  • 3.

    De voorzitter is niet tevens woordvoerder van de fractie waaruit hij afkomstig is.

  • 4.

    De fractie waaruit de voorzitter afkomstig, kan aan Provinciale Staten een extra lid ter benoeming voordragen, welk lid namens de fractie de woordvoerder is.

  • 5.

    Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in lid 4, onthoudt de voorzitter zich in voorkomende gevallen van deelname aan de stemming.

  • 6.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6. Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van provinciale staten.

  • 2.

    Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een statencommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    Provinciale staten kunnen een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4.

    Provinciale staten kunnen de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5.

    Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan provinciale staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6.

    Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslissen provinciale staten zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7.

    Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van provinciale staten niet langer vertegenwoordigd is in provinciale staten, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7. Griffier en commissiegriffier

  • 1.

    Het presidium benoemt ter ondersteuning van de commissie een medewerker van de griffie als commissiegriffier

  • 2.

    De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door daartoe door het presidium aangewezen medewerker van de griffie.

  • 4.

    De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3: Aanwezigheid college van gedeputeerde staten

Artikel 8. Gedeputeerde staten

  • 1.

    De voorzitter kan de commissaris van de koningin en één of meer gedeputeerden uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Op de agenda voor de commissievergadering wordt per agendapunt de naam van de uitgenodigde persoon of personen vermeld

  • 2.

    Indien een fractie anders dan hetgeen uit het bepaalde in het eerste lid blijkt, van mening is dat de aanwezigheid in de vergadering en deelname aan de beraadslagingen van ??één of meer van de in het eerste lid bedoelde personen bij ?één of meer agendapunten toch gewenst is geven zij hiervan uiterlijk 2 x 24 uur vóór aanvang van de commissie-vergadering schriftelijk of telefonisch kennis aan de voorzitter.

  • 3.

    Indien de commissaris van de koningin of een gedepu-teerde bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deel-nemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 4.

    De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 5.

    De commissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de commissaris van de koningin en één of meer gedeputeerden niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

Artikel 9. Secretaris

De commissie kan het college verzoeken de secretaris of een door deze aan te wijzen andere ambtenaar aanwezig te laten zijn in de vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

Hoofdstuk 4: Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10. Vergaderfrequentie

  • 1.

    Het presidium bepaalt mede lettende op het planningsschema voor de partiële en algehele herziening van het omgevingsplan de dagen en tijdstippen waarop de vergaderingen van de commissie zullen worden gehouden .

  • 2.

    De commissie vergadert voorts :

    • a.

      indien de voorzitter dat nodig oordeelt

    • b.

      wanneer er door tenminste 3 commissieleden schriftelijk met opgaaf van redenen om is gevraagd.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt in de situatie als bedoeld in artikel 10 lid 2, sub b na overleg met de betrokken commissieleden plaats, dag en tijdstip van de vergadering.

  • 4.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier

Artikel 11. Oproep

De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 91, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 12. De agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan het presidium na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvulling op de onder 1 bedoelde agenda toezenden.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de commissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren

  • 4.

    Wanneer de commissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de commissaris van de koningin nadere inlichtingen of advies vragen. De commissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagen-deerd wordt.

  • 5.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het provinciehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het provinciehuis gebracht.

  • 3.

    Indien voor stukken op grond van artikel 91, eerste en tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 14. Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis bladen, in het provinciaal informatieblad of op de voor afkondigingen in de provincie gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van de provincie ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16. Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De commissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is

Artikel 17. Spreekrecht burgers

  • 1.

    Ter vergadering aanwezige burgers kunnen gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft open-gestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aan-bevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene , die van het spreekrecht, als bedoeld in het eerste lid gebruik wil maken, kan dit tot vóór de aanvang van de vergadering melden bij de commissiegriffier onder vermelding van zijn naam en het agendapunt waarbij en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter doet bij aanvang van de vergadering mede-deling van de ingediende verzoeken als bedoeld in lid 1 en verleent het woord bij aanvang van de behandeling van de betreffende agendapunten, voordat de leden en de voorzitter daarover in eerste termijn het woord hebben gevoerd, zulks in volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 kunnen burgers ook een verzoek indienen het woord te voeren over niet op de agenda staande, maar wel tot het werkterrein van de commissie behorende onderwerpen . Indien het verzoek door de voorzitter wordt ingewilligd verleent hij het woord direct na opening van de vergadering en hanteert hij een spreektijd van maximaal vijf minuten.

  • 8.

    Op een verzoek als bedoeld in lid 7 is het bepaalde in de leden 2, 3, 4, 5 en 6 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Notulen

  • 1.

    De ontwerp-notulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerp-notulen worden op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering worden, zo mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de commissaris van de koningin en de gedeputeerden, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de notulen aan de commissie te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van de notulen bij de commissie-griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de commissaris van de koningin, de gedeputeerden, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, allen voorzover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben, afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een samenvatting van het advies aan provinciale staten onder vermelding van de namen van de leden die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de leden die zich niet uitgelaten hebben;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de statencommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 19. Spreekregels

  • 1.

    Een lid, de voorzitter, de commissaris van de koningin, een gedeputeerde, de secretaris spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20. Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid, de commissaris van de koningin, een gedeputeerde of de secretaris, voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 21. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de statencommissie anders beslist

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22. Spreektijd

De voorzitter kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 23. Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de statencommissie terstond.

Artikel 24. Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan de commissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ont-zeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 25. Beraadslaging

  • 1.

    De commissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 26. Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De commissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 27. Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de commissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de commissie of er een advies aan de provinciale staten wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de commissie een advies aan de provinciale staten uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4.

    In het advies worden de standpunten van alle fracties en buitengewone leden opgenomen.

Hoofdstuk 5: Besloten vergadering

Artikel 28. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 29. Notulen

  • 1.

    De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier

  • 2.

    Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.

  • 3.

    Tijdens deze vergadering neemt de statencommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 30. Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de statencommissie overeenkomstig artikel 91, eerste lid, van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De commissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 31. Opheffing geheimhouding

Indien provinciale staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Provinciewet voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de commissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de commissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6: Toehoorders en pers

Artikel 32. Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 33. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 34. Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

Artikel 35 Relatie met overige statencommissies.

Aan in artikel 3, van de Verordening op de statencommissies 2003 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende: 'd. Het gestelde in de leden a. b. en c. is niet van toepassing voorzover het de partiële en/of algehele herziening van het omgevingsplan betreft'.

Artikel 36 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de statencommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 4 september 2003

Ondertekening

voorzitter en secretaris